W' pjgKpJi Een avontuur op den Balkan Ste Êcicbclve6oii^cmt De Zuid Afrikaansche gezant, dr H. D van Broekhuizen, in gezelschap van zijn dochter, die Dinsdag te Den Haag in het huwelijk trad, bij aankomst aan het t kerkgebouw In draf voor de jury. Het prachtig vierspan, dat den eersten prijs behaalde op den te Roermond gehouden Midden Limburgschen Paardenfokdag Op 400 mijl van de Engelsche kust nam de .Normandie' Griekschen matroos van de „Callopsis" aan boord. De moest noodzakelijk geopereerd worden, hetgeen door chirurg van de „Normandie" geschiedde. Het transport Een vijftigtal Fransche zee-officieren bracht Dinsdag een bezoek aan de Koolhoven vliegtuigfabrieken te Rot terdam. Het gezelschap tijdens den rondaanq Tijdens hun verblijf in Canada brachten de Koning en de Koningin van Engeland ook een bezoek aan de Rocky Mountains in gezelschap van den Canadeeschen premier Mackenzie King. Het Britsche Konings paar te Banff Springs Het concours-hippique voor landbouw-paarden, dat deze week voor de leerlingen der Fransche landbouw school te Grignon gehouden werd, telde menig vermakelijk intermezzo Ondersteund door bereidwillige handen verlaat Paderewski, de beroemde Poolsche pianist, den trein te Parijs, waar hij uit Amerika arriveerde voor herstel van gezondheid FEUILLETON door ERNST KLEIN. 12) De hand van den Griek kromde zich om het geld. Snel boog hij zidh naar Vitus over en fluisterde hem toe: Ga naar den pope, mijnheer. Die weet veel, zoo niet alles. Toen wierp hij een schuwen gejaagden •blik om zich heen. Zóó bang was hij tus- schen zijn eigen vier muren. Dreunend kwam Salomon binnengestapt met een söhotel dampende nieren, DERTIENDE HOOFDSTUK. De verleider, het goud en de pope. Na den maaltjjd slenterde Vitus lang zaam naar den pope toe. Salomon en de gendarmen strekten zich op hun dekens uit en snurkten weldra om het hardst. De journalist ging aan het werk. Hy vond den eerwaardigen dienaar van de kerk in zijn woning, die vlak achter dc vervallen houten kerk lag. Armelijk zooals het heele dorp waren de kerk en hei huisje van den pope. Vitus klopte op Westersche, niet op zaptieh-manier aan en trad met een vriendelijk „Vrede zij met u" over den drempe». Onmiddellijk strui kelde hij over twee biggetjes, die in de don kere ruimte rondiepen. Toen trapte hij bij na op een kip en ten slotte liep hij tegen de wieg aan, waarin het jongste lid der fa milie sliep. Dit ontwaakte en begon jammerlijk te huilen waaraan alle kippen en varkens als om strijd deelnamen. Daarbij kwamen de taJlooze luchtjes, waarvan hel vertrek doordrongen was. En zelfs de verharde Vi tus moest heel zijn mannelijke kracht ver zamelen, om 't hoofd niet te verliezen. Een leelijke, afgesloofde vrouw, aan wier rokken drie of waren het er vier ongelooflijk smerige kinderen hingen, ontving den bezoeker. De pope? Ja, da delijk. Hij was even in de andere kamer. Daar verscheen de pope reeds zelf. Onder het binnenkomen knoopte hij zijn langen kaftan dicht. Hij had juist zijn middag slaapje gedaan. Wees gegroet, vreemdeling. Wilt u niet plaats nemen? Dat was echter gemakelijker gezegd dan gedaan, aangezien het aantal zitplaatsen omgekeerd evenredig was aan dat der kin deren. kippen en andere dieren. Boven dien voelde Vitus een onweerstaanbare behoefte aan frissche lucht. Ik wil uw gezin niet storen, eerwaar de vader, zeide hij. Ik ben slechts hier gekomen, om u te verzoeken, de kerk te mogen bezichtigen. O, daar is niet veel aan te zien, mijn heer. Wij zijn arm, zeer arm. Maar wan neer u het wenscht. Tezamen gingen zij naar de kerk. Nu, daar was inderdaad niet veel aan te bezichtigen. Een wormstekig altaar met een versleten kleed. Twee leelijke schilde rijen in olieverf van den beschermheilige van het dorp, den heilige Dimitrios. Viec kromme koperen kandelaarse waarvan te- slechts één van een kaars voorzien ^vas. Ziedaar alles, wat er in de kerk van Ajos Dimitrios te zien was. Vitus nam een paar zilverstukken en liet ze in de offerschalen vallen. De oogen van den pope kregen een bovenaardschen glans. De Heere zegene u, stamelde hij. U vervult mijn vurigsten wensch. Nu kan ik eindelijk een nieuwe altaarkleed koo- pen. Men verliet de kerk en haar bewaker sloot zorgvuldig de deur, die voorheen opengestaan had. Thans bevond er zich im mers iets in, dat de moeite van het mee nemen loonde. Vitus presenteerde, zooals altijd, wanneer hij een gesprek inleidde, een sigaret. Jullie bent werkelijk armer dan ik' gedacht had, sprak hij. De pope was een kleine, nog vrij jonge man, in wiens gezicht de zorgen van het dagelijksche leven diepe lijnen gegroefd hadden. Zijn lange haren en baard waren stijf van het vuil en zijn zwarte kaftan was op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen versteld. Ja, wij zijn arm, antwoordde hij. Dat zeide ik u reeds, mijnheer. Verstolen gleed zijn blik terug naar de gesloten kerkdeur. Vitus hield ook hem een handvol goud en zilverstuken onder den neus. De oogen van den man puilden uit him kassen van begeerte, maar ook bij hem was de angst voor zijn leven sterker dan de zucht naar goud. Ik weet niets, mijnheer, stamelde hy. Ik zweer u, dat ik niets weet. Hoe zou •/"o'n arm. onbeteek«nenmensch als ik zooiets wet»? Ni Ja. pc/v altijd alles. De goudstukken fonkelden verleidelijk dicht bij den vuilen baard.. De mond van Tantalus in het gewaad van een pope ging open en dicht. Hij hapte naar lucht. Zweetdroppels parel den op zijn voorhoofd. Maar de geheim zinnige macht, welke den burgemeester weerhouden had te spreken, legde ook hem het zwijgen op. Drommeis, wat beteekende dat? Anders was goud hier te lande altijd het sterkste overredingsmiddel. En thans faalde het. Welke onzichtbare macht deed hier haar invloed gelden? Vitus schonk den pope een goudstuk om hem schadeloos te stellen voor den uit- gestanen angst en keerde toen naar het huis van den burgemeester terug. Het feit, dat zelfs het geld en veel geld volgens de begrippen van deze menschen hen niet aan het spreken kon brengen, veront rustte hem. Achter dit zaakje school meer dan een der gewone streken van de komi- tadschis. Men raakte toch nooit uitgeleerd op den Balkan. Toen de eerste schaduwen over het dorpsplein vielen, vertrokken zij. Ze zou den den heelen nacht doorrijden, want Vitus wilde den volgenden morgen bij Ha- naid zijn. Hij voelde zich onrustig, zenuw achtig, zonder dat hij wist waarom. De weg liep nog steeds steil omhoog. Het woud hield hier op. Af en toe een lorke boom. Wilder, onherbergzamer werd het gebergte, slechter de straatweg. Eindeloos lang reden ze tusschen hooge gele rots wanden door. Sn«l werd het dorker. Bijna zonder sche mer vg dwalde de du^ieviit> op de aarde. v dtn ineens heldec tn rkralend fon'.Ml- den de sterren aan den donkerblauwen hemel. Hier en daar vlamde het wachtvuur van een herder op, hoog op de eenzame wei den. Verder geen spoor van menschen. Geen nachtvogel liet zich hooren. Niets dan het geklepper van de paardenhoeven op dc steenen. Zwijgend reden de zes man nen door den zwijgenden nacht. Zenuwsloopend is zoo'n nachtelijke rit. Wanneer zenuwen en zintuigen tot het uiterste gespannen zijn, men den vinger niet van den trekker van het geladen ge weer mag wegnemen en zich bij het min ste geluid met een schok in het zadel op richt. En dan die stilte. Anders dan des mor gens in het bosch met het groene loover en de dansende zonnevlekken. De stilte van den bergnacht is als een sluier, waarach ter zich het onbekende verbergt. Zij ver kwikt niet. Zij bedrukt. De zenuwen wor den te veel ingespannen, worden overspan nen. Ligt daar iets achter dien steen? Ach, niets. Maar daarboven beweegt iets. Den helen tijd reeds. Niets, niets. Het is slechts de onhoorbare, ondoorgrondelijke stem van den zwijgenden bergnacht. Zij reden niet, zooals dien morgen, twee aan twee. Zij reden achter elkaar, op eeni- gen afstand. Ismael vooraan, Vitus achter hem, daarna Salomon en de anderen. De uren verstreken. Niemand sprak een woord Niemand st,ak een sigaret aan. Zij waren midden in vijandelijk gebied. Plotseling hield Osmael zijn paard in. Hoort u dat? vroeg hij fluisterend aan Vitus, die in een oogwenk aan zijn zijde was. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12