'SÊF3 VOOR ONZE ZIEKEN. SCHAKEN EN DAMMEN MAANDAG 27 FEBRUARI -J39 LE I.E'OSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 7 Zeer oude spelen, maar: spelen der oudheid? Huurkoop misère. In de verdachten bank moesten plaats nemen W. van E. fabrieksarbeider uit L e i- d e n en diens vrouw A. O. uit Leiden. Op 6 December van het vorig jaar was een colporteur uit Leiden bij het echtpaar ge komen om te vragen 6of zij niets van hem wilden koopen op afbetaling er bij vertel lend, dat hij colporteur was voor „Beider Belang". Het echtpaar had dezen naam zeer doeltreffend gevonden, want zij had den werkelijk gehandeld m hun „beider belang" door een karpet en twee dekens te koopen in hurkoop en wel door een totaal bedrag van 43, dat met ƒ1.per week afbetaald zou worden. Daartoe was een contract opgemaakt en het echtpaar had dit document ondertee kend evenwel niet met hun eigen namen maar met gefingeerde. Dat mag natuur lijk niet en het was dan ook uitgekomen met het resultaat in den aanvangvermeld. Als curiositeit kwam nog naar voren, dat het echtpaar op de zwarte lijst stond bjj de verkoopei's in huurkoop, tenminste dat had de chef van den colporteur later aan zijn ondergeschikte medegedeeld. De Officier vond dit feit buitengewoon ernstig en eischte dan ook tegen elk der verdachten een gevangenistraf voor den tijd van een maand. De Politierechter wilde wel wat meer weten over de verdachten en hield de zaak aan om een rapport in te winnen. HAARLEMSCHE POLITIERECHTER. Dierenmishandeling. Terzake van ernstige dierenmishandeling moest terecht staan H. B. uit H o o f d d o r p, Verdachte was ten laste gelegd, dat hij op 28 Dec. j.l. een jong hondje van zijn kost- juffrouw J. M. S., wed. S. F. te Hoofddorp zonder haar medeweten in een zak heeft gedaan, deze zak heeft dichtgebonden, in het water gegooid en toen met een stok on der het ijs geduwd. Het dier is toen ver dronken. De Politierechter stelde aan de kost juf frouw de vraag, of verdachte een zonder ling is. Getuige gaf daarop, evenals een andere getuige, een bevestigend antwoord. De officier van Justitie vond het feit zeer ernstig en eischte tegen den niet versche nen verdachte een gev.straf voor den tijd van 1 week. De Politierechter vonniste ver dachte overeenkomstig den eisch. Beleediging. Terecht stond C. M. uit L i s s e, wie be leediging "was ten laste gelegd. Toen ver dachte op 20 Nov. j.l. van het vorige jaar te Bennebroek(Duin) met zijn vrouw in de tram stapte en aan den conducteur een tweetal kaartjes vroeg tot Engelenbrug was hij in de veronderstelling, dat de con ducteur te veel geld nam. Verdachte heeft daarop den conducteur, B. R. uit Oegstgeest, de woorden toegevoegd: je bent een af zetter en een vuile dief. Telkens wanneer er weder passagiers in de tram stapte her haalde verdachte deze woorden. Een an dere getuige, de conducteur G. H. J. B. uit Leiden, die als passagier medereed, beves tigde de verklaringen van de eerste ge tuige. De officier van Justitie eischte tegen den niet verschenen verdachte een geldboete van 20.— subs, 12 dagen hechtenis. De Politierechter veroordeelde verdachte tot tot een geldboete van f 15.subs. 9 dagen hechtenis. Mishandeling'. Terecht stond hierna de 24-jarige mon teur J. M. S. uit L i s s e, terzake dat h'ij op 16 Dec. j.l. den 34-jarigen koopman H. J. L. uit Ben neb roek baldadig een klap in het gezicht heeft gegeven waardoor deze pijn ondervond. Een en ander stond in ver band met een oude veete. De officier van.Justitie eischte tegen ver dachte een geldboete van 10.subs. 6 dagen hechtenis. Vonnis overeenkomstig den eisch. KANTONGERECHT TE HAARLEM. Mogen tandartsen lachgas voor verdooving gebruiken? De Haarlemsche kantonrechter heeft heden schriftelijk vonnis gewezen in de zaak tegen een tandarts uit Bloemendaal, tegen wien op zijn verzoek proces-verbaal was opgemaakt, aangezien hij een principieele beslissing wilde uitlokken over de vraag, of het aan tandartsen geoorloofd is bij de behandeling van patiënten gebruik te maken van lachgas als verdoovingsmiddel. Veertien dagen geleden had de ambte naar van het O.M. tegen den tandarts zes gulden boete, subs, één dag hechtenis ge- eischt, daar naar zijn oordeel lachgas een algemeen gevoelloos makend middel is, zoo- dat het gebruik daarvan door tandartsen op grond van bestaande wettelijke bepa lingen verboden is. Uit het vonnis van den kantonrechter blijkt, dat deze de opvatting van het O.M. deelt. De kantonrechter heeft namelijk overwogen, dat volgens de verklaring van dr. Th. Hammes, narcose-specialist te Am sterdam, wel degelijk een algemeene ge voelloosheid kan worden teweeggebracht. Als algemeen gevoelloosm'akend middel wordt beschouwd een middel, dat werkt op het centrale zenuwstelsel. Dit is ook het geval bij lachgas, waarmede de eerste phase van narcose kan worden bereikt. Ook dr. M. Josephus Jitta, voorzitter van den ge zondheidsraad, heeft verklaard, dat lach gas een algemeen gevoelloos makend mid del is. Daar deze meeningen niet zijn ontze nuwd door de andere getuigen, heeft de kantonrechter het ten laste gelegde bewe zen verklaard en geconcludeerd, dat de ver dachte de grenzen zijner bevoegdheid heeft overschreden. Conform den eisch van het O.M. 'heeft hij den tandarts veroordeeld tot zes gulden boete, subs, één dag hechtenis. De tandarts heeft tegen dit vonnis hooger beroep aangeteekend. IETS OVER DEN HANDSCHOEN De handschoen is in den loop der tijden een onmisbaar ding geworden, die de han den niet alleen behoedt tegen de inwer king der koude, doch tevens ondenkbaar is bij officieele gelegenheden. Reeds in de grijze oudheid heeft men den handschoen voor verschillende doeleinden gebruikt. Niet alleen om de handen te war men, doch tevens om ze te beschermen bij het verrichten van ruw werk. Grieken en Romeinen droegen bij de be oefening van sport handschoene,n, doch ook als zij zich aan den maaltijd plachten te zetten. Men at met de vingers en wilde deze niet vuil en vet maken of branden aan de heete spijzen. In de middeleeuwen was de handschoen een teeken van waardigheid en werd o.m. door hooge geestelijken evenals ring en staf in de hand gedragen. Naar gelang van rang en waardigheid varieerde de kleur en alleen de Paus droeg witte hand schoenen. Bisschoppen hadden roode, pre laten violette en priesters zwarte leeren handschoenen. In de elfde en twaalfde eeuw beschouw den de ridders den handschoen als leen- pand, terwijl de minnezangers hem bezon gen als pand van liefde en trouw. Karei II voerde het dragen van hand schoenen aan het hof in en via hofdames en heeren vonden zij langzaam maar zeker hun weg door de wereld. Ook de gewone stervelingen wisten dit practische acces soire te waardeeren, zij het dan ook in de meer eenvoudige uitvoeringen. De vorm heeft zich in den loop der tijden gewijzigd, dooh thans maakt men van dezelfde ma terialen handschoenen als eertijds, nl. van v rschillende leersoorten, wol, zijde en ka toen. Ten tijde der Fransche revolutie werd de bekleeding der handen zeer algemeen en vooral de dames lieten geen gelegenheid Om deze twee spelen, die al eeuwen en eeuwen lang den mensch hebben geholpen, om lange, leege avonden goed en zonder verveling door te brengen, wel heel bijzon der onder ieders belangstelling te bren gen, zoowel van de liefhebbers en ken ners, als van hen, die er zich niet voor inte resseeren en er dan ook zoo goed als niets vanaf weten, is de nieuwsgierigheid opge wekt en vragen de problemen die zich voordoen, om een antwoord. De meeste vragen, soms wel kwesties, be treffen het spel zelf; den eigenaardigen strijd, die hier door twee partijen geleverd wordt, en de vele mogelijkheden, welke het verstand hier moet ontdekken en gebrui ken. Het schaken en dammen scherpt het verstand, maakt den mensch onzichtig en doet hem bedachtzaam met alle mogelijk heden rekening houden. Als buitenstaander zou men zich hier gaan afvragen, waarom dan toch wel onze Prins Maurits zich be perkte tot zijn looden of tinnen soldaatjes en niet liever greep naar het schaakbord om uit dit koninklijke spel de krijgstactiek te leeren. Zonder aan de vernuft-scherpende en bedachtzaammakende eigenschappen van deze strijdspelen te kort te doen, zal hij liever met zijn soldaatjes hebben gewerkt en alleen voor tijdverdrijf, de stukken heb ben verschoven, wat hij deed tijdens het Bestand, zooals Wagenaar vertelt. De mo gelijkheden bij het opzetten en uitwerken van echte veldslagen zijn immers zoo goed als onuitputtelijk, terwijl daarentegen de wendingen, die de strijd kan nemen, dit bij de stukken en schijven niet zijn, en bij de laatste zeggen de technici nog minder dan bij de eerste. Bij het schaken l|an het paard wel rare spronken maken, kan de raadsheer zijn ko ning wel opj de meest onverwachte wijze te hulp komen, en kan ook het kastee.l een bolwerk zijn, dat den aanval verstaat, maar de veldheer heeft zich te houden aan het bijzondere oorlogsrecht, dat dezen strijdt beheerscht, en schennis van dit recht is, hier althans, geheel onmogelijk. Kent men nu alle mogelijkheden haarfijn, heeft men voldoende routine om combinaties te ma ken en kan men zijn hoofd erbij houden zoolang het spel duurt, wel men is dan de gevaarlijkste tegenstander van welken we reldkampioen ook. Dezen indruk geven dr- technische beschouwingen, van de schaak- en dammeesters bij de uitwerkingen van de gespeelde wedstrijden om het kampioen schap. Hoe nuchter het echter het ook moge lijken, het aantal mogelijkheden is wel zoo groot, en de eisch, aan verstand en opmer kingsgave gesteld, wel zoo zwaar, dat het meesterschap in deze kunstige vermaken geenszinsc zoomaar een handigheidje is, maar een opgave, welke het physiek en ook het verstand van de meesten te boven gaat Schaken is een oorlogsspel, en hoe oud ook, een spel dat bijna uitsluitend lijkt ge schoeid op de krijgstactiek van tegenwoor dig. Wel hee^t de veldheer steeds zijn krijgs plan moeten maken en de bewegingen der strijdendë partijen in het oog moeten hou den; tegenwoordig echter krijgt hij geen kans meer om zelf zijn krijgers ten aanval voorbijgaan om handschoenen te dragen. Geen wonder, dat mevrouwe Mode toen het oogenblik gekomen achtte om haar in vloed ook op dit detail te doen gelden en soms wel op zeer grillige wijze. Nu eens waren lange, dan weer korte modellen in de mode, handschoenen met en zonder kappen, één ofg meer-kleurige, totdat op een gegeven oogenblik mitaines als het nieuwste modesnufje golden. Zonder handschoenen is men niet „ge kleed" en daarom Is het zeer begrijpelijk, dat zij in het modebeeld opgenomen zijn onder de groep „onmisbare bijkomstighe den". Toch bewijzen zij ons in ander opzicht menige goede dienst en hierbij denken wij o.a. aan de- gummihandschoenen, die de handen der huisvrouw beschermen bij het verrichten van allerlei huiswerk. De chi rurg kan niet buiten gummi-handschoenen en gebruikt deze zelfs bij kleine operaties. Ymkers, metaalbewerkers, leerlooiers en last not least de scheikundigen, dragen uit practische overwegingen allen handschoe nen. Men ziet welk een veelzijdige rol hand schoenen in het dagelijks leven spelen en daarom is het heel begrijpelijk, dat zij -op een of andere manier onmisbaar zijn ge worden en lang niet altijd enkel en alleen gedragen geworden, omdat zij „gekleed" staan. te leiden, maar moet hij bij zijn kaart blij ven en zien hoe de vijand zijn eenheden verdeelt en verschuift om de tegenzetten uit te denken en te doen. Schaken is een spei op leven en dood, de partijen vechten om den koning en rusten niet vooraleer een van beiden gevallen is. Dat dit rustige denkvermaak het soms ook is geweest voor de denkers achter het bord, klinkt vreemd, maar de ondervinding wijst uit dat moord en doodslag zelfs er zoo nu en dan uit voortgekomen zijn. De waarde van elk spel, leeren de pae- dagogen, is juist hierin gelegen, dat men zijn gevoelens onder controle leert houden als de kans keert en verlies in zicht komt. Bij de spelen echter, waar Jan 'en alle- mal aan meedoet, telt de eer om te winnen lang zoo zwaar niet en omdat hier zoo veel van het loutere toeval afhangt, behoeft men zich zoo'n echten domoor niet te vin den, als het eens niet lukken wil Bij dam men daarentegen, en vooral bij schaken, komt het zoozeer aan op vernuft, dat een fout het gevoel van eigenwaarde en zelf vertrouwen dieper krenkt en hevige reac ties te voorschijn roept. Schaken en dood. Dat in de schaakgeschiedenis meerdere gevallen bekend zijn dat deze reactie uit barstingen tengevolge hadden, met een treurige nasleep voor beide partijen, is dan ook zeer begrijpelijk. In een oud Engelsch boekje kan men le-. zen, dat Jakobus, een zoon van koning Hen drik en Fulco tijdens het schaakspel twist kregen en Jacobus Fulco met het schaak bord een gat in het hoofd sloeg en dat Fulco hem zoo'n slag gaf, dat hij bijna dood was. In de mirakelen van St. Bertin kan men vinden, dat Joannes, een priester, van zijn tegenpartij zoo'n venijnigen draai om zijn ooren kreeg, dat hij met het hoofd voorover op het bord viel. Zoo zijn er meer voorbeelden, het een bloediger dan het ander, maar soms toch ook zoo, dat de twist den belacheliiken kant van het geval wel wat erg doet uitkomen. De Engelsche lordt Stair was een groot liefhebber van schaken, maar een onver wachte schaakmat maakte hem zoo driftig, dat hij zich niet kon bedwingen en zijn te genpartij alles wat hij maar in de grauwig heid grijpen kon zijn vriend en vijand te vens naar het hoofd slingerde. Kolonel Ste wart, die het ongeluk had veel met hem te spelen, zorgde er tenslotte maar voor, dat hij ver genoeg uit de buurt was, eer hij durfde zeggen: „Schaak-mat mylord!" Ook de eenheid van man en vrouw is wel eens hard op de proef gesteld. Ferrant, graaf van Vlaanderen, speelde nog al veel schaak en daarbij nog wel met zijn vrouw. Daar zij hem echter ook hierin telkens te slim af was, werd hij ten langen leste wre velig tegen haar, waaruit op den duur zulk eer wederzijdsche wrok ontstond, dat toen hij te Bovines gevangen genomen werd, zij hem lang, althans veel langer dan noodig was, gevangen liet houden, hoewel zij hem heel gemakkelijk had kunnen vrij krijgen. Men wil ook wel vertellen van een echt paar, waarvan de man zich n-g al eens boos maakte op zijp telkens winnende vrouw, zoodat zij meermalen een aframmeling op liep, maar toch hielden zij zooveel van el kaar, dat ze telkens weer opnieuw begon nen. Juister was wat Dr. Thomas, hulp bis schop van Harnas, eens zeide: „Ik merkte, dat ik zooveel belang in het spel stelde, dat als ik verslagen werd, dit gevoelens in mij wekte, die ik volgens mijn geweten niet mocht koesteren". Dr. Thomas was aan zelf controle wel gewend, en het zal hem wel gelukt zijn, om zich te bewaren voor bittere uitvallen. Van den anderen kant echter had het schaakspel, al naar de gemoedsgesteldheid nde spelers, ook een kalmeerende uit werking. Toen Karei V aan Johan Frederik den Grootmoedigen, Keurvorst van Sak sen, het doodvonnis liet voorlezen, terwijl hij met den hertog van Lunenburg, zijn vriend Ernst van Brunswijk, zat te scha ken, zei de keurvorst, na bedaard de le zing te hebben gehoord, tot den hertog, c^t hij verder moest spelen. Hij won het spel en was daarover zeer vroolijk. De Italiaan Boi, die den bijnaam had: il Seracu-Sano, en bij koning Philips II in een goed blaadje stond en ook bij Paus Urbanus VIII die hem met geschenken overlaadde, viel op reis in handen van zeeroovers, die voor dezen zeldzamen buit nu eens geen buitensporig losgeld probeerden machtig te worden. Het waren dezen keer beschaafde zeeschuimers en zij eischten van hem, dat hij hui^ eenige maanden les in het schaken zou geven. Hoe een ander eveneens zijn leven aan het koninklijke schaakspel te danken had, was een van de oude vertelsels die in vroe ger tijd de schaakmeesters aan de zoons van de ridders vertelden. Een Noorsch ko ning had zijn broer van den troon gestoo- ten en in de gevangenis vastgezét. Toen hij nu zijn einde voelde naderen, gaf hij bevel hem te dooden.. De overste der lijfwacht werd met dit bevel naar den gevangene ge stuurd, die juist zat te schaken, maar met de partij nog lang niet klaar was. Hij luis terde bedaard naar de voorlezing van zijn doodvonnis en vroeg toen een paar oogen- blikken geduld om eerst de partij uit te spelen. Dit mocht de officier uit eerbied voor het koninklijk spel niet weigeren, en hij wachtte dus. Onderwijl blies de overweu- diger, die .len trion voor zijn zoon had wil len behouden, den laatsten adem uit. Het volk juichte en juichte en riep den ouden vorst weer tot koning uit, zoodat hem aan het eind van de partij niet het zwaard maar de kroon wachtte. Liéert de Warfuse, een Duitsch edelman der twaalfde eeuw, wilde zijn dochter een uitstekende opvoeding ge ven en liet haar daarom onderwijzen in het borduren, het lezen van getijden en romans en in het schaak- en dobbelspel. Men be denke, deze opvoeding was van 7 eeuwen geleden. Het schaakspel was een echt ver maak van de ridders wier handen naar vechten stonden en wier hoofd er altijd mee bezig was. Zij hadden het uit het Oosten meegebracht, toen zij van hun kruistochten terugkeerden. De oorsprong van het schaakspel. Het spel is dan ook ouder, veel ouder, zeggen sommige geschiedschrijvers; de Ro meinen speelden het al, en noemden het rooversspel, en schaken en dammen zijn er beide van afkomstig, maar geen van drieën zijn zij precies hetzelfde. Deze oplossing van de vraag, waarmee al eeuwen lang geleer de hoofden zich hebben bezig gehouden, is wel wat ruim, maar zeker niet onwaar schijnlijk. Andere oplossingen zijn -veel meer bepaald en man en paard worden er bij genoemd. Maar Jan ter Gouw maakt er grapjes mee en gelooft er niets van. Pyrrhus, de zoon van Achilles, heeft het uitgedacht, zei de een, terwijl een ander zich opwierp voor Palamedes, die zich had uitgesloofd om wat te bedenken voor de Grieksche helden, die zich in de officieren- soos gruwelijk zaten te vervelen op het strand van Troje, omdat de Trojanen zoo nijdig terugbeten en het eind van de bele gering nog niet te zien was. Ze waren toen nog niet op de gedachte gekomen van het houten paard. Ook de vrijers van Penelope worden er bij gesleept, die het moeten heb ben uitgedacht toen Penelope hen zoo lang bezig hield, omdat Ulysses, haar man, maar niet thuis kwam van zijn zeereis. Zoo zijn er nog meer personen genoemd, maar niemand weet er het rechte van. Dr Schotel vergenoegt zich dan ook met een lange serie meeningen te geven, en laat het ontwarren van den knoop, indien mo gelijk, aan anderen over. Wij hakken hem echter door en gaan verder. Jan ter Gouw geeft nog eenige afbeeldin gen van middeleeuwsche stukken, waaruit blijkt, dat het toen veel „echter" gespeeld werd: de koning zit op zijn troon, de ko ningin rijdt te paard, de raadsheer, een bis schop, kijkt zeer diepzinng en de geharnas te ridder te paard zeer vervaarlijk en hij houdt zijn spies vast omklemd. Het schaken met levende figuren is dan ook maar een kleine stap verder, en werd dus hier en daarr wel gedaan. Don Jan van Oostenrijk had een aparte schaakkamer met witte en zwarte steenen gevloerd, en zijn knechts waren de lijdende voorwerpen, die gedul dig wachtten op een bevel tot den aanval op den vijand. Het oude koningsspel „scha, schaak" zou in het Perzisch koning beteekenen, en „mat" dood was 't lievelingsvermaak van den adel en een der zeven zaligheden van den hemel. Petrus Damianus sprak dan ook van „schaakwoede". Overrijk is verder de litteratuur over het koninklijke schaa! spel, zoowel wat zijn geschiedenis, vooral dan anecdoten, als zijn techniek betreft, die niet altijd dezelfde is geweest, althans wat betreft het aantal stukken dat wel eens zes en ook wel 44 is geweest. Het eerste boek in Engeland gedrukt, was een schaakboek, een „Treatise of the game of the Ches", door Caxton uit het Fransch vertaald. Dat het met de litteratuur erover niet tot dit eene boek beperkt bleef, ligt voor de hand, zoodat liefhebbers in de groote bi bliotheken kunnen gaan snorren naar oude schaaktractaten, waarbij zij het essai va den Franschman André Philidor, den on- overwinbaren kampioen van vroeger dagen, niet moeten overslaan. Zoo rijk de litteratuur over het schaken is zoo arm is zij over het damspel, waarbij we dan een uitzondering maken voor het boek van den Amsterdamschen wereld kampioen van de 18e eeuw, Ephraim van Embden, die met zijn „Verhandeling over dammen of damspelen, dezelfde grondre gels en tweehonderd deszelfs positiën en slagen" zijn evenmensch wel een kans gun de op den titel. Dezelfde puzzle over afkomst en her komst doet zich ook hier voor als bij het schaken. De Germanen, zeggen sommige, zelfs ge leerde mannen, hebben indertijd me- stom me verbazing naai de Romeinen zitten kij ken, als zij hun rooverspel speelden. Zij za- gen he nzich zoo opwinden en zij hoorden hen zoo herhaaldelijk het werkwoord damnare, vorwenschen, vervloeken, onheil wenschen, gebruiken, dat zij het geen an deren naam wisten te geven dan dammen. Anderen, misschien wel even geleerd, hebben gedach. dat het komt van het toe- drmmen van de openingen door het ver schuiven der stukken. De Franschen zouden der naam ook aan het foeteren der Romei nen hebben onleend, maar zij waren hoffe lijker en maakter er „dame" van. Hoe dan ook, dammen lijkt zoo veel op schaken, dat Bilderdijk meent, dat het er uit ontstaan is. Een mogelijke reden voor de beperktheid der litteratuur over het dammen ligt misschien wel hierin, dat men pas in de 17de eeuw het aantal stukken is gaan vermeerderen, waardoor het spel kun stiger werd. Vroeger moet men op het schaakbord geespeeld hebben met 12 stuk ken, zooals eertijds de Duitschers het „Zwölfstein" noemden. Men heeft ook nog een Fransch en een Poolsch damspel gehad, waarvan het eerste met 12 en het laatste met 20 schijven ge speeld werd. Vanouds noemde men het in Holland dan ook „scyfspel". Van den adel ging het schaakspel over op de burgerij, die ook het damspel niet ver gat. En op het oogenblik bemoeit er zich bijna iedereen mee. Zou men reeds met Pe trus Damianus moeten spreken van een schaak- en damwoede? J. R. Wij weten. dat .De Leidsche Couiant" tn zeer vele gezinnen een gewaardeeide huisvriend is, dien men ongaarne zou missen. En toch kunnen omstandigheden zich voordoen, dat men dezen huisvriend hoe ongaarne ook, moet missen Wij bedoelen het gevai, dat een der volwassen huisgenooten in een ziekenhuis wordt verpleegd en het bezwaarlijk is, hem eiken dag „De Leidsche Courant" van den vorigen dag te bezorgen. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen zijn wij bereid, aan abonné's op „De Leidsche Courant" of aan volwassen familieleden, huisgenooten van abonné's, die in een ziekenhuis (niet sanato rium) worden veroleead. lederen daq een e" -nolaar van ons blad te doen toekomen zoolang zij als patiënt zijn opgenomen. Om dit mogelijk te maken, dienen de abonné's, die van deze gelegenheid gebruik willen maken, ons schriftelijk op te geven: den naam van aen patiënt en van het ziekenhuis, nummer of naam van de zoal of kamer, alsmede den vermoedelijken duur van de verpleging. Aan deze bezorging zijn voor onze abonné's geen extra kosten verbonden. Wij wachten aan ons kantoor gaarne schriftelijke aanvragen in. DE DIRECTIE. N.V. De Leidsche Courant

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 7