Naar betere samenwerking bewoners van Nederland op staatkundig en politiek gebied GEMEENTERAAD VAN LEIDEN y y DINSDAG 14 FEBRUARI 1939 DE LEIOSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 11 tusschen de De taak, welke de kerken hebben te vervullen Naar het inzicht van ds. A. M. Brouwer KERK, VOLK EN STAAT. Voor de R.-K. Studentenvereniging „Sanctus Augustinus" en de Societas Stu- diosorum Reformatorum sprak gisteravond ds. A. M. Brouwer uit Engelen (N.-Br.) over het actueele onderwerp: „Kerk, Volk en Staat". De praeses van Sanctus Augustinus, de heer J. G. Rübenkamp Borgmeyer, sprak, na een in memoriam naar aanleiding van het overlijden van Z. H. den Paus, een har telijk openingswoord, waarin hij dank zeg de voor de groote opkomst en in het bij zonder ds. Brouwer en de gasten van de zen avond, de leden der S. S. R. welkom heette. Ds. Brouwer, die vervolgens het woord verkreeg, zeide dat het hem een groot voor recht was te spreken voor Roomsch-Ka- tholieken en Calvinisten, beiden naar hij hoopte van vaste overtuiging. Terugden kend aan den vrijheidsstrijd tegen Spanje, nu 3 1/2 eeuw geleden en thans deze zaal aanschouwend, constateerde spr. wel een ontzaglijk groote verandering. Toen.... tenminste aan het eind van den strijd, ston den Calvinist en Roomsch katholiek tegen over elkaar. Toenwerd de Roomsch Katholiek weggedrongen uit het openbare leven niet alleen, maar ook zijn kerkdienst en godsdienstoefening werd zooveel moge lijk tegengewerkt. Nu.is men tezamen aanwezig om een lezing aan te hooren over het vraagstuk: „Kerk, Volk en Staat". Nu zit men broe derlijk naast elkander. Inderdaad is er veel veranderd in de eeuwen, die achter ons liggen en 't was voor spr. verheugend mede als exponent van deze verandering te mogen dienen. Spr. betoogde vervolgens, dat men het gekozen onderwerp van verschillende zij den zou kunnen bezien. Een daarvan is om het onderwerp: „Kerk, Volk en Staat" van het begin af aan direct te plaatsen in den bajerd van dezen tijd, al bij het eerste begin die vraagstukken naar voren te brengen, die ons allen bezighou den en waarmee wij worstelen. Dit wilde spr. doen niet in den vorm van een zwaar en wetenschappelijk gedocumenteerd be toog, maar als een aanloop tot een goede discussie, een stimuleering ook in een be paalde richting. Spr. poneerde daarop de volgende stel lingen: lo. De kerken hebben in het Nederland- sche volk en den Nederlandschen Staat eei) taak, die zich betrekt op de geheele poli tieke en staatkundige werkelijkheid. 2o. Terwille van het volbrengen van deze taak behooren de kerken zich los te maken van de bestaande politieke verhou dingen. 3. De kerken b'ehooren een betere sa menwerking tusschen de bewoners van Ne derland op staatkundig en -politiek gebied te bevorderen. Met opzet sprak ds. Brouwer niet over kerk, maar over kerken, omdat hij daarbij het oog richtte op de Nederlandsche wer kelijkheid, waarin verschillende kerken naast elkander in dezelfde volks- en staats- gemeenschap hun taak volbrengen. Boven dien drukte dit meervoud uit, dat het spr. niet te doen was om een soort Christen dom boven de kerkelijke verdeeldheid te propageeren, maar dat hij de verscheiden heid van kerken van tevoren als volstrekt aanvaardde. Wanneer hij daarbij dan toch hetzij in de eene, hetzij in .de andere rich ting een aanmerking maakte, dan moest men daarin niet zoeken 'n poging om door de eeuwen gegroeide en gefixeerde, ook dogmatisch vastgelegde verschillen te ont kennen, maar allen een eerlijke poging om op die terreinen, waar dit kan, betere verhoudingen te bepleiten, n.l. op het ter rein van het Nederlanderschap. Komend tot bewijs van zijn eerste stel ling, herinnerde spr. zijn toehoorders aan het in 1938 door de cultureele leiding van den Duitschen staat uitgegeven document „Weltanschauung und Religion". De bedoe ling van dit rondschrijven was den cultu- reelen en opvoedkundigen leiders richtlij nen te geven ten opzichte van de verhou ding tot de kerken. Daaruit citeerde spr. het volgende: „De kerken of zij nu Roomsch Katho liek zijn of behooren tot de belijdenisrich ting of Duitsch Christelijk zijn, dat is het zelfde hebben in den grond, wanneer zij haar religieuze taak, die hun e e n i g e taak is, trouw blijven, slechts de opgave den mensch, die daardoor geleid wordt, met het kerkelijk geloof omtrent het hierna maals bekend te maken. De aarde, waarop wij leven, dus dat, wat kerkelijk „diesseits" heet, gaat de kerken „schlechter- lings nichts" aan. In deze dingen en op dit gebied is voor ons alleen het nationaal-so- cialisme maatgevend. Het gaat de kerken echter niets aan, wanneer er volksgenooten zijn. die zich door het kerkelijk geloof be treffende het hiernamaals niet willen la ten aanspreken, omdat dat hun niets zegt. Meenen de kerken zulke volksgenooten als dwaalleeraren of heidenen te kunnen toespreken, dan moet hun juist met de noo- oige hardheid worden voorgehouden: het gaat niet aan, dat de kerken hun religieuze opdracht 'n zoodanigen pclitieken vorm ge ven, dat zij de meening naar voren bren gen, dat zij het geheele volk voorschriften hebben voor te schrijven. De kerken hebben hun kerkelijke ge meenten. Het volk in zijn geheel is van den Führer en zijn beweging, waardoor het onder het bevel van de nationaal-socialis- tasche wereldbeschouwing is geplaatst. Kerkleiders, die verlangen, dat ook zij zich, zooals de nationaal-socialistische wereldbe schouwing, tot het geheele volk mogen rich ten, overschrijden daarmee hun zuiver re ligieus gebied. Hun verkondiging heeft zich tot den enkeling te richten, wiens geheel persoonlijke aangelegenheid het is, naar het woord van de kerk te luisteren of niet." Spr. resumeert hieruit nogmaals: binnen de kerk mag alleen gesproken worden over het „hiernamaals". Aan de hand van deze richtlijnen werd de kerk uit het openbare leven van Duitsch- land gebannen, hetgeen de practijk over duidelijk aantoont. Met behulp van deze principia is Niemöller in het concentratie kamp gezet, zitten de honderden Katholie ke jeugdleiders eveneens in de gevangenis of het concentratiekamp, worden de kerken langzaam maar zeker uitgerangeerd en als het lukt geheel ten gronde gericht. Ons Christelijk Evangelie of het nu Roomsch Katholiek wordt vertolkt of Protestantsch laat zich, aldus vervolgde ds. Brouwer, niet losmaken van deze aarde om zich alleen te laten betrekken op een hiernamaals en het laat zich ook niet be perken binnen eigen kring; want het wil naar buiten treden, zending of missie drij ven. Spi'. toonde nader aan, hoe strijdig die heidensche opvatting is met den bijbel. Een kerk, die zich tot het hiernamaals zou beperken is geen christelijke kerk meer. Niet alleen heeft de kerk te spreken en te getuigen over het leven van den mensch op aarde, maar zij heeft ook te spreken over het leven van dezen mensch in volk en staatsverband. De kerk kan nooit blij ven buiten het geven van haar oordeel over volk en staat, over staatkunde volkseendracht. Zoo gauw zij zich op deze gebieden zou terugtrekken, zou zij zich niet houden aan haar opdracht. Spr. memoreerde vervolgens hoe de groote theoloog Karl Barth denkt over de Duitsche christenen, die trachtten een ac- coordje te vinden met het nationaal socia listisch regime en wees er vervolgens op, dat wat voor Duitschland geldt ook op Nederland van toepassing is. Wij hebben in ons land een wassend aantal menschen, die de kerken willen beletten zooals zy dat uitdrukken „zich met de politiek te bemoeien". Maar er zijn ook anderen. Zij zeggen niet: de Kerk moet zich niet met politiek bemoeien, maar zij weten niet meer het onderscheid tusschen Kerk en politieke partij, Kerk en politieke machtsvorming. Zoo hoog als God verheven is boven alle menschelijk gedoe, zoo hoog is de Kerk verheven boven dit gedoe. En zoo diep als God de Almachtige indaalt in de aardsche ellende in Jezus Christus, zoo diep heeft ook de Kerk daar in te dalen, De Kerk en de Kerken staan boven de partijen zoo hoog als God staat boven den mensch. Maar ook de Kerken staan in een bepaalde beteekenis verantwoordelijk voor deze partijen, omdat de hoog verheven God allen gelijk is geworden; Jezus Chris tus is God en Mensch. De taak, welke de Kerk heeft op het gebied van volk en staat, mag nooit wor den opgegeven, want dan is het Evange lie verkracht. Ds. Brouwer verdedigde vervolgens zijn tweede stelling allereerst uit een princi- pieelen gezichtshoek. Principieel moeten wij zeggen, dat het Evangelie heeft te staan boven alle par tijen, omdat het absoluut is en vervolgens, dat de Kerk niet een volk in het volk moet vormen, maar verantwoordelijk is voor het volk, zooals het reilt en zeilt, van het geheele volk, of het nu bij de Kerk of bij een bepaalde Kerk behoort. Doordat in de praktijk van het politie ke en staatkundige leven deze waarheid tezeer uit het oog is verloren, is het mo gelijk geworden, dat hier meer, daar min der, de politieke werkelijkheid ook bij kerkelijke menschen een terrein is gewor den met een bepaald eigen leven. Daar door is het mogelijk geworden, dat ook de kerkelijk', politieke partijen zich in rich tingen hebben bewogen, die geen reke ning houden met de belangen en de rech ten van bepaalde bevolkingsgroepen, zoo als b.v. werkloozen, arbeiders, boeren. Zij zijn de verdedigers geworden van de rechten en belangen van andere, vooral eigen groepen. Het is noodig, dat de Kerken zich los maken van de bestaande concrete en prac- tische doelstellingen, die deze partij nastreven. Niet om de menschen van deze partijen los te laten. Integendeel. Maar REGELING VAN DE RECHTS POSITIE VAN HET GEMEENTE-PERSO NEEL, DAT OP ARBEIDSCONTRACT WERKT IS ER TE VEEL PERSONEEL, DAT OP ARBEIDSCONTRACT WERKT? Na een uur wordt de zitting heropend en gaat men over tot de benoemingen. Benoemingen. lo. Benoeming van een lid van de Com missie van Fabricage (vacature: J. Wil brink). Benoemd wordt de heer v. d. Kwaak. 2o. Benoeming van een lid van de com missie voor den Markt- en Havendienst (vacature-Wilbrink). Benoemd wordt de heer v. d. Reyden. 3o. Benoeming van een lid van de Com missie voor de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit (vacature: J. Wil brink). Benoemd wc-rdt de heer de Reede. (Bovenstaande benoemingen zijn een ge volg van het feit, dat de heer Wilbrink tij delijk wethouder is geworden). 4o. Benoeming van een tijdelijk leeraar in het teekenen aan het Gymnasium. Benoemd wordt de heer H. A. Gerretsen. 5o. Voorstel inzake het aangaan van kasgeldleeningen gedurende het 2e kwar taal 1939. Goedgekeurd. 6o. Voorstel inzake de vaststelling van het bedrag der verpleegkosten van arm lastige patiënten in het Academisch Zie kenhuis door arbiters. Goedgekeurd. a. tot het verkoopen van perceelen grond aan de Houtlaan, kadestraal bekend ge meente Leiden, Sectie P. Nis. 1041 (ged.) 2229 (ged.) aan de N.V. Exploitatie Crediet en Administratie Maatschappij .Uitgebreid Bezit", q.q. te Leiden; b. tot het aangaan van een overeenkomst met de Wed. W. G. Boekwijt-de Lamaar. te Leiden, inzake ruiling van grond op den hoek Rijnsburgerweg-Kagerstraal- Houtlaan. Van de N.V. Uitgebreid Bezit", alhier is 'n verzoek ingekomen, om van de gemeen te te mogen koopen een bouwterrein aan de Houtlaan, groot ongeveer 500 M2. De vennootschap is bereid, den gevraagden prijs van 8.50 per M2 te betalen, en gaat accoord met de aan den verkoop te ver binden voorwaarden. Het is mogelijk gebleken, gelijktijdig met dezen verkoop, tevens nog een trans actie inzake overdracht van grond te slui ten, waardoor een zeer gewenschte af ronding van den hoek Houtlaan-Rijnsbur- gerweg-Kagerstraat tot stand kan worden gebracht. Bij deze transactie staat de ge meente grond af, die voor tuin kan worden bestemd, en verkrijgt zy grond, benoodigd voor de straatafronding, De heer v. d. Laan (lib.) vraagt of vol doende rekening is gehouden met de i wonenden. De afwatering van de terrei nen is zeer slecht en het water dringt door tot de huizen aan de Kagerstraat. De hooging van he terrein zal de toestand nog slechter maken. De heer Schüller (S.D.) zegt, dat het euvel, dat de heer v. d. Laan noemt reeds bij den bouw is veroorzaakt. Wethouder Wilbrink (C.-H.) is ook van meening dat de tuinen en de vloeren te laag zijn gelegd. De gemeente kan hier weinig aan doen. Ze kan mischien de eige naars der panden een vingerwijzing geven om de terreinen te laten draineeren. Het voorstel wordt goedgekeurd. Het arbeidsovereen komsten- reglement. 7o. Voorstel tot het vaststellen van een verordening, regelende de gevallen, waarin en de voorwaarden, waaronder door of vanwege de gemeente Leiden indienstne ming op arbeidsovereenkomst naar bur gerlijk recht kan plaats hebben (Arbeids overeenkomstenreglement), tevens prae- advies op het voorstel van den heer Schüller inzake het loon van losse of op arbeidsovereenkomst te werk gestelde, of te werk te stellen Werklieden. e heer Oostveen (S.D.) zegt, dat het ontwerp niet geheel voldoet aan de gekoesterde verwachtingen. Het opent geen uitzichten voor los personeel om in vasten dienst over te gaan. Toch heeft spr. geen voorstellen gedaan in deze richting, omdat deze de zaak weer voor langen tijd zouden terugbrengen naar de voorbereiding. Dat het ontwerp is verschenen doet spr. intus- schen genoegen. Bij de artikelen zal hy nog enkele leemten naar voren brengen. Wethouder Tepe (R.K.) zegt, dat de heer Oostveen verward heeft de functies op arbeidscontract en in tijdelijken dienst. Niemand kan natuurlijk als arbeids-con- tracter direct overgaan in vasten dienst. Op z'n hoogst kan er uitzicht zijn voor den arbeidscontracter om in tijdelijken dienst over te gaan. Bij de artikelsgewijze behandeling wenscht de heer Wilmer (R.K.) vast te stellen, dat er een streven moet zijn om het personeel niet op arbeidscontract aan te stellen, wanneer dat redelijkerwijs in tijdelijken of vasten dienst kan geschie den. Met name behoort „de zoom van arbeidskrachten, die noodzakelijk is voor de aanpassing van een dienst of bedrijf aan de schommelingen in de hoeveelheid te verrichten werk" niet te groot zijn. Wethouder Tepe (R.K.) is het daarme de eens, maar dit kan geen bepaalde toe zeggingen inhouden ten opzichte van thans in dienst zynd los personeel. De heer Wilmer verwacht, dat B. en W„ als deze verordening is aangenomen, zullen nagaan of laten nagaan, of er per soneel is in gemeentedienst, dat op ar beidscontract werkt, en een vaste aanstel ling behoort te hebben. Wethouder Tepe kan dit wel toezeg gen. Bij artikel 11 verdedigt de heer Oost veen (S.D.) een amendement, mede on der teekend door den heer Schüller, dat beoogt een nauwkeuriger omschrijving en bepaling van het Joon van den arbeider op arbeidscontract. De heer Schüller (S.D.) voegt hier aan tce, dat het amendement ontleend is aan de rijksregeling. Wethouder Tepe (R.K.) wenscht de mogelijkheid cm het loon te bepalen, re kening houdend met het plaatselijk loon peil, in de verordening te behouden. Wan neer dit vaststaat heeft spr. geen bezwaar tegen overname van het amendement, be houdens enkele redactie-wijzigingen. Het college van B. en W. wijzigt zijn voorstel zoodanig, dat een gedeelte van het amendement van de heeren Oostveen en Schüller wordt overgenomen. Het amendement van de heeren Oost veen en Schüller wordt verworpen met 18 tegen 15 stemmen. Vóór de S.D.A.P. en de heer van Weizen. Bij art. 13 verdedigt de heer Oost veen wederom een amendement van hem en den heer Schüller. n.l. om aan degenen, die 12 maanden in dienst zijn, bij onder breking van den arbeid door ongunstig weer het volle loon te betalen en aan de genen, die korter in dienst zijn, 70 pet. Wethouder Tepe meent, dat dit voor stel onlogisch is. Het voorstel van B. en W. wijkt gunstig af van het collectief arbeids contract en van de rijksregeling. Het amendement wordt verworpen met 18 tegen 15 stemmen. Voor de S.D.A.P. en de heer van Weizen. Bij artikel 34 is er nog een amendement van de heeren Oostveen en Schüller, hou dende wijziging van de bepaling inzake de aanvulling van de uitkeering, welke de arbeider bij ziekte of ongeval geniet. B W. stellen voor aanvulling tot het volle loon gedurende 6 weken. De heeren Oost veen en Schüller willen een aanvulling gedurende maximaal 26 weken. De heer Eikerbout (A.R.) meent, dat het hier om zoom kleinigheid gaat, dat B. i en W. het amendement wel kunnen over nemen. Wethouder Tepe zegt, dat de regeling I van B. en W. zeer gunstig is. In het amen dement kan bovendien een nadeel voor de betrokkenen schuilen. Dit amendement wordt aangenomen met 18 tegen 15 stemmen. Voor de S.D.A.P. en de heeren van Wei zen, v. d. Laan, Manders en Eikerbout. De verordening wordt daarna goedge keurd. De laatste woningtelling. De heer Schüller verdedigt dan zijn voorstel om het resultaat van de woning telling over het tweede halfjaar 1938 vóór de begrotingsbehandeling in de leeska mer ter visie te leggen. Spr. acht het ge- wenscht, dat alle raadsleden met de laat ste gegevens bekend zijn. Wethouder Wilbrink zegt, dat B. en W. van het rapport nog geen kennis heb ben genomen, zoodat het toch moeilijk voor de raadsleden ter visie kan worden gelegd Het kan zijn, dat het noodig is, dat B. en W. bij het rapport hun eigen oor deel geven. Het voorstel wordt verworpen met 20 tegen 12 stemmen. Voor de S.D.A.P. (be halve de wethouders) en de heer van Wei zen. Spaansche vluchtelingen. De heer van Weizen (Comm.) ver dedigt daarna een motie om practische bij stand te verleenen bij het onderbrengen van Spaansche vluchtelingen in onze ge meente. Spr. noemt de deerniswekkende omstandigheden, waarin de menschen ver- weeren. Er zijn ongetwijfeld gezinpen in onze gemeente die vluchtelingen op wil len nemen. De voorzitter antwoordt, dat het Ned. volk altijd gaarne het asylrecht ver dedigt en eerbiedigt. Ongetwijfeld wordt ook in de gemeente Leiden bereidheid tot hulp gevonden. Een kwestie als deze is echter een zaak van regeeringsbeleid, zoo dat afgewacht dient te worden wat de re geering voor gedragslijn zal aannemen. Zoodra de gelegenheid geopend wordt om bijstand te bieden, zal ongetwijfeld het ge meente-bestuur het zijne doen en de maat regelen nemen, die het nemen kan. De heer van Eek (S.D.) meent, dat het aannemen der motie en meer nog het aan nemen van moties in verschillende ande re gemeenten gezamenlijk, misschien eeni- ge invloed op de regeering kan uitoefe- De heer Wilmer (RK.) sluit zich aan bij het antwoord van den voorzitter. Dit is een zaak der regeering en het is gelukkig, dat deze de teugels in handen houdt, zoo als bij het laatste beroep op het asylrecht wel is gebleken. Men moet ook in deze het gevoel laten controleeren door het ver stand. De heer v. d. R e ij d e n (C.H.) meent, dat de raad de motie niet kan aannemen. Wel kunnen de raadsleden echter allen hun presentiegeld van deze zitting ter be schikking stellen. Spr. zal deze gelden gaarne in ontvangst nemen en zorgen, dat ze aan 't goede adres komen. De motie-van Weizen wordt verworpen met 19 tegen 11 stemmen. Voor de S.D.A.P. (behalve de wethou ders en de heer Hessing) en de heer van Weizen. Onregelmatigheden bij de Centrale Werkplaats voor jeugdige personen? Bij de rondvraag zegt de heer T o b (R.K.), dat er in onze gemeente geruchten gaan omtrent onregelmatigheden, die zou den gepleegd zijn by de Centrale Werk plaats voor jeugdige werkloozen. Kunnen B. en W. daarover inlichtingen verschaf fen? Wethouder van Stralen (S.D.) ant woordt, dat deze zaak reeds in de sectie vergaderingen is besproken en dat B. en W. er in het sectie-verslag ook op geant woord hebben. Daaruit blijkt, dat de zaak de volle aandacht heeft en dat reeds maatiegelen zijn genomen Bij de behan deling der begrooting zijn B. en W. gaarne bereid alle gewenschte inlichtingen te ge ven en ook zullen B. en W. uit eigen be weging inlichtingen verstrekken. Daarna sluiting. om deze menschen ook in politiek en staatkundig handelen te plaatsen tegen over den Heiligen Wil van God. Men zal dat losmaken ook goed moeten verstaan. Het bereikte zoowel door de Roomsch Katholieken, als door de Pro- testantsche partijen, als door de Arbei dersbeweging moet blijven bestaan. De Roomsch Katholieken zijn gelijkberech tigde volksgenooten en staatsburgers; het onderwijs behoort gegeven te worden naar de godsdienstige inzichten van de ouders, de arbeiders behooren hun verworven rechten te behouden. Losmaken beteekent niet: het verleden te niet doen, het betee kent veel meer het verleden vervullen, opdat wij Nederlanders allen tezamen het hoofd kunnen bieden aan de gevaren, die ons zoowel van binnen als van buiten be dreigen. Ds. Brouwer kwam dan tot zijn laatste stelling, schakelde bij voorbaat eenige misverstanden hieromtrent uit en gaf de principieele redenen waarom samenwer king tusschen de verschillende kerken moet worden bevorderd als volgt aan. Wanneer wij niet kunnen spreken over volksziel of volkskarakter in werkelyken zin, dan volgt daaruit, dat volk, althans in Westerschen zin, niet een kerkelijke werkelijkheid is, maar een semi-profane. Dat wil zeggen, een werkelijkheid, waarin de Kerken hun werk doen. Een Protestant en een Katholiek zijn dus ook Nederlan der, terwijl er ook Nederlanders zijn, die noch tot de eene noch tot de andere con fessie behooren. Iedere werkelijk goede theologie zal van deze waarheid behooren uit te gaan en, voor zoover spr. ziet, is daar de Roomsch Katholieke theologie verder in dan de Protestantsche. De Kerken hebben in te zien, dat volk een goed is, dat niet mag worden ver waarloosd, maar dat tot op zekere hoogte in bescherming moet worden genomen. Tezamen met het volksbestaan is den menschen de staat gegeven. D.w.z. de mo gelijkheid om in een volk een bepaalde vrede, vrijheid en rechtsorde te handha ven. En de Kerken hebben in de volken ook te zorgen voor den juisten rechts staat. Een staat met een volk is Roomsch Katholiek, Protestant of neutraal. Een staat behoort in Nederland te zijn Neder- landsch. Maar als dit juist is, dan hebben de Kerken in Nederland ook om deze prin cipieele redenen te zorgen, dat er een goede samenwerking is tusschen de Ne derlanders. Immers hoe kan een staat zorgen voor orde, vrijheid en recht wanneer de Neder landers ieder voor zich, of iedere groepee ring voor zich een andere opvatting heb ben van datgene wat vrede, vrijheid, recht dan wel inhoudt. Een staat kan slechts berusten op een bepaalde eenheid in een volk. En een volk kan slechts een goeden staat vormen en in het leven houden, wanneer het voldoende eendrachtig is. Daarom hebben de Kerken, ieder van eigen standpunt uit, deze samenwerking van alle Nederlanders te bevorderen. Een samenwerking tusschen Protestanten en Katholieken, tusschen Kerkelyken en niet- Kerkelyken. Spr. voegde aan deze pricipieele gron den een aantal practische overwegingen voor samenwerking toe en knoopte er tenslotte eenige opmerkingen aan vast over de practische verwerkelijking. Op deze interessante en leerzame uit eenzetting volgde een gedachtenwisseling, welke niet minder dan anderhalf uur in beslag nam. Wel een bewijs, dat het on derwerp bij alle toehoorders de volle be langstelling had. Aan het einde daarvan dankte praeses Rübenkamp Bergmeyer ds. Brouwer recht hartelijk voor hetgeen hij dezen avond te hooren had gegeven. v*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 11