ROLSCHAATSWEDSTRIJDEN TE DEN HAAG. DEFILE VAN GRENSTROEPEN
Mama wordt
opgevoed!'
De Engelsche oorlogsbodem „Repulse", waarmede het Engelsche Koningspaar
aanvankelijk de reis naar Canada zou maken, blijft thans in Engeland in verband
met de internationale toestanden
De noodlanding der Russische vliegers Gordjenko en Kokkinaki met hun vliegtuig „Moskwa" op het eiland Miscou. Een draadloos
overgebrachte foto van het toestel na de noodlanding, welke meesterlijk werd volbracht
Een deel van de grenstroepen hield Maandag een marsch door 's Hertogenbosch en defileerde
voor den territorialen bevelhebber in Noord Brabant ter gelegenheid van den verjaardag van
H. K. H. Prinses Juliana
De groote onderaardsche gangen en
gewelven van kasteel Dillenburg, de
geboorteplaats van Willem den Zwijger,
zijn in hun oorspronkelijken staat hersteld
FEUILLETON
Geautoriseerde vertaling door F. v. Velsen.
ROMAN VAN LO WILSDORï.
28)
Oliva zat stil in haar hoekje en luisterde
naar het, voor haar, ongewone geluid van
de rollende wielen. Het rythmische een
tonige gedreun drong Oliva ten slotte op
deze, wiegende stemlooze melodie een tekst
te zoeken.„Hij was er niet Hy was
er niet Hij was er niet", klonk het haar
voortdurend in de ooren.
Neen, hij was er niet. Hij had alles voor
haar gedaan, alle mogelijke moeite geno
men, om het haar zoo gemakkelijk mogelijk
te maken. Haar wensch, die als een bevel
had geklonken: zelfstandig over haar geld
te kunnen beschikken, was hy nauwgezet
nagekomen. Maar een afscheidswoord had
hy haar niet gegeven. Tot de laatste secon
de had Oliva geloofd, dat hij te laat was
gekomen door oponthoud, ofschoon zoo iets
bij een punctueel man als Pretorius uitge
sloten was. Zou de band tusschen hen ver
broken zyn? Was het uit met een vriend
schap, die een menschenleeftyd had ge
duurd? Zeker, zij hadden den laatsten tijd
dikwijls ruzie gehad maar tot een breuk
was het nooit gekomen.
Hoe verder Oliva zich van haar geboorte
grond verwijderde, des te helderder werd
het in haar geest: Als in een gebroken
vpiegel zag zij plotseling haar eigen beeld.
En terwijl zij zoo met gesloten oogen in
haar hoekje zat, kwam scène na scène uit
den laatsten tijd en uit vervlogen jaren
voor haar geestesoog en elk stukje van dien
spiegel weerkaatste haar in een weinig
aantrekkelijk licht.
Ja, maar had zij hem in den laatsten tyd,
ook zonder dat, toch al niet verloren? Diep
zonk haar hoofd op haar borst en een kreu
nend geluid ontwrong zich aan haar keel,
alsof een hevige smart haar kwelde.
„Scheelt u iets; is u ziek?" klonk een
vrouwenstem naast haar. En toen zij op
keek, blikte Oliva in twee oogen van een
eigenaardig staalblauw, zoo helder en door
dringend, dat zij haar eigen oogen sloot, uit
vrees dat haar vreemde vage angst daarin
zou te lezen zijn.
Het was haar medereizigster, een oude
dame met spierwit haar, die door het kreu
nen opmerkzaam was gemaakt en zich nu
over Oliva heen'boog.
„Komt u mee, ginds is een open venster;
de frissche winterlucht zal u goed doen",
zei ze overredend, „het is hier zoo onver
standig heet".
„O. dank u, my mankeert niets. Het is al
voorbij, doet u heusch geen moeite". Het
was meer de afwij ende toon, dan de woor
den zelf, die met de welwillende vragen
zoo'n ruw contrast vormden. Oliva ging
rechtop zitten en maakte haar mantel, dien
zy niet had uitgedaan, een beetje los. Een
fijn glimlachje speelde om den mond van
de oude dame. Zij wendde zich van haar af
en nam haar boek weer op. Zij ging echter
niet naar haar oude plaats in den anderen
hoek, doch zette zich tegenover Oliva. „In
dien je niet zoo verduiveld bleek zag, dan
liet ik je met je hooghartige snuitje links
'iggen. Nu echter zal je het moeten goed
vinden, dat ik een oogje op je houd, beste
kind".
Dat „beste kind" had na de voorafgaande
gemoedelijke woorden een harte! ijken
klank. Oliva wreef over haar fronsend voor
hoofd en mat haar overbuur met criti-
schen blik. Zij was een gezette vrouw van
achter in de vijftig. Haar doodeenvoudige,
grijs-wollen kleeding, had iets aparts, iets
dat herkomst uit een eerste zaak verried,
dat zag Oliva wel, want zij had geduren
de de laatste weken haar blik op dat gebied
aanmerkelijk verscherpt. Doch dat was het
niet; het was het hoofd en nog meer het
gezicht en in dat gezicht die eigenaardig
staalblauwe oogen. Het haar, dat vermoede
lijk eens gitzwart was geweest, had zij in
den vorm laten knippen, die men gewoon
lijk „jongenskopje" noemt. Haar gezicht
was ontegenzeggelijk leelijk. Een vleezige
neus en dikke lippen. Maar die oogen! Goe
dig van blik, vol humor, maar zeldzaam
doordringend, met een diepen ondergrond
van onverzettelijken, onbedwingbaren hoog
moed. De combinatie van deze heterogene
eigenschappen vormden echter een genee!,
dat hypnotisch werkte.
Zoo hypnotisch, dat Oliva zich plotseling
bezon en zich met een kleine buiging voor
stelde: „Mevrouw von Belamy".
„Mevrouw von Wel wat drommel!
Nu, mevrouw von doe mij het genoegen,
eindelijk uw mantel eens uit te doen. An
ders valt u aanstonds nog flauw! U schijnt
niet veel te reizen, anders had u het reeds
lang gedaan."
Oliva ergerde zich geweldig, maar moest
toegeven dat zij 't benauwd had van de
hitte. Doch vóór zy nog tot die gevolgtrek
king was gekomen, werd de deur van hun
couoé opengeschoven en >>tmi er een
groote, slanke man in groen jagerscostuum
binnen. Hij maakte een diepe buiging voor
de oude dame, die zijn binnenkomen niet
had bemerkt, want zij hield haar blik op
de dansende sneeuwvlokken gevestigd, die
nog steeds lustig naar beneden vielen.
„Tot uw dienst, hoogheid".
Langzaam keerde de dame zich om: „Hoe
heet ik?" vroeg zy snel en scherp.
De man sloeg bijna dubbel: „Gravin Fro-
heim", stotterde hij.
„O. onthoud dit nu eindelijk!"
„Tot uw dienst, mevrouw!"
„Ik heb niets noodig, myn broer is in
den restaurautiewagen", zei ze met een
knikje ergens heen.
Met nogmaals een diepe buiging verdween
de groene man.
Oliva was hoogrood geworden. Haar
hoogmoed had daarjuist een gevoeligen
knak gekregen; zy had zich door haar wei
gering van zooeven belachelijk gemaakt,
omdat zij, zooals gewoonlijk, overtuigd was,
dat er niets voornamers en gewichtigers
bestond waar ter wereld ook dan
Oliva von Belamy.
De heldere oogen monsterden haar knip
perend: „Wij hebben het zoo geleerd, niet
waar? Met vreemden spreekt men niet. Op
reis knoopt men geen kennismaking aan. Is
het niet zoo?" vroeg ze en toonde, nu zij
lachte, groote snijtanden, die haar gelaat
plotseling verjongden en aantrekkelijker
maakten.
Oliva knikte beschaamd. „Zoo is het in
derdaad en dit is myn eerste reis", zei
ze verontschuldigend.
„Wij hebben steeds op het platteland ge
woond, waar wij heer en meester zijn, hè?"
kwam het er fyntjes uit.
Nu glimlachte Oliva ook. Zy knikte. „Sr
ligt iets verhevens in de overleveringen;
men loopt zoo onbekommerd in de voorge
schreven banen". Een klein zuchtje verge
zelde deze woorden.
„Loop heen met uw verheven overleve
ringen; was het toen allemaal zoo mooi?"
Oliva zette groote oogen op. De man, die
zoojuist hier was, noemde haar „hoogheid"
en deze hoogheid liet zich als 't ware af
keurend uit inzake de overlevering?
De oudere vrouw knikte, alsof zij gedach
ten kon lezen. „Ieder woord voorgeschreven,
elke beweging in duizend en één lessen en
voorlezingen bepaald, het minste hapje, dat
men in z'n monu steekt, voorgeteld en aan
eindeloozc etiketten gebonden. Nooit vrij,
nooit zichzelf zijn en nooit den drang van
je eigen hart volgen: was dat alles zoo
mooi?" Het laatste zei ze langzaam en de
groote tanden knarsten hard op elkaar.
„Weet u, wat myn heerlijkste jeugdher
inneringen zijn? Als het mij gelukte, stil
letjes in de dienstbodenafdeeling té sluiper,
en van het personeel een stuk worst af te
bedelen, heusch! Want wij kregen altija
slechts een glas melk en koek bij onze
avondboterham en wie erg braaf geweest
was, een beetje jam. Zoetigheden kenden
we heelemaal niet en het heele voedings
systeem was opgebouwd op onthouding.
De mannelijke jeugd was daarin bevoor
recht. Voor hen brak toch tenslotte de dag
aan, dat zy vrij werden, ten minste in zoo
verre vry, dat zy konden kiezen, wat zi,
wilden eten. Maar wij meisjes? Bij u wa
het niet zoo streng, hè?"
(Wordt vervolgd)
Goed beschermd tegen den stroomenden regen volgden de moeders vol belang
stelling de verrichtingen van hun kinderen, die deelnamen aan de wedstrijden op
rolschaatsen, welke Maandag te Den Haag werden georganiseerd
Ondanks den regen nam een groot aantal kinderen deel aan de wedstrijden op rolschaatsen,
welke Maandag op verschillende plaatsen in de Residentie werden gehouden