OP DE ALKMAARSCHE KAASMARKT. Een avontuur op den Balkan 3)e £cictodie 0ou^cmt Bso Dai, de Keizer van Annam, die te Parijs vertoeft, verlaat het Fransche departement van Koloniën na zijn onderhoud met minister Mandel De deelnemers aan het internationaal congres van reisbureaux brachten Vrijdag een bezoek aan de Alkmaarsche Kaasmarkt, waar het echte Noord Hollandsche product met belangstelling gekeurd werd - De groote parade van 41 Glenn Martin bommenwerpers boven het Waterloo Plein te Batavia als slot van de feestweek ter gelegenheid van het zilveren jubileum der Ned. Indische Luchtvaart-afdeeling - Op de foto zijn alle 41 toestellen te onderscheiden Bij hun terugkeer uit Spanje te Napels werden de Italiaan- sche legionarissen door Koning Victor Emanuel geïnspecteerd. Een overzicht tijdens de plechtigheid Voor het wielercriterium op de Boulevard te Scheveningen werd Vrijdag 18 K.M. draad gespannen als afzetting voor het publiek De wedstrijden om het internationaal golf amateurkampioenschap van Neder land worden te Zandvoort gehouden. Een der deelnemers aan slag FEUILLETON door ERNST KLEIN. iVl Maar hier was het anders. Wat betee- kende het absolute stilzwijgen van de roo- vers? Hadden zij geen haast om hun wel verdiende geld op te strijken? Of was de ontvoering van professor Martius slechts de inleiding tot een grootere actie? Vitus dacht aan de waarschuwing van de mooie vrouw te Saloniki. Aan haar hartstochtelijke bede, zich niet in gevaar te begeven. Bah! Hadden de antartes den armen professor alleen gevangen genomen, om hem, Vitus Thavon in handen te krij gen? Vitus bezat weliswaar, onder ons ge zegd, een ruime dosis verbeelding en ver waandheid, doch zoover reikten deze eigenschappen niet. Maar de waarschuwing. Misschien was de gedachte, hem eveneens te ontvoeren, eerst in de plannen van de roovers opge nomen, toen zij hem te Saloniki zagen ver- scnijnen Dat was aannemelijk. Ten slotte was hij, Vitus Thavon van de „Welt", ook geen te verachten buit. Het blad was rijk, zeer rijk Het zou ongetwijfeld betalen, om zijn beroemdsten medewerker vrij te krij gen. Vitus glimlachte ijdel. Hij kende zijn waarde. Opeens een vermoeden, dat nog niet bij hem was opgekomen. Hoe was het moge lijk, dat de mooie, lieve, elegante mada me Xymatis iets van deze duistere plannen wist? En zij moest iets weten, anders zou zij zoo niet gesproken hebben. Ach wat. Vitus verbande met een on geduldig gebaar alles, wat hem hoofdbre ken veroorzaakte, uit zijn gedachten, de bandieten, den professor, dij schoolmees ter, Hamid Bey, niets bleef er dan de mooie vrouw. De „pleegzoon" van den ouden Fuchs had totaal geen aanleg voor sentimentali teit. Maar daar in het eenzame en saaie berggehucht begon hij te dweepen. Avond aan avond zat hij onder de platanen, keek met afwezigen blik naar de bergen, wel ke langzaam in duisternis werden gehuld. Gelukkig stante Salomon od een avond midden in die heerlijke dweeperij. Salomon en poëzie waren twee dingen, die ten eenen male niet by elkaar pasten. Nauwe lijks zag Vitus zijn trouwen Spanjool, of hij stond reeds met zijn beide voeten op de nuchtere aarde. Wat is er aan de hand? Salomon trok een geheimzinnig gezicht en ging naast Vitus op de waggelende steen en bank zitten. Mijnheer Thavon, fluisterde hij, ik ge loof, dat wij een stap in de goede richting kunnen doen. Ik heb een oud vriend van mij hier getroffen. Heel toevallig. Hij komt van Larissa. Een Bosniër, die, hm, nu ja... wij waren vroeger samen in de bergen. De reusachtige duimen van Salomon we zen over zijn schouder heen, om zyn vage aanduiding „in de bergen" wat meer kracht oij te zetten. Vitus glimlachte vol innige verstandhou ding. Nu, en wat wil die Bosniër? Hij zegt, dat hij de verblijfplaats van de bende op kan sporen. Zy zitten in Grie kenland. Langs de heele grens spreekt men over niets anders dan over die geschiede nis. Hij heeft er zelfs al in Larissa over hooren praten. Als wij hem behoorlijk beta len, wil hij teruggaan om te zien, of hij voeling met de bende kan krijgen. Km. Wat is dat voor een mensch, die Bosniër' Ik sta voor hem in. Salomon stond niet voor iedereen in. Vitus ging dus met hem mee naar huis, waar de Bosniër op hun kamer wachtte. Het was een groote, sterke kerel met een sluw, koelbloedig gezicht; reeds volgens zyn uiterlijk was hy de vriendschap en het vertrouwen van Salomon volkomen waar dig. Tusschen hem en Vitus ontspon zich het volgende gesprek, dat zacht fluisterend ge voerd werd. De schoolmeester lag ongetwij feld ergens op den loer. Je wilt oe grens over? Ja, mijnheer. En je der.kt er iets te kunnen berei ken? Ja, mijnheer. Goed. Hoeveel verlang je? Tweehonderd Turksche ponden als voorschot, driehonderd als ik terugkom. Ik heb een ander voorstel. Honderd pond dadelyk. Tweehonderd, als je terug komt en my zeggen kunt, waar de bende zich verborgen houdt. Vijfhonderd, als je mij een brief van den professor brengt. En duizend pond. als je mij bij hem brengt. In orde? In orde. Wanneer kan ja vertrekken' Onmiddellijk. Hier heb je honderd pond. Doe je best, om die duizend te verdienen. Den volgenden morgen vonden de zap- tiehs op twintig pas afstand van het dorp, daar waar het pad bergopwaarts voert, een dooden man met een mes in de keeL Het was de Bosniër, de vriend van Sa lomon. De honderd pond waren verdwenen. Na tuurlijk. ZESTIENDE HOOFDSTUK. De koekoeksklok. Het zou veigeefsche moeite zijn, om de ontzettende uitbarsting te beschrijven, waarin Salomon lucht gaf aan zijn woede. Zijn gezicht werd bijna zwart, zijn oogen waren met bloed beloopen, toen hij voor het lyk van zyn vriend stond. Vitus was uiterlyk kalmer. Maar ook in hem laaide de toorn op. Was men dan weerloos aan deze, vanuit het duister loe rende bende overgeleverd? Zat hij reeds als gevangene in het net en behoefde de onzichtbare vijand de mazen slechts aan te trekken, cm hem aan handen en voe ten gebonden in zijn macht te krijgen. Wie was deze vijand? De machteloosheid, waartoe hij zich veroordeeld zag. maakte hem razend. Hij, de vermetele vechtersbaos gewoon aan over winningen, voelde zich bespot en verne derd. Die ander, de man achter den on- doordringbaren sluier, speelde kat en muis met hem. Hij knarsetande van woede. Een allesbehalve aangenaam gevoel zoo geheel door vijanden omringd te zijn. Zich bespied te weten, zonder de oogen te ken nen, die op hem gericht waren. De zaptiehs droegen den vermoorde naar he» gemeentehuis. Vitus en Salomon gingen langzaam naar hun kamers terug. Wij moeten iets doen gromde de Span jool. Dat vind ik ook. Ik stel voor, dat wij beginnen met dien hond van een schoolmeester den nek om te draaien. Die heeft ons gesprek afge luisterd, de duivel weet hoe, en heeft den Bosniër verraden. Vitus bleef staan en keek Salomon aan. Een booze, wreede trek ontsierde zijn knap gezicht Je hebt gelijk, Salomon. Wij zullen met den schoolmeester beginnen. Het gezicht van Salomon klaarde iets op. De schoolmeester woonde tezamen met zijn zuster, die het huishouden voerde. Zij was de weduwe van een komitadschi, die in den strijd tegen de Turken was geval len. Een afgesloofde vrouw, die door den gloed van den haat te vroeg verouderd was. De broer was een valsche boosaardige jakhals., zy leek daarentegen op een ad der. Als zij sprak, konk het als het sissen van een vergiftigde slang. De schoolmeester was nog in de school. De vrouw stond in de keuken het middag eten te bereiden, toen Vitus en Salomon binnenkwamen. De eerste ruimte, die men betrad, was een soort gang, vanwaar een steile houten trap naar boven voerde, naar de kamers van Vitus en Salomon. Bene den bevond zich links de kamer van den schoolmeester, rechts de keuken. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 9