Van Schaapherder
F abrieksdirecteur
CORRESPONDENTIE
Gerard v. d. Berg, Sassenheim.
Jouw verjaardag is voor het volgend jaar
geplaatst. Ik kreeg je briefje den 12en pas
en den 18en was je jarig. Je ziet dus wel,
dat het niet anders kon. Dag Gerard! Groet
vader en moèder van me!
Toosje de Lincel Noord w.-B.
Ook jouw schrijven kwam te laat in mijn
bezit. Voor het volgend jaar is je naam ge
boekt. Dag Toosje! Groetjes thuis!
Rica Egberts, Ter Aar. Dank
voor jullie alleraardigste briefjes. Het doet
me werkelijk genoegen, dat jullie mijn ver
haal, schitterend vindt. Ja, die Dora is ook
een echte grapjas. Die versjes en verhaal
tjes van jou Rica, wil ik wel eens zien!
Misschien ben jij een verborgen talent. Wie
weet? Die ijspret beteekende heel wat.
Jammer voor jullie drietjes! Maar toch is
het beter zoo! Geloof je wel, dat Artis al
leen een reisje naar Amsterdam waard is?
Jammer dat zoo'n dag zóó om is! Dag Rica!
De hand voor jou en mijn beste groete voor
vader en moeder, en de anderen en bij
zonder Henny en Rietje, die ik ook dank
zeg voor beider keurig briefje. Neen Riet
je, zoo knap als jij was ik niet, toen ik acht
jaar was en nu nog niet! Ik heb nooit
schaatsen gereden! Vreemd hé!
Anna Heemskerk, Warmond.
De verjaardagen zijn ingeboekt en afge
schreven. Ja Anna, ik herinnerde me jou
nog heel goed. Hoe die vergissing kwam,
begrijp ik ook niet. Nu is Kees en Koos
wel geen groot verschil. Ik schrijf duide
lijk genoeg; „wie afgevoerd wil worden,
schrijve me mintens 14 dagen vooruit en
dan opgeven op welken datum ze staan.
Dag lief Anneke! Groet alle huisgenooten
van me! Jou druk ik speciaal de hand!
Corrie, Warmond. En hoe gaat
het nu Corrie? Ik hoop van veel en veel
beter en dat je nu nu weer heelemaal
hersteld bent. Blijf ons jeugdblad maar
goed lezen en leeren. Bij de antwoorden
vind je zeker nog wel eens iets, dat je niet
wist. Stuur het versje gerust! Ik zal het wel
in den juisten vorm zetten, als het noodig
zou zijn. Dag Corrie! Beterschap! Groeten
thuis en ook aan Wimpie!
Gretha v. d. Lans Lisse! Wat jam
mer was dat nou? Twee namen zijn door
elkaar geloopen. Nu is het voor het vol
gend jaar in orde. Ik had jou wel eens als
Witte Zuster in de Kindsheid willen zien.
Jij was zeker een lief Zusterke! Dag Gre
tha! Ik hoorde je naam door de radio wel
op 11 Februari. Hoor ik nog eens wat?
Mientj'e Hermans, Noordw ij
ker h o u t. Neen, ik heb me aan Mien-
tje niet vergist. Zij schreef me een aardig
verhaaltje en twee versjes, die ik beide
laat plaatsen, omdat jij het bent. Het ver
haaltje volgt de volgende week. Dag Mien!
Groet vader en moeder, broertjes en zus
van me. Met dank en hand!
Een versje van Mien Hermans.
OOM WIM No. 1.
Ik zou graag een opstelletje maken.
Maar ik weet nooit een begin.
Pas als ik op gang begin te raken
Treed dan het einde al weer in.
Ik hoor ze al proesten en lachen
En zeggen, als je nog eens wat weet,
Zorgt eerst dan, dat jij in je opstel
Het beginnetje nooit meer vergeet.
Maar toch wil ik 't eens gaan probeeren
Misschien valt het dan nog wel mee.
En als het wat fnoois is geworden.
Dan roep ik het luidste „Hoezee"!
No. 2. WAT HOORDEN DE HERDERS?
Ze hoorden er zingen van vrede;
Van vrede den menschen op aard'
De eenvoudige herders begrepen:
Zij waren dien vrede wel waard.
Ook wij willen allen den vrede
En schuwen het oorlogsgeweld,
Maar ons bidden, smeeken en streven
Wordt niet door de Leiders geteld.
Zij confereeren er daaglijks over;
Over grenzenverlenging en macht.
Zij hoorden niet 't lied van de engelen
Gezongen in dien wonderen nacht.
O mocht het gebed voor de eenheid
Hen brengen naar d' armenstal
En daar met de englen en herder
Te zingen voor den Koning van 'tAl.
Hier zullen we een punt zetten.
De volgende week gaan we door.
Wie een brief schrijft, krijgt een ant
woord terug.
OOM WIM.
Wie zi]n Jarig?
Van 3 tot en met 9 Maart.
Op 3 Maart:
Bram van Soest, St. Jacobsgracht 1.
Leida Vlasveld, Miening, Z'woude.
Bertha Jansen, Langegr. 115.
Fientje Neervoort, Maria Poelstr. 3.
Joseph Staats, Hoogl. Kerkgr. 3.
Gerard Zwetsloot, Ketelb.st. 3.
Anna Beurze, N. Beestenmarkt 3a.
Theo Fles, Hooigr. 24.
Reindert Pollmann, Hoogstraat.
Op 4 Maart.
Nico v. d. Akker, Schenkelw. C 76, Zoe-
terwoude.
Sisca en Lida Hilgersom, Voorstraat no. 45,
Voorschoten.
Theo Zoet, Oude Wetering.
Janny Wegman, Schip Heerengr.
Jo Kortekaas, 's Grav.weg 40, N'hout.
Jo Kleihorst, Narcissenstr. 29, Lisse.
Annie Molenkamp, Kerkl. 39, Oegstgeest.
Marietje v. d. Wereld, Oud-Ade E 76.
Annie van Haastrecht, Leidschendam.
Sjaan v. Meijgaarde, Limb. Stirumstr. 25.
Chris en Theo Over de Vest E 167 Zoeter-
woude (N. B.).
Bep v. d. Berg, Woonschip Voorhout.
Sisca Teling, Alexanderstraat 35.
Bertha Jansen, Pelikaanstr. 11.
Op 5 Maart:
Kees v. d. Poel, Zwarte weg E 59, Oud-Ade.
Lies van Schaik, Kortst.weg 25 Alphen.
Janny v. d. Bosch, Meerl. 5, Stompwfjk.
Jo Hoogeveen, Haarl.weg 24.
Bep Hartman, Lomb.str. 79.
Henriette Zwetsloot, Haarl.weg 4.
Cor Meijer, Haarl.meer.
Jan Overbeek, Kortst.weg 54, Alphen.
Jo van Santen, Oesteinde 12, Stompwijk.
Op 6 Maart:
Ria Weers, W. Singel 43.
Leen Bakker, Groenend. 55, H'woude.
Floortje Koeleman, Kerkst. 40, Noordk.(b.)
Lies v. d. Vlugt, Nieuwveen 313.
Riek de Groen, Toussaintk. 13.
Rietje Hooymans, Voorschoten.
Piet Onderwater, Watertje D 12, Z'woude.
Piet OnderwaterMe
Jan Hoppenbrouwers, Hoefstraat 18.
Thea van Leeuwen, Waagdam 192, te
Warmond.
Op 7 Maart:
Henny v. d. Heyden, P. de la Courtstr. 6.
Willy Berk, Kolfm.st. 24.
Toos Paardenkooper, N. B. E. 142, Z'woude.
Fientje Pouw, B 187 R'veen.
Agatha Lestrade, Boerh.str. 2, Voorhout.
Betsy de Vette, N.E. B 361, Hoogmade.
Henk v. d. Plas, Leidschevaart 3, Voorhout.
Op 8 Maart:
Gerda v. d. Plas, Leidschv. 3, Voorhout.
Op 9 Maart:
Jan v. Heteren, Haarl.str. 242.
Piet v. Rijn, Drechdijk 29, Kwakel.
Miep v. Cassel, Dorpsstr. 8, Z'woude.
Nap v. Noort, Geversst. 19, Oegstgeest.
Toos Paardenkooper, Z'woude.
Sjaantje Verdel, R'veen 336.
Miep v. Goozen, A 208 Z'woude.
Gerda v. Meijgaarden, Bijdorp 13, Voor
schoten.
Wim Atteveld, Roondenb str. 7.
Sophie v. d. Slot, N'hout, 's Grav. weg 43.
Wim Buil, Rijndijkstr. 21.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, schrijve minstens 14 da
gen vóór den verjaardag. Zoo ook wie de
school verlaat en van deze lijst wil afge
voerd worden. Eveneens bij verandering
van wooplaats, straat of huisnummer. Ik
wil nog even zeggen, dat deze lijst alleen en
uitsluitend bestemd is voor schoolgaande
kinderen.
Oom Wim.
SPROOKJE.
Hel Cocosmannetie
door Lina Droogh.
„Dakoe! Dakoe!" roept een negervrouw.
Dadelijk komt een klein negerjongentje
aanloopen van 'n jaar of negen. „Wat is er?
vraagt hij. De vrouw antwoordt: „Roep
even je zusje en ga samen een paar co-
cosnoten halen achter 't hutje van Germi.
Kom gauw terug en pas goed op je zus
je". Dakoe holt weg om even later terug
te komen met zusje Felti. Hij loopt naar
't schuurtje, tenminste 't moet 't verbeel
den en haalt er een mand en een lange
stok uit. Die 'legt hij tusschen hen in op
hun schouder en daaraan bengelt de
mand. Hun moeder kijkt hen na vanuit de
hutopening. Ze is wat trots op haar kin
deren. „Kom denkt ze, ik zal maar rijstt
gaan stampen, dan ben ik klaar als ze te
rugkomen en kan ik meteen eten klaar
maken. Ze was goed en wel bezig, toen in
Ingezonden versjes
BIJ DEN RAADSELWEDSTRIJD.
Vervolg van verleden week.
No. 6. ONWEER.
door Cor van Diest.
Stil, plechtig stil is de natuur;
Geen vogel zingt met blij geluid.
De bloemkens nijgen treurig naar den
grond,
't Windje blaast zijn laatste adem uit,
adem uit.
Somber wordt 't nu in de natuur;
En 't zwarte kleed van 'n nacht daalt
over d'aarde heen;
Geen enkel lichtend plekje dringt
nu meer
Door opgepreste wolken heen!
Dan., een felle bliksemschicht!
Kreunenl rolt een rommelende
donderslag.
De gansche Schepping siddert nu....
en beeft.
En zwicht in nietige kleinheid....
Want ach:
Ontzagwekkend, majestueus is de
aanblik wel
Maar is God's stem, die tot d' aarde
spreekt!
Gewapend met zijn bliksem velt Hij
Eeuwenoude boomen, lijk een rillend
rietje breekt.
Maar dan lacht door moegestreden
wolken
Het lieflijk zonnetje weer met blijden
gloed.
Gelijk een kind, na verdiende straf,
weer vroolijk lacht,
Met tranen in 't gezicht; maar
opgelucht gemoed.
Een liefl'lijk windje kust de frissche
regendrop
Van schoon-gewasschen loover en van
kruid;
't Bloempje heft blïjdè haar kopje weer
omhoog
't Voog'lenkoor zingt weer haar lied
in blij gefluit.
Dankbaar juicht de schepping na bange
donderslag.
Straalt, herlevend weer, in blijde
zonnelach.
No. 7. VAN TWEE MEESJES.
door Gonnie,
Twee meesjes hipten langzaam
Het laantje op en neer.
En koesterden zich beiden,
In 't zonnige, mooie weer....
Ik strooide vlug wat kruimpjes
En fijne zaadjes neer
Een meesje tjilpte, sjlilpte, hapte
't Tweede zei: „ik dank U zeer!"
eens Dakoe binnen holde en daarachter
Felti die riep: „Moeder kijk eens wat een
groote noot we gevonden hebben!" En hij
hield triomfantelijk de mand onder haar
neus. Daar zal wel veel melk in zijn; zei
de vrouw. Meteen liep ze weg en kwam
met een hakmes terug. Met een slag had
ze de noot open, maar er zat geen melk
in. Dat was jammer. Dakoe wilde 't niet
gelooven en keek nog eens goed. Hij zag
geen melk. Maar wat was. dat? Er probeer
de een heel klein mannetje uit de noot te
klauteren, maar 't ging niet. Dakoe pakte
't kereltje er uit en vroeg: „Wie ben je
manneke." „Laat me eerst los, dan zal ik
't zeggen", zei hy. Dakoe zette hem neer
op de rand van de. mand.
„Ik ben", zoo sprak 't manneke, „een
cocosventje en mijn huis was de cocos-
noot.. Vroeger ben ik een prinsje geweest,
maar toen ik nog in de wieg lag, kwam
er een booze toovenaar en veranderde me
in wat ik nu ben. 't Is al 3 jaar geleden."
't Mannetje begon te snikken. Toen vroeg
Dakoe: „En weet je niet het middel om
van je betoovering los te komen?" „Ja",
zei 't ventje „bij heldere maan moet precies
om twaalf uur de toovarspreuk gezegd
worden onder de boom, waaraan de co-
cosnoot hing. Men moet zeggen:- „Man
netje uit de noot, wordt weer groot", en
dan ben ik weer 't prinsje." „Dat komt in
orde" riep Dakoe. Vannacht is 't volle
maan, dan ga ik mee naar de boom en zal
de tooverspreuk zeggen.
Een week daarna om twaalf uur raidden
in de nacht zat Dakoe onder de boom en
zei de spreuk, meteen was 't ventje ver
dwenen.
Een dag later stond voor de hut van
Dakoe's vader een prachtige gouden koets
en daaruit stapte de koning en aan z'n
hand liep een lief prinsje. Dakoe moest
met z'n vader, moeder én zusje mee naar
't paleis en mochten daar altijd blijven.
En als ze nu nog niet dood zijn, leven ze
nu nog blij en gelukkig!
.No. 8. MIJN ZUSJE,
door Francisca Twaalfhoven.
Ik heb een lief klein zusje
Ze speelt nog met haar pop
En geef ik haar een kusje,
Dan lacht die schalksche mop.
Ik ken een heel lief meisje
Met 'n aardig lief gezicht
Ze zingt soms als een sijsje:
Zoo mooi, als 'n mooi gedicht!
Het is zoo'n aardig meisje,
Die altijd lachen moet.
En waarom zou zij dit niet doen?
Ze kent noch kwaad, noch goed
Ik houd veel van mijn zusje:
We spelen samen vrij.
En gaat zij naar haar bedje
Dan bidt zfj en is blij!
No. 9. LOOPEN LEEREN.
door A. Keizer.
Kleine Hans leert loopen,
Hij kan al heel goed staan.
Hij heeft tot nu gekropen,
Nu wil hij loopen gaan!
Zie de lieve kleine krummel,
Hij weegt wel twintig pond.
Daar valt hij nu die pummel,
Pardoes op d' harde grond!
Toch gaat hij nu niet huilen,
Hij lacht den heelen dag.
Hij houdt heel niet van pruilen
Liever roept hij daggedag!
Kijk, daar staat hij waarlijk
Weer stevig op den grond.
En tilt hij on vervaarlijk
Z'n voetje van den grond.
Nu probeert hij 't telkens weder,
Voet voor voet wordt neergezet,
Eene tweeë, nog een keertje
En kraait dan van de pret.
Dan gaat hij zitten op een kussen
Want hij wordt een beetje moe,
Nog een keertje en ondertusschen
....Vallen zacht z'n oogjes toe!
No. 10 HET SNEEUWT
door Bep Kortmann.
De sneeuwvlokken vallen.
Al we';r naar omlaag.
En vormen beneden
'n Heel dikke laag.
Op daken van huizen
Op boom en op tak,
Op velden en wegen,
'n Heel dikke plak.
Ginds glijden de kind'ren,
En maken 'n baan
Daar valt er een, lachende
Blijven de anderen staan.
De grauw-grijze wolken,
Die schijnen niet moe,
Die sturen steeds vlokken.
Naar de aarde ons toe.
Maar één keer toch raken
De wolken weer op,
Dan komt er het zonnetje
Enu 't glijden staat stop.
U vraagt
1. Wonen veel Europeanen in Batavia?
2. Zijn de Pausen altijd Italianen ge
weest?
3. De kat is op „marode" zegt moeder
wel eens. Wat beteekent dat eigenlijk?
4. Wat is een „marmel"?
5. Wat is kamfer eigenlijk? En waar
komt het vandaar?"
6. Hoe moet men schrijven Ceramiek of
Keramiek?
Wij antwoorden
1. Ja, op 1 Jan. 47.009, waaronder er 2788
van buitenlandschesn landaard zijn. Hier
onder zijn te verstaan 1029 Duitschers; 619
Japanners; 517 Engelschen, 123 Amerika
nen en de rest zijn van een 20-tal verschil
lende andere nationaliteiten. Je ziet dat
er ruim 44.000 Hollanders wonen.
2. Neen. In den loop der eeuwen hebben
we gehad: 13 Grieksche Pausen; 6 Syriërs;
3 Afrikanen; 3 Spanjaarden; 6 Duitschers;
17 Franschen; 1 1 Portugees; 1 Engelsch-
man; 1 Nederlander.
3. Maraude (marode schrijf jij!) is
Fransch beteekent strooperij. Als de kat op
marode (maraude) is geweest, dan is ze
op stap geweest, om hier en daar wat te
stelen. Marode is ook: afgemat, vermoeid,
moe.
4. Dat is een knikker. Ook spreekt men
v/el eens van marmer, of in Limburg van
marvel.
5. Kamfer is brandbaar hars. Komt vo' r
o. a. uit Soematra. Men spreekt van kam
fer van Baros uit Soematra.
6. Allebei goed. De bet. is het vervaar
digen van fayence d. i. fijn aardewerk,
half porselein, (dus genaamd naar de Ita-
lisansche stad Faenza.
tot
door Oom Wim.
XL VIII.
Maar eenmaal begonnen, valt het werk
mee en eveneens de tijd, die toegemeten
is. En als om vier uur voor het laatste werk,
voor den eersten dag de bel gaat en allen
zich naar buiten spoeden, om huiswaarts
te gaan, wordt ie nog even door den be
kenden leeraar op de schouders getikt, die
hem moed inspreekt en hém vertelt, van
het succes van zijn werk; welk werk hij
uit dankbaarheid voor Jans oordeel, direct
na het uitgeven, hem tter hand zal stellen.
„Succes Jan! Wat mij betreft, in mijn
vakken ben je nu reeds voor 80% geslaagd.
„Dank U!" Een handdruk en.leeraar
en leerling gaan elk huns weegs.
Dat vleiende woord van zijn leeraar en
die tevreden blik, werkten op Jan op dat
oogenblik als een electrische vonk; ver
sterkte zijn zelfvertrouwen en het was hem
van dat oogenblik af, alsof een innerlijke
stem zei: „niet bang zijn Jan, je komt er!"
En inderdaad: hoe langer het examen
duurde, hoe kalmer hij werd en hoe een
voudiger de opgaven hem leken.
Als hij opstond en het werk inleverde,
zag hij links en rechts en voor en achter
zich nog zwoegers zitten; in letterlijken
en figuurlijken zin zitten met de handen
in het haar. Op dat oogenblik voelde hij
z'ch reeds als behoorde hij tot de geslaag
den. Niet, dat hij dit vrij-uit zelfs tegen
zijn moeder zei. Oh neen, hij bleef een slag
om den arm houden van: „je kunt nooit
weten en er kunnen fouten ingeslopen zijn,
ciie ik over het hoofd zag" maar moede;*
voelde het wel als bij intuïtie; zij kende
haar jongen te goed, om aan den glimlach
die zich bleef nestelen om den mond, niet
te weten, dat hij voor zich zelf tevreden
was en dat hij met vertrouwen den uitslag
tegemoet zag.
Rie en Dora kwamen iederen dag infor-
meeren, hoe het gegaan was, maar werden
er ook niet veel wijzer; het was en bleef
steeds: het gaat nog al; er is hoop en wacht
nog even een paar dagen endan moet
rie vlag van Dora uit of ze kan opgeborgen
blijven in de donker kist, waar er zon noch
licht bij kunnen. Geduld jonge dames, ge
duld! En uit was het gesprek en weg wa
ren ze weer om den volgenden dag weer
om te komen. En zoo ging het door tot den
laatsten, beslissenden dag.
Na het mondeling, dat ook niet tegen
liep, hebben alle candidaten vernomen,
dat de uitslag den volgenden dag zou be
kend gemaakt worden en allen weerom
moesten komen en vóór drie uur aanwezig
zouden zijn.
Zoo is gezegd en zoo geeft Jan de bood
schap door en zoo hoort ook meester uur
en plaats, waar de uitslag zal worden be
kend gemaakt. Het bezoek van meester
aan boer Jansen, juist op den dag vóór den
uitslag, was voor Dora een aanleiding, om
ai vast meester in het oor te fluisteren,
zelts voor hij over iets gesproken had, mag
ik weer mee? Net als twee jaar geleden?
Mag ik?
Stt! Niet zoo voorbarig jonge dame!
Ik weet niet, wat je bedoelt, zegt meester
met guitigen blik en lacht zijn goedigen
lach, je spreekt in raadselen en in het op
lossen daarvan ben ik nooit sterk geweest,
Doortje!
Domme meester, ik wel! En voor dat
ze weer iets grappigs kon zeggen, treedt
vader binnen, wenkt meester in de zijka
mer te komen, waar veel gewichtigs zal be
sproken worden, meent moeder in het
midden te moeten brengen.
Een paar tel later komen beiden weer
terug.
Het schijnt niet erg gewichtig te zijn ge
weest. Om aan alle nieuwsgierigheid een
einde te maken, zegt vader: „morgen gaan
we Jan weer met het rijtuig afhalen, en be
halve meester mag mee Rie.... en „ik",
vult Dora aan. Ik ga ook mee, hoorl!"
Nou, omdat je dit zoo vriendelijk
vraagt (niet waar meester?) mag jij ook
mee."
Door springt op; klapt in de handen van
plezier; valt Rie om den hals, en danst in
het rond en zingt een airtje uit een der
opera's, haar lievelingsdeun, tot groot ver
maak der anderen, die haar het verwende
M. U. L. O.-meisje, dit pleziertje zoo graag
gunnen. Ook Rie gunt haar dit, ofschoon
z<_ liever alleen was meegegaan.
Wie den volgenden dag op den vastge-
stelden tijd, waarop den uitslag van het
examen zou bekend gemaakt worden, voor
het gebouw opmerkzaam had toegezien,
zou daar op eenigen afstand een rijtuig
hebben zien staan, waarin vier menschen
zaten, die strak het oog gericht hielden op
de deur, waaruit de kandidaten s-
slaagd of niet zouden naar buiten tre
den.
„Het duurt lang vader! Ik wou, dat ie
maar kwam!
(Wordt vervolgd).