'SÊF3
VOOR ONZE ZIEKEN.
SCHAKEN EN DAMMEN
MAANDAG 27 FEBRUARI -J39
LE I.E'OSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 7
Zeer oude spelen, maar: spelen der oudheid?
Huurkoop misère.
In de verdachten bank moesten plaats
nemen W. van E. fabrieksarbeider uit L e i-
d e n en diens vrouw A. O. uit Leiden. Op
6 December van het vorig jaar was een
colporteur uit Leiden bij het echtpaar ge
komen om te vragen 6of zij niets van hem
wilden koopen op afbetaling er bij vertel
lend, dat hij colporteur was voor „Beider
Belang". Het echtpaar had dezen naam
zeer doeltreffend gevonden, want zij had
den werkelijk gehandeld m hun „beider
belang" door een karpet en twee dekens te
koopen in hurkoop en wel door een totaal
bedrag van 43, dat met ƒ1.per week
afbetaald zou worden.
Daartoe was een contract opgemaakt en
het echtpaar had dit document ondertee
kend evenwel niet met hun eigen namen
maar met gefingeerde. Dat mag natuur
lijk niet en het was dan ook uitgekomen
met het resultaat in den aanvangvermeld.
Als curiositeit kwam nog naar voren,
dat het echtpaar op de zwarte lijst stond
bjj de verkoopei's in huurkoop, tenminste
dat had de chef van den colporteur later
aan zijn ondergeschikte medegedeeld.
De Officier vond dit feit buitengewoon
ernstig en eischte dan ook tegen elk der
verdachten een gevangenistraf voor den
tijd van een maand.
De Politierechter wilde wel wat meer
weten over de verdachten en hield de zaak
aan om een rapport in te winnen.
HAARLEMSCHE POLITIERECHTER.
Dierenmishandeling.
Terzake van ernstige dierenmishandeling
moest terecht staan H. B. uit H o o f d d o r p,
Verdachte was ten laste gelegd, dat hij op
28 Dec. j.l. een jong hondje van zijn kost-
juffrouw J. M. S., wed. S. F. te Hoofddorp
zonder haar medeweten in een zak heeft
gedaan, deze zak heeft dichtgebonden, in
het water gegooid en toen met een stok on
der het ijs geduwd. Het dier is toen ver
dronken.
De Politierechter stelde aan de kost juf
frouw de vraag, of verdachte een zonder
ling is. Getuige gaf daarop, evenals een
andere getuige, een bevestigend antwoord.
De officier van Justitie vond het feit zeer
ernstig en eischte tegen den niet versche
nen verdachte een gev.straf voor den tijd
van 1 week. De Politierechter vonniste ver
dachte overeenkomstig den eisch.
Beleediging.
Terecht stond C. M. uit L i s s e, wie be
leediging "was ten laste gelegd. Toen ver
dachte op 20 Nov. j.l. van het vorige jaar
te Bennebroek(Duin) met zijn vrouw in de
tram stapte en aan den conducteur een
tweetal kaartjes vroeg tot Engelenbrug
was hij in de veronderstelling, dat de con
ducteur te veel geld nam. Verdachte heeft
daarop den conducteur, B. R. uit Oegstgeest,
de woorden toegevoegd: je bent een af
zetter en een vuile dief. Telkens wanneer
er weder passagiers in de tram stapte her
haalde verdachte deze woorden. Een an
dere getuige, de conducteur G. H. J. B. uit
Leiden, die als passagier medereed, beves
tigde de verklaringen van de eerste ge
tuige.
De officier van Justitie eischte tegen den
niet verschenen verdachte een geldboete
van 20.— subs, 12 dagen hechtenis. De
Politierechter veroordeelde verdachte tot
tot een geldboete van f 15.subs. 9 dagen
hechtenis.
Mishandeling'.
Terecht stond hierna de 24-jarige mon
teur J. M. S. uit L i s s e, terzake dat h'ij
op 16 Dec. j.l. den 34-jarigen koopman H.
J. L. uit Ben neb roek baldadig een klap in
het gezicht heeft gegeven waardoor deze
pijn ondervond. Een en ander stond in ver
band met een oude veete.
De officier van.Justitie eischte tegen ver
dachte een geldboete van 10.subs. 6
dagen hechtenis. Vonnis overeenkomstig den
eisch.
KANTONGERECHT TE HAARLEM.
Mogen tandartsen lachgas voor
verdooving gebruiken?
De Haarlemsche kantonrechter heeft
heden schriftelijk vonnis gewezen in de zaak
tegen een tandarts uit Bloemendaal, tegen
wien op zijn verzoek proces-verbaal was
opgemaakt, aangezien hij een principieele
beslissing wilde uitlokken over de vraag,
of het aan tandartsen geoorloofd is bij de
behandeling van patiënten gebruik te
maken van lachgas als verdoovingsmiddel.
Veertien dagen geleden had de ambte
naar van het O.M. tegen den tandarts zes
gulden boete, subs, één dag hechtenis ge-
eischt, daar naar zijn oordeel lachgas een
algemeen gevoelloos makend middel is, zoo-
dat het gebruik daarvan door tandartsen
op grond van bestaande wettelijke bepa
lingen verboden is.
Uit het vonnis van den kantonrechter
blijkt, dat deze de opvatting van het O.M.
deelt. De kantonrechter heeft namelijk
overwogen, dat volgens de verklaring van
dr. Th. Hammes, narcose-specialist te Am
sterdam, wel degelijk een algemeene ge
voelloosheid kan worden teweeggebracht.
Als algemeen gevoelloosm'akend middel
wordt beschouwd een middel, dat werkt op
het centrale zenuwstelsel. Dit is ook het
geval bij lachgas, waarmede de eerste phase
van narcose kan worden bereikt. Ook dr.
M. Josephus Jitta, voorzitter van den ge
zondheidsraad, heeft verklaard, dat lach
gas een algemeen gevoelloos makend mid
del is.
Daar deze meeningen niet zijn ontze
nuwd door de andere getuigen, heeft de
kantonrechter het ten laste gelegde bewe
zen verklaard en geconcludeerd, dat de ver
dachte de grenzen zijner bevoegdheid heeft
overschreden.
Conform den eisch van het O.M. 'heeft
hij den tandarts veroordeeld tot zes gulden
boete, subs, één dag hechtenis.
De tandarts heeft tegen dit vonnis hooger
beroep aangeteekend.
IETS OVER DEN HANDSCHOEN
De handschoen is in den loop der tijden
een onmisbaar ding geworden, die de han
den niet alleen behoedt tegen de inwer
king der koude, doch tevens ondenkbaar
is bij officieele gelegenheden.
Reeds in de grijze oudheid heeft men den
handschoen voor verschillende doeleinden
gebruikt. Niet alleen om de handen te war
men, doch tevens om ze te beschermen bij
het verrichten van ruw werk.
Grieken en Romeinen droegen bij de be
oefening van sport handschoene,n, doch ook
als zij zich aan den maaltijd plachten te
zetten. Men at met de vingers en wilde
deze niet vuil en vet maken of branden
aan de heete spijzen.
In de middeleeuwen was de handschoen
een teeken van waardigheid en werd o.m.
door hooge geestelijken evenals ring en
staf in de hand gedragen. Naar gelang
van rang en waardigheid varieerde de
kleur en alleen de Paus droeg witte hand
schoenen. Bisschoppen hadden roode, pre
laten violette en priesters zwarte leeren
handschoenen.
In de elfde en twaalfde eeuw beschouw
den de ridders den handschoen als leen-
pand, terwijl de minnezangers hem bezon
gen als pand van liefde en trouw.
Karei II voerde het dragen van hand
schoenen aan het hof in en via hofdames
en heeren vonden zij langzaam maar zeker
hun weg door de wereld. Ook de gewone
stervelingen wisten dit practische acces
soire te waardeeren, zij het dan ook in de
meer eenvoudige uitvoeringen. De vorm
heeft zich in den loop der tijden gewijzigd,
dooh thans maakt men van dezelfde ma
terialen handschoenen als eertijds, nl. van
v rschillende leersoorten, wol, zijde en ka
toen.
Ten tijde der Fransche revolutie werd de
bekleeding der handen zeer algemeen en
vooral de dames lieten geen gelegenheid
Om deze twee spelen, die al eeuwen en
eeuwen lang den mensch hebben geholpen,
om lange, leege avonden goed en zonder
verveling door te brengen, wel heel bijzon
der onder ieders belangstelling te bren
gen, zoowel van de liefhebbers en ken
ners, als van hen, die er zich niet voor inte
resseeren en er dan ook zoo goed als niets
vanaf weten, is de nieuwsgierigheid opge
wekt en vragen de problemen die zich
voordoen, om een antwoord.
De meeste vragen, soms wel kwesties, be
treffen het spel zelf; den eigenaardigen
strijd, die hier door twee partijen geleverd
wordt, en de vele mogelijkheden, welke het
verstand hier moet ontdekken en gebrui
ken. Het schaken en dammen scherpt het
verstand, maakt den mensch onzichtig en
doet hem bedachtzaam met alle mogelijk
heden rekening houden. Als buitenstaander
zou men zich hier gaan afvragen, waarom
dan toch wel onze Prins Maurits zich be
perkte tot zijn looden of tinnen soldaatjes
en niet liever greep naar het schaakbord om
uit dit koninklijke spel de krijgstactiek te
leeren. Zonder aan de vernuft-scherpende
en bedachtzaammakende eigenschappen
van deze strijdspelen te kort te doen, zal hij
liever met zijn soldaatjes hebben gewerkt
en alleen voor tijdverdrijf, de stukken heb
ben verschoven, wat hij deed tijdens het
Bestand, zooals Wagenaar vertelt. De mo
gelijkheden bij het opzetten en uitwerken
van echte veldslagen zijn immers zoo goed
als onuitputtelijk, terwijl daarentegen de
wendingen, die de strijd kan nemen, dit bij
de stukken en schijven niet zijn, en bij de
laatste zeggen de technici nog minder dan
bij de eerste.
Bij het schaken l|an het paard wel rare
spronken maken, kan de raadsheer zijn ko
ning wel opj de meest onverwachte wijze
te hulp komen, en kan ook het kastee.l een
bolwerk zijn, dat den aanval verstaat, maar
de veldheer heeft zich te houden aan het
bijzondere oorlogsrecht, dat dezen strijdt
beheerscht, en schennis van dit recht is,
hier althans, geheel onmogelijk. Kent men
nu alle mogelijkheden haarfijn, heeft men
voldoende routine om combinaties te ma
ken en kan men zijn hoofd erbij houden
zoolang het spel duurt, wel men is dan de
gevaarlijkste tegenstander van welken we
reldkampioen ook. Dezen indruk geven dr-
technische beschouwingen, van de schaak-
en dammeesters bij de uitwerkingen van de
gespeelde wedstrijden om het kampioen
schap. Hoe nuchter het echter het ook moge
lijken, het aantal mogelijkheden is wel zoo
groot, en de eisch, aan verstand en opmer
kingsgave gesteld, wel zoo zwaar, dat het
meesterschap in deze kunstige vermaken
geenszinsc zoomaar een handigheidje is,
maar een opgave, welke het physiek en ook
het verstand van de meesten te boven
gaat
Schaken is een oorlogsspel, en hoe oud
ook, een spel dat bijna uitsluitend lijkt ge
schoeid op de krijgstactiek van tegenwoor
dig. Wel hee^t de veldheer steeds zijn krijgs
plan moeten maken en de bewegingen der
strijdendë partijen in het oog moeten hou
den; tegenwoordig echter krijgt hij geen
kans meer om zelf zijn krijgers ten aanval
voorbijgaan om handschoenen te dragen.
Geen wonder, dat mevrouwe Mode toen
het oogenblik gekomen achtte om haar in
vloed ook op dit detail te doen gelden en
soms wel op zeer grillige wijze. Nu eens
waren lange, dan weer korte modellen in
de mode, handschoenen met en zonder
kappen, één ofg meer-kleurige, totdat op
een gegeven oogenblik mitaines als het
nieuwste modesnufje golden.
Zonder handschoenen is men niet „ge
kleed" en daarom Is het zeer begrijpelijk,
dat zij in het modebeeld opgenomen zijn
onder de groep „onmisbare bijkomstighe
den".
Toch bewijzen zij ons in ander opzicht
menige goede dienst en hierbij denken wij
o.a. aan de- gummihandschoenen, die de
handen der huisvrouw beschermen bij het
verrichten van allerlei huiswerk. De chi
rurg kan niet buiten gummi-handschoenen
en gebruikt deze zelfs bij kleine operaties.
Ymkers, metaalbewerkers, leerlooiers en
last not least de scheikundigen, dragen uit
practische overwegingen allen handschoe
nen.
Men ziet welk een veelzijdige rol hand
schoenen in het dagelijks leven spelen en
daarom is het heel begrijpelijk, dat zij -op
een of andere manier onmisbaar zijn ge
worden en lang niet altijd enkel en alleen
gedragen geworden, omdat zij „gekleed"
staan.
te leiden, maar moet hij bij zijn kaart blij
ven en zien hoe de vijand zijn eenheden
verdeelt en verschuift om de tegenzetten
uit te denken en te doen.
Schaken is een spei op leven en dood, de
partijen vechten om den koning en rusten
niet vooraleer een van beiden gevallen is.
Dat dit rustige denkvermaak het soms ook
is geweest voor de denkers achter het bord,
klinkt vreemd, maar de ondervinding wijst
uit dat moord en doodslag zelfs er zoo nu
en dan uit voortgekomen zijn.
De waarde van elk spel, leeren de pae-
dagogen, is juist hierin gelegen, dat men
zijn gevoelens onder controle leert houden
als de kans keert en verlies in zicht komt.
Bij de spelen echter, waar Jan 'en alle-
mal aan meedoet, telt de eer om te winnen
lang zoo zwaar niet en omdat hier zoo
veel van het loutere toeval afhangt, behoeft
men zich zoo'n echten domoor niet te vin
den, als het eens niet lukken wil Bij dam
men daarentegen, en vooral bij schaken,
komt het zoozeer aan op vernuft, dat een
fout het gevoel van eigenwaarde en zelf
vertrouwen dieper krenkt en hevige reac
ties te voorschijn roept.
Schaken en dood.
Dat in de schaakgeschiedenis meerdere
gevallen bekend zijn dat deze reactie uit
barstingen tengevolge hadden, met een
treurige nasleep voor beide partijen, is dan
ook zeer begrijpelijk.
In een oud Engelsch boekje kan men le-.
zen, dat Jakobus, een zoon van koning Hen
drik en Fulco tijdens het schaakspel twist
kregen en Jacobus Fulco met het schaak
bord een gat in het hoofd sloeg en dat Fulco
hem zoo'n slag gaf, dat hij bijna dood was.
In de mirakelen van St. Bertin kan men
vinden, dat Joannes, een priester, van zijn
tegenpartij zoo'n venijnigen draai om zijn
ooren kreeg, dat hij met het hoofd voorover
op het bord viel.
Zoo zijn er meer voorbeelden, het een
bloediger dan het ander, maar soms toch
ook zoo, dat de twist den belacheliiken kant
van het geval wel wat erg doet uitkomen.
De Engelsche lordt Stair was een groot
liefhebber van schaken, maar een onver
wachte schaakmat maakte hem zoo driftig,
dat hij zich niet kon bedwingen en zijn te
genpartij alles wat hij maar in de grauwig
heid grijpen kon zijn vriend en vijand te
vens naar het hoofd slingerde. Kolonel Ste
wart, die het ongeluk had veel met hem te
spelen, zorgde er tenslotte maar voor, dat
hij ver genoeg uit de buurt was, eer hij
durfde zeggen: „Schaak-mat mylord!"
Ook de eenheid van man en vrouw is wel
eens hard op de proef gesteld. Ferrant,
graaf van Vlaanderen, speelde nog al veel
schaak en daarbij nog wel met zijn vrouw.
Daar zij hem echter ook hierin telkens te
slim af was, werd hij ten langen leste wre
velig tegen haar, waaruit op den duur zulk
eer wederzijdsche wrok ontstond, dat toen
hij te Bovines gevangen genomen werd, zij
hem lang, althans veel langer dan noodig
was, gevangen liet houden, hoewel zij hem
heel gemakkelijk had kunnen vrij krijgen.
Men wil ook wel vertellen van een echt
paar, waarvan de man zich n-g al eens boos
maakte op zijp telkens winnende vrouw,
zoodat zij meermalen een aframmeling op
liep, maar toch hielden zij zooveel van el
kaar, dat ze telkens weer opnieuw begon
nen.
Juister was wat Dr. Thomas, hulp bis
schop van Harnas, eens zeide: „Ik merkte,
dat ik zooveel belang in het spel stelde, dat
als ik verslagen werd, dit gevoelens in mij
wekte, die ik volgens mijn geweten niet
mocht koesteren". Dr. Thomas was aan zelf
controle wel gewend, en het zal hem wel
gelukt zijn, om zich te bewaren voor bittere
uitvallen.
Van den anderen kant echter had het
schaakspel, al naar de gemoedsgesteldheid
nde spelers, ook een kalmeerende uit
werking. Toen Karei V aan Johan Frederik
den Grootmoedigen, Keurvorst van Sak
sen, het doodvonnis liet voorlezen, terwijl
hij met den hertog van Lunenburg, zijn
vriend Ernst van Brunswijk, zat te scha
ken, zei de keurvorst, na bedaard de le
zing te hebben gehoord, tot den hertog, c^t
hij verder moest spelen. Hij won het spel
en was daarover zeer vroolijk.
De Italiaan Boi, die den bijnaam had: il
Seracu-Sano, en bij koning Philips II in een
goed blaadje stond en ook bij Paus Urbanus
VIII die hem met geschenken overlaadde,
viel op reis in handen van zeeroovers, die
voor dezen zeldzamen buit nu eens geen
buitensporig losgeld probeerden machtig te
worden. Het waren dezen keer beschaafde
zeeschuimers en zij eischten van hem, dat
hij hui^ eenige maanden les in het schaken
zou geven.
Hoe een ander eveneens zijn leven aan
het koninklijke schaakspel te danken had,
was een van de oude vertelsels die in vroe
ger tijd de schaakmeesters aan de zoons
van de ridders vertelden. Een Noorsch ko
ning had zijn broer van den troon gestoo-
ten en in de gevangenis vastgezét. Toen hij
nu zijn einde voelde naderen, gaf hij bevel
hem te dooden.. De overste der lijfwacht
werd met dit bevel naar den gevangene ge
stuurd, die juist zat te schaken, maar met
de partij nog lang niet klaar was. Hij luis
terde bedaard naar de voorlezing van zijn
doodvonnis en vroeg toen een paar oogen-
blikken geduld om eerst de partij uit te
spelen. Dit mocht de officier uit eerbied
voor het koninklijk spel niet weigeren, en
hij wachtte dus. Onderwijl blies de overweu-
diger, die .len trion voor zijn zoon had wil
len behouden, den laatsten adem uit. Het
volk juichte en juichte en riep den ouden
vorst weer tot koning uit, zoodat hem aan
het eind van de partij niet het zwaard
maar de kroon wachtte.
Liéert de Warfuse, een Duitsch
edelman der twaalfde eeuw, wilde
zijn dochter een uitstekende opvoeding ge
ven en liet haar daarom onderwijzen in het
borduren, het lezen van getijden en romans
en in het schaak- en dobbelspel. Men be
denke, deze opvoeding was van 7 eeuwen
geleden. Het schaakspel was een echt ver
maak van de ridders wier handen naar
vechten stonden en wier hoofd er altijd mee
bezig was. Zij hadden het uit het Oosten
meegebracht, toen zij van hun kruistochten
terugkeerden.
De oorsprong van het schaakspel.
Het spel is dan ook ouder, veel ouder,
zeggen sommige geschiedschrijvers; de Ro
meinen speelden het al, en noemden het
rooversspel, en schaken en dammen zijn er
beide van afkomstig, maar geen van drieën
zijn zij precies hetzelfde. Deze oplossing van
de vraag, waarmee al eeuwen lang geleer
de hoofden zich hebben bezig gehouden, is
wel wat ruim, maar zeker niet onwaar
schijnlijk. Andere oplossingen zijn -veel
meer bepaald en man en paard worden er
bij genoemd. Maar Jan ter Gouw maakt er
grapjes mee en gelooft er niets van.
Pyrrhus, de zoon van Achilles, heeft het
uitgedacht, zei de een, terwijl een ander
zich opwierp voor Palamedes, die zich had
uitgesloofd om wat te bedenken voor de
Grieksche helden, die zich in de officieren-
soos gruwelijk zaten te vervelen op het
strand van Troje, omdat de Trojanen zoo
nijdig terugbeten en het eind van de bele
gering nog niet te zien was. Ze waren toen
nog niet op de gedachte gekomen van het
houten paard. Ook de vrijers van Penelope
worden er bij gesleept, die het moeten heb
ben uitgedacht toen Penelope hen zoo lang
bezig hield, omdat Ulysses, haar man,
maar niet thuis kwam van zijn zeereis.
Zoo zijn er nog meer personen genoemd,
maar niemand weet er het rechte van.
Dr Schotel vergenoegt zich dan ook met
een lange serie meeningen te geven, en laat
het ontwarren van den knoop, indien mo
gelijk, aan anderen over. Wij hakken hem
echter door en gaan verder.
Jan ter Gouw geeft nog eenige afbeeldin
gen van middeleeuwsche stukken, waaruit
blijkt, dat het toen veel „echter" gespeeld
werd: de koning zit op zijn troon, de ko
ningin rijdt te paard, de raadsheer, een bis
schop, kijkt zeer diepzinng en de geharnas
te ridder te paard zeer vervaarlijk en hij
houdt zijn spies vast omklemd. Het schaken
met levende figuren is dan ook maar een
kleine stap verder, en werd dus hier en
daarr wel gedaan. Don Jan van Oostenrijk
had een aparte schaakkamer met witte en
zwarte steenen gevloerd, en zijn knechts
waren de lijdende voorwerpen, die gedul
dig wachtten op een bevel tot den aanval
op den vijand.
Het oude koningsspel „scha, schaak"
zou in het Perzisch koning beteekenen, en
„mat" dood was 't lievelingsvermaak van
den adel en een der zeven zaligheden van
den hemel. Petrus Damianus sprak dan ook
van „schaakwoede".
Overrijk is verder de litteratuur over het
koninklijke schaa! spel, zoowel wat zijn
geschiedenis, vooral dan anecdoten, als zijn
techniek betreft, die niet altijd dezelfde is
geweest, althans wat betreft het aantal
stukken dat wel eens zes en ook wel 44 is
geweest.
Het eerste boek in Engeland gedrukt, was
een schaakboek, een „Treatise of the game
of the Ches", door Caxton uit het Fransch
vertaald.
Dat het met de litteratuur erover niet tot
dit eene boek beperkt bleef, ligt voor de
hand, zoodat liefhebbers in de groote bi
bliotheken kunnen gaan snorren naar oude
schaaktractaten, waarbij zij het essai va
den Franschman André Philidor, den on-
overwinbaren kampioen van vroeger dagen,
niet moeten overslaan.
Zoo rijk de litteratuur over het schaken
is zoo arm is zij over het damspel, waarbij
we dan een uitzondering maken voor het
boek van den Amsterdamschen wereld
kampioen van de 18e eeuw, Ephraim van
Embden, die met zijn „Verhandeling over
dammen of damspelen, dezelfde grondre
gels en tweehonderd deszelfs positiën en
slagen" zijn evenmensch wel een kans gun
de op den titel.
Dezelfde puzzle over afkomst en her
komst doet zich ook hier voor als bij het
schaken.
De Germanen, zeggen sommige, zelfs ge
leerde mannen, hebben indertijd me- stom
me verbazing naai de Romeinen zitten kij
ken, als zij hun rooverspel speelden. Zij za-
gen he nzich zoo opwinden en zij hoorden
hen zoo herhaaldelijk het werkwoord
damnare, vorwenschen, vervloeken, onheil
wenschen, gebruiken, dat zij het geen an
deren naam wisten te geven dan dammen.
Anderen, misschien wel even geleerd,
hebben gedach. dat het komt van het toe-
drmmen van de openingen door het ver
schuiven der stukken. De Franschen zouden
der naam ook aan het foeteren der Romei
nen hebben onleend, maar zij waren hoffe
lijker en maakter er „dame" van.
Hoe dan ook, dammen lijkt zoo veel op
schaken, dat Bilderdijk meent, dat het er
uit ontstaan is. Een mogelijke reden voor
de beperktheid der litteratuur over het
dammen ligt misschien wel hierin, dat men
pas in de 17de eeuw het aantal stukken is
gaan vermeerderen, waardoor het spel kun
stiger werd. Vroeger moet men op het
schaakbord geespeeld hebben met 12 stuk
ken, zooals eertijds de Duitschers het
„Zwölfstein" noemden.
Men heeft ook nog een Fransch en een
Poolsch damspel gehad, waarvan het eerste
met 12 en het laatste met 20 schijven ge
speeld werd. Vanouds noemde men het in
Holland dan ook „scyfspel".
Van den adel ging het schaakspel over op
de burgerij, die ook het damspel niet ver
gat. En op het oogenblik bemoeit er zich
bijna iedereen mee. Zou men reeds met Pe
trus Damianus moeten spreken van een
schaak- en damwoede?
J. R.
Wij weten. dat .De Leidsche Couiant" tn zeer vele gezinnen
een gewaardeeide huisvriend is, dien men ongaarne zou missen.
En toch kunnen omstandigheden zich voordoen, dat men dezen
huisvriend hoe ongaarne ook, moet missen Wij bedoelen het
gevai, dat een der volwassen huisgenooten in een ziekenhuis
wordt verpleegd en het bezwaarlijk is, hem eiken dag „De Leidsche
Courant" van den vorigen dag te bezorgen.
Om aan dit bezwaar tegemoet te komen zijn wij bereid, aan
abonné's op „De Leidsche Courant" of aan volwassen familieleden,
huisgenooten van abonné's, die in een ziekenhuis (niet sanato
rium) worden veroleead. lederen daq een e" -nolaar van ons blad
te doen toekomen zoolang zij als patiënt zijn opgenomen.
Om dit mogelijk te maken, dienen de abonné's, die van deze
gelegenheid gebruik willen maken, ons schriftelijk op te geven: den
naam van aen patiënt en van het ziekenhuis, nummer of naam
van de zoal of kamer, alsmede den vermoedelijken duur van de
verpleging.
Aan deze bezorging zijn voor onze abonné's geen extra
kosten verbonden.
Wij wachten aan ons kantoor gaarne schriftelijke aanvragen in.
DE DIRECTIE.
N.V. De Leidsche Courant