EEN MINISTER OP
DE LOCOMOTIEF.
Mama wordt
opgevoed!
Madrid capituleert Nadat het bericht van de overgave bekend
geworden was, trokken groote groepen Phalangisten per auto door
de stad onder toeloop der bevolking
De burgemeester van Arnhem, de heer H. P. J. Bloemers tijdens zijn rede bij
de eerste steenlegging voor de Saksen Weimar-kazerne aan den Monniken-
steeg te Arnhem
De onlusten in Damascus. - Een barricade, welke door de Fransche
troepen in een der straten der stad werd opgeworpen bij haar strijd
tegen de onruststokers
Leslie Burgin, de Engelsche minister van Vervoer, maakte op de
machine van de „Roydl Scot" deze week een tocht mede. Even
voor het vertrek van het Euston station te Londen
Het défilé voor de autoriteiten na de onthulling van den gedenksteen op het
terrein der te Ede 'in aanbouw zijnde Elias Beeckman-kazerne, welke plech
tigheid Woensdag plaats had
Politie en gendarmerie te Damascus gereed om onmiddellijk in te
grijpen tijdens de jongste onlusten in Syrië, waarbij verschillende
slachtoffers te betreuren zijn
De geweldige ontploffing in de Belgische wapenfabriek te Herstal
heeft een aantal slachtoffers geëischt, terwijl verscheidene zwaar
gewonden in levensgevaar verkeeren De plaats van de catastrophe
FEUILLETON
ROMAN VAN LO WTLSDORF.
treaut oris eerde vertaling door F. v. Velsen.
HOOFDSTUK
Langs een bocht in den landweg komt
mevrouw von Belamy in de lange dorps
straat, vanwaar een kaarsrechte acacialaan
naar het heerenhuis voert, dat door zijn
okergele kleur levendig afsteekt bij de om
ringende bloembedden. Overal waar zij
langs komt, knikken de menschen eerbiedig
behalve de kinderen, die zich op het zien
van de landvrouw haastig in alle richtingen
verspreiden. Dan zijn er nog de kippen en
eenden, die bij haar nadering in allerijl een
goed heenkomen zoeken, ofschoon niet uit
dezelfde motieven als de kinderen.
Mevrouw von Belamy heeft niet zon
der reden steeds iets op de kleinen aan
te merken. De vieze handjes en gezichtjes,
de bemorste kleeren vormen voor haar een
onuitputtelijke bron van misnoegen en dit
misnoegen steekt zij dan tegenover de kin
deren ook niet onder stoelen of banken.
De vrees van het pluimvee geldt Hector
den witten, ruigharigen herdershond, die
om zijn meesteres heenspringt en er zijn
genoegen in schijnt te vinden, het vreed
zaam kakelend en snaterend gedierte de
stuipen op het lijf te jagen.
Met zekere overdreven minzaamheid,
die nauw aan hoogmoed verwant is, be
antwoordt mevrouw von Belamy de eer
biedige groeten van de eenvoudige dorpe
lingen.
„Hoe gaat het er mee, moeder Barbara?
Hoe is het met je zieken zoon, vrouw
Schneider? Heb je goede berichten van
je dochter uit de stad ontvangen?" Op die
manier strooit Oliva Belamy als 't ware
goedgunstigheid in het rond, terwijl zy
zich, zonder ergens te blijven stilstaan,
naar haar groote villa begeeft. Kaarsrecht
en met gelijkmatige passen vervolgt zij
haar weg. Zij is een groote, slanke vrouw
van niet te schatten leeftijd. Haar gelaat is
smal en ovaal; de eenigszins bijziende oogen
knipperen nu en dan tegen het schelle
licht. Ondanks de zomerhitte draagt zij
een stijve zwarte japon naar een reeds lang
vergeten mode en een hoedje van onmoge
lijk ouderwetsch model, met hoogen bol, is
diep in haar oogen getrokken. Alleen haar
schoenen, ofschoon allesbehalve modern,
lijken eenigszins voor hun doel geschikt. Ze
zijn van grof zwart leder gemaakt en van
dikke zolen voorzien; echte schoenen zoo
als de mannen op 't platteland dragen. De
wijze waarop mevrouw von Belamy loopt,
bewijst, dat ze de hobbelige keien van de
straten en wegen niet vermijdt er. even
als de buitenlui aardkluiten weet plat te
trappen.
Juist op het oogenblik, dat Oliva von
Belamy het knarsende tuindeurtje open
duwt, treft een scherp, toeterend geluid
haar oor het signaal van een autohoorn.
Reeds schijnt het, of zij har hoofd wil om
wenden in de richting van het geluid, doch
zij fronst slechts licht haar hoorhoofd, ter
wijl zij vastberaden haar weg vervolgt. Be
daard stapt zü tusschen de bloeiende bor
ders door en daarom is het onverklaarbaar,
dat haar ademhaling zoo gejaagd is ge
worden.
Ook schijnt zij zich nu van de hitte be
wust te worden, want plotseling versnelt
zij haar stappen, bereikt het heerenhuis en
gaat onmiddellijk de schemerdonkere hal
binnen.
Koel, zelfs kil was het daar en het rook
er duf. Ook in de overige vertrekken van
het groote, eeuwenoude gebouw hing die
eigenaardige duffe lucht, niettegenstaande
de zon dak en muren blakerde. Want ver
der was het haar dan ook niet vergund
haar zegenrijke stralen op het huis te doen
inwerken. Voor alle vensters hingen de
jaloezieën omlaag en door de reten viel
juist licht genoeg naar binnen om te voor
komen lat men zich in 't halfduister stootte
aan de weinige meubelen, die langs de wan
den gerangschikt stonden en herinnerden
aan een welde uit vervolgen tijden. Onge
woon en onpersoonlijk, ongezellig en be
klemmend was het huis.
Olivia von Belamy ademde diep en hui
verend. Na haar wandeling door de vel
den, waar zij volop van de frissche lucht
had genoten, deed de kelder-atmosfeer
van het huis haar bijna stikken, ofschoon
de koelte haar niet onaangenaam aandeed.
Een oogenblik hield zij haar stap in, om
haar oogen aan de duisternis te doen ge
wennen. Dan ging zij de hal door en toen
zij den knop van de deur vastgeep, om de
huiskamer binnen te gaan, werd die door
iemand, aan de andere zijde geopend. Van
aangezicht tot aangezicht stond zij plotse
ling tegenover een man van rijzige gestal
te, die bijna de heele deuropening vulde.
Mevrouw von Belamy was even geschrok
ken, „Waarom kom je niet door de voor
deur binnen?" vroeg zij min of meer scherp.
„Goeden morgen", antwoordde de bezoe
ker gemoedelijk en vervolgde dan heel
kalm: „Een lieve manier om een gast te
ontvangen, vind je zelf niet?"
Terwijl hij haar met een vroolijk spot
lachje toeknikte, wendde zij haar blik van
hem af. „Kom je niet binnen?"
„Neen", verklaarde hij op beslisten toon.
„Neen, ik heb geen zin om in de duffe kel
derlucht van dit huis te zitten. Jij hebt
rheumatiek genoeg voor de heele buurt...."
„Wat heeft dat nu met de koelte van het
huis te maken? Ieder verstandig mensch
zal toch zeker bij zoo'n hitte de zonneblin
den sluiten!" Zij sprak de woorden op één
toonhoogte uit; het klonk als de val van
regendruppels op een zinken dak. Op tem
peramentvolle, eenigszins zenuwachtige
menschen kon zoo'n eentonige, afgemeten
manier van spreken wel eens prikkelend
werken. Op het gelaat van den bezoeker
vertoonde zich dan ook werkelijk een mis
noegd en eenigszins spottend glimlachje,
toen hij terzijde trad om de vrouw des hui
zes te laten passeeren. Zij ging naar het
kleine terras, dat aan de noordzijde was
gelegen. Voor een groepe oleanders in kui
pen stonden eenige eenvoudige rieten stoe
len. Olivia zette zich op een van die kra
kende meubelstukken neer en wees naar
een anderen achter het oude tuintafeltje.
„Ga zitten, Virgilius". Zij monsterde het
uiterlijk van den man tegenover haar en
wederom fronste zij het voorhoofd.
„De manier waarop jij je kleedt is voor
iemand van jouw standing tamelijk ta
melijk
Het voorwerp van haar critiek lachte on
bezorgd en nam op den hem aangeboden
stoel plaats.
„Bevalt mijn kleeding je niet? Nu, dat is
niets nieuws... maar om dat weer te moe
ten hooren, ben ik niet direct na mijn reis
hierheen gekomen."
Virgilius Pretorius, wiens landgoed aan
dat van mevrouw Belamy grensde, was af
gevaardigde vor zijn district. Deze functie
noodzaakte hem, dikwijls naar Weenen te
reizen. Zij kenden elkaar reeds van kinds
been af, doch terwijl de man in de conver
satie eenvoudig en gemakkelijk bleef, was
de stijve ongenaakbaarheid van Olivia
steeds vermengd met stekelige vitterij. Zij
leek daardoor ouder dan zij in werkelijk
heid was, terwijl hij, die meer dan tien jaar
ouder was dan zij, steeds frisch en opgewekt
bleef. Van haar beleedigende manier van
doen scheen hij zich niets aan te trekken.
Virgilius Pretorius was een prettige en
niet alledaagsche verschijning. Bij allen
eenvoud, getuigden zijn woorden en uit
drukkingen van levenskennis en fijne be
schaving; hij sloeg echter steeds den spij
ker op den kop. Op dezen zonnigen zomer
morgen droeg hij, behalve zijn wit flanel
len pantalon, slechts een dun zijden over
hemd, waarvan de omgeslagen kraag den
krachtigen hals vrij liet. Zijn donkerblond
haar vertoonde bij nauwkeurige beschou
wing reeds eenige zilverwitte draadjes, het
geen echter niets aan zijn jeugdig voorko
men afdeed.
Mevrouw von Belamy had haar voor
wereldlijken hoed niet afgezet. Op haar
hoog voorhoofd parelden kleine zweetdrup
peltjes en men kon zien, dat zij onder de
lastige hoofdbedekking haar weelderig haar
glad naar achteren gekamd droeg. Tegen
het achterhoofd lagen de twee zware vlech
ten in een stijven wrong.
(Wordt vervolgd).