STADS NIEUWS MAANDAG 8 MEI 1939 r>p ir.T-.c ip roURANT DERDE BLAD - PAG. 12 Wat gedaan bij lucht aanvallen? Wenken, welke men moet ter harte nemen Ten vervolge op de Zaterdag afgedrukte aanwijzingen voor de zelfbescherming der burgerbevolking tegen toekomstige lucht aanvallen, gééft dr. T. Potjewijd, bestuurs lid van de afdeeling Leiden der Ned. Ver voor Luchtbescherming de volgende ad viezen voor het geval van onmiddellijk dreigend luchtgeva&r. Het sein ..Luchtalarm" wordt gegeven door het hoofd van den Luchtbeschermings dienst. Het is het middel om het apparaat van den burgerlijken luchtbeschermings dienst in werking te stellen en het is het teeken, dat binnen zeer korten tijd gevaar uit de lucht te wachten is. Allen moeten trachten om zichzelf, hun naasten in vei ligheid te stellen. Het sein „Luchtalarm,, wordt gegeven door het doen loeien van Wanneer men in huis is. Wanneer men in huis is, neemt men alle maatregelen alsof men het huis voor eeni- gen tijd ging verlaten. Volgens een vooraf vastgesteld plan gaan één of meer per sonen het huis rond en men sluit alle deuren en ramen, sluit de hoofd kraan van de gasleiding, schakelt den elec- trischen stroom uit, sluit de luchtkleppen van de kachels en men trekt zich terug in de gezinsschuilplaats. Een van de personen, die het huis heb ben gereed gemaakt voor de beveiliging zal als regel de wacht betrekken voor het waarnemen van inslaande brandbrommen. Hij zal zich dus, bij voorkeur voorzien van een gasmasker, zoodanig opstellen, dat hij zooveel mogelijk beschermd is en toch in staat is om waarnemingen te doen. Bij hooge panden zal hij als regel op een der hoogere verdiepingen zich binnens kamers begeven teneinde huis-alarm te kunnen maken en naar zolder of vliering te snellen, wanneer zich verdachte ver schijnselen voordoen. Bij lagere panden zal de wachtsman zich mede in de gezinsschuilplaats begeven, of hij zal zich buitenshuis in een loopgraaf of achter een aarden wal opstellen. In de gevallen, dat deze laatste beveiliging de voorkeur verdient, zal echter in den regel ook de gezinsschuilplaats buitenshuis zijn. Wanneer men zicji in groote of kleine openbare gebouwen bevindt, moet men re kenen, dat men daar reeds een beveiliging vindt, die men op straat nog zou moeten zoeken! Men blijve dus binnen het ge bouw, tenzij de eigenaars of beheerders een veiliger schuilplaats hebben ingericht en men zich nog daarheen kan begeven. Wanneer men op straat is. Wanneer men op straat is, overweegt men of men de eigen schuilplaats nog kan bereiken. Is dit niet mogelijk, dan tracht men in een openbare schuilplaats veiligheid te verkrijgen en is ook deze kans uitge sloten, dan zoekt men dekking achter voor uitspringende muren, in portieken of in openbare gebouwen. Is het gevaar azer dringend en acht men geen schuilplaats aanwezig, dan vermindert men het lijfs gevaar in hooge mate door plat op den grond te gaan liggen. Het gevaar om getroffen te worden door granaatscherven is dan sterk verminderd, doch men zal nog waakzaam dienen te zijn tegen strijdgassen. Vreest men dat deze verspreid worden, dan is men verplicht om op te staan om zich tegen den wind in, naar een veiliger plaats te begeven. Een zakdoek voor neus en mond, zoo mo gelijk met water gedrenkt, moet dan het gasmasker vervangen. Bestuurders of geleiders van vervoer middelen moeten zichzelf beveiligen, zoo als hiervoren werd aangegeven. Hun auto of wagen zetten zij rechts van den weg met gedoofde of verduisterde lampen. Trekdieren moeten worden vastgebonden. In sommige gevallen zal men cenige dek king kunnen vinden in of onder den wagen Wanneer liet gevaar geweken is. Wanneer het gevaar geweken is, wordt dit bekend gemaakt door het luiden van de kerkklokken. Men kan dan voorzichtig uit de schuilplaats te voorschijn komen; de vrijwillige brandwacht zal waarschijnlijk voorlichtingen kunnen geven over hetgeen gebeurd is en zoo zal men spoedig weten of ramen en deuren weer geopend kunnen worden. Dit houdt niet in, dat de geheeie omgeving reeds niet meer gevaar zou op leveren. Zou er bij voorbeeld mosterdgas verspreid zijn, dan zou het aanraken van raamkozijnen, buitendeur of tuinhekje reeds gevaar kunnen opleveren. Men zij dus voorzichtig. Dit houdt tevens in, dat men zich niet noodeloos op straat begeeft. Binnen korten tijd zullen de openbare diensten, op mel dingen van u en anderen, de plaatsen, die gevaar opleveren, hebben gereinigd, en hebben opgeruimd. Niet-ontplofte projec tielen en andere gevaren, die den leek be dreigen. zullen weggenomen zyn. Men '.y dus niet nieuwsgierig en men hervatte het De 46ste Dies-viering van „Sanctus Augustinus" Feestelijke bijeenkomst in de Leidsche Academie De feestvergadering van „Sanctus Augustinus", Zaterdagmiddag gehouden in het Klein Auditorium der Leidsche Uni versiteit, werd o.m. bijgewoond door den rector magnificus der Academie, prof. dr. P. C. Flu en zijn echtgenoote, en prof. dr. F. Muller Jzn., secretaris van den Acad. Senaat. Verder waren aanwezig de oud moderator der jubileerende vereeniging prof. P G. Groenen, directeur van het Kath. Indisch Bureau te Den Haag, pater H. Duurkens S.J., Uniemcderator en prof. Gerlach Royen O.F.M., hoogleeraar te Utrecht. De Unie en talrijke zustervereni gingen hadden afvaardigingen gezonden en van de Leidsche studentenverenigin gen waren vertegenwc-ordigd de V.V.S.L., de Unitas en de S.S.R Na opening der bijeenkomst door den praeses, den heer J. G. Riibenkamp Berg- meyer, werd mededeeling gedaan van de ingekomen gelukwenschen en berichten van verhindering. Rede van den praeses. Aan de rede welke de heer Rübenkamp Bergmeyer hierna hield, ontleenen we het volgende: Bij gelegenheid van de 46e Dies Natalis van onze Vereeniging is het voor mij een voorrecht, in 't openbaar en in een Acade misch milieu, uiting te kunnen geven aan een gedachte, die meerderen in het Ne derland van vandaag uit 't hart is gegre pen. Wij willen met warme instemming spreken over het streven van diegenen, die zich ten doel hebben gesteld in het Neder- landsche Volk, ondanks vele en diepgaan de verschillen, een eenheid tot stand te brengen. Tegelijk met dit streven en waar schijnlijk als onmiddelijk gevolg, wordt er in het studenten-milieu, gezien de laatste feiten, met verlangen uitgezien naar deze eenheid, die ook bij ons studenten nog zoo ver te zoeken is. Met groote instemming hebben wij me- deonderteekend het Studenten-Manifest, dat, op initiatief van de Koninklijke UtrecMsche Studenten-Vereeniging tot vrijwillige oefening in den wapenhandel aan H. M. de Koningin is gericht en waar in de Nederlandsche Studenten „met ter zijdestelling van alle, ook in de studenten wereld bestaande verschillen in het belang van het Nederlandsche Vaderland aan hunne eensgezindheid uiting geven door H. Majesteit de verzekering aan te bieden van hunne offervaardigheid en trouw". Vervolgens heeft het artikel van den heer Kist in het „Leidsch Universiteits blad" van 28 April j.l. onze aandacht, waarin hij schrijft n.a.v. het 100-j?rig be staan van het L.S.C.: „Wat bij een derge lijke bezinning het meest treft is, dat Mo- lewater en de zijnen honderd jaar geleden eenheid brachten in een verdeelde studen tenwereld en dat thans, na een eeuw, die eenheid weer ver te zoeken is. Wanneer de ons allen toegewenschte be zinning tot de slotsom gelied heeft, dat alle Leidsche studenten nog wat meer gemeen hebben dan hun inschrijvingskaart, wordt het dan niet hoog tijd, het werk. dat een eeuw geleden tot zulk een overweldigend succes voerde, opnieuw op te vatten en tot een goed einde te brengen? In ieder ge val een betere herdenking van Molewater en een betere waardeering voor zijn werk, het L.S.C., dan een herstel der studenten eenheid laat zich niet denken". Tot zoover dit artikel. Leggen we daar naast het jonge blad „Citadel", dat de wekroep is om „aansluitend bij het werk, normale leven, zonder zich, indien over bodig, op straat te begeven. Personen, die zich ongerust maken over een eventueel bekomen verwonding of be smetting kunnen zich melden aan een van de vele hulpposten. Zij moeten vermijden andere personen te besmetten met een gif tige stof, waarmede zy zelf vermoedelijk in aanraking gekomen zijn. Samenvatting De gevaren uit de lucht worden tot een minimum beperkt, indien de geheeie be volking zich goed voorstelt welke eischen gesteld worden: Verzamelen van kennis, kalmte in uren van gevaar, zelfbeheersching en vastbe radenheid om de maatregelen te treffen, waarvoor men reeds nu het plan gereed maakt. Het gevaar uit de lucht is niet grooter dan het gevaar, waarin men dagelijks ver keert bij het loopen op straat. Slechts heeft men voor zijn wandelingen reeds de noodige kennis, kalmte en zelfbeheersching verkregen om, ook op het drukste ver keerspunt, veilig te kunnen oversteken. Gelukkig heeft de Nederlandsche burger geen ervaring ten aanzien van het gevaar uit de lucht. Geve God, dat deze ervaring ons bespaard blijft, maar moeten wij in uren van gevaar bepaalde moeilijkheden onder het oog zien, laten wy dan nu reeds weten waarop het aankomt: Kennis, kalmte en zelfbeheersching tot het volbrengen van onze plannen. dat de bestaande Studentencorpora en Vereenigingen in dit oozicht reed? v r- richtten, het Nederlandsche Studenten leven een nieuwen, vruchtbaren impuls, ja zelfs een nieuwen inhoud te geven. Het doel kan slechts zijn in den Nederland- schen student een drietal gevoelens wak ker te roepen en tot ontwikkeling te bren gen, die van essentieel belang te achten zijn vcor het welzijn van het toekomstige Nederland: Nationaal saamhoorigheidsbe- sef, persoonlijkheid en sociale zin. Deze drie elementen vormen te zamen de grootste gemeene deeler van de eischen, die aan een Nederlandsch student gesteld kunnen worden". Hier hebben wij te maken met het feit dat, waar allen het eens zijn over het kwaad, velen elkander gaan bestrijden terzake van het goed. Wij willen maar zeggen, dat tegenover het sociale kwaad het sociale ideaal gesteld moet worden En een ideaal nastreven, met hardnekkigheid, dat is praktische po litiek. Het ideaal, dat ons voor oogen staat en waarnaar in ieder geval gestreefd zal moeten worden, het ideaal, waaraan ook de gedachte opkomt na lezing van het ar tikel van den heer Kist, het ideaal is: Een eenheid, ook let wel ook op orga nisatorisch gebied van zooveel mogelijk alle studenten aan dezelfde Academie. Bij het woord eenheid gelieve men te beden ken, dat. waar twee personen aanwezig zijn, twee meeningen zijn. De eenheid van menschen zonder hersenen en zonder wil is niet de meest gewenschte. Wij zijn dus idealisten, maar realisten zijn wij wat betreft het inzien van de mogelijkheden, die er zijn. U kent dus het ideaal, maar cm misverstand te voorkomen zij onmiddellijk gezegd, dat hier en nu een organisatori sche eenheid, ook al breidt men het „nu" eenigszins uit, m.i. onmogelijk is. Terloops zij opgemerkt, dat de kloven op geeste lijk gebied een kleiner hinderpaal zijn dan zij in werkelijkheid schijnen, mits deze klove en verschillen maar scherp en dui delijk aangegeven zijn. Met den nadruk op de woorden „de tegenwoordige constella tie", welke de praeses Collegii van het vorig bestuursjaar gesproken heeft in een zin, waarin hij de gedachte afwijst „om het Corps de Universaliteit van honderd jaar geleden terug te geven'stemmen wij in en staan wij dus voor het feit, hier en nu andere mogelijkheden te zoeken om deze eenheid na te streven. Het ideaal en de toekomst is echter niet van de baan. Wij kunnen met te trachten compromissen te vinden van meening zijn. dat een half ei beter is dan een leege dop, maar wij moeten ons hoeden voor de opvatting, dat een half ei beter is dan een heel ei. In de zalen der Academie en langs we- tenschappelijken weg der vakdisputen zul len wij elkander, moeten naderen. Langs kleinere werkgroepen, conferenties en dis puten ligt de mogelijkheid om de vereeni- gingen van grooter formaat tot elkander te brengen. Hiervan is de mogelijkheid reeds geble ken. Dat wij binnenkort de gast zullen zijn van den Vrijzinnig Christelijken Studen- tenbond om van beide kanten het per soonlijkheidsbegrip te gaan bespreken is ons een groote vreugde. Met instemming citeerend de woorden, ,het worde een le vende mos de Academische belangstel ling te maken tot een uitgangspunt van een ieders Leidsche jaren" moge ik twee opmerkingen maken: dat in enze Vereeni ging gelukkig het laatste jaar deze be langstelling groeiende is en dat, helaas, nog steeds in dezelfde zalen studenten van hetzelfde vak langs elkander heengaan, naast elkander, ja zelfs gescheiden zitten, als volslagen vreemdelingen. Trachten wij dus langs academischen en wetenschappelijken weg elkander te nade ren als studenten in onzen studietijd, zoo is het voor velen zeer nuttig zoo niet noodzakelijk de middelen te zoeken om contact te krijgen met de andere groepen van onze bevolking. Het is mij een drin gend verlangen al degenen van u, die hier toe in staat zijn, op te wekken om in de vacantie deel te gaan nemen aan een werkkamp of Volkshoogeschool. Een opwekking t.a.v. de landsverdedi ging zij ook hier op zijn plaats. Nog veel zal er over deze zaken gespro ken en nog meer zal er gedaan moeten worden. Er zal moeten komen wat H. M. onze Koningin uitgesproken heeft: „een geheel gewijzigde nieuwe geestesgesteld heid" Mocht hier in Leiden iets gebeuren t.a.v. deze eenheid onder de studenten, dan is het mijn meening. dat een poging hiertoe tusschen de verschillende organisa ties. wil zij succes hebben, uit moet gaan van die organisatie, waartegen de andere terecht opzien, en waarvan wij de laatsten zullen zijn die haar een eerste en voor naamste plaats willen betwisten. Spr. eindigt met te zeggen, dat de stu denten aan hun eigen Vereeniging hun krachten moeten geven, dat zij buiten haar mede moeten werken aan het bevorderen van een hechteren band tusschen de stu denten aan een Academie en dat zij buiten de studentenmaatschappij hun arbeid moe ten geven aan het werk, dat door Konink lijke woorden ons is voorgehouden: „Al leen de overtuiging van een geheel volk van de noodzaak van de door Mij bedoelde oplossing, gevolgd door de eendrachtige poging daartoe, kan verval en ineenstor ting voorkomen en een beweging in op gaande lijn doen ontstaan". Moge deze boodschap, door H. M de Koningin tot ons gericht, niet te vergeefs geklonken hebben. Rede pater mr. dr. Th. Keulemans. De feestrede werd hierna gehouden door den weleerw. zeergel. pater mr. dr. Th. Keulemans O.Carm. uit Merkelbeek, die sprak over de geestelijke vernieuwing en de taak van den student. Aan deze red^ is het volgende ontleend: Naarmate de 19e eeuw verder achter ons ligt, gaan we haar beter beoordeelen, in het goede en in haar tekortkomingen. Het blijkt steeds meer. dat de laatste zeer ern stig zijn geweest. Ongetwijfeld heeft ze ons een perfecte techniek geschonken en nog veel meer stoffelijke goederen. In de ge- dachtenwereld echter zijn ware verwoes tingen aangebracht, vooral door het onbe- heerscht propageeren eener absolute onaf hankelijkheid tegenover gezag en traditie; in „officieele" kringen heerschte de hege monie van het subjectivisme, en het posi tivisme bleek de felle steekvlam, waar door menigeen zijn wijsgeerig gezichtsver mogen verloor. Men wilde zelfs het Chris tendom bankroet verklaren. De ravage in het rijk der ideeën drong zooals immer door in de breerie lagen der menigte, der hcipolloi, die in volle vaart een afgrond tegemoet snelden, dieper nog dan die waarin de Romeinsche beschaving verdwe nen is. Zelfs een deel der geleerde wereld werd er in mee gesleurd en de existentie- philosophie klinkt in ons oor als de tragi- scne noodkreet van hen, die aan den laat ste, o zoo breekbaar wijl menschelijk hou vast, boven dien afgrond zweven En toen bleek plotseling, dat niet het Christendom bankroet was, maar de le vensbeschouwing zonder Christus. Nu klinkt allerwegen de roep om geestelijke hernieuwing; symptonen zien we in een Oxford-beweging, in de Nieuwe-Gemeen schapsgedachte, in het manifest vooral, waarin onze Hooge Landsvrouwe zoo dui delijk getuigde dat de geestelijke en mo- reele herbewapening neerkomt op: „Le Christ avant tout". Christus, die is de Weg, de Waarheid en het Leven. Velen staan langs den breeden levens weg der menschheid vcor hun kermis- kraampjes een onfeilbaar recept voor ge luk aan te prijzen, dat bij nadere beschou wing een waardeloos kwakzalversmiddel of nog ergen blijkt. De bittere medicijn der ascese, die kloeke mannenwillen kweekt, kennen ze niet. Heel het moderne leven verzet zich tegen de bitterheid van dat geneesmiddel. En toch, ons voorbeeld, Christus, is de uiterst consequente genees heer, die niet geaarzeld heeft om de zieke menschheid door woord en daad te over tuigen van de noodzakelijkheid van zelf verloochening, van het ingaan tegen een wereld, die droomt van louter lust en ge noegen. Geestelijke hernieuwing beteekent dan ook niets anders dan het primaat van Christus. Het is Le Christ, maar dan ook wezenlijk avant tout. Waar liggen de waarborgen voor de nieuwe samenleving hechter verankerd dan in de Steenrots, waarop Christus Zijn Kerk bouwde? Vooral onder ons, Katholie ken, zijn ei immer genoeg geweest, die het brandend verlangen naar betere tijden hebben gevoeld in hun hart; helaas wel eens bedekt door de sintels die boven kwa men drijven in den smeltkroes der wereld geschiedenis. Het wordt tijd om dat smeu lend vuur tot lichte laaie te brengen. Een betere gemeenschap wenkt in het ver schiet, die geen nieuwe gemeenschap is, doch de aloude die Christus is komen stichten. Christus zal niet opnieuw mensch worden om de wereld van ondergang te redden; het is voldoende dat Hij weer op nieuw als Mensch erkend wordt en op den troon geplaatst, waar Hij werd afgestooten door degenen, die in hun hart valsch idool aanbaden en liever de heerschappij van Baal. Astarte, Mammon en Moloch wilden, dan het Koninkrijk van den God Israëls. De Anima naturaliter Christiana heeft den goeden weg hervonden. Aan den Ka tholieken student, den leider in de naaste toekomst de grootsche taak om onder aan voering van Koning Christus de menigte op dien goeden weg vcor te gaan; de me nigte vraagt om leiders tegen wien ze kan opzien. Wie dat begrijpt, ziet ook zijn aan deel klaar, waardoor hij helpen kan, de menschheid langs den weg der geestelijke hernieuwing tot God terug te brengen. Na deze rede werd de bijeenkomst geslo ten. Er volgde nu een receptie op het „Eigen Huis" en een gezamenlijk diner, terwijl de dag werd besloten met een muziekavond in de kleine Stadszaal. DE UITVOERING VAN „MUSICA ANTIQUA." Na de ontvangst van de officieele genoo- digden, den Rector Magnificus Professor Flu en mevrouw, den secretaris van den se naat Professor Muller, den Moderator Rec tor Reijnen, de afgevaardigden der ver schillende studentenvereenigingen enz., sprak de praeses van Sanctus Augustinus, de heer Rubenkamp Bergmeijer, het „wel kom" uit en gaf het woord aan de vier musici: Hans Brandts Buijs cembalo, Ni cholas Roth viool, Johan Feitkamp. fluit en Carel van Leeuwen Boomkamp, viola di gamba, leden van „Musica Antiqua", en musici van opmerkelijke begaafdheid. Alleen het feit, dat zij die elk voor zich, de virtuozenloopbaan hebben gekozen, zich aan de intieme kunst der kamermuziek wijden, pleit voor hun muzikaliteit en neemt voor hen in Het samenspel, dat af wisselend door drie of vier instrumenten .verd gegeven, grenst aan het volmaakte. Toch bezit elk dezer kunstenaars een geheel ander spelkarakter. Van Leeuwen Boomkamp neigft als zijn groote leermees- •ei naar het lyrische, evenals de fluitist. De ••iolist is meer beschouwend van speelaard en Brandts Buys heeft in overeenstemming met het instrument, dat hij bespeelt, veel smaak voor het transparante, het clair- obscur. En niettegenstaande (misschien wel dank zij) deze verschillen, waren hun voor drachten telkens weer stalen van homoge niteit. De geluidsevenredigheid volkomen eigewogen en beheerscht, zoodat geen en kele keer de toon door wien danook gefor ceerd behoefde te klinken. Verder bezitten alle vier een gezonde fleurige muzikaliteit, welke voor zoover mogelijk in dit soort muziek een eenheid vol teekening en kleur wist te brengen. Het programma maakte de vrij groote belangstelling alleszins verdiend. Begonnen werd met Cari Philipp Em manuel Bach 17141788). Dan werd te ruggegaan tot Grunewald, Leclair, Rameau- Forqueray en de Caix d'Hervelois en Joh. S. Bach (allen eind 17e midden 18e eeuw) om te gaan tot Guillemain (17051770). '1 Het „Trio in h mol" voor fluit, viool en continuo, van C. Ph. E. Bach werd mooi <9 in stijl gespeeld, overal fijn van nuance en soepel van klankschoon. Hans Brandts Buys speelde op zijn prachtige clavecim- bei een „Partita van Grunewald" (voor solo en instrument), een werk dat hij per- a soonlijk overnam uit de Hessische Landes- 9 bibliotheek te Darmstadt. De gevoelige ni.anceeringen en de blanke toon van het instrument geven een zeer eigene beko- 1 ring. De uiterst zachte pianissimo's klinken zeer door en het rhythme neemt de clave- 1 cinist uiterst bewogen. Eveneens was „de Sonate" van Leclair fijn geacheveerd, en gevoelig muzikaal. „De conversation ga- 1 lante" enz. van Guillemain was een speelsch zich vermeien in den klank en sierlijke fiorituren, waarvoor de vier in- 1 strumenten zich zoozeer leenen. Met geest en liefde voor musiceeren werd )- het „Concert van Rameau" geïnterpreteerd j en hierna hoorden wij Carl van Leeuwen 1 Boomkamp vier kleine werken voor Viola spelen van Forqueray en de Caix d'Her- I velois Licht van strik, gaaf van toon- j vorming, zuiver van gevoel en verant woord van stijlbegrip wgs de hoogstaande interpretatie. Tot besluit de „Trio-Sonate C Mol" voor l| fluit, viool en continuo van den groot- 1: meester der polyphonie J. S. Bach, die een wonderlijk instrumentaal gevoel heeft be- I zeten. Wanneer men den fijn verzadigden klank van de cembalo en den ondergrond van de viola zich heeft hooren oplossen in dat van fluit en viool, dan moet het tot den j hoorder doordringen hoe Bach zijn muziek geschapen heeft vanuit den geest der in- strumenten. De vertolking was los en I rank, voortreffelijk het strakke (echt- Bachsche) rhythme en de vlugge deelen; en het onnavolgbaar samenspel bracht de I toehoorders tot eindelooze toejuichingen. I De praeses sprak een kort dankwoord tot de offic. personen en tot alle aanwezigen. Onder aanbieding van een bloemenkrans complimenteerde hij de vier uitvoerende musici van „Musica Antiqua". Hierna werd overgegaan tot een feest- viering in intiemen kring. J. K. j ALARMOEFENING DER EERSTE LEIDSCHE E.H.B.O.-BRIGADE. Bij het binnenrijden en rangeeren van tramtreinen in en om de Remise van de 9 N.Z.H.T.M. aan den Rijnsburgerweg heeft een'ernstige botsing plaats gehad, waarbij enkele wagens ontspoorden. Van het Tram- 9 en Remisepersoneel werden een twaalftal personen min of meer ernstig gewond. Aldus luidde het veronderstelde ongeval, j waarvoor de Eerste Leidsche E.H.B.O.-bri gade j.l. Vrijdagavond laat werd ge- 1 alarmeerd. Om half twaalf gaf de leider der brigade, 9 Dr. E. J. J. G. Renaud, het sein voor groot alarm en dank zij een vlot werkend alarm- 9 systeem waren de eerste E.H.B.O.-ers(sters), hoewel over deze oefening te voren niets 9 bekend was en de meeste zich reeds te bed bevonden, om tien voor twaalf op het ter- 1 rein aanwezig. Nadat de eerste twaalf aankomenden tot slachtoffer waren getransformeerd, werden s de overige brigadeleden in volgorde van 3 hun verschijning in groepen ingedeeld en 9 kon met het opsporen en behandelen der 1 „gewonden" worden aangevangen. Met de algemeene leiding op het terrein 9 was belast de heer G. H. Splinter, daarbij 9 geassisteerd door enkele verbandmeest rs, terwijl in een hoek der Remise een pro- 9 visorische verbandplaats werd ingericht. Nadat alle „gewonden" waren binnenge- 9 bracht en Dr. Renaud de noodige critiek 9 had geleverd, dankte deze de ongeveer zes- tig aanwezige leden voor hun vlugge op- 9 komst en de ontwerpers van het alarms} s- J teem, de heeren Splinter en Verkuylen, voor hun uitmuntend werk, waarna allen te 9 ongeveer half drie weder naar huis ver- 9 trokken, daarbij op een welgeslaagde oefe ning terugziende. VEREENIGING VAN MATHESIANEN. Excursie naar de Aioolwaterzuiverings- inrichting. Zaterdagmiddag j.l. bracht een 30-tal 1 Mathesianen, nder leiding van ir. A. van Dijk, directeur v. h. Kon. Gen. Gen. „M. S. I G een bezoek aan de onlangs officieel ge opende inrichting voor zuivering van riool- 9 water aan de Slaaglisloot. Aan de inrichting werd het gezelschap J ontvangen door ir. D. Boogerd, adj.-direc- j teur van Gementewerken alhier. Door den heer Boogerd werd in het labo- 9 ratorium in het .dienstgebouw een verkla- ring gegeven van de werking der verschil- 9 lende installaties, aan de hand van een óui- delyke teekening, waarop het geheeie be- 9 drijf stond afgebeeld. Nadat aldus een indruk was verkregen 9 van de bewerkingen, die de aangevoerde 1 stoffen ondergaan, werd een rondwandeling over het terrein gemaakt. Met groote belangstelling werden de in- 9 'nllaties bezichtigd, terwijl van de genheid tot het stellen van vragen ruim- 9 schoots gebruik werd gemaakt. Aldus kwamen de deelnemers op de 9 hoagte van hetgeen moet geschieden om uit 9 de afvalstoffen behoorlijk zuiver water te 9 verkrijgen. Aan het einde van deze excursie v het ir. A. v. Dijk en de voorzitter van de V. V. M. die, namens deelnemers en bestuur, J woorden van dank spraken tot ir. Boogerd 1 en de directie van Gemeentewerken. Toertochten voor werkloozen. Vanaf heden zullen gedurende deze week 1 op de publicatieborden der L. H. D. C. (P. Kerkgracht 4 en café „Royal") de namen zyn gepubliceerd van hen, die voor den eersten en tweeden toertocht, aangeboden door genoemde club. in aanmerking zullen komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12