De Zesde
CORRESPONDENTIE
Stina en Grada Visser, Alphen.
Zoo jongens, hebben julle ook eens een
briefje geschreven en heeft Stina eens ge
probeerd eer. rijmpje te maken? Dat is
flink, Stina! Zoo kind, ga je nu weer ge
regeld naar school. Ja, zoo thuis zitten
wordt erg vervelend ten slotte, om je een
pleizier te doen, laat ik het versje hier vol
gen. Dag Stina! Dag Grada! Groeten jullie
je ouders var. me. Nu komt het versje van
Stina. Zij vertelt iets van de zieke Pop, die
door den dokter weer genezen werd. Hoort,
hoe zij dat zegt:
DE ZIEKE POP.
Pop is ziek
En is erg verkouden.
Zij hoest en niest
En kan het haast niet houden.
Zij moet naar dokter
Gaan en krijgt dan pillen,
Medicijn of poeders,
Al zou zij dat niet willen.
De poppenmoeder zegt:
Wat ben je ziekjes, kindje?
Doe maar goed, wat dokter zegt,
Want hy is jou groot vrindje.
Nu ligt ze heerlijk toegedekt
En slaapt in 't warme bedje
En na een dagje is ze weer,
Mijn lief, klein zoete Netje.
Eduard de Bruyckère, Leiden.
Wel Eduard, heb jij ook eens gepro
beerd een opstelletje, neen, wat zeg ik,
een verhaaltje van vier bladzijden te ma
ken. Dat is mooi van je. Ja jongen, weg
moeten elkaar helpen, dan gaat alles wel
En nu zou ik je zeker een plezier "doen,
aJr ik dit verhaal eens liet afdrukken. Wat
zouden dan je vrienden raar op den
neus kijken, als ze van jou al iets gedrukt
zagen en dat voor een jongetje van 9 jaar.
Maar kom, je bent ook alle man niet. Ik
laat het hier volgen. Opgepast jongens!
Daar komt een jongetje uit de derde klas
en zal eens een mooi verhaaltje vertellen
en met dit verhaal zullen we voor van
daag de Correspondentie besluiten.
(Voor de kleinen).
EEN KIKKER IN DE SCHOOL,
door Eduard de Bruyckère.
Jan, Jan! opstaan, 't is al acht uur! Ja
moe, ik kom! riep een .stem van boven.
Pat was Jan, die het riep. Jan stond heel
gauw op, hij keek op' zijn horloge. Jon
gens, het was kwart over acht! Hij ging
r.aar de badkamer en ging zich kleeden.
Eindelijk was hij klaar; rende naar bene
den. In de huiskamer, stond- het ontbijt
gereed. Toen Jan klaar was, borg hij zyn
boeken in de tasch, zei moeder goeden dag,
en ging naar school toe.
Om naar school te gaan, moest hij langs
den wanterkant. Toen hij er lang liep, zag
hij opeens een kleine kikker zitten. Hy
ljep er naar toe, pakte hem en keek naar
he+ kleine diertje. Opeens kreeg hij een
plan. Hij zou het diertje meenemen naar
de school. En zou de heele klas laten
schrikken! Hij deed het. Hij stopte het
Q'ertje zoolang in z'n broekzak. Hij keek
eens op zijn horloge. Wat een schrik! Het
was al vijf minuten voor' negen Hij liep
hard naar school toe! Precies was hij op
tijd. Opeens dacht hij weer aan de kikker,
even voelde hy nog, en ja hoor, hij zat
er nog! Hij stapte de klas in. Hij zat nau
welijks of daar ging de bel: ting, tingeling!
De juffrouw deelde de Tekenschriften
uit! Ze mochten beginnen. Jan kon maar
niet rekenen. Hoe kwam dat toch? Wel?
Jan dacht niet aan rekenen, hy dacht aan
heel wat anders. Hij dacht hoe hij dat plan
met die kikker zou doen! Ha! nu wist hij
het al! hoor maar! Hij zou straks midden
onder de taalles de kikker laten loopen op
den grond! Dat was een mooi plan! Hij re
kende verder! Hè, hè! eindelijk was het
dan tijd! De Tekenschriften werden in de
kast gedaan. De juffrouw zei tegen Jan:
„Jan deel even de taalschriften uit!" Jan
deed het! Jan was klaar!
Onder de taaalles haalde Jan z'n kikker
voor den dag. Hij liet hem los! Wat een
kwajongen toch! Jan ging verder met taal
net of er niets gebeurd was! Een jongen
begon opeens zoo erg te schreeuwen, dat
de juffrouw van schrik haar vulpen liet
vallen! De jongens keken verschrikt op!
maar zoo gauw ze den kikker zagen begon
nen ze ook al te schreeuwen! Dc juffrouw
ook al! toen ze de kikker zag! Jan stond te
lachen, te lachen! o! zoo iets had hij nog
nooit meegemaakt. Toen ze allen tot be
daren waren gekomen, zei de juffrouw wie
heeft cie kikker op den grond laten loo
pen? Jan stek zijn vinger op. O! O! zei de
juffrouw, heb jij dat gedaan, nou het is
een schandaal, maar je zult gestraft wor
den. Jan kreeg 10Ó strafregels en 's mid
dags kreeg hij nog van vader een pak slaag
en moest voor straf naar bed. Nooit heeft
Jan dat meer gedaan en hij wist, wat ie
wist!
Tot de volgende week.
Wie een brief schrijft, krygt een ant
woord terug.
•ui tm ra o o
LEER NU HET TIJD ISl
door Oom Wim.
„Wat Jantje niet leert, leert Jan zeker niet'
Is een waarheid, die klinkt als 'n klok.
Je hoorde zoo vaak dit in school en in huis,
Als je stikum het lijntje weer trok.
Als de deur van de scuool is gesloten,
m'n vrind,
Er je staat, waar de arbeid je wacht.
Dan is slechts de vraag, wat je kent en
je weet:
Wat je mee van school hebt gebracht
Dan wordt er gewikt en gewogen, geschift
Fr gaan de geschikten wis voor.
Zy waren de Jantjes, die leerden op school
En deden hun best al maa door.
Zij maakten 't huiswerk en kregen
nooit straf,
Maar waren van zessen steeds klaar.
Zij luisterden toe, hoe 't was en 't moest,
En geen woordje nntginj hun zoowaar.
Zy plukten de vruchten, jr zie je 't wel,
Zij staan al zo waar in de rij.
Met opgericht hoofd en ..iet trots in
hun blik,
Wacht d' arbeid, die vrij maakt en blij.
Wie raadt mee
Ingezonden door?
1. In welke huizen vindt men nooit
muizen?
2. Op welke pan past geen deksel?
3. Met p vindt gij mij bij de kachel,
met m ben ik een gemeente in Limburg.
4. Uit welk bord eet men nooit?
5. Wie is het langste in de kerk?
6. Welke spiegel is niet van glas?
7. Welke moordenaar wordt niet in de
gevangenis gezet?
8. Welke nagels kan men in geen hout
slaan?
9. Op welke bank zit men niet?
10. Welke bellen geven geen klank?
11. Wat kan rollen en is toch niet rond?
12. Voor welke verteering heeft men
geen geld noodig?
13. Wat is de nauwste schoorsteen?
14. Welk dier is toch een mensch?
15. Welke zak is toch een mensch?
16. Welk stuk kan de beste muzikant
niet spelen?
17. Welke stokken neemt men niet in de
hand?
18 Welk paard gebruikt men niet voor
trekdier?
19 Wi'e heeft zijn vader helpen doodma
ken?
20. Zonder kop en staart is het een zucht.
21. Wat hangt aan de muur dat iedereen
de hand geeft?
22 Wat gaat in het water en wordt niet
nat?
23. Waarop kan een haas het vlugst loo
pen?
24. Welk land wordt niet bewoond?
25. Welke boog hebben de Chineezen al-
tyd bij zich?
26. Ik ben een dier en ook een kleeding-
stuk?-
27. Wat is altijd het einde van plezier?
Allerlei
Schoolstraffen in de 16e eeuw.
Overtuigd als ik ben, dat elk uwer wel
eens graag wil weten, hoe het 400 jaar ge
leden in de school toeging, heb ik -ens een
oud werk geraadpleegd en daarin vond ik
iets heel byzonders over het straffen en
hoe men strafte. Ik zal dan eenige art ne
men uit het reglement van' de groote (la-
tijnsche) school van Delft van den jare
1547 en daaruit krijgen we een getrouw
beeld, hoe men over schoolstraffen in dien
tyd dacht. (Ik schrijf in de taal van nu!).
Art. I: Op feestdagen moeten allen des
morgens ten zeven uur aanwezig zijn, te
kerk gaan en tot het einde van den dienst
daar blyven.
Art. II: Hetzelfde geldt ten opzichte van
het morgen- en avondgebed op de dagen
en uien dartoe bepaald. Wie wegblijven,
zullen naar mate van hun schuld te be-
oordeelen door den rector met de plak
of met de roede gestraft worden.
Art. III: Leugen of zeer onbetamelijk
gedrag in de school, op de straat of in de
kerk zol met roeden gestraft worden.
Art. IV: Oneenigheid of twist tusschen
leerlingen zal door hun meester of door
den rector gestraft worden.
Art. V: Gaat de twist in een vechtpartij
over, dan zal hy, die het eerst geslagen
heeft, met roeden gestraft worden.
Art. VI: Wie zoo verre gaat, dat hy in
drift het mes trekt, zal aan een paal ge
bonden worden en op den blooten rug met
roeden gegeeseld worden.
Art. VII: In elke klas zal er één zijn, die
op al die misdrijven acht geeft. Hy moet
al wai de leerlingen misdoen nauwkeurig
opteekenen zonder iemand te sparen.
Art. VIII: Indien de aanbrenger met op
zet nagelaten heeft iemand te ontzien, zal
hy dezelfde straf krijgen als de schuldige
zou krygen.
(Zoo ging het in de latijnsche school en
zoo ging het in de lagere scholen eveneens
toe. De straf was gewoon zooveel slagen
met de plak of met de roede).
Oom WIM.
U viaa 1
1. Hoe groot was op 1 Jan. van dit jaar
ae bevolking van Nederland?
2. Hoeveel inwoners heeft Rusland?
3. Hoeveel Katholieken wonen er in
Duitschland?
4. En hoeveel protestanten?
5. Hoeveel Katholieken zouden in Pa-
est in a wonen?
6. In welk jaar namen de Watergeuzen
dtn Briel?
I/VIf antwoorden
1. Op 1 Januari 1939 telde Nederland
8 727.231 zielen.
2. Rusland heeft volgens de volkstelling
"an 17 Jan. 1939, 170.126.00Ü zielen.
3. In naam katholiek 37 S millioen
(43.1 pet.) verleden jaar Maart.
4. De helft van alle Duitschers zijn in
naam Protestant, 43 H millioen.
5. 22.000 Katholieken. Het totaal aantal
Christenen bedraagt echter 111.796, dus 5
maal zooveel. Dit was zoo in Juni 1938.
6. In li'2.
Een Fietstochtje
door Tonia Verhagen.
Op een mooie Zondagmiddag, met stil
weer, maakten we met ons beidjes een
fietstochtje. We vertrokken om kwart over
éénen en wc gingen over Stompwijk de
Di van Noortstraat af. En zoo over Zoeter-
woude en over Leiderdorp. Doordat ze
daar de honden aan het leeren waren,
stepten we, en bleven even staan kijken.
Maar de tijd ging door en 't was intusschen
half drie geworden. Dus we gingen met
spoed verder. Toen we op Hoogmade waren
kwamen we een ijsco-wagen tegen en we
kochten elk een ijsje van vyf cent. Zoo
gingen we weer verder naar Woubrugge.
ue plaats, die we afgesproken hadden.
Toen we in dat dorp aankwamen wisten
we zelf niet waar we heen zouden gaan.
We zijn maar naar tante Lena gegaan die
aan Ofwegen woonde. Want we moesten
den dag toch om zien te komen. Mijn tante
was erg in haar schik, dat ze visite uit
Stompwijk kreeg. Daar zijn we gebleven
tot 's avonds half negen. En toen hebben
we van alles wezen kijken: koeien, kippen,
konijnen, paarden, en allerlei machines
zoowel maaimachine. dorschmachine enz.
enz. Toen myn oom klaar was met melken
om zeven uur gingen we boterhammen
el en. Toen we onze buikjes dik en rond
hadden, gingen we weer naar huis. Maar
toen kwam Jootje weer aanzaniken, dat
we haar pop en de mooie wieg even kwa
men kijken. Die had oom Arie pas gewon
nen uit een loterij. En grootsch dat ze er
mee was! Maar we moesten toch weer naar
huis, want het werd al hoog tyd. Het is
rog anderhalf uur fietsen. De terugreis
naar huis hadden we veranderd, inplaats
over Zoeterwoude waren wij langs de Vliet
gereden, kwart over Menen waren we
thuis, maar we hadden hard gereden. En
mijn vriendin woonde op Zoetermeer. De
weg is nog a' mooi, zc was er nog al gauw.
Toen we thuis waren, gingen we gauw
naar bed, want we waren erg moe. De mid
dag was wel gcuw om geweest en we
hadden veel pleizier gehad. Maandag, de
waschdag, was nog prettiger, bij de herin
nering aan het uitstapje naar Tante Lena
in het mooie landelijke plaatsje, dat Wou
brugge heet.
(Voor de kleinen).
De verjaardag van opoe
door
Anny van Zijp
„Wat zullen we voor opoe koopen"
klonk de vraag van Tineke „Ik denk" zei
moeder, toen ze de spaarpotten van Gerda
Tineke en Joop nakeek, waar ruim 0.80
inzat van de opgespaarde centen, die ze
voor 't boodschappen doen van Opoe altijd
kregen. „Jullie moesten maar een plantje
koopen. Je weet, dat opoe daar veel van
houdt". „Ja, zei Gerda, dat is wat, dat is
geen „rommel" en daar heb je wat aan."
„Ja, ja",klonk 't uit de overige mondjes
„dat doen we".
Toen ze de volgende dag uit school kwa
men, beraadslaagden ze, wat voor een
plant 't wezen moest. „Een begonia", zei
Joop, die 6 jaren telde, en dus niet begreep
dat dit veel te duur was. „Ben je mal", zei
Gerda de oudste „veel te duur, een cactus".
„Heeft opoe al", begon Tineka „een gera
nium." „Ja, ja." En met dit besluit stapten
ze de volgende dag de winkel in. „Een
gegera-geranium" zei Joop hakkelend, blij
dat het gewichtig woord er uit was „Astu-
blieft" zei de juffrouw „50 cents". Betalen
mocht Tineke doen, ieder wat. Toen stapten
ze de winkel wéér uit en gingen 't een
zame landweggetje op naar Opoe's huisje.
't Was helder weertje, de hemel mooi
blauw en de boterbloemen en made
liefj°"! stonden tr H'nsteren in de —mne-
sehijn. Ha, daar zagen ze opoe's huisje al,
netjes en proper zag het er uit. Een keurig
verzorgd perkje lag er voor en een stenen
paadje ging naar het huisje. Gerda trok
aan de klopper en grootmoe's gezicht ver
scheen om de deur. „Dag, kinders", zei ze,
maar voordat ze uitgepraat was. riepen
de drie kinderen haar een hartelijk geluk-
wensch toe. Daarna reikte Tineke haar de
bloempot aan. „Da's aardig, da's aardig"
riep opoe, maar nog grooter werd haar
verbazing toen Gerda het wenschje dat ze
steeds op haar rug gehouden had opzei,
„Zoo, en nu lusten jullie zeker wel een
krentebol". Nou dat bliefden ze wel. En
even later zaten ze heerlijk te smullen van
de krentebollen, chocolademelk en de ge
vulde koek. En toen ze 's awonds weer
in hun bedje lagen dachten ze nog na over
dien heerlijken dag.
Humoreske
Ik genoot echt op den molen, waar ik
mijn vacantie doorbracht; of eigenlijk bij
den molen, want ik zat natuurlijk niet bo
ven op den molen! Veronderstel; ik zie
mijn lange beenen al beng'len tusschen de
wieken! Absurd! Enfin; ik genoot! Hoe
heerlijk rustig was hier alles; de uitge
strekte landeryen, doorkliefd door snel
vlietende beekjes of prozaïsche slootjes, die
door mijn verbeelding werden omgetoo-
verd in kanalen! 't Gezicht op de wijde pol
ders, 't vee en weidebloempjes inspireerde
me tot dichten. Dichterlijk bloed brulschte,
kookte, ziedde door mijn aad'ren.
Hoe lieflyk is de groene wel.
Waar de bloempjes bloeien!
't Beekje kabbelt rust'loos voort,
En logge koeien loeien!
Hè, nee; dat klinkt niet fijn genoeg! En
weer begon ik opnieuw:
„O, uitgestrekte, Hollandsche land
ouwen",
O, schei uit, kreet myn dierb're vrien
din, die over mijn schouder deze eerste re
gel gelezen had, en gierde van pret.
„Waarom", bitste ik; dat is....
„Een ode aan de leuke koetjes en lieve
varkentjes, met rose snuitjes", proestte
mijn kwelgeest!
„Ach wat, jij hebt toch zeker geen...."
„Dichterlijk bloed ln mijn prozaïsche ade
ren". en mijn vriendin lachte.... lachte
zoo uitbundig dat ik vreesde dat ze een
zenuwschok te pakken had. Ik snelde naar
de pomp haalde de zwengel over en vulde
een glas met dat heerlijk nat; ijlde daar
vlug mee naar Greet, die op 't zien daar
van weer opnieuw een zenuwschok te pak
ken scheen te krijgen. Ik liet haar met
rust en probeerde na eenige minuten voor
zichtig om 't hoekje te kijken; gelukkig ze
was gekalmeerd!
Zullen we eens een wandeling maken
door je uitgestrekte, Hollandsche land
ouwen" vroeg ze; waartoe ik dadelijk be
reid was.
„En toch is 't hier zalig!" kreet ik toen
we even op weg waren. Greet stemde dat
ook ten volle in.
„Zie nu daar dat molentje zijn vier ar
men uitsteken, te midden van 't vlakke
land", zong ik in verukking; „is 't niet een
bekoorlijk tafereeltje, een idylle?"
„Ja, hoor eens" aldus prozaïsche Gré,
„in zulke hooge regionen voel ik me niet
thuis; ik heb trek in een ijsco!" En weg
was ze; ze had in de verte het belletje van
een ijscokar gehoord!
Een andere kijk kreeg ik op den
molen, toen het een keer stormde!
De wind beukte tegen de wieken, die
rondgierden met de kracht van een sprook
jesreus! Het hout kraakte als van een schip
dat tegen vollen stormwind optornt! De
molen zelf scheen een dreigende gewelde
naar; waar alles voor sidderen en beven
moest! Een fantoom! Binnen in den mo
len schenen spoken hun lusten te botvie
ren! Rond de wieken waren spoken aan
't krijgertje spelen; raven en uilen kras
ten luidruchtig, akelig snijdend.
Ik zag de heksen op hun bezemstelen
dreigend de dik-bewolkte luchten door
klieven! Heur haren wapperden zwierend
om haar heen! Ik rilde en beefde van angst
en tegelijkertijd genoot ik van zulk een
romantisch avontuur! Nu begreep ik welk
een diepe, ontzegwekkende indruk spoken
en heksen op onze voorouder in vroegere
eeuwen moesten hebben gemaakt Ai, daar
voel ik een spook duidelijk langs me heen
glijden; zijn snuivende adem geeft een golf
van wind in mijn hals en beweegt mijn
haren. Ik houd me doodstil, durf me niet
te bewegen! Ik wil schreeuwen, maar kan
geen geluid uitbrengen! Zijn witte kleeren
fladderen om me heen! Wat zou dat rfpook
met me willen doen? Ik houd mijn adem
in; zou ik betooverd worden; zou ik ver
anderen in een krassende uil, of in een
heks of een bezemsteel?" O, zoo de lucht
te doorklieven en nimmer meer op myn
twee lange beenen te staan? Vreeselijk,
afschuwelijk!"
„Slaap je, edele prinses? Waarom ook
zoo lang in 't donker blyven zitten?"
Het was Greet, die me in mijn gepeinzen
was komen storen!
„Soonk", zei ik, en ik meende het op dat
oogenblik *">n ^rte.
ANNY v. DIEST
door Anton Roels.
VI.
Meneer Fransen keek de klas eens rond
en vervolgde toen: „Over twee weken be
gint de groote vacantie en we weten, wat
dal beteekent. Voor sommigen vallen de
schooldeuren voorgoed dicht, omdat ze iets
arders gaan doen dan studeeren; anderen
trekken naar de Mulo, de H. B. S. of het
Gymnasium in de stad; een enkele verlaat
de oude omgeving om op het seminarie te
gaan leeren. In ieder geval blijft er van
ons groepje, zooala we hier op hét oogen-
biJc bij elkaar zitten en zooals we nu bijna
een jaar lang lief en leed met elkander
hebben gedeeld, weinig over. Tenminste.,
als er niet iets was. dat ons bij elkaar zou
kunnen houden ondanks het feit. dat we
verschillende scholen gaan bezoel&n of een
heel anderen werkkring zullen vinden.
Dat iets is de voetbalclub, die jullie van
plan bent op te richten. Waarschijnlijk weet
jullie al, hoe ik erover denk. Ik vind het,
kort gezegd, een heel aardig idee en Jullie
voornemen is voor mij een bewijs, dat ik
met voor niets mijn best gedaan heb om
het jullie dit jaar zoo aangenaam mogelijk
te maken. Het is op het oogenblik wat
warm om over voetballen te praten en
met het vooruitzicht op het proefwerk van
ae volgende week is het misschien wat
voorbarig, maar tóch heb ik nu de gele
genheid gegrepen om Jullie een moment
over die vereeniging te spreken. Als er
goed gewerkt wordt, is er ook ontspanning
roodig. Ik verwacht, dat jullie Je best
blijft doen, zooals het in de zesde klas is
gegaan, Op die voorwaarde mogen we ook
aan de sport denken. Natuurlijk hebt Jullia
allemaal al gehoord, wat ik voor de club
heb gedaan. Een van de weinige dingen,
waarover nog geen beslissing is gevallen,
is de naam! Hoe moet onze voetbalclub
hceten?Weet niemand een gesemkten
naam? Nu dan zal ik er een noemen: Hoe
lijkt jullie de naam „de Zesde"?
Na een oogenblik stilte klonk bijna ge
lijktijdig uit alle monden: „Ja, dat is een
prachtige naam, meneer! Onze club moet
„de Zesde" heeten!"
„Goed zoo! Ik heb aan Jan en Piet Ver
hoeven al gezegd, dat Jullie voor vnetbal-
kleeren moeten zorgen. Zouden we niet
het beste doen, eenvoudig een zwarte broek
en een wit shirt te kiezen? Je weet: eenvoud
siert den mensch. Het voornaamste is, dat
we goed spelen. De uitrusting doet er dan
minder toe!"
Ook dit voorstel vond algemeen bijval.
Tenslotte zei Meester nog: „Degenen die
Jfd willen worden, betalen iedere week
ran iemand, dien we daarvoor zullen aan
wezen, een dubbeltje. Na vier uur moeten
ze zich maar aan mij opgeven! Maar denkt
eraan: je moet toestemming van Vader en
Moeder hebben; andera kan er niets komen
van voetballen!"
Opgetogen klapten de jongens ln de han
den. Nog nooit hadden zij zóóveel pleizier
in de Taalles en nog nooit letten allen zóó
voortreffelijk op.
Om vier uur kwamen allen om Meester's
leisenaar staan en niet minder dan twee-
en-twintig van de dertig lieten hun naam
opschrijven.
„Juist genoeg voor twee elftallen!" zei
meneer Fransen lachend, maar hij dacht
bij zichzelf: „Er zullen cr nog wel een paar
afvallen. Er zullen allicht een paar rakkers
zijn, die geen toestemming hebben ge
vraagd aan Vader en Moeder, en die zich
hebben opgegeven met de gedachte, dat
Meester het wel thuis in orde zal maken."
De kreet, waarmede, ondanks de hitte,
de zesde dien middag de school uitstorm
de, geleek een overwinningslied. In op-
tochkglng het naar de wei, waar het graa
al was gemaaid en waar.... reeds tim
merlieden bezig waren aan het kleedlo
kaal, dat grootere afmetingen acheen te
kiijgen, dan iemand zich had durven voor
stellen.
Ademloos-stil keken de jongens toe van
af den weg. Een bruggetje was er nog niet
en de timmerlui hadden de plank ingetrok
ken. Maar anders hadden do rakkers stel
lig een wilde wedloop gedaan rond het
veld uit pure vreugde.
Deze wei was hun voetbal terrein gewor
den.
(Wordt vervolgd).
DE OPLOSSING
van de Raadsels, ingezonden door An toon
Roels van verleden week waren:
I. Blasius
Vreezen
Kletsen
Landman
Cholera
Barbara
Torpedo.
De gevraagde naam is: Bredero.
II. Biljartbal.
III. Hossen lossen rossen.
IV. Al is de leugen nog zoo snel, de
waarh*H neht^fhao't '--'ar wl