RECHTZAKEN Ex-burgemeester Ootmarsum ambtenarenge recht HOE MEER I.EDEN ZATERDAG 17 JUNI 1939 OE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 van voor De met ingang van 1" Maart van dit jaar ontslagen burgemeester van Ootmarsum, jhr. E. L. M. T. J. von Bönninghausen, die door de Kroon van zijn functie ontheven werd, omdat hij onnationale uitdrukkingen zou hebben gebruikt, heeft met dit ontslag geen genoegen genomen. In de eerste plaats heeft hij eenige dagen, nadat de ontslagbrief hem bereikte, zich tot H. M. de Koningin gewend, met het verzoek hem voor een nieuwe benoeming tot burge meester van Ootmarsum in aanmerking te doen komen en in de tweede plaats is hij bij het ambtenarengerecht in Arnhem in beroep gekomen tegen 't ontslag. Dit ambtenarengerecht kwam, zooals reeds gemeld, gisteren te Almelo bijeen om van de ontslagkwestie en wat daar om heen zit, kennis te nemen. Daarbij doet zich allereerst de belang wekkende vraag voor, of het gerecht in derdaad bevoegd is in deze een uitspraak te doen. Er bestaat geen jurisprudentie omtrent dergelijke gevallen, daar het eigenlijk nooit is voorgekomen, dat een (burgemeester onder deze omstandigheden ontslag is gegeven, terwijl een of ander ambtenarengerecht ook nog nimmer de vraag heeft beoordeeld, of het competent is een uitspraak te doen in een geschil tus- schen de Kroon en een burgemeester. Het is dus feitelijk niet uitgemaakt, of een bur gemeester ambtenaar in den zin der wet moet worden geacht en het Arnhemsche ambtenarengerecht moet zich dus in eerste instantie hierover uitspreken, voordat het de zaak zelve beoordeelt. Dit neemt niet weg, dat de zitting ge woon haar gang kon gaan, want het ge recht volgde den gebruikelijken weg en ging pas in raadkamer na afloop van de zitting. Tal van personen waren gedagvaard. De raadsman van den ex-burgemeester, diens broer jhr. mr. E. J. B. M. von Bönninghau sen, lid der Eerste Kamer, had o.m. de mi nisters Goseling en Van Boeüen opgeroe pen, den eerste omdat deze een onderzoek had gelast en den tweede omdat hij als partij, optredende voor de Kroon, werd be schouwd Voorts waren diverse personen, betrokken in deze zaak, gedagvaard, zoo als een wethouder van Oostmarsum (die verklaard heeft, dat de ontslagene de ge ïncrimineerde woorden had gebezigd), de waarnemend commissaris der Koningin mr. dr. J. W. Schneider te Hengeloo, enkele in- dustrieelen enz. De heer Schneider was aanwezig geweest bij het verhoor, dat den heer Van Bönninghausen in Januari door minister Van Boeijen persoonlijk was afge nomen, de industrieelen hadden aangeze ten aan een jachtmaaltijd, tijdens welken de voormalige burgemeester ook eenige uitlatingen zou hebben gedaan, welke niet door den beugel konden. Voorzitter van het ambtenarengerecht was dr. J. J. de Waal Malefyt te Arnhem, leden waren mr. A. C. Knook te Almeloo en H. C. Nijkamp te Enschede. Nadat de gewone formaliteiten zijn vervuld en nadat de conclusies van klager en den minister zijn voorgele zen, wordt jhr. v. Bönninghausen naar voren geroepen om enkele vragen te beantwoorden, nopens den ambtstijd der wethouders van Ootmarsum en het karakter der vergadering van B. en W., waarbij bleek, dat men in September j.l. bij wijze van uitzondering gespro ken had over de internationale politiek. Klager geeft toe, wel eens een uitla ting te hebben gedaan, waaruit zijn ge zindheid bleek, welke pro-Duitsch Tijdens liet jachtdiner in October j.l., waar jhr. van B. zijn gewraakte uitlating zou hebben gedaan, zat de wethouder Joos- ten tamelijk ver van den burgemeester af. Uitvoerig bespreekt de president de si tuatie aan tafel. Uit een vraag van den verdediger blijkt, dat de burgemeester wethouder Joosten verweten heeft diens lafhartig gedrag bij de oproeping voor den militairen dienst in September j.L Dit geval zou de ondergrond zijn van de thans gehandelde zaak Eerst getuige is de heer B. J. ter Kuile, fabrikant te Enschede, die na het afleggen van den eed eveneens eenige mededeelin- gen moet doen over de plaats van de gas ten aan tafel bü het jachtdiner, gedurende hetwelk, aldus getuige, niet veel gedronken is. Voorts wijst get naar de verklaring, welke hy heeft afgelegd bü zyn verhoor door den rüksrechercheur. Get. heeft de woorden „inlüving bij Duitschland" niet gehoord, maar de tendenz van de woorden van den bur gemeester was wel erg Duitsch natio- naal-socialistisch. Door de jagers is er met derden over de uitlating gespro ken en deze derden hebben de aangif te gedaan. Door een gesprek over betere jachttoe- standen in Duitschland is het gesprek over de politiek begonnen. Aldus antwoordt get. op een vraag van den verdediger. Op het diner zelf is wel een discussie ontstaan over de woorden van den burge meester. De heer Mulder stelt nog enkele vragen, waaruit blijkt, dat deze get. zijn verkla ring voor den rijksrechercheur ten volle handhaaft. De volgende getuige is A. H. Ledeboer, fabrikant te Almeloo, eveneens een der gasten van het jachtdiner. Aan zijn rechterhand zat jhr. v. Bönning hausen. Er is tüdens het diner wel veel over Duitschland gesproken, waaruit bleek, dat klager het met veel wat in Duitsch land geschiedde, eens was. Get. heeft de gewraakte woorden niet gehoord, maar de tendenz van het gesprek was wel in dien geest. Over de uitlating is wel gesproken men was algemeen van meening, dat klager zijn mond voorbü heeft gepraat. Get. heeft zün verklaringen voor den rechercheur noch gezien, noch hooren voorlezen. De rechercheur heeft een be roep gedaan op get.'s nationale gevoelens. Thans komt get. er tegen op, dat hy ver klaard zou hebben, dat de burgemeester heeft gesproken over inlijving by Duitsch land als redding voor Nederland. Wel heeft de burgemeester gezegd, dat hij enthousiast zou zijn als de Duit- schers hier zouden binnenrukken. De verdediger stelt de vraag, of de re chercheur drang heeft uitgeoefend, hetgeen get. ontkent. De volgende getuige is J. B. Reuwer, wethouder van Oostmarsum, die verklaart, alleen in de eerste jaren moeilijkheden te hebben gehad ten aanzien van de samen werking met den burgemeester. Spreken over de politiek van den dag was op de vergadering van B. en W. geen gewoonte. Op een bepaalde vergadering in September j.l. echter heeft de burgemeester een uit lating gedaan, welke get. ontoelaatbaar voorkwam Hü heeft hierover met nie mand gesproken, noch aan iemand geschre ven. Wel heeft get. een verklaring onder teekend van zyn collega, wethouder Joos ten. In de vergadering van B. en W. heeft de burgemeester dezelfde uitlatingen niet meer gedaan, hoewel hij wel eens meer een en ander heeft gezegd, wat verwonde ring wekte. Maar deze get. heeft hiervan niet veel notitie genomen. Get. kan zich niets herinneren, dat de burgemeester wethouder Joosten heeft ge plaagd met zijn minder dapper gedrag. Get. laat zich voorts loffelijk uit over het werk en het initiatief van den burgemees ter. Wegens een kwestie over bijzondere scholen bestonden er groote moeilykheden tusschen den burgemeester en den pas toor. Op een vraag van mr. Muller verklaart get., dat wethouder Joosten op de vergade ringen van B. en W. nooit onder invloed van sterken drank was. Daarna kwam ir. G.Jannink, fabrikant te Enschede, als getuige. Hy heeft de jacht partij gegeven, waarna het gezelschap in een hotel erwtensoep ging eten. Get. heeft, voor zoover zyn herinnering gaat, een schema van de tafel gemaakt. De burge meester zat aan get.'s rechterhand. Met papieren erby bespreken president en getuige de situatie. Get. meent, dat de ryksrechercheur het verhoor heeft afgeno men met een bepaalde tendenz. Get. kan zich niet herinneren, dat de burgemeester de woorden „inlyving by Duitschland" heeft gebruikt. Het diner heeft geduurd tot tegen twaalf uur en men heeft daarbij niet veel gedron ken. De burgemeester heeft wel gesproken over de voordeelen van het systeem, maar niet over de voordeelen van het verlies on zer onafhankelijkheid. Get. meent, dat de burgemeester wel on- taktische dingen heeft gezegd b.v. nopens zyn miltairistische en pro-Duitsche gezind heid, maar toch niet op dusdanige wijze, dat het gezelschap er aanstoot aan kon ne men. De volgende getuige is de heer J. A. J. A. Joosten, notaris te Ootmarsum en wet houder aldaar. Deze verklaart, dat de ver houding tusschen den burgemeester en hem goed was. In de vergadering van B. en W. heeft de burgemeester uitlatingen gedaan, welke get. ontoelaatbaar voorkwamen. Hij heeft daarvan niet meteen werk ge maakt, wegens de gevolgen welke hieraan voor jhr. van Bönninghausen waren ver bonden. Later heeft getuige een verklaring on derteekend, waarop de klacht tegen den burgemeester is gevolgd. Getuige deelt mede, dat tydens het jachtdiner gesproken is over toestan den in Duitschland en hy blijft bij zyn verklaring, dat de burgemeester ge zegd heeft: „Ik zou een inlüving bü Duitschland zeer toejuichen, het zou de eenige redding voor Nederland zyn". Ook op een vergadering van B. en W. heeft de burgemeester gezegd: „Als de Duitschers hier komen, marcheer ik mee", waarop de secretaris antwoordde: „Dan wordt u zeker gouwleider". Getuige handhaaft al zyn verklaringen afgelegd tegenover den Rijksrechercheur. De heer A. H. G. Weustink, gem.-secreta ris verklaarde, dat de verhouding tus schen den burgemeester en det wethouders over het algemeen zakelyk was, doch dat deze den la^tsten tyd byzonder slecht was geworden. Getuige kan zich niet herinne ren, wat op de vergadering van B. en W. in de Septemberdagen gezegd is, maar hij ontkent, dat de burgemeester datgene heeft gezegd, wat wethouder Joosten hem in den mond heeft gelegd. In het college van B. en W. heeft getuige nooit uitlatingen ge hoord, die anti-nationaal zyn. Wel was het bekend, dat de burgemeester pro-Duitsch gezind was. Ook ontkent get., dat hy' jhr. von Bön ninghausen zou hebben geantwoord: „Dan wordt u zeker gouwleider." Get. trekt de geloofwaardigheid van weth. Reuwer in twyfel. De verhouding van den burgemees ter met den raad en de ambtenaren was zeer goed. Voorts verklaart getuige, dat de burge meester zeer actief was, zeer plichtsge trouw en zeer veel voor Ootmarsum heeft gedaan. Als volgende getuige treedt op de heer M.. Smulders, steenfabrikant te Lonneker, met wien de president wederom de situatie aan tafel bespreekt Get. heeft daar de gewraakte woorden van den burgemeester niet gehoord. Jhr. v. Bönninghausen was wel pro-Duitsch, maar niet-anti-Nederlandsch. Getuige heeft bü het verhoor wel een indruk gekregen, dat de rechercheur aandrong op een voor den burgemeester ongunstige verklaring. Mr. dr. J. W. Schneider, advocaat te Hen gelo, plaatsvervangend Commissaris der Koningin in Overysel, de volgende getuige, verhaalt de toedracht van het bezoek van den minister van Binnenlandsche Zaken aan Ootmarsum. De minister heeft daar- by een onderzoek ingesteld, welks verloop vrü uitvoerig wordt behandeld. By dit on derzoek hebben de wethouders gelegenheid gehad samen te spreken over de vragen, welke hun werden gesteld. Get. verklaart, dat er herhaaldelük klach ten tegen den burgemeester zün geweest, maar deze klachten waren vaak niet ge fundeerd. Ootmarsum is een moeilük te re- geeren gemeente. Volgende getuige is de gemeente-veld wachter van Ootmarsum, J. A. Rörink, die slechts eenige algemeene verklaringen had af te leggen. Get. kon met den burgemees ter prettig samenwerken. Iedereen kon merken, dat ..hr. von Bönninghausen pro- Duitsch was, maar deze getuige heeft nooit anti-Nederlandsche uitlatingen gehoord. De laatste getuige is de heer H. W. J. Mulder, gemachtigde van den minister, aan wien door den verdediger eenige vragen worden gesteld nopens den gewonen gang van zaken by de behandeling van derge lijke klachten. Volgens den verdediger zijn bepaalde passages uit de stukken gelicht, toen deze naar den burgemeester gingen; de getuige antwoordt, dat aan den belang hebbenden alle gegevens verschaft zün, welke voor hem van belang waren. Aan een bepaalde enveloppe hecht de ver dediger zeer veel waarde, waarna dit voor werp onmiddellijk voor den dag komt en by het dossier gevoegd wordt. Nadat de verdediger aan den getuige Joosten nog een paar vragen heeft gesteld, is het getuigenverhoor beëindigd. Na de pauze krygt de raadsman van kla ger, zijn broer mr. dr. v. Bönninghausen te Oldenzaal het woord, die een pleidooi houdt onder het motto: Laster is het wa pen van lafheid. Deze zaak is van veel be lang, want het is de eerste maal, dat een burgemeester een beroep doet op het Amb tenarengerecht. Spr. is er van overtuigd, dat hier wraak genomen is en dat een bur gemeester weggewerkt is, die sommigen niet aangenaam is. De klager eischt nu zün recht. Vervolgens besprak de raadsman de be schuldiging, dat de burgemeester pro- Duitsch is. T.a.v. de uitlatingen in de vergadering van B. en W. en op het jachtdiner spreekt pleiter zijn twyfel uit. Het zal hem niet verwonderen, als de wethouders veroor deeld zullen worden wegens laster. Spr. ging zeer diep en uitvoerig in op alle mogelyke kwesties, die voor Ootmar sum misschien niet van belang ontbloot zyn, maar die weinig te maken hebben met de eigenlijke zaak, die thans in behande ling is. De raadsman eindigde met het uitspre ken van het vertrouwen, dat aan den ont slagen burgemeester van Ootmarsum recht gedaan zal worden. Na het pleidooi van mr. von Bönning hausen is het woord aan den vertegenwoor diger van den minister van Binnenland sche Zaken, mr. H. Mulder, die zün «rede aanving met de mededeeling, dat de mi nister het getuigenverhoor heelemaal had kunnen verbieden, daar de benoeming van een burgemeester tot de bevoegdheid van de Kroon behoort. Om echter eiken schyn van partydigheid te vermyden, heeft de minister dezen maatregel niet willen ne men. Voorts zegt spr., dat er heel wat moet gebeuren voor men tegen zyn medegasten aan een diner dergelyke verklaringen af legt, als hier geschied. Men heeft vier po sitieve verklaringen van getuigen, die de gewraakte uitdrukking hebben gehoord, claartegenoverstaat de verklaring van den gemeentesecretaris, die echter tegenover den minister veel minder positief is geweest dan by deze zitting van het Ambtenaren gerecht De regeering heeft de innerlüke overtui- gin, dat deze burgemeester onmogelük te handhaven was en heeft hem daarom ont slagen. Zy wacht met vertrouwen de uitspraak van het Ambtenarengerecht af. Daar de raadsman van klager afziet van repliek, wordt de zitting hierna gesloten. Leest met aandacht de advertenties tn Uw Dagblad I DE FRAUDE BIJ HET ZIEKENFONDS TE OSS. De incasseerder D. A. L. veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 voorwaardelijk. De rechtbank heeft den 56-jarigen incas seerder D. A. L. te Oss, tegen wien acht maanden gevangenisstraf was geëisdht ter zake van het feit, dat hy zich tusschen 1929 en 1939 te Oss ten nadeele van het Ossche ziekenfonds Onderlinge Hulp in totaal 5.917 had toegeëigend, welk geld hy voor genoemde instelling als contributie van leden had ontvangen, veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf met aftrek van de voorloopige hechtenis, waarvan vier maanden voorwaardelyk met drie jaren proeftyd en toezicht der R. K. Reclassee- ringsvereeniging te 's-Hertogenbosch. EEN TWEEDE VERDACHTE STAAT TERECHT WEGENS VERDUISTERING. Tegen den administrateur A. S. 6 maanden gevangenisstraf geëlscht. Donderdagnamiddag heeft ook terecht gestaan de 60-jarige administrateur A. S. te Oss; hem was ten laste gelegd, dat hij zich in 1935 opzettelük 260 en in 1936 997.50 had toegeëigend, welk geld eigen dom was van het ziekenfonds Onderlinge Hulp te Oss en dat hy als administrateur onder zich had. Verd. ontkende als zoodanig. Hy heeft geld uitgeleend aan den voorzitter van het fonds, welk geld hem als salaris toekwam. Hy had namelijk den laatsten tijd zijn sala ris niet uit de kas genomen. By het verhoor bleek, dat hij in 1936 ten hoogste 675 aan salaris in kas had, en dat hü S 997 had uit geleend. De president van de rechtbank, die krach tig optrad, zeide, dat alles in de war was. Het totale tekort is geraamd op 11.500, waarvan 6100 ten laste komt van den in casseerder. In de kas van A. S. is dus een tekort van 500 ontstaan. Hoe kan S. dan van zy'n salaris leenen? Administratie hield hy niet. De president zegt voorts, dat ver dachte wel voelde, dat er een tekort was en dat hij door uitleenen (aan zyn voorzitter B.t die herhaaldelyk bedragen opnam, als er met zy'n Centrale Volksbank moeilyk heden waren) het tekort nog verdubbelde. Nadat eenige getuigen gehoord waren, merkte de officier van justitie in zün re quisitoir op, dat er allerlei mankeerde aan de boekhouding. Verd. liet zyn salaris in kas omdat er een tekort was. Verduistering is het uitleenen van geld, dat ons niet toe behoort, aan iemand, die het niet mag ont vangen. Toch bracht men telkens den pen ningmeester dank voor zy'n accuraat be heer en moeitevollen arbeid en werden boeken en bescheiden in orde bevonden. Spr. eischte zes maanden gevangenisstraf. De verdediger, mr. Pulles, was van oor deel, dat op zyn hoogst sprake kon zyn van iets onregelmatigs. Hy pleitte niet-ontvan- kelykverklaring of vrijspraak. Uitspraak over veertien dagen. KANTONGERECHT TE ALPHEN. Een motoracrobaat. J. v. H. te Al p h e n a. d. R y n was ten laste gelegd dat hü als berüder van een motorrijwiel met een duopassagier komen de vanaf de Hefbrug aan Gouwsluis en gaande in de richting Leiden had gereden met flinke snelheidstaande op het za del..., en zonder.... het stuur vast te houden. Verdachte ontkende snel en los te hebben gereden, wel gaf hy toe te hebben gereden staande op het zadel. Getuige N. had ook dit laatste gezien, doch niet dat hy het stuur niet vasthield. Daarentegen verklaarde mej. R. dat H. hoogst onverant- woordelyk had gereden als omschreven in de dagvaarding. Ambtenaar en kanton rechter vonden het echter onbegrypelük, dat verdachte die dit dan ook bleef ont kennen, los en staande op het zadel zou hebben gereden. Daar getuigen ook geen verklaringen omtrent de snelheid hadden kunnen geven, vervielen deze ten lasteleg- gingen, zoodat overbleef het gevaarlüke rijden staande daarbü op het zadel. De ambtenaar vorderde daarvoor een geld boete van 2.50 subs. 1 dg.; veroordeeling conform. De wielrljdster bleek geschrokken, C. B. uit T e r A a r, was ten laste gelegd dat hy met te groote snelheid vanaf den rüksstraatweg links het Rietveldschepad te Alphen was opgereden waardoor hü de wielrydster mej. V. had aangereden, die daarby was gewond, terwyl haar rüwiel geheel werd vernield. Verdachte ontkende snel te hebben gereden, doch beweerde dat de juffrouw zenuwachtig was geworden en plots van rechts naar links was overgesto ken. Had hü rechts gehouden, dan was er niets gebeurd. De wielrüdster betwistte dit, doch ook een andere getuige gaf een vrü- wel gelüke lezing als verdachte. De amb tenaar vorderde dan ook vryspraak. Niet voldaan aan politiebevel. W. P. M. te A1 p h e n a. d. R n had ge reden zonder rood achterlicht en niet vol daan aan het stopbevel van den ryksveld- wacht. Verdachte gaf toe dat zün licht niet in orde was, wat hü echter pas later had ontdekt. Hy had wel hooren roepen af stappen, doch niet de woorden: politie! De brigadier gaf als zün lezing dit wel te heb ben gezegd en dat de wielrüder hard was weggereden. Verdachte bleef dit ontken nen. De ambtenaar meende, dat zulks be wezen was, doch de kantonrechter was een andere meening toegedaan, zoodat hü al leen werd veroordeeld voor het niet heb- de afd. Leiden der Ned. Vereen, voor Luchtbescherming telt, des te beter kan zij aan haar doel be antwoorden. Geeft U nog heden op als lid bij den heer D. C. KOK, Rapenburg 9 - Telefoon 807. De contributie (naar draagkracht met een minimum van 25 cent 's jaars) behoeft voor niemand een bezwaar te zijn. ben van een behoorlük verlicht achter licht tot 2.— subs. 2 dg. Waterleidingkwestie. C. H. te Aalsmeer was in gebreke gebleven een hem toebehoorend pand staande te Langeraar aan te sluiten aan de waterleiding van „De Elf Gemeenten". Verdachte beriep zich op een verzuim van een vorige bewoner of eigenaar, wat ech ter niet opging. Eisch 7.50 subs. 3 dg.j veroordeeling 6.subs. 3 dg. Wat is een lokaliteit? Z. uit Hazerswoude moest terecht staan omdat hy volgens de dagvaarding houder was van een koffietent zonder in het bezit te zün van een verlof B. voor den verkoop van zwak alc. dranken. Verdachte gaf toe koffie te verkoopen etc., hü was echter op de secretarie in zün gemeente geweest, doch men wist niet of hy een vergunning noodig had, omdat niet- vast stond of zijn uitneembare tent is te be schouwen als een ^ocaliteit" waarvan de wet spreekt. Aanvankelük meende de ambtenaar, dat lokaliteit een ruim berip heeft en de bur gemeester ieder geval op zichzelf zal moe ten beoordeelen. Volgens den brigadier der rüksveldwacht hebben ook de exploi tanten van koffiewagens meest geen ver gunning. Ten slotte kwamen ambtenaar en kantonrechter echter tot overeenstemming dat een tent of b.v. 4 muren met een dak als lokaliteit zyn te beschouwen. Gelet ech ter op de juridische zyd$ dezer zaak wilde de ambtenaar geen straf vorderen, doch verklaarde hü verdachte schuldig zonder oplegging van straf. Verricht Ceesje de Ruijter met zijn biljartspel arbeid? Deze kwestie kwam daarna aan de orde. Mevr. van G., exploitante van het hotel „De Vergulde Wagen" te Alphen a. d. R ij n, die, zooals men zich zal herinneren, op 25 April j.l. 's avonds na 9 uur tegen betaling voor bezoekers had laten optreden met zyn biljartspel de 14-jarige Keesje de Ruijter. Voor verdachte was verschenen een familielid, de heer van Zwieten. Deze bekende of gaf toe, dat zij inderdaad de Ruijter tegen betaling hadden laten optre den. Verdachte meende echter, dat dit spel niet valt onder het begrip „arbeid", terwyl „de Ruyter" die vroeger werd veroordeeld, omdat hy nog geen 14 jaar was, nu inmid dels dezen leeftijd heeft bereikt. Verdachte had zich bovendien van tevoren in verbin ding gesteld met den Inspecteur van poli tie, die geen bezwaar had gemaakt. Boven dien had men reeds 6 wegen van tevoren het optreden van de Ruijter op groote raambiljetten bekend gemaakt. Eigenaar dig vond verdachte het, dat zij dan nim mer van te voren door politie- of andere ambtenaren van de Arbeidswet waren ge waarschuwd, dat dit optreden verboden is. Bovendien had de Ruijter reeds in 40 plaat sen in ons land op dezelfde wyze zün spel vertoond, zoodat verd. het wel zeer jam mer vond, dat Alphen nu juist de primeur moest hebben, om deze zaak juridisch te laten uitmaken. Biljetten, contract en dergelyke beschei den werden door gemachtigde van ver dachte overgelegd. De ambtenaar van het O. M. wees er in zyn requisitoir op, dat de Ruüter al wel 14 jaar is, doch personen on der de 18 jaar na 8 uur 's avonds geen ar beid mogen verrichten. Z.i. was dit spel zeker onder de Arbeidswet te brengen. Ge let echter op het juridisch karakter dezer zaak, vorderde hij slechts een geldboete van 1.subs. 1 dg. De gemachtigde van verdachte bleef het standpunt van den ambtenaar bestrüden en vroeg vrüspraak. De kantonrechter deelde hierop mede dat hü, gelet op deze byzondere zaak, een en ander nog eens rustig zou bezien, en be paalde zün schriftelük vonnis op Woens dag 29 Juni a.s. EEN STOPNAALD ontbreekt op alle auto's: de naald van den snelheidsmeter ver telt u niet. dat uw rem weg verviervoudigt als uw snelheid verdubbelt! U kunt pas goed autorijden, als u erkent: STOPPEN IS MOEILIJKER DAN RIJDEN!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 6