Het handgemeen in
de Tweede Kamer
BINNENLAND
DONDERDAG 2 MAART 1939
UE LEIOSCHE COURANl
TWEEDE BLAD - PAG. 6
Uit het Kameroverzicht van het „Vader
land" (Lib.):
„De extremisten stellen ons telkens weer
voor een raadsel. Wie verklaart ons, dat
mensohen, die bereid zijn zich aan het ge
zag, ja aan de alleenheerschappij van één
man te onderwerpen en daarvoor hun
recht op vrije critiek willen opofferen, het
wettig gezag onder hoon bedelven en de
meest onmatige, onbeheerschte critici zijn,
die men zich denken kan?
Gisteren was het weer de heer Rost van
Tonningen, die dit contrast scherp belicht
te. Hoe is het op redelijke wijze te verkla
ren, dat een jurist, zoo'n onredelijk verzoek
kon doen als hij, naar het scheen in vollen
ernst, stond te verdedigen? Tegen de be
zwaren, door den Voorzitter ontwikkeld,
was letterlijk niets in te brengen. Het denk
beeld om thans over Oss te willen interpel-
leeren, terwijl de Kamer-commissie rap
port zal uitbrengen over de nota-Goseling,
kon de zaak nooit dienen, kon slechts
wanorde stichten.
De aspirant-interpellant heeft zelfs niet
gepoogd tegen de argumenten van den
Voorzitter iets in te brengen. Hij heeft
sleohts een kanonnade van beleedigingen
trachten te lanceeren, hetgeen hem op uit
sluiting van de vergadering te staan is ge
komen. De Voorzitter heeft hem genoeg
gewaarschuwd, doch toen de eene belee-
digende qualificatie op de andere volgde
gericht tegen geestelijken, politieke par
tijen, de wettenschendende afgevaardigden
e.d. bleef niets anders over dan artikel
74 Reglement van Orde toe te passen en
den heer Rost de verdere bijwoning der
vergadering te ontzeggen.
Tot dusver was de sch-uld aan dit inci
dent voor de volle 100 pet bij mr Rost van
Tonningen. Daarna heeft ook een der an
dere afgevaardigden, de heer Ruyter, een
fout gemaakt. Deze R. K. afgevaardigde
riep den gestraften nationaal-socialist na
melijk het woord „landverrader" toe, qua
lificatie welke bovendien in geen enkel
verband stond met het incident.
Men heeft in het avondblad kunnen lezen,
dat deze tweede phase van het incident ge
leid heeft tot een zóó intiem contact tus-
schen enkele afgevaardigden, da': beambten
der Kamer achtereenvolgens den heer Rost
en diens partijgenoot Woudenberg uit de
zaal hebben moeten verwijderen. Laatst
genoemde mocht de heropende vergadering
weer bijwonen het handgemeen ge
schiedde nadat de vergadering geschorst
was de heer Rost, die volgens het Regle
ment van Orde „onmiddellijk" het Kamer
gebouw moest verlaten, heeft aan dit voor
schrift, zij het ook na eenige aarzeling, ge
volg gegeven, zoodat de rijksveldwachters,
hoewel ontboden, niet behoefden in te grij
pen.
Wat wij gisteren vermoedden, is juist ge
bleken. Het was de N.S.B. om politieke
ketelmuziek te doen. Haar woordvoerder
heeft weer eens op de meest provoceerende
wijze misbruik gemaakt van het vrije
woord, dat in haar systeem aan geen
„volksvertegenwoordiger" gegund zou zijn.
Zij hoopt met dergelijke incidenten het
parlementaire systeem te ondermijnen,
maar zij vergist zich. Ons volk, dat op vrij
heid èn op orde prijs stelt, zal het optreden
van mr Rost van Tonningen op de juiste
waarde weten te waardeeren.
Bedriegen wij ons niet, dan heeft de heer
Rost gisteren voor den gelijkmaker ge
zorgd. De communist De Visser was reeds
tweemaal voor één dag verwijderd. Den
heer Rost was zulks nog pas één keer over
komen, namelijk op 21 Juni 1938, toen het
ook over Oss ging. Thans staat het 22.
En hoewel iedere profetie riskant is, wagen
•wij het er op: als beiden nog eenigen tijd
him zetel blijven innemen, zal deze wed
strijd tusschen den nationaal-socialist en
den communist, wiens spel zich den lateren
tijd door grooter zelfbeheersching ken
merkt, door de N.S.B. gewonnen worden".
Uit het Kameroverzicht van de „N.Rott.
Crt.":
„De communist De Visser is niet meer de
eenige recordhouder ten aanzien van de
toepassing van artikel 73 van het reglement
van orde. Werd hem op 24 October 1930 en
op 29 November 1932 de verdere bijwo
ning van de vergadering ontzegd, den
nationaal-socialist Rost van Touningen is
dit twijfelachtig voorreoht op 21 Juni 1938
en op 1 Maart 1939 ten deel gevallen. Sinds
1934 kan de voorzitter, na den parlemen
tairen (of liever onparlementairen) zon
daar tot de orde geroepen en vermaand en
na hem het woord ontnomen te hebben,
qua autoritate den dielinquent voor één dag
het verblijf in het Kamergebouw ontzeg
gen. (Voor een uitsluiting van langen duur
is een uitspraak der Kamer noodig). Vóór
1934 had de Kamer óók over de verwijde
ring voor één enkele vergadering de beslis
sing, vóór 1919 mocht een derailleerenden
redenaar zelfs niet het woord ontnomen
worden zonder dat de Kamer een desbe
treffend voorstel van den voorzitter had
aanvaard.
Verruwing van de politieke zeden maak
te deze wijzigingen in het reglement van
orde noodzakelijk. Kwam er reeds meer
deining na de bezetting van een deel der
banken ter linkerzijde door de sociaal-de-
anocraten, moest b.v. reeds vóór 1919 de
vergadering een paar.maal wegens tumult
geschorst worden, pas na de intrede van
de communisten werd verscherping van de
reglementaire bepalingen noodzakelijk ge
acht. In 1934 zijn deze opnieuw verscherpt;
het pleit niet voor de nationaal-solialisten,
die zich voor een ordelievende beweging
uitgeven, dat sind> dien de meest draco
nische bepalingen alleen op een woord
voerder van hun fractie moesten worden
Tweede Kamer
SPAANSCHE VLUCHTELINGEN.
Na het incident met den heer Rost van
Tonningen werden de beraadslagingen her
opend over het initiatief-voorstel van de
N.S.B. inzake het afschaffen van de rij
wielbelasting.
Nadat het woord was gevoerd door de
heer Woudenberg, de Geer en De Mar-
cant et d'Ansembourg werd het voorstel
verworpen. Alleen de Nat. Soc. leden stem
den voor.
Het wetsontwerp tot verhooging van de
begrooting van het Staatsbedrijf der Pos
terijen had nog eenig debat tengevolge,
doch werd zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Het wetsontwerp nadere voorziening in
zake de tandheelkunde veroorzaakte een
langer debat, dat er tenslotte toe leidde, dat
de twee amendementen-Van der Putt,
strekkende om het aantal groepen van per
sonen, dat in de gelegenheid wordt gesteld
nogmaals aan een examen deel te nemen,
met een tweetal uit te breiden, door den
voorsteller werden ingetrokken. Het ont
werp werd zonder hoofdelijke stemming
aangenomen met aanteekening, dat mevr.
De Vries-Bruins werd geacht te hebben
tegengestemd.
Hoewel het reeds vrij laat geworden was,
werd de interpellatie-Wijnkoop, inzake hulp
aan Spaansche vluchteling nog afge
handeld.
Op de vraag van den heer Wijnkoop, of
de regeering bereid zou zijn, een bedrag ter
beschikking te stellen tot leniging van den
nood der vluchtelingen, antwoordde de Mi
nister van Algemeene zaken, dr. H. CO-
LIJN, het volgende:
Spr. zegt zich niet uit te laten over de
maatregelen, door de Fransche regeering
getroffen ten aanzien van de vluchtelingen.
Op 16 Februari waren Frankrijk binnen
gekomen 160.000 burgers en 180.000 mili
tairen.
Van de 160.000 burgers heeft geregeld
evacuatie plaats naar het nationalistisch
gebied met 4 a 6000 per dag. Inderdaad
hebben de vluchtelingen aanleiding gege
ven tot toestanden, die niet zonder ont
roering kunnen worden beschouwd.
Maar ligt hier een plicht voor de regee
ring?
Het geval is niet hetzelfde als met de
vluchtelingen uit een aangrenzend land.
Iets dergelijks kan zich in den Balkan voor
doen. Zouden wij dan ook verplicht zyn om
bij te springen?
De laatste jaren heeft Nederland meer
dan 125.000 vluchtelingen toegelaten. Er
kan niet ongelimiteerd worden doorgegaan.
Ook in België wenscht men op het oogen-
blik geen kinderen uit Frankrijk te ont
vangen.
De regeering in België heeft geld be
schikbaar gesteld voor een kamp voor dit
doel in Cette (Zuid-Frankrijk).
Niet juist is, dat Nederland niets zou heb
ben gedaan. Vóór de verovering van Cata-
lonië heeft het levensmiddelen gezonden.
Het is bekend geworden, dat eenige re
geeringen geld hebben gezonden aan het
Spaansche vluchtelingencomité te Genève.
Ook Nederland heeft een deel bijgedragen.
Het antwoord op de vraag of de regee
ring Spaansche vluchtelingen, in het bij
zonder kinderen zal toelaten, luidt ontken
nend.
De heer WIJNKOOP (Comm.) repliceert.
Hij was zeer teleurgesteld over het ant
woord van den minister.
De heer DE MARCHANT ET D'ANSEM
BOURG (N.S.B.) ontkent het recht van de
communisten om op te komen voor hulp
aan de Spaansche vluchtelingen.
De heer ALBARDA is teleurgesteld door
het antwoord van den minister. Spr. dringt
er op aan, of de regeering nog eens in over
weging wil nemen, of zij de roeping ge
voelt alsnog een bedrag aan geld beschik
baar te stellen, gezien den hoogen nood.
De MINISTER gelooft niet, dat de stand
punten tot elkaar kunnen komen.
Dagelijks keeren duizenden vluchtelingen
terug. Zou deze terugkeer eens niet worden
voortgezet, dan is de regeering bereid, de
zaak nog eens in overweging te nemen.
Doch niet in den vorm van toelating van
vluchtelingen, doch op de door minister
Janson toegepaste wijze.
Het is beter, dat wy niet aan toelating
beginnen.
De interpellatie wordt gesloten.
De vergadering wordt verdaagd om 7.40
uur tot nadere bijeenroeping.
toegepast. Terecht toegepast, immers mr.
Rost van Tonningen moet wel den zacht-
zinnigsten en gemoedelijks ten voorzitter
tot vertwijfeling brengen.
Mr. van Schaik is een zachtzinnig man.
Niettemin is hij van alle Kamerpresiden
ten de eenige, die tot uitsluiting van een
lid den stoot heeft gegeven. Tot viermaal
toe zelfs.
Als mr. Rost van Toningen deze uitslui
ting had willen uitlokken, had hij niet an
ders behoeven op te treden. De aanvrage
van een interpellatie over Oss was op dit
oogenblik, in afwachting van de behande
ling van de lijvige ministerieele nota, waar
over eerst een commissie rapport zal uit
brengen, al ietwat wonderlijk; de moti
veering ging de perken te buiten. De eisch
da* bij de verkiezingen hierover een uit
spraak zou woiden gedaan het Nederland-
sche volk reeds thans door een interpellatie
op de hoogte behoorde te worden gebracht,
zweemde bij de gekozen inkleeding naar
demagogie".
EEN SCHOON WERK GAAT TE
GRONDE.
Opheffing van het internaat dei-
Kruisvaarders te Rijswijk.
De uitspraak van de Haagsche Rechtbank
waarbij, zooals wij meldden, de Kruisvaar
ders van St. Jan te Rijswijk worden failliet
verklaard, heeft niet alleen een pijnlijken
indruk gemaakt bij de eerw. broeders van
deze zoo jonge en vitale congregatie, maar
zal ook ten gevolge hebben, dat een met
zorg opgebouwd werk in één slag wordt
vernietigd.
Reeds vorig jaar November bleek, dat de
financieele moeilijkheden van huize „Ora
et Labora" zoo groot waren, dat rente en af
lossing van zeer hooge bedragen niet meer
mogelijk waren. De broeders hebben toen
een accountantsonderzoek naar den toe
stand laten instellen, waarvan het gevolg
was, dat het geven van rente en aflossing
niet langer geoorloofd was.
De Eerw. broeders hebben zich naar aan
leiding van dat advies tot de crediteuren
gewend met het verzoek uitstel van beta
ling te geven. In plaats van inwilliging
van dit verzoek kwamen opzeggingen van
geleende bedragen per Januari 1939 los.
Daar de inkomsten, welke voor een groot
deel van de liefdadigheid afhingen, sterk
verminderden, alsook de inkomsten van de
drukkerij, was het niet mogelijk dezen slag
te voorkomen. En 't baatte niet meer, dat
het op het laatste oogenblik nog wel moge
lijk bleek door intense exploitatie der bron
nen van inkomsten de rente te betalen. De
faillissementsuitspraak werd een feit.
Behoudens onvoorziene omstandigheden
zullen de gronden en eigendommen, die
dienden tot zoo verheven idealen, en waar
in 120 jongens zijn ondergebracht, omdat
er zeer ernstige gevaren dreigden, dat zij
in den roezemeos van het leven geloof en
zeden zouden verliezen, onderd en hamer
komen.
Reeds is het patronaat te Rotterdam, dat
onder dit Moederhuis ressorteerde en finan
cieel er van afhankelijk was, opgeheven.
Ook het kinderhuis te Wateringen, waar
zulk een schoon katholiek-sociaal werk
werd verricht, zal ophouden te bestaan.
Wat zal er ten slotte geschieden met de
50 broeders, die in dit huis hun geestelijke
idealen trachtten te verwezenlijken?
In 1921 stichtte prof. van Ginneken S.J.
de Kruisvaarders van St. Jan, toen nog en
kel leeken, die de zorg voor de jeugd als
hun levensdoel stelden. Geleidelijk groei
de dit groepje mannen uit tot een geeste
lijke gemeenschap èn in 1930 droegen zij
voor het eerst 't geestelijk gewaad. In 1931
werden de eerste kloostergeloften afgelegd.
De Congregatie der Kruisvaarders van
St. Jan telt nu 80 leden over het geheele
land; 30 novicen maken hun proeftijd door
in huize „Ora et Labora".
De drie andere huizen in ons land n.l.
te Rotterdam, Utrecht (Benedictus Labre-
huis-) en het werkkamp te Rumpen zijn
materieel geheel zelfstandig en niet afhan
kelijk van het Moederhuis te Rijswijk.
Wij vernemen, dat er intusschen over de
uitoefening van het werk voorloopig geen
ongerustheid behoeft te bestaan. De broe
ders zoowel als de jongens zullen in huize
„Ora et Labora" blijven. Ook ten aanzien
van de voorziening in de verschillende be
hoeften zijn Woensdag zoodanige maatre
gelen getroffen, dat de loopende arbeid
normaal kan worden uitgeoefend.
„Tijd."
WIJZIGING VAN DE TARIEFWET 1934.
31 Maart in de afdeelingen der
Tweede Kamer.
Woensdag, bij het begin der vergadering
van de Tweede Kamer, deelde de voorzit
ter mede, dat de centrale afdeeling heeft
besloten het wetsontwerp tot wijziging van
de tariefwet 1934 en de wet op het statis-
tiekrecht in de aideelingen te doen onder
zoeken Vrijdag 31 Maart om één uur.
DE VESTIGINGSWET EN HET
SCHOENBEDRIJF.
Bij het Vestigingsbesluit schoenbedrijven
zijn eenige diploma's van de Nationale fede
ratie voor de vakopleiding in het schoen-
bedrijf aangewezen als stukken waarmee
men kan aantoonen dat men voldoet aan
de in genoemd besluit omschreven mini-
mumeischen van vakbekwaamheid, voor
zoover deze diploma's de handteekening van
een gecommitteerde van den minister van
oeconomische zaken dragen.
Blijkens eenige in de Staatscourant van
gisteren gepubliceerde ministerieele be
schikkingen is deze restrictie niet van toe
passing voor diploma's, afgegeven tot en
met 1938.
GEZAMENLIJK OPTREDEN DER
CENTRALE LANDBOUWORGANISATIES.
Door de drie centrale landbouworgani
saties, te weten den Christelijken boeren-
en tuindersbond in Nederland, den Katho
lieken Nederlandschen boeren- en tuin
dersbond en het Koninklijk Nederlandsch
Landbouw-comité, is een audiëntie aange
vraagd bij den minister van Economische
Zaken, teneinde verschillende zaken met
zijne excellentie te bespreken, o.a. de lage
varkensprijzen.
REMBRANDT EN DE JODEN.
Voordracht van Prof Huib Luns.
Prof. Huib Luns heeft Woensdagavond
in Huize Kleykamp te 's-Gravenhage voor
de vereeniging van ambtenaren aan het
ministerie van sociale zaken een lezing ge
houden over het onderwerp: Rembrandt
en de Joden.
Spreker ving zijn voordracht aan met te
verhalen van de vestiging van vele
Spaansch-Portugeesche Joden in den tijd
dat Rembrandt zich vestigde op de Bree-
straat te Amsterdam, die toen langzaam
maar zeker de Jodenbreestraat werd, hoe
wel die naam in de 19de eeuw eerst offi
cieel werd gegeven. Aan de hand van pu
blicaties van J. S. da Silva-Rosa besprak
hij de voorwaarden en de wijze, waarop zij
in Amsterdam werden toegelaten. Naar
gegevens door A. M. Vaz Dias in 1930 bij
eengebracht constateerde spr. dat minstens
95 namen van Joodsche families bekend
zijn, die sinds 1593 zich op de Breestraat
vestigden, terwijl hij voorts gewag maakte
van het eenige documentent waaruit den
omgang blijkt van Rembrandt met een ze
keren Diego d'Andrade, wiens dochter hij
schilderde.
Spreker zeide dat in het bekende boek
van dr. Bredius met de reproducties van
630 schilderijen van Rembrandt er een vijf
tigtal een Joodsche betiteling voeren; be
titeling die hem overigens vaak wiliekeu-
ïig voorkomt. Doch met een tiental licht
beelden toonde prof. Luns aan dat heel
zeker verscheidene mannen met scherp
Joodsche trekken voor den meester po
seerden.
Belangrijker achtte hij echter het feit,
dat Rembrandt die, van den moederschoot
af, in het Bijbelboek gelezen had, in de
observatie van de Zuiderlingen, die hem
omgaven beweeglijke modellen met na
drukkelijke gebaren tot zijn dienst kreeg,
die hij slechts Oostersch te kleeden had
om met hen een bijbelsche sfeer te schep
pen. Met duidelijke voorbeelden uit Rem-
brandts teeken- en etswerk werd dit ge
ïllustreerd.
Uitvoerig en met vele voorbeelden licht
te spr. toe, dat de Barokkunstenaar die
Remrandt, voor de „Nachtwacht", met
volle overtuiging was, wel bijzonder ge
lukkig geweest moet zijn met andere mo
dellen dan de eerder stijve, in ieder geval
weinig zwierige, Noord-Hollanders, die
hem de motorische accenten voor een
kunst die naar Pathos streefde, niét zou
den gebracht hebben.
Men kan wel aannemen dat de humanist
in Rembrandt er allicht toe gekomen moet
zijn met Rabijnen en Schriftgeleerden van
het oude volk van gedachten te wisselen
over de Joodsche geschiedenis, zooals hij
dat met predikanten als Uyten Bogaert en
Elison, Swalmius en Sylvius over de Evan
geliën zal gedaan hebben.
De portretten van een aantal der over
heden der Portugeesche Joden te Amster
dam kwamen naar Rembrandt's werken
op thet projectiedoek. Een drietal daarvan
werd uitvoerig besproken.
In de eerste plaats werd aandacht ge
vraagd voor de aantrekkelijke persoon
lijkheid van Menasseh-Ben Israel, waar
naar Rembrandt een protret etste. De ge
leerde rabyn en grondlegger der He-
breeuwsche typografie in Nederland, wist
Oliver Cromwell te bewegen de Joden, in
1270 uit Engeland verdreven, in 1657 we
der toe te laten, zij het oogluikend.
Naar dr. Efraim Bueno, zoon van den
arts Jozef Bueno, die in 1646 te Vlooyen-
burg woonde, maakte Rembrandt een diep-
tonige zeer doorwerkte ets, nadat hij deze
zeer belangwekkende persoonlijkheid in
een fraai olieverfporret bestudeerd had.
De derde Joodsche geleerde die in be
handeling werd genomen, was de opper-
rabijn van Amsterdam tusschen 1616 en
1660: Haham Saul Levy Morteyra. Door
Jac Zwarts werd deze in 1926 herkend in
het beroemde „Ritratto di un vecchio" in
het pitti museum te Florence. Spreker liet
tevens zien op welke gronden de Tsjech
Gamma dit portret als dat van den. Bis
schop der Moravische broedergemeente
Johan Amos Comenius, in 1657 naar Am
sterdam gekomen, meende te moeten aan
wijzen.
Nadat'tenslotte „de Joodsche Bruid" uit
het rijksmuseum, en wat er aan vastzit, ge
legenheid geboden had, het genie van den
meester nog eens in het vole licht te stel
len, besloot prof. Luns zijn voordracht met
het uitspreken van warme waardeering
voor wat Joodsche schilders voor de Hol-
landsche kunst tot in den jongsten tijd be-
teekend hebben, terwijl hij zijn peroratie
afsloot met het toonen van Jozef Israels'
terecht zoo beroemde werk „De Zoon van
het Oude Volk".
ONZE MILITAIREN.
De „kistjes".
Tot nu toe worden de militaire schoenen
in ons leger behalve met schoensmeer, on
derhouden door een wekelijksche behande
ling met traan. De voorschriften dienaan
gaande zijn nu echter gewijzigd, zooodat
de minder welriekende traanmanoeuvre
tot het verleden behoort. In het belang van
het soepel houden van het leder, dat in alle
weer en wind en modder wordt gebruikt,
zy'n echter gewijzigde bepalingen voor het
poetsen der schoenen van-kracht gewor
den.
DE TWEEDE KAMER TOT NADERE
BIJEENROEPING UITEEN.
De Tweede Kamer heeft gisteren, na een
vergadering, welke van één uur tot bij
kwart voor acht duurde, haar agenda af
gewerkt en is tot nadere bijeenroeping uit
eengegaan. Behoudens onvoorziene omstan
digheden, zal zij, naar te verwachten is,
vóór Pasdhen niet meer bijeenkomen.
Het regelmatig kauwen van de gezon
de, verfrisschende WRIGLEY'S P.K.
kalmeert en sterkt de zenuwen.
P.K. verdubbelt Uw energie bij Uw dago-
lljksche bezigheden en bü sportieve pres
taties. Het houdt de tanden schoon en gaat.
Bovendien bevordert het de spijsvertering.
Koopt vandaag nog enkele pakjes en houdt
er steeds een paar bil de band. MT«.
Veel genot voor weinig geld: 5 cent.
AAAAAAAAAAAAAA
UTRECHT VOLDOENDE ALS
OPLEIDING TOT TANDARTS OORDEELT
MINISTER.
Naast het Tandheelkundig Instituut te
Utrecht ook elders gelegenheid te openen
voor de tandartsenopleiding acht minister
Slotemaker de Bruine niet wenschelijk. Hij
deelt zulks mede in zijn Memorie van Ant
woord aan de Tweede Kamer inzake het
wetsontwerp tot aanvulling van de Hooger-
Onderwijswet (regeling der tandartsenop
leiding). Het denkbeeld werd in het voor
loopig verslag geopperd, maar. volgens den
minister zou het tot zeer hooge kosten voe
ren, maar ook zou het onvermijdelijk er
toe leiden, dat er nog meer toevoer van stu
denten in de tandheelkunde zou komen.
Men vergete niet, dat reeds nu ernstige
overproductie dreigt. De minister zou het
moeilijk kunnen verantwoorden met deze
waarschuwende gegevens geen rekening
te houden.
„DE VLAGGEN UIT"!!
Dit stond aan het hoofd van een inge
zonden stuk, geschreven door een zekeren
„Vox Clamans" in het avondblad van de
„Maasbode" d.d. 28 Februari 1939. Het stuk
had den navolgenden inhoud:
Een zaak van werkelijk actueel belang
is wel het volgende:
Het heeft velen met mij verwonderd en
teleurgesteld, dat bij het overlijden van
onzen onvergetelijlcen H. Vader in ons vrije
Nederland zoo weinig de vlag halfstok hing.
Wij moeten ons zelf er over verbazen, dat
wij zoo in verzuim waren. Neen dat was
niet: Neerlandia docet!
Nu weten wy wel hoe het by zulke ge
legenheden gaat. Daar leiding ontbreekt
wacht de een op den ander; al afwachtend
gaat de tijd verder en verder, van uitstel
komt afstal en later wordt het gepleegde
verzuim betreurd. En of men dan de paro
chie-geestelijkheid of het kerkbestuur ver
wijt de rouwvlag te hebben binnen gehou
den of de leiders van de diverse katholieke
organisaties in gebreke stelt, die hunne
mannetjes niet opriepen: de blunder is ge
maakt.
Maar als straks radio en pers langs stran
den en stroomen en over velden en heuve
len van Nederland de blyde mare verkon
digen: Habemus Pontificem! Dat dan onze
kerkklokken beieren, dat dan vlaggen en
wimpels wapperen!
VOX CLAMANS.
Aldus het ingezonden stuk.
Nu is ondergeteekende de meening toege
daan, dat in Leiden en omgeving hetzelfde
verzuim is gepleegd, en wil hier er aan
toevoegen, dat ook hem dit ten zeerste heeft
verbaasd. Zoodra nu de benoeming van den
nieuwen Paus straks bekend zal zijn, mag
derhalve zeker geen enkel Katholiek ach
terblijven, zijn vreugde te uiten door mid
del van het uitstekend van de vlaggen, zoo
mogelijk met wit-gele wimpel.
Vertrouwende, dat velen aan dit verzoek
zullen voldoen.
Een abonné, die gevlagd
heeft