BULGARIJE INTERNATIONALE POLITIEK van jeugdarbeid Beperking Wilt U Iets weten? Bidden ZATERDAG 15 APRIL 1939 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 EN DE HET GEVAAR LIGT IN EEN KLEIN HOEKJE.... In het spel der mogendheden speelt Bulgarije geen groote rol, imaar sinds de politiek een weeg schaal is, die men in evenwicht tracht te houden, kan een kleine verzwaring van de eene zijde groote wijzigingen ten gevolge hebben. De spanning onder de mogend heden wordt niet veroorzaakt door de luttele vierkante kilometers van Albanië, maar door het feit dat de Engelse he zijde van de weegschaal bijna te licht is. Zoo kan het ge vaar nu weer in een klein hoekje liggen. Welk hoekje? Polen? Yoegoslavië? of.... Bulgarije? Twintig jaar lang wacht Bulgarije reeds op de revisie van haar grenzen, die haar werden opgedrongen bij de vredesverdra gen van Boekarest (1913) en Neuilly (1919). In die twintig jaar is meer dan eens over deze revisie gesproken; andere mogend heden streden om de gunst van Bulgarije, maar het was hun te moeilijk, om èn de grenzen van Bulgarije te herzien, èn de vriendschap van de buurstaten te behouden. Maar Bulgarije waakt. Het heeft twintig jaar lang de bevolking het idee opgedron gen, dat er een verandering moét komen en zal komen. Het land wacht op de ge legenheid, en zal haar kans nemen, wan neer de gelegenheid zich voordoet. Het zal zich zelfs in een riskant avontuur willen 'begeven, mits er eenige kans op slagen is. Gaat die tijd nu naderen? Wat Bulgarije wenscht Bulgarije heeft bloedende grenzen. Vier gebieden wil zij hereenigd zien in den Bul- gaarsdhen staat. De namen van deze vier gebieden staan in het hart van alle Bulga ren gebrand de Dobrudscha, vervolgens de zoogenaamde BulgaarsChe West/mark, Ma cedonië en Thracië. Verschillende malen heeft Bulgarije ge weigerd, zich aan te sluiten bij het Balkan- blok, hoezeer de YoegoslavisChe politici ook lonkten. Want als het zich aansloot betee- Ikende dit een accoord gaan met de be staande toestand. En Bulgarije antwoordde op de vragen van de nabuurstaten: liever geen economische voordeelen, dan de roof partijen van 1913 en 1919 erkennen. In dit opzicht heeft Bulgarije in de Balkan de zelfde positie als Hongarije. Hierbij Komt, dat de Bulgaren buiten Bulgarije gewoon lijk heftig onderdrukt worden, en met na druk verklaart de openbare meening: wij zijn bereid om met de andere Balkanvol- keren mede te werken aan het economische herstel. Maar de regeering van Sofia zal nooit vergeten, dat het haar eerste plicht is, de belangen van alle Bulgaren te dienen. Tegenover leder aanbod zal zij haar eischen plaatsen. En de politici van de andere landen kon den met de blanke verdrag-papieren in hun zak terugkeeren naar den trein. Omringd door fotografen en reporters konden zij spreken over de zeer vriendelijke onder handelingen, maar de bevolking wist, wat zfj ervan denken moest. De Dobrudscha, de spijskamer van Bulgarije. Het eerste gebied, dat Bulgarije terug- eischt, ia de Dobrodscha, die destijds de spijskamer van Bulgarije genoemd werd. De Dobrusdha is nu in handen van Roeme nië, die deze spijskamer wel gebruiken kan. Dit gebied strekt zich uit tusschen de on derloop van de Donau en de Zwarte Zee. Dit land behoorde tot het vroeg-Bulgaar- sche rij'k en bleef ook onder de Turksche heerschappij met Bulgarije verbonden. Na het einde van de tweede Balkan-oorlog, die voor Bulgarije zoo ongunstig was verloo- pen, werd het Zuiden van de Dobrudscha aan Roemenië afgestaan. Het noordelijke gedeelte was reeds sinds 1-878 in Roemeen- sahe handen. Het zijn niet alleen historische aanspra ken, die Bulgarije op de Dobrudscha heeft In Noord-Dobrudscha is 70 procent van de bevolking Bulgaarsch, in het Zuiden min stens 50 procent. De Bulgaarsche bevolking wordt door de Roemeensche autoriteiten op alle denkbare wijzen onderdrukt. Alle Bulgaarsche scholen zijn opgeheven, Bul gaarsche vereenigingen zijn verboden, de Bulgaarsche priesters worden uit het land gezet, extra belastingen worden geheven voor de Bulgaren, grond wordt onteigend ervz. Er is niet aan te denken, dat Roeme nië op vredelievende wijze afstand zal doen van dit gebied. De Bulgaarsche Westmark. Onder de Bulgaarsche Westmark be schouwt men het gebied van Bossilegrad en Tsaribrod, dat door de vrede van Neuilly aan Yoegoslavië werd toegewezen. De naam is ongelukkig gekozen, want het gebied vormt niet de westelijke grens van het Bulgarendom, en vormt evenmin de westelijke taalgrens van het Bulgaarsch. Het zuiver Bulgaarsche karakter van deze Westmark wordt door niemand ontkend, ook niet door Yoegoslavië. De annexatie door Yoegoslavië is enkele om strategische redenen geschied. Iedere verbinding tus schen de Westmark en Bulgarije is afge sneden. Maar daar er evenmin verbindin gen zijn tusschen de Westmark en de overige gebieden van Yoegoslavië, is de economische toestand van de 70.000 bewo ners hopeloos. Macedonië en Thracië. De kwestie met Macedonië is verre van eenvoudig. Dit gebied is zeer groot en rijk en is slechts korten tijd onder Bulgaarsche heerschappij geweest. De Macedoniërs vor men echter wel een volk van Bulgaarsche afkomst, maar zij worden op vreeselijke wijze onderdrukt door de staten, tot wie zij staatkundig behooren. Dit gebied is eigen lijk opgedeeld tusschen Griekenland, Yoegoslavië, en Bulgarije, met dien ver stande, dat Bulgarije slechts enkele berg achtige en onbeteekenende gebieden heeft behouden. Thracië, een gebied aan de Oostgrens van Macedonië, is eveneens tusschen de drie staten verdeeld. De eens zoo belangrijke Bulgaarsche volksgroep in dit gebied is tengevolge van de onderdrukking sterk verschrompeld en gaat economisch den on dergang tegemoet. Duizenden Bulgaren zijn uit deze stre- door de Grieken verdreven. De wreed heden, die hier zijn geschied, zijn met geen pen te beschrijven. De Bulgaren zullen nooit vergeten, wat hun volksgenooten in den vreemde hebben ondervonden. Zij weten, dat de dag van de afrekening nadert, en zij zijn ervan over tuigd, dat een vreedzame oplossing onmoge lijk is. Voor de wereldoorlog was de Balkan reeds een heksenketel. En het is er thans niet beter op geworden. VRIJSTELLING WEGENS BROEDERDIE NST Een nadere regeling vastgesteld. Hoewel reeds bij de wet van 21 Februari 1938 de Dienstplichtwet belangrijk werd gewijzigd, bleven de voorschriften met be trekking tot vrijstelling wegens broeder- dienst nog steeds onveranderd. In dit hiaat is thans voorzien door de afkondiging van het Kon. Besluit opgenomen in Stsbl. 582. Wij laten de voornaamste wijzigingen vol gen: De aanvraag om vrijstelling van den dienstplicht, wordt buiten behandeling ge laten, indien het geldt een aanvraag om vrijstelling wegens broederdienst voor een ingeschrevene, die reeds om een andere re den is vrijgesteld of die krachtens een vrij willige verbintenis behoort tot de land- of de zeemacht of tot de overzeesche weer macht. Voor de toepassing der voorschriften in zake broederdienst, wordt onder het jaar •van inschrijving voor den dienstplicht, ten aanzien van een persoon, die wordt inge schreven na de opening van het inschrij- vings-register en voor 1 Januari daaraan volgend, verstaan het jaar, volgende op dat waarin zijn inschrijving geschiedde. Uit de verklaring betreffende broeder dienst, op te maken door den burgemees ter, moet zooveel mogelijk blijken, wie van de broeders van den ingeschrevene op 1 October van het jaar van zijn inschrijving voor den dienstplicht, verkeerden in een geval, als bedoeld in art. 20 3e lid, a of b der Dienstplichtwet. (Bedoeld' wordt, wie tot gewoon dienstplichtige was bestemd, of als vrijwilliger tot de land- of de zeemacht be hoort.) Ook moet uit de verklaring blijken, wie van de broeders van den ingeschreve ne, vóór 1 April van het jaar, volgende op dat van zfjn inschrijving voor den dienst plicht, verkeerden in een geval, als be doeld in art. 20, 3e lid, c, d of e der wet. (Hiermede wordt bedoeld, dat opgegeven moet worden, wie dertig dagen in werkelij- ken dienst zijn geweest, wie militair pen sioen geniet of heeft genoten en wie gedu rende zijn werkelijken dienst is overle den). Ten slotte moet worden opgegeven, hoe veel broeders, half-broeders, stief-broeders, zusters, half-zusters of stiefzusters de in geschrevene op 1 October van het jaar van zijn inschrijving bezat. Het gewijzigd 2e lid van art. 23 luidt thans als volgt: ,Voor zooveel de wensch vrijstelling te verkrijgen niet reeds bij de inschrijving voor den dienstplicht is te kennen gegeven, geschiedt de aanvraag tus schen 16 en 30 April van het jaar, volgen de op dat der inschrijving. Door of van wege den ingeschrevene worden de opga ven verstrekt, welke de burgemeester be hoeft om de in het 1ste lid bedoelde ver klaring te kunnen opmaken." Aan art. 23 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende als volgt: „Onder tot een gezin behoorende kinderen worden verstaan de broeders, halfbroeders, stief broeders, zusters, halfzusters en stiefzus ters van den ingeschrevene, óók indien zij niet met dezen samenwonen. Niet-wettige kinderen worden te dezen aanzien niet medegeteld. Onder stiefbroeder of stief zuster van den ingeschrevene wordt ver staan het kind, geboren uit een vorig hu welijk van hem of haar. die met de moe der of den vader van den ingeschrevene gehuwd is, of geweest is." „De grootte van een gezin wordt beoor deeld naar den toestand op 1 October van het jaar, waarin de belanghebbende voor den dienstplicht werd ingeschreven." EEN ARBEIDSVERBOD VOORGESTELD VOOR 14-JARIGE JONGENS EN 14- EN 15-JARIGE MEISJES De Minister van Sociale Zaken heeft bij den Hoogen Raad van Arbeid ingediend een drietal voorontwerpen, resp. betrek king hebbende op den arbeid van 14- en 15-jarige meisjes, den arbeid van 14-jarige meisjes en den arbeid van 14 jarige jongens In de toelichting op het voorontwerp betreffende arbeid van 14-jarige meisjes zegt de minister o.m. dat dit ontwerp een voorloopige regeling behelst, in afwachting van de invoering van het ontwerp betref fende de 14- en 15-jarige meisjes. De voor loopige regeling beoogt een spoedige be vordering eener betere arbeidsverdeeling Inwerkingtreding van een arbeidsverbod met betrekking tot 14-jarige meisjes, voor dat een gelijksoortige regeling voor 15- jarige meisjes wordt ingevoerd, biedt ove rigens het voordeel dat de ondernemers zich nu gemakkelijker aan den nieuwen toestand kunnen aanpasen. Deze geleide lijkheid wordt nog vergroot doordat in het onderhavige ontwerp de bepaling Is opgenomen, dat het arbeidsverbod geen betrekking zal heben op meisjes, die vóór 1 April 1939 omstreeks welken datum dit ontwerp aan den Hoogen Raad van Arbeid werd toegezonden en openbaar gemaakt den leeftijd van 14 jaar had den bereikt en toen reeds in het bedrijfs leven werkzaam waren. De uitwerking der voorziening is in hoofdzaak ontleend aan de Arbeidswet 1919 In de toelichting op de regeling betref fende de veertienjarige jongens merkt de minister op, dat hy vertrouwt, dat een ver bod van ondernemingsarbeid van 14-jarige jongens voor het bedrijfsleven in het alge meen weinig bezwaren met zich zal bren gen. Niettemin blijft het noodig, dat de wettelijke regeling met de eischen der practijk rekening houdt. Dit kan op ver schillende wijzen geschieden. In de eerste plaats door met betrekking tot die bedrijfs takken, ten aanzien waarvan het verbod op onevenredig grote moeilijkheden mocht stuiten, bij Algemeenen Maatregel van Bestuur afwijking van dat verbod toe te staan. Vervolgens door te bevorderen, dat met betrekking tot alle bedrijfstakken eveneens bij Algemeenen Maatregel van Bestuur wordt toegestaan, dat 14-jarige jongens onder zeker voorwaarden gedu rende ongeveer< de helft van den normalen werktijd, namelijk des morgens of des middags, arbeid verrichten. Door zoodani ge regeling wordt het mogelijk gemaakt dat de ondernemer de beschikking over 14- jarige jongens behoudt, mits de plaats, die eén zoodanige jongen thans in het bedrijf inneemt, voortaan door twee van die jon gens om beurten zal worden bezet. Aan deze methode van het zoogenaamde twee- op-een-stelsel zal de voorwaarde worden verbonden, dat de jongens op dat gedeelte van den dag, waarop zij niet arbeiden, deinemen aan het in samenwerking met het particuliere initiatief voor hen te or- ganiseeren en door het departement van den minister erkende ontwikkelingswerk dat zoowel lichamelijke opvoeding als geestelijke vorming ten doel heeft. Er zyn daarnaast eenige bedrijven, waarvan reeds thans vaststaat, dat het ver bod er niet op van toepassing dient te zyn. Tot die bedrijven behoort in de eerste plaats de landbouw, waarvoor nog geener lei werktijdregeling geldt. Voorts moeten In dit verband de zee- en de binnenvaart, met inbegrip van de visscheryt genoemd worden. Voorts moeten ook 14-jarige jongens, die in opleiding zijn voor een geschoold be roep, in het belang van die opleiding zoo wel des morgens als des middags den ar beid kunnen verrichten die daardoor noo dig is. Zullen derhalve uitzonderingen van al- gemeene strekking op het voorstelde, ver bod moeten worden toegestaan, ook dient de mogelijkheid te worden opengehouden, om in bijzondere gevallen vergunning tot' afwijking daarvan te verleenen. Dit kan gewenscht blijken wanneer een 14-jarige jongen een bepaalde bekwaamheid bezit. De aldus bevorderde uitbreiding van de opleiding van 14-jarige jongens zal op haar beurt wederom eenige werkverruiming doen ontstaan voor onderwijzers, vak school- en sportleeraren. Moreele belangen. De minister zegt ter toelichting van het voorontwerp betreffende den arbeid van 14- en 15-jarige meisjes o.m. het volgende: Het is voor het meisje, dat zich tot vrouw begint te ontwikkelen, voor haar geheele verdere leven van groot belang, dat die ontwikkeling niet door nadeelige in vloeden van buiten wordt gestoord. Om standigheden nu, welke die ontwikkeling lichamelijk of geestelijk ongunstig kunnen beinvloeden, vloeien in dikwijls niet ge ringe mate voort uit het verband met het ondernemingsmilieu. Eenerzijds toch is voor een gezonde li chamelijke ontwikkeling van het jonge meisje het gejaagde tempo, dat in vele on dernemingen wordt gevolgd, niet zonder bezwaar, terwijl anderzijds dit meisje in de onderneming licht in aanraking komt met personen, diet bewust of onbewust, door hun woorden de kinderlijke fantasie overprikkelen en daardoor de moreele be langen van het meisje schaden. Deze overwegingen moeten tot de over tuiging brengen, dat het jeugdige meisje in het algemeen in het ondernemings milieu minder op haar plaats is. Niet alleen in fabrieken of werkplaatsen ook in andere soorten van ondernemingen, als koffiehuizen en hotels, winkels en kan toren, staat haar ontvankelijke kinderziel bloot aan indrukken, die zij beter nog niet kon ontvangen. Zijn echter de eerste jaren der bovenbedoelde ontwikkeling onder voor lichaam en geest gunstiger omstan digheden voorbij gegaan, dan zal het weerstandsvermogen van het meisje tegen voor haar nadeelige invloeden in den regel beduidend grooter zijn dan bij den aan vang van die ontwikkeling. Arbeid In en voor het gezin. Het is daarom de meening van den mi nister dat arbeid in ondernemingen ten aanzien van 14- en 15-jarige meisjes in het algemeen dient te worden verboden. Deze maatregel zal, behalve dat hy haar be schermt tegen nadeelige invloeden van buiten, bovendien dit gunstige gevolg heb ben, dat hij haar richt op arbeid in en voor het gezin, hetzij of dit in het gezin is, waarin zij worden opgevoed, of een ander gezin. Want niet alleen zullen zich verscheide ne meisjes van 14 of 15 jaar wegens het voor haar geldende verbod van onderne mingsarbeid in de huishouding begeven, verwacht mag ook worden dat velen van haar na het bereiken van den 16-jarigen leeftyd daarin werkzaam zullen blijven. Dit nu acht de minister van niet geringe beteekenis, in het gezin immers ligt over eenkomstig haar natuurlyken aanleg in de eerste plaats haar bestemming en in den regel ook haar toekomstige taak. Daarenboven is er in het tekort aan Neder landsche dienstboden te meer aanleiding te bevorderen, dat meer Nederlandsche meisjes in de huis houding een werkkring zoeken. Ten slotte beoogt de minister met het voorgestelde arbeidsverbod voor 14 en 15-jarige meisjes mede een vermin dering der werkloosheid onder de jon gens en mannen door middel van een verschuiving in de werkgelegenheid ten gunste van deze beide groepen van arbeiders. Dit doel echter zou illusoir worden, indien de 14- en 15-jarige meisjes zouden worden vervangen door gehuwde vrouwen. Daar nu voor al met betrekking tot de 15-jarige meisjes deze mogelijkheid in het ge heel niet denkbeeldig is, overweegt de minister te bevorderen, dat de invoe ring der onderhavige regeling gepaard zal gaan met een arbeidsverbod voor de gehuwde vrouw, dat ter zelfder tijd in werking zou moeten treden. Voor sommige werkzaamheden kan even wel een vingervlugheid noodig zijn, die vrijwel alleen door jeugdige meisjes kan worden verkregen, terwijl er voorts arbeid is, die een zoo langdurige vooropleiding vereischt, dat in verband met het af vloeien van vrouwelijke arbeidskrachten door huwelijk de tijd gedurende welken de ondernemer van haar scholing voordeel kan hebben, door het uitschakelen ook van 15- jarige meisjes te kort wordt, om die voor opleiding loonend te doen zijn. Met betrekking tot de hierbedoelde ge vallen is de minister met het oog op de be langen van het bedrijfsleven bereid, over zyn tegen ondernemingsarbeid van jeug dige meisjes in het algemeen gekoesterde bezwaren heen te stappen voor wat de 15- jarige meisjes betreft. In verband hier mede wordt voorgesteldi ten aanzien van deze 15-jarige meisjes de mogelykheid te openen, om bij Algemeenen Maatregel van Bestuur bepaalde soorten van arbeid van het onderhavige verbod uit te zonderen, alsook om in daarvoor in aanmerking ko mende gevallen vergunning tot afwijking van dat verbod te verleenen. KOSTWINNERS VERGOEDING WANNEER, HOE EN WAAR TE VERKRIJGEN. Wijze van aanvraag. Indien tengevolge van het verplichte ver blijf in werkelijke dienst een dienstplich tige voldoende middelen tot levensonder houd ontbreken of zouden komen te ont breken aan personen als in het tweede lid van'artikel 16 der dienstplichtwet bedoeld, wordt een vergoeding uit 's Rijks kas toe gekend. Ter toelichting diene dat in be- deold artikel de volgende personen worden genoemd: de echtgenoote van een inge schrevene; zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie; zijn andere bloed- en aan verwanten in de tweede graad; zyn pleeg ouders; degenen, in wier onderhoud de in geschrevene ingevolge rechterlijk vonnis moet voorzien. De aanvrage ter verkrijging van kost winnersvergoeding kan zoowel mondeling als schriftelijk geschieden. Zij behoort te worden ingediend by den burgemeester der gemeente waar de verzoeker woonplaats heeft. Indien de woonplaats van den verzoeker buitenslands is gelegen, wordt de aanvraag gedaan bij den burgemeester der gemeen te, voor welke de ingeschrevene voor de dienstplicht is ingeschreven. De aanvraag behoort te geschieden door of namens den persoon te wiens aanzien de ingeschrevene als kostwinner wordt be schouwd. De aanvraag om vergoeding moet ge schieden zoodra naar het oordeel van den verzoeker aanleiding tot het doen van de aanvraag is ontstaan. Bewijsstukken, zoo als trouwboekje, laatste huurkwitantie, loonbriefje enz. mee te brengen. Offlcleêle Crislspublicatles STEUNVERGOEDING ERWTEN EN VELD BOON EN. De Nederlandsche Akkerbouwcentrale maakt bekend, dat de steunvergoeding voor erwten van den oogst 1938, gedenatureerd van 10 t/m 15 April 1939. zal bedragen 1.90 per 100 kg. voor groene erwten, door handelaren gedenatureerd en voldoende aan het standaardmonster van kwaliteitsklasse C en 1.40 per 100 kg. voor voedererwten, gedenatureerd door telers, die deze erwten zelf hebben geteeld. De steunvergoeding voor veldboonen van den oogst 1938 in genoemd tijdvak door telers of 'handelaren gedenatureerd en vol doende aan de kwaliteitseischen, zal 2. per 100 kg. bedragen. RECHTZAKEN 1 WAARZEGSTER WAS IN ZEGWAART GEBOREN. Ze wilde niet met „dame" worden aangesproken. Voor den politierechter te Arnhem stond gistermorgen een 54-jarige vrouw terecht Ze woonde in Nijmegen en ze was geboren in Zcgwaart. Van beroep was ze.waar zegster. De woordspeling is niet van ons, doch van de dagvaarding, waarin haar be- leediging van een ambtenaar was ten las te- gelegd. Haar echtgenoot had een aanvraag om steun ingediend, een ambtenaar had zich aan de woning vervoegd, doch hij werd daar door de waarzegster met een serie scheldwoorden ontvangen, althans volgen# den ambtenaar. „Wat is irw beroep", vroeg de politie rechter aan de verdachte. „Waarzegster", antwoordde ze fier. „Weet je al, wat voor straf je krijgt?" vroeg de officier. „Waar werk je mee, met koffiedik of ei". „Met de kaart", antwoordde de vrouiw. Ze ontkende met kracht de woorden te hebben gebezigd, die in de dagvaarding stonden vermeld. Ze had zich slechts één leelijk woord laten ontvallen, want ze was over haar zenuwen heen geweest. „Waarom was je dan toch zoo zenuw achtig?" informeerde de politierechter, „die ambtenaar kwam toch in uw eigen belang", „Hij zei „dame" tegen me en dat neem ik niet", legde verdachte verontwaardigd uit. Officier: Daar had je trots op moeten zijn. Had die man soms moeten zeggen: „Lee- lijk schreeuwwijtf". Verdachte: Ik heb altijd voor deftige hui zen gewerkt en dan wensch ik niet zoo 'be- leedigd te worden. Officier: Nou, nou, deftige huizen. Je bent al eens tot acht maanden voorwaar delijk veroordeeld voor iets, dat nu niet bepaald op deftige huizen wijst. En je hebt je ook nu weer als een achterbuurtwijf aan gesteld. Je moest je schamen. Hardnekkig hield de vrouw vol, dat ze niets gedaan had; dat ze den ambtenaar niet beleedigd had, dat ze zenuwachtig was geworden, toen deze dame had gezegd, enz. enz. Maar toen schoot plotseling de officier uit zijn slof. „Je bent tegen dien man opge vlogen als een tijgerkat. Je hebt hem de oogen willen uitkrabben". En onmiddellijk daarop klonk de eisch: een week gevan genisstraf. De politierechter zei over acht dagen schriftelijk vonnis te zullen wijzen. Verdachte: Moet ik daar nog voor terug komen? Politierechter: Je kunt het doen, maar noodig is het niet. Officier: Anders kijk je maar in de kaar ten. „Vooruit". SPECIALE RADIO-UITZENDING UIT HET VATICAAN OP ZONDAG AS. Bij gelegenheid van het feit, dat Maestro Perosi veertig jaar geleden benoemd werd tot Pauselijk Kapelmeester, zal met me dewerking van een groot orkest en uit muntende solisten Zondag a.s. des namid dags om 17 uur een uitvoering worden ge geven van het oratorium „Verrijzenis van Christus" van Lorenzo Perosi. Deze uit voering zal worden uitgezonden door Ra dio Vaticana. Vraag: Waar ls het hoofdkantoor van Simon de Wit gevestigd? Antwoord: Te Zaandam, Westzijde no. 154. Hel Katholiek Comité van Actie „Voor God" schrijft ons: Nederland paraat. Onze grenzen worden be veiligd. Allerlei maatregelen worden genomen. Vergeel niet: te bidden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 6