De getuigenis-avonden in de
Marekerk te Leiden
Kreymborg
DONDERDAG 4 MEI 1939
DE IJW5CHF COURANT
DERDE BLAD - PAG. 9
door
Pater Wijnand Sluys o.f-m.
III.
Om met de deur in huis te vallen: onder
het hoofdstuk „Oorsprong en geschiedenis
van het pausdom" treedt ds. Bos op als
iemand, die voorgeeft in alle oprechtheid
een historisch-zakelijk en historisch-nauw-
keurig verslag uit te brengen van wat ge
noemd zou kunnen worden volgens domi-
nee's inzichten de ontwikkeling van het
overheidsambt in de oorspronkelijke Chris
telijke Kerk. Blijkbaar staan den confe
rencier twee doelpunten voor oogen: le.
aan de hand van de historie duidelijk ma
ken, dat Jezus Christus in Zijne Kerk op
aarde geen volmachten, geen overheids
ambt, geen apostolische opvolging heeft
achtergelaten; 2e. aan de hand van de his
torie bewijzen, dat deze verschijnselen
welke door de Katholieke Kerk worden
voorgesteld als van goddelijke instelling,
inderdaad als van menschelijke oorsprong
langzamerhand ongemerkt de Christelijke
Kerk zijn binnengeslopen. De eerw. ge
tuigenis-predikant schrijft dan ook niet ge
schiedenis, maar hij maakt even geschie
denis. Een onvolledig relaas van histori
sche feiten wordt opgediend, waarvan
kennelijk de vooropgezette tendenz de
rangschikking en interpretatie verzorgt.
Het kan niet anders of de samenstelling
van deze bladzijden moet den auteur zeer
veel hoofdbrekens gekost hebben. Omtrent
„overheid in het oorspronkelijke Christen
dom" feiten vermelden, welke historisch
juist zijn, en dan toch tegelijkertijd by de
toehoorders de meening te doen post vat
ten dat er in het oorspronkelijke r"'risten -
dom niettemin van overheid geen sprake
is dat is niet ieders werk. Zoo iets is
niet te bereiken zonder met de linkerhand
uit te vlakken, wat met de rechterhand ge
schreven is. Zonder onjuistheden, zonder
verzwijgingen, zonder verdachtmakingen
van de meest eerbiedwaardige oudste
schrijvers, zonder vervalschingen, onware
mededeèlingen komt men er niet.
Wat is hier aan het woord? Volslagen
onkunde of opzettelijk bedrog? De aposto
lische geschriften zelf, de documenten -van
de apostolische Vaders, van de apologeten
uit de eerste en tweede Christen-eeuw, ze
spelen blijkbaar geen rol; onderscheiding
van tijdvakken, voor de geschiedenis van
het oorspronkelijk Christendom zoo ge
wichtig, ze wordt niet in acht genomen;
naams- en zakenquaestie worden verward.
Volmachten, omvang van volmachten,
apostolische opvolging, bevoliriachtiging
't wordt maar in 't honderd weg door
elkander geschud: historische gegevens
worden niet gewogen, om naar waarde te
worden geschat. Met de lompheid van den
onna^i^nden doordraver, die op niets
let dan op z'n te voren vastgesteld doel,
om dit maar te bereiken langs den vlug
sten en vooral den makkelijksten weg,
maakt ds. Bos z'n eigen allerdwaaste ten-
dentieuse opmerkingen er tusschen door,
ten einde toehoorders en lezers in het spoor
te duwen waar hij hen hebben wil. Dat
ds. Bos „Rome" bestrijdt, is zijn zaak
dat hij het op zulk een onverantwoorde
lijke wijze doet, dat is mede onze zaak.
Wij protesteeren daartegen wij wijzen
dergelijke bestrijders op hun plicht. Voor
eerst op den plicht, de waarheid te zeg
gen en vervolgens op den plicht, de argu
mentatie van „de Roomsche dwaling" on
der handen te nemen. In zake oorspronke
lijk Christendom beroept zich de Katho
lieke geloofsverdediging èn op den Bijbel,
voor zoover ook deze historische gegevens
aan de hand doet niet één tekst, maar
vele èn op de als zeker gekende resul
taten van de historische critiek. Welk een
heerlijke gelegenheid werd. dezen getuige
nis-predikant aangeboden om eens gron
dig te beredeneeren, dat deze bewijsvoe
ring niet deugt. Zou ds. Bos' onbevoegd
heid werkelijk zoo ver gaan, dat hy niet
weet, dat meerdere toonaangevende niet-
katholieke auteurs de Katholieke opvat
ting zijn genaderd omtrent de wezens
elementen van het oorspronkelijke Chris
tendom? Indien de inzichten van ds. Bos
met de inzichten van deze geleerde auteurs
niet overeenstemmen, ware het dan niet
eerlijker geweest zoo iets te zeggen als „de
geleerden zijn 't allen niet eens met mijne
voorstelling van zaken?" of „er zijn wel
degelijk geleerden, die de identiteit van
de Katholieke Kerk met het oorspronke
lijke Christendom erkennen op grond van
historische navorsching"; of zoo iets als „er
zijn ook geleerden, die, deze identiteit er
kennende, verklaren daarin een bewijs te
zien, hoe reeds het oorspronkelijke Chris
tendom in de eerste eeuw verknoeid was,
ja zelfs reeds in apostolische tijden". Ver
gis ik me niet dan werd zoo iets reeds ver
klaard, o.a. door den door sommigen als
„Man Gods" vereerden dr. Maarten Luther.
Men mag een dergelijke uitspraak dwaas
heid noemen, ze behelst tenminste niet
draaierijen en geschiedvervalschingen.
Ds. Bos zou er aan toe kunnen voegen,
dat er ook „geleerden" zijn, die over der
gelijke onderwerpen praten zonder zich
de moeite getroost te hebben, ze eerst de
gelijk te bestudeeren. „Geleerden", die
den indruk vestigen zorgzaam zich te heb
ben afgevraagd bij de samenstelling van
„hun" geleerd relaas, welke opmerkingen,
tusschenvoegingen, verdraaiingen, ver
zwijgingen, insinuaties, qualificaties, ver
doezelingen, verdachtmakingen het meest
geschikt zijn om le. zeer zeker niet een
zuiver historisch beeld te geven, hoewel
men den schijn daarvan aanneemt. 2e. om
wat uit de vermelding van historische fei
ten ten gunste van „Rome" zou kunnen
worden uitgelegd tegelijkertijd neer te ha
len en 3e. om waar het voor „derge
lijke" geleerden op aankomt bij toe
hoorders U-A idee te wekken, dat de hiër
archie van „Rome" een louter menschelijk
product is en nog wel het slechtste. De
pagina's 86 tot 90 van het door de pr 'i-
kantcn uitgegeven boekje zijn van uit een
oogpunt van historie zóó onwaar alsmede
van uit een oogpunt van tendenz zóó mis
leidend, dat. indien ds. Bos niet heeft ge
schreven uit onkunde en verblinden haat.
hij een leugenaar zou moeten genoemd
worden, een opzettelijke volksbedrieger.
Ik zeg „van het volk", doelende op het on
geschoolde publiek, ongeschoold in dit on
derdeel van de geschiedenis. Voor het oog
van den geschoolde komt werkelijk wel
de aap uit de mouw! Wat een dom tegen
strijdig door elkander knikkeren van jaar
tallen en tijdvakken! Wat een ondoordacht
gebruik van die schijnbaar onnoozele
woordjes „langzamerhand" en toch weer
„weldra" en „pas in de brieven van Igna
tius" en „reeds in de eerste eeuw". Nu
heet 't „één bisschop" usurpeerde macht
aan het einde van de eerste eeuw d~n
weer „hier en daar trof men de opvatting
aan, dat de apostelen bij de stichting der
gemeenten de bisschoppen hadden aange
steld als hun opvolgers", ook aan het ein
de van de eerste eeuw. Zoo zouden we
kunnen dcorgaan.
Gaan we over tot de bespreking van het
hoofdstuk, getiteld: „Hoe de R.K. Kerk he'
pausdom verdedigt". Uit het kapittel zelf
blijkt, dat ds. wil weergeven de bewijsvoe
ringen van de Katholieke theologie aan
gaande het Pausschap als goddelijke ia-
stelling. Hij bedient zich daarbij van dr. M.
Scheebens Dogmatiek 4e deel. Na een over
zicht van Scheeben's inleiding op dit trac-
taat gaat ds. Bos voort: „Vragen wij nu
naar bewijzen uit de H. Schrift, dan zegt
Scheeben, dat Jezus aan Petrus bijzondere
onderscheidingen gegeven heeft. Het Nieu
we Testament spreekt op bijzondere wijze
van hem". Vervolgens worden door ds.
Bos opgesomd de vele bijbelsche gegevens,
dóór Scheeben gememoreerd, waaruit
blijkt, dat volgens de Schriften van het
Nieuwe Testament de apostel Petrus reeds
in de apostolische tijden feitelijk een eer
ste plaats inneemt (niet dat de apostel
„een grooten mond heeft"). Zonder te ver
melden, dat Scheeben hierin niét de be
wijsvoering ziet voor Petrus' Primaat doch
slechts een nadere belichting van hetgeen
de drie- klassieke Petrus-teksten uitdruk
kelijk uitspreken, schrijft ds. Bos pg. 94:
„Dit alles, zegt Scheeben, leert het pri
maat van Petrus ex professo krach
tens profetie) zoolang Christus op aarde
is. Dat dit een prachtig staaltje van inleg
kunde is behoeft wel geen betoog. Men
kan op die manier alles uit de H. Schrift
te voorschyn tooveren, wat men tot bewijs
van stellingen noodig heeft".
Naar aanleiding van deze regels de vol-
ppr.de zeer ernstige aanmerkingen: le. Dr.
Scheeben kent als schriftbewijzen voor
Petrus' Primaat slechts de 3 klassieke
schriftbewijzen, ontleend aan Matth. 16,
Luc. 22, Joh. 21. Van de door ds. Bos ge
citeerde gegevens, waaruit blijkt, dat Pe
trus herhaaldelijk feitelijk op den voor
grond treedt en voorrang geniet, ver
klaart Scheeben uitdrukkelijk, dat zij
geenszins zijn Primaat bewijzen evenmin
als zij aantoonen, dat de apostelen nog tij
dens Jezus' Jeven op aarde Petrus gehoor
zaamheid verschuldigd waren. Ds. Bos
daarentegen schrijft: „Dit alles, zegt
Scheeben. leert het primaat van Petrus ex
professo krachtens profetie) zoolang
Christus op aarde is". Wat moet men nu
van ds. Bos denken! Slordigheid of opzet?
2e. Waar haalt de man den onverwerkba
ren onzin vandaan om „ex professo" te
vertalen met „krachtens profetie". Het is
toch ook werkelijk onnoozel. Een leerling
van de Mulo kan 't hem verbeteren. Laat
mij duidelijk maken, wat „ex professo"
bebeekent. Indien 4 Haagsche Dominees
hun 4 toespraken van „Protestantsche ge
tuigenis inzake Roomsche dwaling" uitge
ven en, als dan in deze toespraken de eene
domheid na de andere wordt uitgespro
ken, dan is hun optreden „ex professo"
een dom optreden. Of had ds. dit
„krachtens profetie" noodig om des te be
ter te laten uitkomen, hoe „Rome" solt
met den Bijbel!! Ds. Bos mag de Katho
lieke dogmatiek-boeken „er in leggen" en
„er uit tooveren". Hoe zou ds. Bos aan dit
„ex professo" zijn gekomen? Wel omdat
ook Scheeben dezen term bezigt, d.w.z.
volgens den juisten zin niet „krachtens
profetie" juist om te verklaren, dat
dergelijke gegevens de teksten belichten,
welke Petrus' Primaat „ex professo" ver
kondigen; bijgevolg deze gegevens doen
dat niet ds. Bos is zijn stof niet meester
- of -? -
Voor zoover deze heeren ds. in hun toe
spraken van plan zijn te herinneren aan
de Belijdenis van „Rome" traghten zij met
voorbedachte rade eerst een stemming
aan te kweeken, welke Rome's getuigenis
een ongunstige ontvangst bereidt. Vooral
ds. Bos volgt deze tactiek. Na eerst met
z'n onverantwoordelijk historisch relaas
en vervolgens met z'n „Scheeben" en dan
met z'n „krachtens profetie" de echte anti-
Pausstemming te hebben voorbereid, be
gint de bespreking van „Rome's" argu
mentatie.
Op de eerste plaats: de algemeen beken
de Petra-teksten. Zie hier, hoe ds. Bos de
Katholieke verklaring weerlegt, le. Jezus
heeft Petrus ook Satanas genoemd dus
kan Hij Petrus niet tot Paus hebben aan
gesteld. 2e. Omdat Paus Calixtus (207
222) de eerste Paus is, van wien men
weet, dat hij den „Petra-tekst" bezigt,
moet de Petra-4ekst wel niet duiden op
het Primaat. 3e. Christus zou niet gezegd
hebben tot Petrus: „Gy zijt de rots"
maar „Uwe belijdenis is de rots". Welnu
alle apostelen hebben Jezus' Godheid be
leden. Derhalve: alle apostelen zijn de
rots. 4e. Ook de sleutelmacht^ is aan alle
apostelen gegeven. Immers: Jezus zeide
tot allen tezamen: „Zoo gij iemands zon
den vergeeft etc.". „Rome's dwaling" komt
niet aan het woord, zoodat de auteur na
deze kernachtige, weloverwogen hokus-
pokus Bijbel-uitleggingen werkelijk wel
gerechtigd is, plechtstatig te verklaren:
„Het apstolaat van Rome is een wanpro
duct een onverdraaglijk ambt", „weerzin
wekkend pausdom" en dan weer zoo'n al
lerzotste opmerking als b.v. „Petrus
bouwt niet, Jezus Christus bouwt door
Zijn Woord en Geest. En daarom is apos
tolische successie evenals het primaat van
Petrus een verzinnen, niet van de dingen,
die Gods zyn, maar die der menschen zijn
en dus een aanstoot". Ga nu even door.
Ds. Bos. Mag ik 't doen voor u? Welaan
dan, luister: Jezus zeide tot „Rome": ga
weg Duivel jij bent een vuile anti-
Christ! Ziezoo nu zyn we er. Ach, ds.
Bos, dat u en meerdere van uw collega's
„de Roomsche dwaling" in zake de Petra
tekst niet onder de oogen durft zien
vermindert niets aan het feit. dat zelfs
vele niet Katholieke niet scctarische
Schrift-vcrschers de Katholieke uitleg
ging :n den Petra-tekst uitroepen als de
eenig juiste, terwijl ze die oud-orthodoxe
Protestantsche verklaring als een over
wonnen vesting beschouwen. In zijn „Pro-
testantsch getuigenis inzake Roomsche
dwaling" was ds. Bos een schitterende ge
legenheid geboden als man van kennis,
begaafd met scherpzinnig verstand en
zeggingskracht, z'n eigen geloofsgenooten
op een beredeneerde wijze in hun geloof
te versterken, te vcorzien van wapenen,
waarmede zy hun overtuiging tegen an
deren kunnen verdedigen.
Het lust me niet meer de bespreking
van de andere twee teksten te behande
len. Die bespreking is van hetzelfde ge
halte. Alleen de volgende tirade moeten
we toch nog even in herinnering bren
gen. pg. 102: „En dan ook nog een psy
chologisch argument". Spitst uw ooren,
dames en heeren. Een psychologisch argu
ment! waarvoor? dat doet er niet toe. In
elk geval gaat het tegen den Paus, en let
wel, 't is werkelijk iets nieuws; heusch
niet, gelijk de rest, uit dö oude doos. Psy
chologisch argument, kostelijk. Nu opge
let. 't Duiveltje komt uit het doosje: „Ge
moet u 'ns indenken, wat het zeggen wil
voor den mensch, die plaatsbekleeder voor
Christus op aarde i6. Hy is een mensch,
een zondaar, een „denkende rietstengel"
(Pascal) en hij moet steeds tegen zich zelf
zeggen: ik ben de plaatsbekleeder van Je
zus Christus op aarde! Deze man moet
waanzinnig worden, een psychopaat wor
den of zal in zijn waan alle gevoel van
zedelijke en geestelijke distantie moeten
verliezen" Mooi gebruld, leeuw! Kerel,
wat is dat weer eventjes fijn gezegd. Ds.
Bes heeft gelijk. Een mensch, die steeds
tegen zich zeiven moet praten en dan
steeds hetzelfde zeggen die moet wel
gek worden. Ik zou zeggen; die is gek. La
ten we 't nu ds. Bos dan ook toegeven,
dat de Pausen „psychopaten" zijn en
„waanzinnigen" en ook dat zij missen
„alle gevoei van zedelijke en geestelijke
distantie!" Wat beteekent dit? Doet er niet
aan toe. De Pausen missen dat. Daarmee
uit. Begrijpt u nu, dat het Primaat van
Rome's bischop wat zeg ik „van de
Roomsche bisschoppen" een blasphemi-
sche en diabolische usurpatie is! Aange
zien wij, Katholieken, allemaal zoo'n
beetje de klap van de molenwiek te pak
ken hebben, net als onze Pausen, begrij
pen we er niets van en voelen ons geneigd
te denken, dat er iets niet in orde is in
de bovenkamer van ds. Bos. Psychologisch
argument! Als een Katholieke lezer over
de verontwaardiging heen is, begint hij
te lachen. Psychologisch argument! Be
lachelijk! Ds. Bos moet zelf de woorden
„wanproduct" en „weerzinwekkend" maar
niet veel op de lippen nemen.
Tot slot 'n enkel woord over het laat
ste hoofdstuk: „Wat is het werk van den
H. Geest?" Dit hoofdstuk zal heusch wel
allerhande mooie dingen willen zeggen op
een mooie manier. Ik voor mij begrijp er
hier en daar niet veel van. Hoe 't ook zij,
ds. Bos schrijft: „Jezus zelf is de eerste
parakleet" „De Heilige Geest is de andere
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
DE KWESTIE-ARNOUD
Naar aanleiding der befaamde kwestie-
Arnoüd stelt (Dr. L. G. K(ortenhorst) in
de Katholieke Werkgever een
tweetal vragen:
I. Kan de Overheid, zonder in strijd te
komen met de eischen der rechtvaardig
heid en billijkheid, haar besluiten wyzigen
of intrekken, wanneer belangrijke schade
voor particulieren daaruit voortvloeit?
II. Kan de Overheid zulks ook doen,
wanneer een betrokken particulier te goe
der trouw van meening was, dat de Over
heid op een eenmaal genomen besluit niet
zou terugkomen?
Deze vragen verplaatsen ons onmiddel
lijk naar het terrein der verhouding van
Overheid tot staatsburger. Deze is uit haar
aard een publiekrechtelijke. De Overheid
als behartigster van het openbaar belang
vindt uitsluitend door dat belang haar ge-
dragsnocmen aangewezen.
De constructie dier verhouding is niet die
van een „contract social" of van een andere
daarop gelijkende civielrechtelijke over
eenkomst, waarbij twee partyen als gelijk
waardig en gelijkgerechtigd tegenover el
kaar staan, maar in de relaties van Over
heid tot onderdaan is het belang van den
onderdaan ondergeschikt aan dat van het
algemeen welzijn. Toezeggingen tegenover
particulieren dat de Overheid haar poli
tiek voortaan op een andere basis wil
schoeien, kunnen dan ook nooit anders wor
den opgevat dan onder het voorbehoud
„zoolang het algemeen welzijn den nieu
wen toestand gedoogt". De Overheid kan
zich op het terrein der typische overheids
zorg (zuiver contractueele verhoudingen
vallen daar natuurlijk buiten) nooit tegen
over een particuliere verbinden, dat zij bij
gewijzigde omstandigheden de belangen
van dien éénen burger zal laten voorgaan
boven de belangen van het algemeen.
Waar zou het heengaan, wanneer van de
zen stringenten regel zou worden afgewe
ken? Eenige voorbeelden mogen dit verdui
delijken.
Gesteld, dat een Regeering op verzoek
van een industrieel een contingenteering of
een anderen protectionistischen maatregel
afkondigt en dat deze fabrikant na over
leg met de betrokken Regeerings-instantie
zijn onderneming gaat vernieuwen en
uitbreiden, zou de Regeering dan het recht
uit handen hebben gegeven om in een later
stadium b.v. in verband met het afslui
ten van een handelstractaat de eens ge-
parakleet". Wat bedoelt ds. nu precies?
Is er geen sprake meer van gemeenschap
met Christus zoodra de H. Geest is uit
gestort? Wat beteekent allemaal „die uit-
gestoken hand" dat „gegrepen zijn".
Werkt Christus door den H. Geest in ons
op ons? Zoo ja waarom zouden dan
ook niet menschen Christus' volmachten
door den H Geest kunnen uitoefenen! Je
zus heeft eenigen bevolmachtigd; de be-
volmachtigden troden op onder invloed,
leiding van den H. Geest, aldus leert „de
Roomsche dwaling" En zij geeft hare ver
antwoording van deze belijdenis. Onze
getuigenis-predikanten in zake Roomsche
dwaling ontkennen het. ze vallen „Rome"
aan, maar zij weerleggen haar niet. Had
den ze dan ook maar hun aanvallen op
„Roomsche dwaling" achterwege gelaten.
Dit is duidelyk uit het „mooie" boekje,
dat deze vier Haagsche Dominees tegen
„de Roomsche dwaling" nog niet zijn op
gewassen.
(Volgt: algemeene na-beschouwing).
PRIJSVRAAG TOT 1 JULI Fl. 0000.- PRIJZEH
geven protectie weer ongedaan te maken?
Zoo gesteld, zal wel niemand deze vragon
ontkennend beantwoorden.
Men kan het geval nog anders constru-
eeren.
De Regeering beweegt door deelname in
het kapitaal van een onderneming particu
lieren eveneens hun geld daarin te steken;
na eenigen tijd wordt het voortbestaan van
die fabriek onmogelijk gemaakt door bui-
tenlandsche dumpingmethoden; de Regee
ring neemt maatregelen tot verweer en ani
meert bovendien de burgerij om mede te
doen aan een kapitaalsuitbreiding.
Kort daarop veranderen de omstandig
heden en de Regeering laat die fabriek aan
haar lot over met alle gevolgen daarvan
voor de aandeelhouders en de in de onder
neming werkende personen.
Zou de Overheid juridisch of moreel in
gebreke gesteld kunnen worden?
Ook nu moeten wij geen moment aarzelen
om op deze vraag een ontkenning te laten
volgen.
Maar gesteld nu, dat een 'hooge functio
naris, ja dat zelfs de Minister persoonlijk
beloofd had, dat hij ten eeuwigen dage
het voortbestaan der fabriek zou garandee
ren?
Het wil ons voorkomen, dat ook dan de
Overheid als zoodanig geen woordbreuk zou
plegen, wanneer zij het algemeen belang
als eenig richtsnoer zou nemen voor haar
beleid. Alleen zou 't ons naar onze meening
in hooge mrfte onverantwoordelijk voor
komen, wanneer iemand in Overheid ge
steld, zoo'n dwaze toezegging zou doen.
Wanneer zij toch zou zijn afgelegd ge
steld, dat dit onomstootelijk vast zou staan
dan zou er wellicht aanleiding bestaan
het verleenen van een schadevergoeding te
overwegen.
Wanneer wij nu terugkeeren tot het geval
van de „Arnoud" zouden wij dit standpunt
willen innemen, dat een eens gegeven toe
stemming om met twee ploegen te arbei
den, de Overheid allerminst verplicht om
deze concessie ten eeuwigen dage voort te
zetten, ook niet wanneer tegenover deze
concessie zware financieele offers van een,
bepaalde industrie hebben gestaan.
Het is een beleidsvraag, of de Regeering
by het bepalen van haar standpunt op vol
doende wijze het algemeen belang tegen
over het particuliere belang heeft afgewo
gen; m.a.w. de Regeering mag niet op wil
lekeurige of. lichtzinnige wijze ingrijpen in
bestaande verhoudingen.
Zonder in de materie zelf te treden en de
zaken volkomen theoretisch beschouwend,
kan onze slotsom niet anders zijn, dan dat
de Overheid, wanneer zij rechtmatig han
delt gelyk in casu het geval is geweest
niet van onrecht beticht kan worden.
Een soortgelijk geval heeft zich indertijd
voorgedaan met betrekking tot het intrek
ken van art. 40 van het Bezoldigingsbesluit
en ook toen Ls aangenomen, dat een toezeg
ging om geen verlaging van salarissen toe
te passen voor den betrokken ambtenaar
geen titel oplevert, waaruit hij eenig pri
vaatrecht kan ontleenen.
Het wil ons voorkomen, dat degenen, die
nog bij voortduring den minister van So
ciale Zaken over de genomen beslissing in
het geval van de „Arnoud" lastig vallen,
onvoldoende begrip aan den dag leggen
omtrent de verhouding Overheid en onder
daan.
WAARBORG-KIEEDING
heeft dat aparte, wat de
man van goede smaak verlangt
Waarborg-Kleedlng alléén bij:
De plechtige installatie van den nieuwen Soesoehoenan van Solo had Woensdag
26 April plaats. Na de plechtigheid maakte de Soenan in de galakoets een rondrit