Naar betere samenwerking
bewoners van Nederland op
staatkundig en politiek gebied
GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
y
y
DINSDAG 14 FEBRUARI 1939
DE LEIOSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 11
tusschen de
De taak, welke de kerken
hebben te vervullen
Naar het inzicht
van
ds. A. M. Brouwer
KERK, VOLK EN STAAT.
Voor de R.-K. Studentenvereniging
„Sanctus Augustinus" en de Societas Stu-
diosorum Reformatorum sprak gisteravond
ds. A. M. Brouwer uit Engelen (N.-Br.)
over het actueele onderwerp: „Kerk, Volk
en Staat".
De praeses van Sanctus Augustinus, de
heer J. G. Rübenkamp Borgmeyer, sprak,
na een in memoriam naar aanleiding van
het overlijden van Z. H. den Paus, een har
telijk openingswoord, waarin hij dank zeg
de voor de groote opkomst en in het bij
zonder ds. Brouwer en de gasten van de
zen avond, de leden der S. S. R. welkom
heette.
Ds. Brouwer, die vervolgens het woord
verkreeg, zeide dat het hem een groot voor
recht was te spreken voor Roomsch-Ka-
tholieken en Calvinisten, beiden naar hij
hoopte van vaste overtuiging. Terugden
kend aan den vrijheidsstrijd tegen Spanje,
nu 3 1/2 eeuw geleden en thans deze zaal
aanschouwend, constateerde spr. wel een
ontzaglijk groote verandering. Toen....
tenminste aan het eind van den strijd, ston
den Calvinist en Roomsch katholiek tegen
over elkaar. Toenwerd de Roomsch
Katholiek weggedrongen uit het openbare
leven niet alleen, maar ook zijn kerkdienst
en godsdienstoefening werd zooveel moge
lijk tegengewerkt.
Nu.is men tezamen aanwezig om een
lezing aan te hooren over het vraagstuk:
„Kerk, Volk en Staat". Nu zit men broe
derlijk naast elkander.
Inderdaad is er veel veranderd in de
eeuwen, die achter ons liggen en 't was voor
spr. verheugend mede als exponent van
deze verandering te mogen dienen.
Spr. betoogde vervolgens, dat men het
gekozen onderwerp van verschillende zij
den zou kunnen bezien.
Een daarvan is om het onderwerp: „Kerk,
Volk en Staat" van het begin af aan direct
te plaatsen in den bajerd van dezen tijd, al
bij het eerste begin die vraagstukken naar
voren te brengen, die ons allen bezighou
den en waarmee wij worstelen. Dit wilde
spr. doen niet in den vorm van een zwaar
en wetenschappelijk gedocumenteerd be
toog, maar als een aanloop tot een goede
discussie, een stimuleering ook in een be
paalde richting.
Spr. poneerde daarop de volgende stel
lingen:
lo. De kerken hebben in het Nederland-
sche volk en den Nederlandschen Staat eei)
taak, die zich betrekt op de geheele poli
tieke en staatkundige werkelijkheid.
2o. Terwille van het volbrengen van
deze taak behooren de kerken zich los te
maken van de bestaande politieke verhou
dingen.
3. De kerken b'ehooren een betere sa
menwerking tusschen de bewoners van Ne
derland op staatkundig en -politiek gebied
te bevorderen.
Met opzet sprak ds. Brouwer niet over
kerk, maar over kerken, omdat hij daarbij
het oog richtte op de Nederlandsche wer
kelijkheid, waarin verschillende kerken
naast elkander in dezelfde volks- en staats-
gemeenschap hun taak volbrengen. Boven
dien drukte dit meervoud uit, dat het spr.
niet te doen was om een soort Christen
dom boven de kerkelijke verdeeldheid te
propageeren, maar dat hij de verscheiden
heid van kerken van tevoren als volstrekt
aanvaardde. Wanneer hij daarbij dan toch
hetzij in de eene, hetzij in .de andere rich
ting een aanmerking maakte, dan moest
men daarin niet zoeken 'n poging om door
de eeuwen gegroeide en gefixeerde, ook
dogmatisch vastgelegde verschillen te ont
kennen, maar allen een eerlijke poging
om op die terreinen, waar dit kan, betere
verhoudingen te bepleiten, n.l. op het ter
rein van het Nederlanderschap.
Komend tot bewijs van zijn eerste stel
ling, herinnerde spr. zijn toehoorders aan
het in 1938 door de cultureele leiding van
den Duitschen staat uitgegeven document
„Weltanschauung und Religion". De bedoe
ling van dit rondschrijven was den cultu-
reelen en opvoedkundigen leiders richtlij
nen te geven ten opzichte van de verhou
ding tot de kerken.
Daaruit citeerde spr. het volgende:
„De kerken of zij nu Roomsch Katho
liek zijn of behooren tot de belijdenisrich
ting of Duitsch Christelijk zijn, dat is het
zelfde hebben in den grond, wanneer zij
haar religieuze taak, die hun e e n i g e taak
is, trouw blijven, slechts de opgave den
mensch, die daardoor geleid wordt, met
het kerkelijk geloof omtrent het hierna
maals bekend te maken. De aarde,
waarop wij leven, dus dat, wat kerkelijk
„diesseits" heet, gaat de kerken „schlechter-
lings nichts" aan. In deze dingen en op dit
gebied is voor ons alleen het nationaal-so-
cialisme maatgevend. Het gaat de kerken
echter niets aan, wanneer er volksgenooten
zijn. die zich door het kerkelijk geloof be
treffende het hiernamaals niet willen la
ten aanspreken, omdat dat hun niets zegt.
Meenen de kerken zulke volksgenooten
als dwaalleeraren of heidenen te kunnen
toespreken, dan moet hun juist met de noo-
oige hardheid worden voorgehouden: het
gaat niet aan, dat de kerken hun religieuze
opdracht 'n zoodanigen pclitieken vorm ge
ven, dat zij de meening naar voren bren
gen, dat zij het geheele volk voorschriften
hebben voor te schrijven.
De kerken hebben hun kerkelijke ge
meenten. Het volk in zijn geheel is van den
Führer en zijn beweging, waardoor het
onder het bevel van de nationaal-socialis-
tasche wereldbeschouwing is geplaatst.
Kerkleiders, die verlangen, dat ook zij zich,
zooals de nationaal-socialistische wereldbe
schouwing, tot het geheele volk mogen rich
ten, overschrijden daarmee hun zuiver re
ligieus gebied. Hun verkondiging heeft zich
tot den enkeling te richten, wiens geheel
persoonlijke aangelegenheid het is, naar
het woord van de kerk te luisteren of niet."
Spr. resumeert hieruit nogmaals: binnen
de kerk mag alleen gesproken worden over
het „hiernamaals".
Aan de hand van deze richtlijnen werd
de kerk uit het openbare leven van Duitsch-
land gebannen, hetgeen de practijk over
duidelijk aantoont. Met behulp van deze
principia is Niemöller in het concentratie
kamp gezet, zitten de honderden Katholie
ke jeugdleiders eveneens in de gevangenis
of het concentratiekamp, worden de kerken
langzaam maar zeker uitgerangeerd en als
het lukt geheel ten gronde gericht.
Ons Christelijk Evangelie of het nu
Roomsch Katholiek wordt vertolkt of
Protestantsch laat zich, aldus vervolgde
ds. Brouwer, niet losmaken van deze aarde
om zich alleen te laten betrekken op een
hiernamaals en het laat zich ook niet be
perken binnen eigen kring; want het wil
naar buiten treden, zending of missie drij
ven.
Spi'. toonde nader aan, hoe strijdig die
heidensche opvatting is met den bijbel.
Een kerk, die zich tot het hiernamaals zou
beperken is geen christelijke kerk meer.
Niet alleen heeft de kerk te spreken en
te getuigen over het leven van den mensch
op aarde, maar zij heeft ook te spreken
over het leven van dezen mensch in volk
en staatsverband. De kerk kan nooit blij
ven buiten het geven van haar oordeel
over volk en staat, over staatkunde
volkseendracht. Zoo gauw zij zich op deze
gebieden zou terugtrekken, zou zij zich
niet houden aan haar opdracht.
Spr. memoreerde vervolgens hoe de
groote theoloog Karl Barth denkt over de
Duitsche christenen, die trachtten een ac-
coordje te vinden met het nationaal socia
listisch regime en wees er vervolgens op,
dat wat voor Duitschland geldt ook op
Nederland van toepassing is. Wij hebben
in ons land een wassend aantal menschen,
die de kerken willen beletten zooals zy
dat uitdrukken „zich met de politiek te
bemoeien".
Maar er zijn ook anderen. Zij zeggen
niet: de Kerk moet zich niet met politiek
bemoeien, maar zij weten niet meer het
onderscheid tusschen Kerk en politieke
partij, Kerk en politieke machtsvorming.
Zoo hoog als God verheven is boven
alle menschelijk gedoe, zoo hoog is de
Kerk verheven boven dit gedoe. En zoo
diep als God de Almachtige indaalt in de
aardsche ellende in Jezus Christus, zoo
diep heeft ook de Kerk daar in te dalen,
De Kerk en de Kerken staan boven de
partijen zoo hoog als God staat boven den
mensch. Maar ook de Kerken staan in een
bepaalde beteekenis verantwoordelijk voor
deze partijen, omdat de hoog verheven
God allen gelijk is geworden; Jezus Chris
tus is God en Mensch.
De taak, welke de Kerk heeft op het
gebied van volk en staat, mag nooit wor
den opgegeven, want dan is het Evange
lie verkracht.
Ds. Brouwer verdedigde vervolgens zijn
tweede stelling allereerst uit een princi-
pieelen gezichtshoek.
Principieel moeten wij zeggen, dat het
Evangelie heeft te staan boven alle par
tijen, omdat het absoluut is en vervolgens,
dat de Kerk niet een volk in het volk
moet vormen, maar verantwoordelijk is
voor het volk, zooals het reilt en zeilt, van
het geheele volk, of het nu bij de Kerk
of bij een bepaalde Kerk behoort.
Doordat in de praktijk van het politie
ke en staatkundige leven deze waarheid
tezeer uit het oog is verloren, is het mo
gelijk geworden, dat hier meer, daar min
der, de politieke werkelijkheid ook bij
kerkelijke menschen een terrein is gewor
den met een bepaald eigen leven. Daar
door is het mogelijk geworden, dat ook de
kerkelijk', politieke partijen zich in rich
tingen hebben bewogen, die geen reke
ning houden met de belangen en de rech
ten van bepaalde bevolkingsgroepen, zoo
als b.v. werkloozen, arbeiders, boeren. Zij
zijn de verdedigers geworden van de
rechten en belangen van andere, vooral
eigen groepen.
Het is noodig, dat de Kerken zich los
maken van de bestaande concrete en prac-
tische doelstellingen, die deze partij
nastreven. Niet om de menschen van deze
partijen los te laten. Integendeel. Maar
REGELING VAN DE RECHTS POSITIE VAN HET GEMEENTE-PERSO
NEEL, DAT OP ARBEIDSCONTRACT WERKT IS ER TE VEEL
PERSONEEL, DAT OP ARBEIDSCONTRACT WERKT?
Na een uur wordt de zitting heropend en
gaat men over tot de benoemingen.
Benoemingen.
lo. Benoeming van een lid van de Com
missie van Fabricage (vacature: J. Wil
brink).
Benoemd wordt de heer v. d. Kwaak.
2o. Benoeming van een lid van de com
missie voor den Markt- en Havendienst
(vacature-Wilbrink).
Benoemd wordt de heer v. d. Reyden.
3o. Benoeming van een lid van de Com
missie voor de Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit (vacature: J. Wil
brink).
Benoemd wc-rdt de heer de Reede.
(Bovenstaande benoemingen zijn een ge
volg van het feit, dat de heer Wilbrink tij
delijk wethouder is geworden).
4o. Benoeming van een tijdelijk leeraar
in het teekenen aan het Gymnasium.
Benoemd wordt de heer H. A. Gerretsen.
5o. Voorstel inzake het aangaan van
kasgeldleeningen gedurende het 2e kwar
taal 1939.
Goedgekeurd.
6o. Voorstel inzake de vaststelling van
het bedrag der verpleegkosten van arm
lastige patiënten in het Academisch Zie
kenhuis door arbiters.
Goedgekeurd.
a. tot het verkoopen van perceelen grond
aan de Houtlaan, kadestraal bekend ge
meente Leiden, Sectie P. Nis. 1041 (ged.)
2229 (ged.) aan de N.V. Exploitatie
Crediet en Administratie Maatschappij
.Uitgebreid Bezit", q.q. te Leiden;
b. tot het aangaan van een overeenkomst
met de Wed. W. G. Boekwijt-de Lamaar.
te Leiden, inzake ruiling van grond op
den hoek Rijnsburgerweg-Kagerstraal-
Houtlaan.
Van de N.V. Uitgebreid Bezit", alhier is
'n verzoek ingekomen, om van de gemeen
te te mogen koopen een bouwterrein aan
de Houtlaan, groot ongeveer 500 M2. De
vennootschap is bereid, den gevraagden
prijs van 8.50 per M2 te betalen, en gaat
accoord met de aan den verkoop te ver
binden voorwaarden.
Het is mogelijk gebleken, gelijktijdig
met dezen verkoop, tevens nog een trans
actie inzake overdracht van grond te slui
ten, waardoor een zeer gewenschte af
ronding van den hoek Houtlaan-Rijnsbur-
gerweg-Kagerstraat tot stand kan worden
gebracht. Bij deze transactie staat de ge
meente grond af, die voor tuin kan worden
bestemd, en verkrijgt zy grond, benoodigd
voor de straatafronding,
De heer v. d. Laan (lib.) vraagt of vol
doende rekening is gehouden met de i
wonenden. De afwatering van de terrei
nen is zeer slecht en het water dringt door
tot de huizen aan de Kagerstraat. De
hooging van he terrein zal de toestand nog
slechter maken.
De heer Schüller (S.D.) zegt, dat het
euvel, dat de heer v. d. Laan noemt reeds
bij den bouw is veroorzaakt.
Wethouder Wilbrink (C.-H.) is ook
van meening dat de tuinen en de vloeren
te laag zijn gelegd. De gemeente kan hier
weinig aan doen. Ze kan mischien de eige
naars der panden een vingerwijzing geven
om de terreinen te laten draineeren.
Het voorstel wordt goedgekeurd.
Het arbeidsovereen komsten-
reglement.
7o. Voorstel tot het vaststellen van een
verordening, regelende de gevallen, waarin
en de voorwaarden, waaronder door of
vanwege de gemeente Leiden indienstne
ming op arbeidsovereenkomst naar bur
gerlijk recht kan plaats hebben (Arbeids
overeenkomstenreglement), tevens prae-
advies op het voorstel van den heer
Schüller inzake het loon van losse of op
arbeidsovereenkomst te werk gestelde, of
te werk te stellen Werklieden.
e heer Oostveen (S.D.) zegt, dat
het ontwerp niet geheel voldoet aan de
gekoesterde verwachtingen. Het opent geen
uitzichten voor los personeel om in vasten
dienst over te gaan. Toch heeft spr. geen
voorstellen gedaan in deze richting, omdat
deze de zaak weer voor langen tijd zouden
terugbrengen naar de voorbereiding. Dat
het ontwerp is verschenen doet spr. intus-
schen genoegen. Bij de artikelen zal hy
nog enkele leemten naar voren brengen.
Wethouder Tepe (R.K.) zegt, dat de
heer Oostveen verward heeft de functies
op arbeidscontract en in tijdelijken dienst.
Niemand kan natuurlijk als arbeids-con-
tracter direct overgaan in vasten dienst.
Op z'n hoogst kan er uitzicht zijn voor den
arbeidscontracter om in tijdelijken dienst
over te gaan.
Bij de artikelsgewijze behandeling
wenscht de heer Wilmer (R.K.) vast te
stellen, dat er een streven moet zijn om
het personeel niet op arbeidscontract aan
te stellen, wanneer dat redelijkerwijs in
tijdelijken of vasten dienst kan geschie
den. Met name behoort „de zoom van
arbeidskrachten, die noodzakelijk is voor
de aanpassing van een dienst of bedrijf
aan de schommelingen in de hoeveelheid
te verrichten werk" niet te groot zijn.
Wethouder Tepe (R.K.) is het daarme
de eens, maar dit kan geen bepaalde toe
zeggingen inhouden ten opzichte van
thans in dienst zynd los personeel.
De heer Wilmer verwacht, dat B. en
W„ als deze verordening is aangenomen,
zullen nagaan of laten nagaan, of er per
soneel is in gemeentedienst, dat op ar
beidscontract werkt, en een vaste aanstel
ling behoort te hebben.
Wethouder Tepe kan dit wel toezeg
gen.
Bij artikel 11 verdedigt de heer Oost
veen (S.D.) een amendement, mede on
der teekend door den heer Schüller, dat
beoogt een nauwkeuriger omschrijving en
bepaling van het Joon van den arbeider op
arbeidscontract.
De heer Schüller (S.D.) voegt hier
aan tce, dat het amendement ontleend is
aan de rijksregeling.
Wethouder Tepe (R.K.) wenscht de
mogelijkheid cm het loon te bepalen, re
kening houdend met het plaatselijk loon
peil, in de verordening te behouden. Wan
neer dit vaststaat heeft spr. geen bezwaar
tegen overname van het amendement, be
houdens enkele redactie-wijzigingen.
Het college van B. en W. wijzigt zijn
voorstel zoodanig, dat een gedeelte van
het amendement van de heeren Oostveen
en Schüller wordt overgenomen.
Het amendement van de heeren Oost
veen en Schüller wordt verworpen met 18
tegen 15 stemmen. Vóór de S.D.A.P. en de
heer van Weizen.
Bij art. 13 verdedigt de heer Oost
veen wederom een amendement van hem
en den heer Schüller. n.l. om aan degenen,
die 12 maanden in dienst zijn, bij onder
breking van den arbeid door ongunstig
weer het volle loon te betalen en aan de
genen, die korter in dienst zijn, 70 pet.
Wethouder Tepe meent, dat dit voor
stel onlogisch is. Het voorstel van B. en W.
wijkt gunstig af van het collectief arbeids
contract en van de rijksregeling.
Het amendement wordt verworpen met
18 tegen 15 stemmen. Voor de S.D.A.P. en
de heer van Weizen.
Bij artikel 34 is er nog een amendement
van de heeren Oostveen en Schüller, hou
dende wijziging van de bepaling inzake de
aanvulling van de uitkeering, welke de
arbeider bij ziekte of ongeval geniet. B
W. stellen voor aanvulling tot het volle
loon gedurende 6 weken. De heeren Oost
veen en Schüller willen een aanvulling
gedurende maximaal 26 weken.
De heer Eikerbout (A.R.) meent, dat
het hier om zoom kleinigheid gaat, dat B.
i en W. het amendement wel kunnen over
nemen.
Wethouder Tepe zegt, dat de regeling
I van B. en W. zeer gunstig is. In het amen
dement kan bovendien een nadeel voor de
betrokkenen schuilen.
Dit amendement wordt aangenomen
met 18 tegen 15 stemmen.
Voor de S.D.A.P. en de heeren van Wei
zen, v. d. Laan, Manders en Eikerbout.
De verordening wordt daarna goedge
keurd.
De laatste woningtelling.
De heer Schüller verdedigt dan zijn
voorstel om het resultaat van de woning
telling over het tweede halfjaar 1938 vóór
de begrotingsbehandeling in de leeska
mer ter visie te leggen. Spr. acht het ge-
wenscht, dat alle raadsleden met de laat
ste gegevens bekend zijn.
Wethouder Wilbrink zegt, dat B. en
W. van het rapport nog geen kennis heb
ben genomen, zoodat het toch moeilijk
voor de raadsleden ter visie kan worden
gelegd Het kan zijn, dat het noodig is, dat
B. en W. bij het rapport hun eigen oor
deel geven.
Het voorstel wordt verworpen met 20
tegen 12 stemmen. Voor de S.D.A.P. (be
halve de wethouders) en de heer van Wei
zen.
Spaansche vluchtelingen.
De heer van Weizen (Comm.) ver
dedigt daarna een motie om practische bij
stand te verleenen bij het onderbrengen
van Spaansche vluchtelingen in onze ge
meente. Spr. noemt de deerniswekkende
omstandigheden, waarin de menschen ver-
weeren. Er zijn ongetwijfeld gezinpen in
onze gemeente die vluchtelingen op wil
len nemen.
De voorzitter antwoordt, dat het
Ned. volk altijd gaarne het asylrecht ver
dedigt en eerbiedigt. Ongetwijfeld wordt
ook in de gemeente Leiden bereidheid tot
hulp gevonden. Een kwestie als deze is
echter een zaak van regeeringsbeleid, zoo
dat afgewacht dient te worden wat de re
geering voor gedragslijn zal aannemen.
Zoodra de gelegenheid geopend wordt om
bijstand te bieden, zal ongetwijfeld het ge
meente-bestuur het zijne doen en de maat
regelen nemen, die het nemen kan.
De heer van Eek (S.D.) meent, dat het
aannemen der motie en meer nog het aan
nemen van moties in verschillende ande
re gemeenten gezamenlijk, misschien eeni-
ge invloed op de regeering kan uitoefe-
De heer Wilmer (RK.) sluit zich aan
bij het antwoord van den voorzitter. Dit is
een zaak der regeering en het is gelukkig,
dat deze de teugels in handen houdt, zoo
als bij het laatste beroep op het asylrecht
wel is gebleken. Men moet ook in deze het
gevoel laten controleeren door het ver
stand.
De heer v. d. R e ij d e n (C.H.) meent,
dat de raad de motie niet kan aannemen.
Wel kunnen de raadsleden echter allen
hun presentiegeld van deze zitting ter be
schikking stellen. Spr. zal deze gelden
gaarne in ontvangst nemen en zorgen, dat
ze aan 't goede adres komen.
De motie-van Weizen wordt verworpen
met 19 tegen 11 stemmen.
Voor de S.D.A.P. (behalve de wethou
ders en de heer Hessing) en de heer van
Weizen.
Onregelmatigheden bij de
Centrale Werkplaats voor
jeugdige personen?
Bij de rondvraag zegt de heer T o b
(R.K.), dat er in onze gemeente geruchten
gaan omtrent onregelmatigheden, die zou
den gepleegd zijn by de Centrale Werk
plaats voor jeugdige werkloozen. Kunnen
B. en W. daarover inlichtingen verschaf
fen?
Wethouder van Stralen (S.D.) ant
woordt, dat deze zaak reeds in de sectie
vergaderingen is besproken en dat B. en
W. er in het sectie-verslag ook op geant
woord hebben. Daaruit blijkt, dat de zaak
de volle aandacht heeft en dat reeds
maatiegelen zijn genomen Bij de behan
deling der begrooting zijn B. en W. gaarne
bereid alle gewenschte inlichtingen te ge
ven en ook zullen B. en W. uit eigen be
weging inlichtingen verstrekken.
Daarna sluiting.
om deze menschen ook in politiek en
staatkundig handelen te plaatsen tegen
over den Heiligen Wil van God.
Men zal dat losmaken ook goed moeten
verstaan. Het bereikte zoowel door de
Roomsch Katholieken, als door de Pro-
testantsche partijen, als door de Arbei
dersbeweging moet blijven bestaan. De
Roomsch Katholieken zijn gelijkberech
tigde volksgenooten en staatsburgers; het
onderwijs behoort gegeven te worden naar
de godsdienstige inzichten van de ouders,
de arbeiders behooren hun verworven
rechten te behouden. Losmaken beteekent
niet: het verleden te niet doen, het betee
kent veel meer het verleden vervullen,
opdat wij Nederlanders allen tezamen het
hoofd kunnen bieden aan de gevaren, die
ons zoowel van binnen als van buiten be
dreigen.
Ds. Brouwer kwam dan tot zijn laatste
stelling, schakelde bij voorbaat eenige
misverstanden hieromtrent uit en gaf de
principieele redenen waarom samenwer
king tusschen de verschillende kerken
moet worden bevorderd als volgt aan.
Wanneer wij niet kunnen spreken over
volksziel of volkskarakter in werkelyken
zin, dan volgt daaruit, dat volk, althans
in Westerschen zin, niet een kerkelijke
werkelijkheid is, maar een semi-profane.
Dat wil zeggen, een werkelijkheid, waarin
de Kerken hun werk doen. Een Protestant
en een Katholiek zijn dus ook Nederlan
der, terwijl er ook Nederlanders zijn, die
noch tot de eene noch tot de andere con
fessie behooren. Iedere werkelijk goede
theologie zal van deze waarheid behooren
uit te gaan en, voor zoover spr. ziet, is
daar de Roomsch Katholieke theologie
verder in dan de Protestantsche.
De Kerken hebben in te zien, dat volk
een goed is, dat niet mag worden ver
waarloosd, maar dat tot op zekere hoogte
in bescherming moet worden genomen.
Tezamen met het volksbestaan is den
menschen de staat gegeven. D.w.z. de mo
gelijkheid om in een volk een bepaalde
vrede, vrijheid en rechtsorde te handha
ven. En de Kerken hebben in de volken
ook te zorgen voor den juisten rechts
staat. Een staat met een volk is Roomsch
Katholiek, Protestant of neutraal. Een
staat behoort in Nederland te zijn Neder-
landsch.
Maar als dit juist is, dan hebben de
Kerken in Nederland ook om deze prin
cipieele redenen te zorgen, dat er een
goede samenwerking is tusschen de Ne
derlanders.
Immers hoe kan een staat zorgen voor
orde, vrijheid en recht wanneer de Neder
landers ieder voor zich, of iedere groepee
ring voor zich een andere opvatting heb
ben van datgene wat vrede, vrijheid, recht
dan wel inhoudt. Een staat kan slechts
berusten op een bepaalde eenheid in een
volk. En een volk kan slechts een goeden
staat vormen en in het leven houden,
wanneer het voldoende eendrachtig is.
Daarom hebben de Kerken, ieder van
eigen standpunt uit, deze samenwerking
van alle Nederlanders te bevorderen. Een
samenwerking tusschen Protestanten en
Katholieken, tusschen Kerkelyken en niet-
Kerkelyken.
Spr. voegde aan deze pricipieele gron
den een aantal practische overwegingen
voor samenwerking toe en knoopte er
tenslotte eenige opmerkingen aan vast
over de practische verwerkelijking.
Op deze interessante en leerzame uit
eenzetting volgde een gedachtenwisseling,
welke niet minder dan anderhalf uur in
beslag nam. Wel een bewijs, dat het on
derwerp bij alle toehoorders de volle be
langstelling had.
Aan het einde daarvan dankte praeses
Rübenkamp Bergmeyer ds. Brouwer recht
hartelijk voor hetgeen hij dezen avond te
hooren had gegeven.
v*