RECHTZAKEN
Ex-burgemeester
Ootmarsum
ambtenarenge
recht
HOE MEER I.EDEN
ZATERDAG 17 JUNI 1939
OE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
van
voor
De met ingang van 1" Maart van dit jaar
ontslagen burgemeester van Ootmarsum,
jhr. E. L. M. T. J. von Bönninghausen, die
door de Kroon van zijn functie ontheven
werd, omdat hij onnationale uitdrukkingen
zou hebben gebruikt, heeft met dit ontslag
geen genoegen genomen. In de eerste
plaats heeft hij eenige dagen, nadat de
ontslagbrief hem bereikte, zich tot H. M.
de Koningin gewend, met het verzoek hem
voor een nieuwe benoeming tot burge
meester van Ootmarsum in aanmerking te
doen komen en in de tweede plaats is hij
bij het ambtenarengerecht in Arnhem in
beroep gekomen tegen 't ontslag.
Dit ambtenarengerecht kwam, zooals
reeds gemeld, gisteren te Almelo bijeen
om van de ontslagkwestie en wat daar om
heen zit, kennis te nemen.
Daarbij doet zich allereerst de belang
wekkende vraag voor, of het gerecht in
derdaad bevoegd is in deze een uitspraak
te doen. Er bestaat geen jurisprudentie
omtrent dergelijke gevallen, daar het
eigenlijk nooit is voorgekomen, dat een
(burgemeester onder deze omstandigheden
ontslag is gegeven, terwijl een of ander
ambtenarengerecht ook nog nimmer de
vraag heeft beoordeeld, of het competent
is een uitspraak te doen in een geschil tus-
schen de Kroon en een burgemeester. Het
is dus feitelijk niet uitgemaakt, of een bur
gemeester ambtenaar in den zin der wet
moet worden geacht en het Arnhemsche
ambtenarengerecht moet zich dus in eerste
instantie hierover uitspreken, voordat het
de zaak zelve beoordeelt.
Dit neemt niet weg, dat de zitting ge
woon haar gang kon gaan, want het ge
recht volgde den gebruikelijken weg en
ging pas in raadkamer na afloop van de
zitting.
Tal van personen waren gedagvaard. De
raadsman van den ex-burgemeester, diens
broer jhr. mr. E. J. B. M. von Bönninghau
sen, lid der Eerste Kamer, had o.m. de mi
nisters Goseling en Van Boeüen opgeroe
pen, den eerste omdat deze een onderzoek
had gelast en den tweede omdat hij als
partij, optredende voor de Kroon, werd be
schouwd Voorts waren diverse personen,
betrokken in deze zaak, gedagvaard, zoo
als een wethouder van Oostmarsum (die
verklaard heeft, dat de ontslagene de ge
ïncrimineerde woorden had gebezigd), de
waarnemend commissaris der Koningin mr.
dr. J. W. Schneider te Hengeloo, enkele in-
dustrieelen enz. De heer Schneider was
aanwezig geweest bij het verhoor, dat den
heer Van Bönninghausen in Januari door
minister Van Boeijen persoonlijk was afge
nomen, de industrieelen hadden aangeze
ten aan een jachtmaaltijd, tijdens welken
de voormalige burgemeester ook eenige
uitlatingen zou hebben gedaan, welke niet
door den beugel konden.
Voorzitter van het ambtenarengerecht
was dr. J. J. de Waal Malefyt te Arnhem,
leden waren mr. A. C. Knook te Almeloo
en H. C. Nijkamp te Enschede.
Nadat de gewone formaliteiten zijn
vervuld en nadat de conclusies van
klager en den minister zijn voorgele
zen, wordt jhr. v. Bönninghausen naar
voren geroepen om enkele vragen te
beantwoorden, nopens den ambtstijd
der wethouders van Ootmarsum en het
karakter der vergadering van B. en W.,
waarbij bleek, dat men in September
j.l. bij wijze van uitzondering gespro
ken had over de internationale politiek.
Klager geeft toe, wel eens een uitla
ting te hebben gedaan, waaruit zijn ge
zindheid bleek, welke pro-Duitsch
Tijdens liet jachtdiner in October j.l.,
waar jhr. van B. zijn gewraakte uitlating
zou hebben gedaan, zat de wethouder Joos-
ten tamelijk ver van den burgemeester af.
Uitvoerig bespreekt de president de si
tuatie aan tafel. Uit een vraag van den
verdediger blijkt, dat de burgemeester
wethouder Joosten verweten heeft diens
lafhartig gedrag bij de oproeping voor den
militairen dienst in September j.L
Dit geval zou de ondergrond zijn van de
thans gehandelde zaak
Eerst getuige is de heer B. J. ter Kuile,
fabrikant te Enschede, die na het afleggen
van den eed eveneens eenige mededeelin-
gen moet doen over de plaats van de gas
ten aan tafel bü het jachtdiner, gedurende
hetwelk, aldus getuige, niet veel gedronken
is. Voorts wijst get naar de verklaring,
welke hy heeft afgelegd bü zyn verhoor
door den rüksrechercheur.
Get. heeft de woorden „inlüving bij
Duitschland" niet gehoord, maar de
tendenz van de woorden van den bur
gemeester was wel erg Duitsch natio-
naal-socialistisch. Door de jagers is
er met derden over de uitlating gespro
ken en deze derden hebben de aangif
te gedaan.
Door een gesprek over betere jachttoe-
standen in Duitschland is het gesprek over
de politiek begonnen. Aldus antwoordt get.
op een vraag van den verdediger.
Op het diner zelf is wel een discussie
ontstaan over de woorden van den burge
meester.
De heer Mulder stelt nog enkele vragen,
waaruit blijkt, dat deze get. zijn verkla
ring voor den rijksrechercheur ten volle
handhaaft.
De volgende getuige is A. H. Ledeboer,
fabrikant te Almeloo, eveneens een der
gasten van het jachtdiner.
Aan zijn rechterhand zat jhr. v. Bönning
hausen. Er is tüdens het diner wel veel
over Duitschland gesproken, waaruit bleek,
dat klager het met veel wat in Duitsch
land geschiedde, eens was. Get. heeft de
gewraakte woorden niet gehoord, maar de
tendenz van het gesprek was wel in dien
geest. Over de uitlating is wel gesproken
men was algemeen van meening, dat
klager zijn mond voorbü heeft gepraat.
Get. heeft zün verklaringen voor den
rechercheur noch gezien, noch hooren
voorlezen. De rechercheur heeft een be
roep gedaan op get.'s nationale gevoelens.
Thans komt get. er tegen op, dat hy ver
klaard zou hebben, dat de burgemeester
heeft gesproken over inlijving by Duitsch
land als redding voor Nederland.
Wel heeft de burgemeester gezegd,
dat hij enthousiast zou zijn als de Duit-
schers hier zouden binnenrukken.
De verdediger stelt de vraag, of de re
chercheur drang heeft uitgeoefend, hetgeen
get. ontkent.
De volgende getuige is J. B. Reuwer,
wethouder van Oostmarsum, die verklaart,
alleen in de eerste jaren moeilijkheden te
hebben gehad ten aanzien van de samen
werking met den burgemeester. Spreken
over de politiek van den dag was op de
vergadering van B. en W. geen gewoonte.
Op een bepaalde vergadering in September
j.l. echter heeft de burgemeester een uit
lating gedaan, welke get. ontoelaatbaar
voorkwam Hü heeft hierover met nie
mand gesproken, noch aan iemand geschre
ven. Wel heeft get. een verklaring onder
teekend van zyn collega, wethouder Joos
ten. In de vergadering van B. en W. heeft
de burgemeester dezelfde uitlatingen niet
meer gedaan, hoewel hij wel eens meer
een en ander heeft gezegd, wat verwonde
ring wekte.
Maar deze get. heeft hiervan niet veel
notitie genomen.
Get. kan zich niets herinneren, dat de
burgemeester wethouder Joosten heeft ge
plaagd met zijn minder dapper gedrag.
Get. laat zich voorts loffelijk uit over het
werk en het initiatief van den burgemees
ter. Wegens een kwestie over bijzondere
scholen bestonden er groote moeilykheden
tusschen den burgemeester en den pas
toor.
Op een vraag van mr. Muller verklaart
get., dat wethouder Joosten op de vergade
ringen van B. en W. nooit onder invloed
van sterken drank was.
Daarna kwam ir. G.Jannink, fabrikant
te Enschede, als getuige. Hy heeft de jacht
partij gegeven, waarna het gezelschap in
een hotel erwtensoep ging eten. Get. heeft,
voor zoover zyn herinnering gaat, een
schema van de tafel gemaakt. De burge
meester zat aan get.'s rechterhand.
Met papieren erby bespreken president
en getuige de situatie. Get. meent, dat de
ryksrechercheur het verhoor heeft afgeno
men met een bepaalde tendenz. Get. kan
zich niet herinneren, dat de burgemeester
de woorden „inlyving by Duitschland"
heeft gebruikt.
Het diner heeft geduurd tot tegen twaalf
uur en men heeft daarbij niet veel gedron
ken.
De burgemeester heeft wel gesproken
over de voordeelen van het systeem, maar
niet over de voordeelen van het verlies on
zer onafhankelijkheid.
Get. meent, dat de burgemeester wel on-
taktische dingen heeft gezegd b.v. nopens
zyn miltairistische en pro-Duitsche gezind
heid, maar toch niet op dusdanige wijze,
dat het gezelschap er aanstoot aan kon ne
men.
De volgende getuige is de heer J. A. J.
A. Joosten, notaris te Ootmarsum en wet
houder aldaar. Deze verklaart, dat de ver
houding tusschen den burgemeester en hem
goed was. In de vergadering van B. en W.
heeft de burgemeester uitlatingen gedaan,
welke get. ontoelaatbaar voorkwamen.
Hij heeft daarvan niet meteen werk ge
maakt, wegens de gevolgen welke hieraan
voor jhr. van Bönninghausen waren ver
bonden.
Later heeft getuige een verklaring on
derteekend, waarop de klacht tegen den
burgemeester is gevolgd.
Getuige deelt mede, dat tydens het
jachtdiner gesproken is over toestan
den in Duitschland en hy blijft bij zyn
verklaring, dat de burgemeester ge
zegd heeft: „Ik zou een inlüving bü
Duitschland zeer toejuichen, het zou
de eenige redding voor Nederland
zyn".
Ook op een vergadering van B. en W.
heeft de burgemeester gezegd: „Als de
Duitschers hier komen, marcheer ik mee",
waarop de secretaris antwoordde: „Dan
wordt u zeker gouwleider".
Getuige handhaaft al zyn verklaringen
afgelegd tegenover den Rijksrechercheur.
De heer A. H. G. Weustink, gem.-secreta
ris verklaarde, dat de verhouding tus
schen den burgemeester en det wethouders
over het algemeen zakelyk was, doch dat
deze den la^tsten tyd byzonder slecht was
geworden. Getuige kan zich niet herinne
ren, wat op de vergadering van B. en W.
in de Septemberdagen gezegd is, maar hij
ontkent, dat de burgemeester datgene heeft
gezegd, wat wethouder Joosten hem in den
mond heeft gelegd. In het college van B.
en W. heeft getuige nooit uitlatingen ge
hoord, die anti-nationaal zyn. Wel was het
bekend, dat de burgemeester pro-Duitsch
gezind was.
Ook ontkent get., dat hy' jhr. von Bön
ninghausen zou hebben geantwoord: „Dan
wordt u zeker gouwleider." Get. trekt de
geloofwaardigheid van weth. Reuwer in
twyfel. De verhouding van den burgemees
ter met den raad en de ambtenaren was
zeer goed.
Voorts verklaart getuige, dat de burge
meester zeer actief was, zeer plichtsge
trouw en zeer veel voor Ootmarsum heeft
gedaan.
Als volgende getuige treedt op de heer
M.. Smulders, steenfabrikant te Lonneker,
met wien de president wederom de situatie
aan tafel bespreekt
Get. heeft daar de gewraakte woorden
van den burgemeester niet gehoord. Jhr. v.
Bönninghausen was wel pro-Duitsch, maar
niet-anti-Nederlandsch. Getuige heeft bü
het verhoor wel een indruk gekregen, dat
de rechercheur aandrong op een voor den
burgemeester ongunstige verklaring.
Mr. dr. J. W. Schneider, advocaat te Hen
gelo, plaatsvervangend Commissaris der
Koningin in Overysel, de volgende getuige,
verhaalt de toedracht van het bezoek van
den minister van Binnenlandsche Zaken
aan Ootmarsum. De minister heeft daar-
by een onderzoek ingesteld, welks verloop
vrü uitvoerig wordt behandeld. By dit on
derzoek hebben de wethouders gelegenheid
gehad samen te spreken over de vragen,
welke hun werden gesteld.
Get. verklaart, dat er herhaaldelük klach
ten tegen den burgemeester zün geweest,
maar deze klachten waren vaak niet ge
fundeerd. Ootmarsum is een moeilük te re-
geeren gemeente.
Volgende getuige is de gemeente-veld
wachter van Ootmarsum, J. A. Rörink, die
slechts eenige algemeene verklaringen had
af te leggen. Get. kon met den burgemees
ter prettig samenwerken. Iedereen kon
merken, dat ..hr. von Bönninghausen pro-
Duitsch was, maar deze getuige heeft nooit
anti-Nederlandsche uitlatingen gehoord.
De laatste getuige is de heer H. W. J.
Mulder, gemachtigde van den minister, aan
wien door den verdediger eenige vragen
worden gesteld nopens den gewonen gang
van zaken by de behandeling van derge
lijke klachten. Volgens den verdediger zijn
bepaalde passages uit de stukken gelicht,
toen deze naar den burgemeester gingen;
de getuige antwoordt, dat aan den belang
hebbenden alle gegevens verschaft zün,
welke voor hem van belang waren.
Aan een bepaalde enveloppe hecht de ver
dediger zeer veel waarde, waarna dit voor
werp onmiddellijk voor den dag komt en by
het dossier gevoegd wordt.
Nadat de verdediger aan den getuige
Joosten nog een paar vragen heeft gesteld,
is het getuigenverhoor beëindigd.
Na de pauze krygt de raadsman van kla
ger, zijn broer mr. dr. v. Bönninghausen te
Oldenzaal het woord, die een pleidooi
houdt onder het motto: Laster is het wa
pen van lafheid. Deze zaak is van veel be
lang, want het is de eerste maal, dat een
burgemeester een beroep doet op het Amb
tenarengerecht. Spr. is er van overtuigd,
dat hier wraak genomen is en dat een bur
gemeester weggewerkt is, die sommigen
niet aangenaam is. De klager eischt nu zün
recht.
Vervolgens besprak de raadsman de be
schuldiging, dat de burgemeester pro-
Duitsch is.
T.a.v. de uitlatingen in de vergadering
van B. en W. en op het jachtdiner spreekt
pleiter zijn twyfel uit. Het zal hem niet
verwonderen, als de wethouders veroor
deeld zullen worden wegens laster.
Spr. ging zeer diep en uitvoerig in op
alle mogelyke kwesties, die voor Ootmar
sum misschien niet van belang ontbloot
zyn, maar die weinig te maken hebben met
de eigenlijke zaak, die thans in behande
ling is.
De raadsman eindigde met het uitspre
ken van het vertrouwen, dat aan den ont
slagen burgemeester van Ootmarsum recht
gedaan zal worden.
Na het pleidooi van mr. von Bönning
hausen is het woord aan den vertegenwoor
diger van den minister van Binnenland
sche Zaken, mr. H. Mulder, die zün «rede
aanving met de mededeeling, dat de mi
nister het getuigenverhoor heelemaal had
kunnen verbieden, daar de benoeming van
een burgemeester tot de bevoegdheid van
de Kroon behoort. Om echter eiken schyn
van partydigheid te vermyden, heeft de
minister dezen maatregel niet willen ne
men. Voorts zegt spr., dat er heel wat moet
gebeuren voor men tegen zyn medegasten
aan een diner dergelyke verklaringen af
legt, als hier geschied. Men heeft vier po
sitieve verklaringen van getuigen, die de
gewraakte uitdrukking hebben gehoord,
claartegenoverstaat de verklaring van den
gemeentesecretaris, die echter tegenover
den minister veel minder positief is geweest
dan by deze zitting van het Ambtenaren
gerecht
De regeering heeft de innerlüke overtui-
gin, dat deze burgemeester onmogelük te
handhaven was en heeft hem daarom ont
slagen.
Zy wacht met vertrouwen de uitspraak
van het Ambtenarengerecht af.
Daar de raadsman van klager afziet van
repliek, wordt de zitting hierna gesloten.
Leest met aandacht
de advertenties
tn Uw Dagblad I
DE FRAUDE BIJ HET ZIEKENFONDS
TE OSS.
De incasseerder D. A. L. veroordeeld tot
6 maanden gevangenisstraf, waarvan
4 voorwaardelijk.
De rechtbank heeft den 56-jarigen incas
seerder D. A. L. te Oss, tegen wien acht
maanden gevangenisstraf was geëisdht ter
zake van het feit, dat hy zich tusschen 1929
en 1939 te Oss ten nadeele van het Ossche
ziekenfonds Onderlinge Hulp in totaal
5.917 had toegeëigend, welk geld hy
voor genoemde instelling als contributie
van leden had ontvangen, veroordeeld tot
zes maanden gevangenisstraf met aftrek
van de voorloopige hechtenis, waarvan
vier maanden voorwaardelyk met drie jaren
proeftyd en toezicht der R. K. Reclassee-
ringsvereeniging te 's-Hertogenbosch.
EEN TWEEDE VERDACHTE STAAT
TERECHT WEGENS VERDUISTERING.
Tegen den administrateur A. S. 6 maanden
gevangenisstraf geëlscht.
Donderdagnamiddag heeft ook terecht
gestaan de 60-jarige administrateur A. S.
te Oss; hem was ten laste gelegd, dat hij
zich in 1935 opzettelük 260 en in 1936
997.50 had toegeëigend, welk geld eigen
dom was van het ziekenfonds Onderlinge
Hulp te Oss en dat hy als administrateur
onder zich had.
Verd. ontkende als zoodanig. Hy heeft
geld uitgeleend aan den voorzitter van het
fonds, welk geld hem als salaris toekwam.
Hy had namelijk den laatsten tijd zijn sala
ris niet uit de kas genomen. By het verhoor
bleek, dat hij in 1936 ten hoogste 675 aan
salaris in kas had, en dat hü S 997 had uit
geleend.
De president van de rechtbank, die krach
tig optrad, zeide, dat alles in de war was.
Het totale tekort is geraamd op 11.500,
waarvan 6100 ten laste komt van den in
casseerder. In de kas van A. S. is dus een
tekort van 500 ontstaan. Hoe kan S. dan
van zy'n salaris leenen? Administratie hield
hy niet. De president zegt voorts, dat ver
dachte wel voelde, dat er een tekort was en
dat hij door uitleenen (aan zyn voorzitter
B.t die herhaaldelyk bedragen opnam, als
er met zy'n Centrale Volksbank moeilyk
heden waren) het tekort nog verdubbelde.
Nadat eenige getuigen gehoord waren,
merkte de officier van justitie in zün re
quisitoir op, dat er allerlei mankeerde aan
de boekhouding. Verd. liet zyn salaris in
kas omdat er een tekort was. Verduistering
is het uitleenen van geld, dat ons niet toe
behoort, aan iemand, die het niet mag ont
vangen. Toch bracht men telkens den pen
ningmeester dank voor zy'n accuraat be
heer en moeitevollen arbeid en werden
boeken en bescheiden in orde bevonden.
Spr. eischte zes maanden gevangenisstraf.
De verdediger, mr. Pulles, was van oor
deel, dat op zyn hoogst sprake kon zyn van
iets onregelmatigs. Hy pleitte niet-ontvan-
kelykverklaring of vrijspraak.
Uitspraak over veertien dagen.
KANTONGERECHT TE ALPHEN.
Een motoracrobaat.
J. v. H. te Al p h e n a. d. R y n was ten
laste gelegd dat hü als berüder van een
motorrijwiel met een duopassagier komen
de vanaf de Hefbrug aan Gouwsluis en
gaande in de richting Leiden had gereden
met flinke snelheidstaande op het za
del..., en zonder.... het stuur vast te
houden. Verdachte ontkende snel en los te
hebben gereden, wel gaf hy toe te hebben
gereden staande op het zadel. Getuige N.
had ook dit laatste gezien, doch niet dat
hy het stuur niet vasthield. Daarentegen
verklaarde mej. R. dat H. hoogst onverant-
woordelyk had gereden als omschreven in
de dagvaarding. Ambtenaar en kanton
rechter vonden het echter onbegrypelük,
dat verdachte die dit dan ook bleef ont
kennen, los en staande op het zadel zou
hebben gereden. Daar getuigen ook geen
verklaringen omtrent de snelheid hadden
kunnen geven, vervielen deze ten lasteleg-
gingen, zoodat overbleef het gevaarlüke
rijden staande daarbü op het zadel. De
ambtenaar vorderde daarvoor een geld
boete van 2.50 subs. 1 dg.; veroordeeling
conform.
De wielrljdster bleek geschrokken,
C. B. uit T e r A a r, was ten laste gelegd
dat hy met te groote snelheid vanaf den
rüksstraatweg links het Rietveldschepad
te Alphen was opgereden waardoor hü de
wielrydster mej. V. had aangereden, die
daarby was gewond, terwyl haar rüwiel
geheel werd vernield. Verdachte ontkende
snel te hebben gereden, doch beweerde dat
de juffrouw zenuwachtig was geworden en
plots van rechts naar links was overgesto
ken. Had hü rechts gehouden, dan was er
niets gebeurd. De wielrüdster betwistte dit,
doch ook een andere getuige gaf een vrü-
wel gelüke lezing als verdachte. De amb
tenaar vorderde dan ook vryspraak.
Niet voldaan aan politiebevel.
W. P. M. te A1 p h e n a. d. R n had ge
reden zonder rood achterlicht en niet vol
daan aan het stopbevel van den ryksveld-
wacht. Verdachte gaf toe dat zün licht niet
in orde was, wat hü echter pas later had
ontdekt. Hy had wel hooren roepen af
stappen, doch niet de woorden: politie! De
brigadier gaf als zün lezing dit wel te heb
ben gezegd en dat de wielrüder hard was
weggereden. Verdachte bleef dit ontken
nen. De ambtenaar meende, dat zulks be
wezen was, doch de kantonrechter was een
andere meening toegedaan, zoodat hü al
leen werd veroordeeld voor het niet heb-
de afd. Leiden der Ned. Vereen,
voor Luchtbescherming telt, des te
beter kan zij aan haar doel be
antwoorden.
Geeft U nog heden op als lid bij den heer
D. C. KOK, Rapenburg 9 - Telefoon 807.
De contributie (naar draagkracht met een
minimum van 25 cent 's jaars) behoeft
voor niemand een bezwaar te zijn.
ben van een behoorlük verlicht achter
licht tot 2.— subs. 2 dg.
Waterleidingkwestie.
C. H. te Aalsmeer was in gebreke
gebleven een hem toebehoorend pand
staande te Langeraar aan te sluiten aan de
waterleiding van „De Elf Gemeenten".
Verdachte beriep zich op een verzuim van
een vorige bewoner of eigenaar, wat ech
ter niet opging. Eisch 7.50 subs. 3 dg.j
veroordeeling 6.subs. 3 dg.
Wat is een lokaliteit?
Z. uit Hazerswoude moest terecht
staan omdat hy volgens de dagvaarding
houder was van een koffietent zonder in
het bezit te zün van een verlof B. voor den
verkoop van zwak alc. dranken. Verdachte
gaf toe koffie te verkoopen etc., hü was
echter op de secretarie in zün gemeente
geweest, doch men wist niet of hy een
vergunning noodig had, omdat niet- vast
stond of zijn uitneembare tent is te be
schouwen als een ^ocaliteit" waarvan de
wet spreekt.
Aanvankelük meende de ambtenaar, dat
lokaliteit een ruim berip heeft en de bur
gemeester ieder geval op zichzelf zal moe
ten beoordeelen. Volgens den brigadier
der rüksveldwacht hebben ook de exploi
tanten van koffiewagens meest geen ver
gunning. Ten slotte kwamen ambtenaar en
kantonrechter echter tot overeenstemming
dat een tent of b.v. 4 muren met een dak
als lokaliteit zyn te beschouwen. Gelet ech
ter op de juridische zyd$ dezer zaak wilde
de ambtenaar geen straf vorderen, doch
verklaarde hü verdachte schuldig zonder
oplegging van straf.
Verricht Ceesje de Ruijter met zijn
biljartspel arbeid?
Deze kwestie kwam daarna aan de orde.
Mevr. van G., exploitante van het hotel
„De Vergulde Wagen" te Alphen a. d.
R ij n, die, zooals men zich zal herinneren,
op 25 April j.l. 's avonds na 9 uur tegen
betaling voor bezoekers had laten optreden
met zyn biljartspel de 14-jarige Keesje de
Ruijter. Voor verdachte was verschenen
een familielid, de heer van Zwieten. Deze
bekende of gaf toe, dat zij inderdaad de
Ruijter tegen betaling hadden laten optre
den. Verdachte meende echter, dat dit spel
niet valt onder het begrip „arbeid", terwyl
„de Ruyter" die vroeger werd veroordeeld,
omdat hy nog geen 14 jaar was, nu inmid
dels dezen leeftijd heeft bereikt. Verdachte
had zich bovendien van tevoren in verbin
ding gesteld met den Inspecteur van poli
tie, die geen bezwaar had gemaakt. Boven
dien had men reeds 6 wegen van tevoren
het optreden van de Ruijter op groote
raambiljetten bekend gemaakt. Eigenaar
dig vond verdachte het, dat zij dan nim
mer van te voren door politie- of andere
ambtenaren van de Arbeidswet waren ge
waarschuwd, dat dit optreden verboden is.
Bovendien had de Ruijter reeds in 40 plaat
sen in ons land op dezelfde wyze zün spel
vertoond, zoodat verd. het wel zeer jam
mer vond, dat Alphen nu juist de primeur
moest hebben, om deze zaak juridisch te
laten uitmaken.
Biljetten, contract en dergelyke beschei
den werden door gemachtigde van ver
dachte overgelegd. De ambtenaar van het
O. M. wees er in zyn requisitoir op, dat de
Ruüter al wel 14 jaar is, doch personen on
der de 18 jaar na 8 uur 's avonds geen ar
beid mogen verrichten. Z.i. was dit spel
zeker onder de Arbeidswet te brengen. Ge
let echter op het juridisch karakter dezer
zaak, vorderde hij slechts een geldboete
van 1.subs. 1 dg. De gemachtigde van
verdachte bleef het standpunt van den
ambtenaar bestrüden en vroeg vrüspraak.
De kantonrechter deelde hierop mede dat
hü, gelet op deze byzondere zaak, een en
ander nog eens rustig zou bezien, en be
paalde zün schriftelük vonnis op Woens
dag 29 Juni a.s.
EEN
STOPNAALD
ontbreekt op alle
auto's: de naald van
den snelheidsmeter ver
telt u niet. dat uw rem
weg verviervoudigt als uw
snelheid verdubbelt! U kunt
pas goed autorijden, als u erkent:
STOPPEN IS MOEILIJKER DAN RIJDEN!