De Zesde CORRESPONDENTIE C 1 e a v. d. Kraan, Sassenheim. Het stelletje vriendinnetjes cn vriendjes door jou opgegeven, heb ik ingeboekt en ik heb natuurlijk jouw verjaardag niet vergeten. Op dien grooten dag van jouw verjaring, zal de vlag in de Lindelaan zeker wappe ren en ben ik in den geest bij je. Dag Clea! Groet vader en moeder en het heele stelletje, door jou zoo vriendelijk voorge dragen! Maak eens wat voor ons „Hoekje"? Marietje v. d. Top, Leiden. Wie zou jou wat kunnen weigeren, vooral als je dit zoo vriendelijk vraagt. Ook Agnes en Gerard heb ik ingeboekt. Let maar eens op! En wanneer schrijf je me nu eens een langen brief, die vijf cent aan porto waard is. Dag Marietje! Ik druk jullie drietjes in den geest de hand en groet dan meteen vader en moeder! „Jeanne", te Noordwijk Zoo Jaantje, vindt jij het zoo fijn, als Vrijdags de krant komt! En leest moeder ook de kinderkrant zoo graag? Wel, dat doet me plezier te hooren cn ook,( dat vader „U vraagt, wij antwoorden", zoo interessant vindt en zoo leerzaam. Wanneer hoor ik nog eens wat? In welke klas van de M.U. L.O. ben je? Schrijf me nog eens het een en ander. Voor u allen de hand en mijn beste groeten. Piet v. d. Meer, Alphen. Zeljer mag je met ons meedoen, ook al ben je van school! Graag zelfs! Begin maar! Maak eens een verhaal b.v. van een dertig of meer „vervolgen" of een bundel verzen, die een plaats waard zijn of.... nou zie maar eens! Dag Piet! Groeten thuis! Erna, Voorschoten. Wel Erna, wat heb jij keurig werk geleverd! Ik hoop, dat ik nog eens wat van je hoor. Je spreekt in het bijschrift van de raadsels over een versje. Ik wil nog eens zoeken. Het zou me niets verwonderen, of ik kan het gebruiken. Maak nog eens wat, en schrijf me eens een langen brief, waaruit ik zie, wat je nu doet. Ik vermoed, dat je op de M.U.L.O, zit, of is dit niet zoo! Dag Erna! Groeten thuis en de hand voor u allen! Rietje Hooijmans, Voorscho ten. Jij mag gerust door zusje een beetje geholpen worden. Daarom waren de oplossingen dan ook alle in de puntjes. In welke klas ben je nu, Rietje. Ik vermoed in de 3de. Of heb ik het mis. Schrijf me eens, hoe je de Paaschvacantie hebt door gebracht en wat je groote plannen zijn voor de aanstaande groote vacantie. Ik dacht, dat ze in Voorschoten allemaal „blokschrift" leerden schrijven. Het schijnt niet zoo op school. Dag Rietje! Veel groe ten aan alle huisgenooten en vooral aan de gedienstige, die jou met de raadsels een beetje hielp. Ploon Schram a, R'Veen. Ja Ploon, in de geest zagen de 1000 mededin gers en mededingsters zich al op den nieu wen, mooien, gewonnen fiets wegrijden en toch is maar één van jullie allen er van door gepeddeld. Het versje en de teekc- ning waren lang niet slecht. Neen, de raad sels waren deze keer ook niet erg moei lijk. Schrijf mij eens, Ploon, hoe het in school gaat en wat je zooal in de vacantie beleefd hebt. Dag Nichtje! De groeten aan alle huisgenooten! Ria Goddijn, Leiden. Ik vind 't verbazend leuk, dat jij nog altijd meedoet, al ben je ook van school en ik vind 't dub bel aangenaam te hooren, dat je toch een trouw lezeresje van ons krantje blijft. Zoo hoort het. Hoe gaat 't met de studie, Ria? Schrijf mij eens, wat je nu zooal uitspookt. Ik interesseer me altijd voor het wel en wee van mijn oude vrienden. Dag Ria! De fouten zijn verbeterd. Ook van broer. De hand voor jou en de groeten aan allen! Wanneer is Jan jarig? Rie van Buël, Leiden. Met dit briefje zullen we voor vandaag de Corres pondentie sluiten. Jouw opstellen lees ik altijd met genoegen. Maak eens een ver haal met een paar „vervolgen". Ik heb zoo'n idee, dat het lukken zal. Ja, Rie, je hebt vaak meegedaan, maarHet gaat je precies als het mij gaat: „kort er bij, maar nooit een prijs". Wat zullen we er aan doen! Volhouden! Ik reken er op, dat ik vandaag of morgen maar weer eens een brief krijg met allerlei moois en een ver haal, dat klinkt als een klok. Dag Rie! Groet vader en moeder van me en broer niet vergeten. De hand voor u allen! Tot de volgende week! Dan gaan we verder! Wie een brief schrijft, krijgt een ant woord terug. Oom WIM. Wie zijn jarig? Van 19 tot en met 25 Mei. Op 19 Mei: Marie Bijlemeer A 176, Langeraar. Piet Heemskerk, Heerenw. A 111, Warmond Nettie v. Mil, Garcnmarkt. Erich de Vogel, Rijndijk 142a, H'Woude. Ellie Rosier, Haarl.weg 9. Marietje Stuifzand, Kw.brug 9, Oegstgeest. Rie Mank, Langeraar A 131. Op 20 Mei: Gerard Bakker, Zuidb. B 410, R'Veen. Herman Kerkhoven, Zevenhoven. Alie Bolting, Berkheistr. 1, Wassenaar. Gonnie v. Vonderen, Marislaan 15. Paul v. d. Werf, Haagweg 51. Op 21 Mei: Theo Paai"denkooper, Noordibuurt E 142, Zoeterwoude. Leni v. d. Geest, Oud-Ade E 14. Theo Kramp, Rijnkade 5. Jacques Verkley, Pr. Hendrikstr 91, Alphen Nellie le Fèbre, 2de-Looyersstraat 21a. Hendrika Looyendijk, Oosterstraat 55. Bertie Mulder, Timorstraat 4. Bennie Roozen, Oosthaven 41, Sassenheim. Julia Otten, R'Veen. Op 22 Mei: Dieneke v. d. Reep, Haarl.str. 204. Bertha Mank, Langeraar A 131. Ploontje Bakker, Celebesstraat 21. Zus Pollmann, Hoogstr. 3. Rika v. d. Helm, Knipl. 5, Stompwijk. Op 23 Mei: Werner Djensberg, Leimuiden. Arie v. d. Hoorn A 205, Langeraar. Anne Pelgrim, Waardgr. 48. Gerard Nieuwsteeg, Cobetstr. Eduard Guljé, Slingerlandsweg 5. Nolly Haverkorn, Verl. Bloemistenl. 45. Leny den Dubbelen, Wijtenb.weg 111, Oegstgeest. Op 24 Mei: Hans v. d. Hulst, Rijnsb.weg 24, Voorhout. Jan Witkamp, Jan v. Houtkade 29. Marietje Mulder, Timorstr. 4. Martien Heuzen, Langebr. 22. Cor Paardenkooper, Noordb. E 142, Zoe terwoude. Jacob le Fèbre, Bronkhorststr. 30a. Kees Versteegen, Weip. B 70, Z'Woude. Laurens Menken, Gemeenew. 11, Z'Woude. Op 25 Mei: Jenny Eist, Lindel. 5, Sassenheim. Tony v. Moorsel, Heerenw. 123a, Warmond. Gerard Koppers, Balistr. 8, Oegstgeest. Riet Paalvast, Pr. Hendrikstr. 19. Bertha Heetveld, Anna v. Saksenstr. 8. Jacobi v. d. Geer, Lammeschansw. 74. Jan v. Niekerk, Dorpsstr. 87, Warmond. Ansje Ammerlaan, Torbeckestraat 74. Frans Biegelaar, Kamerl. Onneslaan. Jopie Turk, B 177, R'Veen. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien of bij het verlaten der school van deze lijst wensoht afgevoerd te worden, schrijve me minstens 14 dagep vóór den verjaardag. Zoo ook, wie veran dert van plaats, straat of huisnummer, of wie een fout ziet in de lijst dezer jarigen. Oom W i m. U vraagt 1. Tot welke familie behooren de kreef ten? 2. Wat zijn eigenlijk de kruidnagels, zoo als moeder in de keuken gebruikt? 3. Mijn zus vraagt wat een „fiksie" is? 4. Ik las van een jongen, die een goed figuur maakte. Wat is dat? 5. Wie was „Homerus"? 6. Wanneer zijn de „hondsdagen"? Wij antwoorden 1. De kreeften zijn schaaldieren, fam. der langstaartigen, tienpootigen. Hiertoe behoort ook de garnaal. Ze hebben 10 poo- tc-n; lang staartvormig achterlijf aan het eind met een zwemvin; groote scharen aan de voorpooten. 't Zijn zeer vraatzuchtige dieren, die een goed vleesch opleveren. 2. De kruidnagels komen van de kruid nagelboom en wel van de bloemknoppen, van deze fraaie, altijd groene boom, die veel voorkomt op de Molukken. 3. Een „fictie" is Latijn beteekent ver dichting, verdichtsel; ook leugen, voorwend sei. Een fictief getal is een verzonnen ge tal. Begrijpt zus het nu? 4. Dat is een jongen, die zich zoo vertoont of voordoet, dat er niets op te zeggen is. Op het examen zal zoo iemand, het er goed afgebracht hebben en dus geslaagd zijn. 5. De oudste Grieksche dichter; de schry- vei van de „Ilias" en de „Odyssea". 6. Die vallen altijd in jullie vacantie. Van 19 Juli tot 19 Augustus. HOLLAND door Anton Roels. Men zegt zoo gaarne van den Nederlander, Dat hij een stijf, bekrompen menschje is, Dat men niet prettig omgaat met elkander En steeds weer teekens geeft van ergernis. Men zegt zoo gaarne van ons lage landje, Cat het zoo klein, zoo triest en mistig is Vandaar dat men met lange, verre reizen Naar vreemde landen hier zoo kwistig is. Men scheldt en moppert graag op de gebruiken, Die in ons land door d'eeuwen zijn gegroeid; Men voelt zich in de sfeer van 't kleine Holland Zoo gauw met haat geladen of vermoeid. En toch keert ieder, die „zijn" land zoo triest vindt, Terug, omdat hij rustig, stil kan zijn Hier in het lieflijk, onbegrepen landje, Dat ligt aan d' oevers van de Maas en Ryn. Nieuwe Raadsels ingestuurd door Gijsbertha de Vette. 1. Het is een straatje met witte paaltjes, het is er altijd nat en toch regent het er nooit. 2. Welke boerenkarren rijden niet? 3. Welke jas kan men niet aantrek ken? 4. Wie houdt er maaltijd zonder te eten? 3, Van welke gav^n kan geen mensch rijk worden? 6. Wie slaat zonder handen? 7. Welk pak krijgen de kinderen niet gaarne? 8. Wat voelt men zonder te zien? 9. Welke taal kent men door de heele wereld? 10. Welke bergen vindt men veel in ons land? 11. Welk lood kan men niet smelten? 12. Welke nagels kan men in geen hout slaan? 13. Aan welk land heeft iedereen het land? 14. Wie is een ijzervreter? 15. Ik ben een weekdier; doet men de voorste letter van mij af dan ben ik een schrijfbehoefte. 16. Wat wordt gemaakt en weggegooid? 17. Mijn geheel is een plaats in Z.-Hol- land; 1, 2, 3, is een boom; 4, 5, 6, 7 is een ander woord voor schut ting. 18. Mijn geheel is een plaats in Limburg; 1, 2, 3, 4 is een huis Gods; 5, 6, 7 is een ander woord voor wiel; 8 is de middelste letter van één. 19. Welke muizen kunnen vliegen?? 20. Wat doet ons soms verschrikkelijk pijn en brandt ons zonder warm te zijn? 21. Wat geeft 3 x zeven? 22. Welk schip vaart niet in 't water? 23. Als er vijf kaarsen branden en men blaast er 2 van uit, hoeveel blijven er dan over? De oplossingen niet opsturen. Deze geeft Gijsbertha de volgende week zelf. Oom WIM. DE OPLOSSINGEN DER RAADSELS VAN VERLEDEN WEEK. Opl. I: in klokhuizen. Opl. II: duinpan dakpan. Opl. III: pook Mook. Opl. IV: schoolbord. Opl. V.: de koster; hij sluit de kerk. Opl. VI: het oog. Opl: VII: de zelfmoordenaar. Opl. VIII: kruidnagels. Opl. IX: handelsbank; bankbiljet rechtbank Opl. X: Oorbellen zeepbellen. Opl. XI: de donder; een ei. Opl. XII: spijsvertering. Opl. XIII: de neus. Opl. XIV: ondier. Opl. XV: goedzak. Opl. XVI: braadstuk biefstuk. Opl. XVII: droogstokken kapstokken. Opl. XVIII: hobbelpaard luipaard. Opl. XX: verzuchten. Opl. XXI: de spiegel. Opl. XII: de zon. Opl. XXIII. op z'n pooten Opl.. XXIV: droomenland. Opl. XXV: elleboog. Opl. XXVI: das. Opl. XXVII: de r. (Voor de kleinen). Jaantje's verjaardag "T"*\ door Miep Alkemade. Jaabtje ging aan haar kleedje haken en over 2 uren moest ze naar bed toe. De heele dag was zij in haar nopjes, omdat ze morge U jarig zou zijn. Eindelijk moest zij naar bed. Moeder stopte haar diep onder de warme dekens en even vroeg Jaantje. Hè moe, wat zou ik toch blij zijn als ik wist wat ik kreeg. Maar, lieve kind, nou moet je maar eens niet nieuwsgierig zijn en er niet om vragen. Hè, zuchte Jaan Nee, zei Moe, maar ook niet klein; weer, wat zou het toch zijn. Is het groot het is er zoo tusschen in. Nou, dag lieve ling, droom maar heerlijk over je verjaar dag Moe gaf haar een nachtzoen en ging naar beneden. Eerst praten zij nog met Vader over Jaantje's vragen. Wat is dat kind toch nieuwsgierig, zei Vader en een paar uur later stapte ze béiden ook naar bed. Eerst kijken of zus al slaapt, zei Moe der en ze ging op haar teenen naar zus' kamertje. Ja hoor, die sliep als een mar mot en wat glimlachte haar vriendelijk gezicht. Ze ging weer naar haar kamer toe en ging toen ook heerlijk slapen, 's Mor gens kun je toch wel begrijpen wie het eerst wakker was. Jaan natuurlijk. Moe der en Vader hoorden haar naar beneden gaan en riep haar terug. Zijn ze dan nog niet wakker, dacht ze en moeder vroeg waar ze heen ging. Naar beneden. Moes; ik dacht dat u al beneden was. Weet je wat, ga naar de Mis van half zeven en dan komen wij ook op en maken wij alles klaar, of daar ging de bel heel lang en te, dat ze weg kwam. Moelief zette alles klaar en versierde het nog wat op, dat zou ze toch wel leuk vinden. Juist was ze klaar, of daar ging de bel meel lang en door de brievenbus werd geroepen: Bent u klaar, moes, met mijn feesttafel. Ja hoor, en moe deed de deur open en heb je veel haast, dat je zoo hard belde en schreeuw de. Nee, moes. maar ik was nieuwsgierig. Zoo, kom dan maar binnen, nieuwsgierig Aagie. Wat mooi, wat schitterend! Moes, hoe krijgt u dat gedaan en veel cadeau's. Ze zette zich op den versierden stoel en opende de cadeau's; eerst een kleine naai machine, waarop zij dol was en het zoo dikwijls gevraagd had, en er stond op: van Tante en Oom Heidebos. Het tweede van Joke Reimdal, haar vriendin. Een prachti ge poësiealbum. Het derde was van Moe der: een schooltasch en van Vader een mooi horloge, dat echt kon loopen. Wat was ze in haar nopjes. Op school trac- teerde ze ijswafels en kreeg twee mooie plaatjes van Juf. Joke Reimdal vroeg aan haar: heb je het gezien. Ja, een mooie poësiealbum. Je wordt bedankt. Ze vierde feest op school en ook thuis. Dat was toch maar de heerlijkste dag in het heele jaar. Slordigheid gestraft door Annie v. Zijp. Eindelijk was de langverwachte dag aan gebroken, dat Emmie haar opa en opoe uit Waddinxveen mocht afhalen. Ze vond het dubbelfijn, omdat ze met de auto naar het station gingen. „Want", zoo had va der gezegd, „eer ze uit Waddinxveen hier in Ede zijn, zullen ze wel vermoeid zijn". En zoo stonden ze om half twee aan 't sta tion. Puffend en blazend reden treinen af en aan. maar nog geen een moesten ze heb ben. Daar kwam een groote trein aanrol len. Hij gleed hun een eind voorbij. Daar zag Emmie opoe al voor 't raampje zwaaien, even later stond ze op 't perron. Vader hielp opa met 't uitstappen en 't dragen van de koffer. „En hoe gaat 't thuis?" was opoe's vraag. „Alles goed en wel", antwoordde vader, „en bij u?" „Ook", zei opoe. Daar stond de auto al voor. Emmie mocht naast den chauffeur zitten Hè, wat was 't fijn! De huizen en tuinen gleden voorbij en 't was, alsof de menschen stilstonden. Veel te gauw naar Emmie's zin waren ze thuis; waar moeder alles al had klaargemaakt. Toen ze koffie gedronken hadden, vroeg opoe de koffer. Nieuwsgierig keek Emmie toe, wat er wel in mocht zitten. „Hier, beste meid", zei opoe, en ze gaf haar een langwerpig kar tonnen doos, waarop stond „Ria" en er kwam een prachtige pop te voorschijn met een snoezig rood zijden jurkje en een kanten schortje voor. „O, wat mooi, wat mooi", diep ze uit! En ze bedankte opoe en opa hartelijk. Vier paar oogen keken lachend toe. „En daar zul je nou wel dik wijls mee spelen, hè?" zei opa. Nou of ze er mee spelen zou! 't Was eenige dagen later en opa en opoe waren alweer vertrokken, 't Was Woens dagmiddag en vrij van school. Emmie was weer aan 't spelen met de pop, toen moe der haar vroeg een boodschap te willen doen. Emmie was erg slordig en daarom liet ze de pop zoomaar op den grond slin geren en liep naar de keuken. Maar Hec tor, die onder de tafel in z'n mand lag, liep nu naar de pop toe en begon er aan te trekken: eerst de armen, daarna 't hoofd; verder kwam hij niet, want mèt kwamen Emmie en moeder binnen. Toen 't kind de pop zoo zag begon ze te huilen, maar moeder zei: „Het is je eigen schuld hoor!" Maar om haar te troosten, zei ze nog: „We zulen eens zien; als je een maand lang volhoudt alles op te bergen waarmede je speelt, dan krijg je misschien een nieuwe. En Emmie sloeg haar armen om haar heen en dacht: „Die goeie, lieve moe toch!" door Anton Roels. VII. Het was Woensdagmiddag en tezamen met Meneer Fransen waren de leerlingen van de zesde klas naar het voetbalveld ge- ti okken. Het kleedhok was al klaar gekomen en moest alleen nog geschilderd worden. Ze namen er eens een kijkje in en het ver wonderde hen, hoe aan alles gedacht was. Fr was een ruime waschgelegenheid, die goed van pas zou komen. Want Meester had al gezegd, dat „de Zesde" niet moest be staan uit „mooiweervoetballers", die bang waren voor een beetje regen en modder met de gebruikelijke glijpartijen. Verder varen er drie kleedvertrekken in en naar den kant van het terrein was zoowaar een klein terras gebouwd. De jongens waren een en al opgetogen- beid. En ze werden dat nog meer, toen ze bemerkten, hoe de bodem van het ter rein keurig was platgewalst en hoe het gras was afgemaaid: wat overbleef geleek met een beetje fantasie op een enorm bil jartlaken! De doelpalen waren al in den grond ge zet, maar de netten moesten nog worden klaargemaakt, vertelde Meester. Dat was intusschen geen reden om de beenen niet eens los te trappen! „Maar we hebben toch nog geen bal?" Vragend keken aller oogen naar Meneer Fransen, die met een kwasi-ongelukkig ge* zicht zei: „Ach nee! dat is waar ook!.... Maar weet je wat? We gaan allemaal op zoek! Het zou heelemaal zoo gek niet zijn, als we hier of daar een bal vonden. Staat daar toch niet zoo komiek te kijken! Met Paschen gaan jullie toch ook wel naar eieren zoeken? Nou dan...." En meteen hep Meester op een draf naar het kleed lokaal, waar hij even later weer uit te voorschijn kwammet twee gele, splin ternieuwe voetballen onder de arm. Dat gaf me vreugde op het veld! Het ge juich kaatste in het rond. En een enkele wandelaar bleef lachend aan den kant van den weg staan kijken naar die uitgelaten t: cep jongens, waarbij ook een oudere heer was, die opeens een voetbal de lucht in wierp en cr een geweldigen schop onder gaf! Het viel voor sommigen anders niet mee om dien grooten bal zoo'n eind weg te trappen. Bovendien had Meester gewaar schuwd, dat ze het £alm-aan moesten doen, •vant anders hadden ze straks de flarden aan hun schoenen hangen. Daar huiverden ze wel een beetje voor. Want Vader en Moeder zijn nu eenmaal niet in de beste stemming te brengen, als men hun zoo juist stuk getrapte schoenen laat zien. En een goede stemming hadden ze allen noo- dig, want hoe zouden ze anders aan een volledige voetbaluitrusting moeten komen? Ze trapten dien middag maar wat in het wilde weg. „Zaterdag kunnen we onder elkaar misschien een wedstrijd spelen", zei Meneer Fransen, „maar dan moeten jul lie zorgen, schoenen bij je te hebben, die een stootje verdragen kunnen en waarvoor het zoo erg niet is, als er op een goed oogenblik de zolen vanaf vliegen!" Plechtig beloofden de voetballers dat aan hun onderwijzer, die dezen middag al bewe zen had, dat hij zijn partij nog best kon mee blazen en met den bal menigeen te viug en te handig af was. Langzaam ging het daarna op huis aan. Overal werd ijverig gestudeerd, want morgen begonnen de proefwerken. Die moesten nu beter dan ooit slagen! En vóór het naar bed gaan werd hier en daar al een aanval op Moeders vrijgevig heid gewaagd. Hé, Moe, krijg ik een paar voetbalschoe nen? Het hoeven geen dure te zijn. Het is toch ook maar alleen om er een bal mee te kunnen trappen, zonder dat je bang *'Gor je zolen hoeft te zijn? Toe Moe, krij gen we een paar?" „We zullen zien!" zei Moeder met een veelbeteekenend lachje, „ik zal er eens met Vader over praten. En nunaar bed. Vooruit! Weggemarcheerd! Brave jongens doen direct wat Moeder zegt!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 20