HET OVERLIJDEN VAN Z. H. PAUS PIUS XI. Het geluk ligt in de sneeuw De aanvaring tusschen den Franschen kruiser .Georges Leygues" en den torpedojager .Bison" gedurende de nachtelijke oefeningen. Het achterstuk van den .Bison", sooals dit naar Lorient werd gesleept Het voorstuk werd een prooi der golven i y De Spaansche nationalistische troepen zijn aan de Fransche Zuidgrens aan gekomen. Een groep in de bekende grensplaats Le Perthus, die in de afgeloopen dagen duizenden vluchtelingen zag passeeren De teraardebestelling van sir Henry Deterding te Dobbin. De stoet op weg naar de begraafplaats Het stoffelijk overschot van Z. H. Paus Pius XI op het doodsbed, omgeven door talrijke prelaten en hoogwaardigheidsbekleeders. (Telegrafisch over gebrachte foto) Na het overlijden van Z. H. Paus Pius XI. Boven links: de vlag halfstok op het gebouw der Internuntiatuur te Den Haag, rechts: de Zwitsersche ge zant; onder: de Tsjechische en de Chineesche gezant na hun bezoek van rouwbeklag Op wacht bij het schietgat. Een snapshot van de manoeuvres der Bel gische .Ardennenjagers" FEUILLETON Een Wintersportromaa van PETER KRAYENBüHL. (Nadruk verboden). 39) Een onmogelijke situatie: hij wilde me vrouw Arlen uit den weg gaan en nu staat hij in haar kamer, op een pas afstand van haar toiletspiegel, waarvoor de waardige representante van de „Sunlight"-loge juist plaats neemt om haar kapsel te ordenen. Dieter meent, dat ze het kloppen van zijn hart en zijn bedwongen ademhaling moet hooren, maar tenslotte schijnt er toch een einde te zullen komen aan deze impasse, want mevrouw Arlen legt haar bont om de schouders en maakt aanstalten om het vertrek te verlaten. Reeds heeft zij de deurknop in de hand, als zij plotseling aarzelend blijft staan. Zij tast met haar handen langs haar japon, keert zich om, gaat naar de toilettafel, opent een lade en vindt deze leeg. Tevergeefs voelt zij langs de houten wan den van de lade; wat het oog niet ziet, vin den ook haar handen niet.... Schrik en ontsteltenis teekenen zich dui delijk op haar gelaat af, nerveus en ge jaagd trekt ze alle laden van de toilettafel uit, zoekt in de muurkasten, in de linnen kas. maar wat zij zoekt, vindt ze niet. Tot haar blik meter voor meter de kamer afzoekt en het étui op het tapijt ontdekt, open, leeg en dicht voor Dieter's voeten. De verschrikte kreet, die mevrouw Arlen in haar ontsteltenis uitstoot, doet hem zijn tegenwoordigheid van geest totaal verlie zen. Hij springt uit zijn schuilplaats te voorschijn en mevrouw Arlen beantwoordt zijn onverwachte verschijning met een tweeden gil, die door de half geopende deur tot ver in de gang te hooren is. Haar hand drukt onafgebroken op den knop van de electrische schel. Nog vóór het kamer meisje aan het alarmsignaal gevolg heeft kunnen geven, zijn reeds eenige gasten uit omliggende kamers komen toeloopen; een van hen haast zich weg om Lersner te ha len. Dieter staat hulpeloos midden in het ver trek en stamelt steeds weer opnieuw tus schen mevrouw Arlen's heftige beschuldi gingen door: Ik heb het niet gedaan, ik heb het heusch niet gedaan. William Lersner, de gérant van het ho tel, verschijnt in de deuropening. Onder den arm houdt hij nog het in de haast af geworpen mandarijnengewaad; het kamer meisje neemt het hem af Pardon, mevrouw, wat is er aan de h«md? En wat wenschen de dames en hee- ren? wendt hij zich vragend tot de opdrin gende schare gemaskerden, die in bonte verscheidenheid den ingang blokkeeren. De ongenoode gasten treden terug, maar juist als Lersner de deur achter zich wil sluiten, dringen mr. Arlen, Grace en baron Girsholm het vertrek binnen. Laatstgenoemde is onmiddellijk een en al bereidwilligheid en galanterie: Kan ik u ergens mee van dienst zijn, mevrouw? Beschikt u alstublieft over mij. Girsholm's blik blijft verbaasd en hoo- nend op Dieter gericht, die op dit oogen- blik inderdaad een allerdwaast figuur slaat. Misschien mag ik u toch verzoeken eerst mij eens te willen inlichten, me vrouw....? treedt Lersner beleefd, maar gedecideerd tusschenbeiden. Ach ja, meneer Lersner, stel je voor, Reginald, zegt mevrouw Arlen, zich in haar opwinding deels tot den gérant en deels tot haar echtgenoot richtend en dan vertelt ze stamelend hoe het haar, toen ze de kamer binnentrad, reeds direct zoo vreemd te moede was, natuurlijk tot ze het leege juweelenétui ontdekte, daar ja, dicht bij de portières, waar meneer .e Prausniz zich achter verborgen had. Wat ze vermist? Twee waardevolle ringen, een paarlen halssnoer, maar vóór alles haar .„Amicus", haar gelukssteen, een kostbare, zeldzaam groote smaragdAlles is spoorloos verdwenen en niemand anders dan die man daar, die Prausnitz, kan de dief zijn.... Dat is groote nonsens, wat u daar be weert, moeder, valt Grace, haar heftig in de rede, tranen van woede en van schaam te in de oogen. Mr. Arlen echter pakt haar bij den arm. Bemoei je er niet mee, kind. Ga naar je kamer. Neem me niet kwalijk, Pap, laat me hier blijven. Ik kan misschien eenige op heldering geven. Goed, blijf dan maar, maar beheersch je.Als meneer Prausnitz zich de siera den inderdaad heeft toegeëigend, moet hij ze toch bij zich hebben?! Fouilleert u me alstublieft! wendt Die ter zich tot Lersner. Tezamen met Girs holm treden zij achter een kamerscherm. De familie Arlen neemt op eenige stoelen plaats en wacht. Na een kort, maar grondig onderzoek deelt Lersner het resultaat mee: Niets, maar dan ook totaal niet te vinden. In zijn toon ligt iets van voldoening. Hij kan de sieraden immers best er gens verstopt hebben; misschien heeft hij ze wel over de veranda gegooid en liggen ze beneden in de sneeuw?opponeert me vrouw Arlen, die nou geenszins overtuigd is van Dieter's onschuld. Jouw vrienden, m'n kind....! Laat ze er met een scham per lachje op volgen, terwijl ze zich recht streeks tot Grace wendt. Lersner schuift de portières opzij. De deur is open; zij staat op een kier Dat was al zoo, toen ik me achter het gordijn verborg; ik voelde de koude lucht stroom in mijn ruggeeft Dieter op za- kelijken toon ten antwoord. Zijn lippen zijn droog; het hart bonst hem in de keel. Lersner belt 't kamermeisje en draagt haar op bij den stoker de electrische loop lamp te halen.,Twee betrouwbare bedien den worden vervolgens aangewezen om de sneeuw onder de veranda af te zoeken. Hierna wendt hij zich weder om tot Dieter: Hoe bent u in de kamer gekomen? Door die. deur daar, zegt Dieter op het aangrenzend vertrek wijzend. Hij kijkt Lersner vrijmoedig aan en deze aarzelt dan ook verder te vragen. In zijn plaats echter zet thans Girsholm het verhoor voort: En hoe kwam u daar binnen! Een blik op Grace doet hem beseffen, dat hij deze vraag beter voor zich had kunnen houden. Daarop wensch ik niet te antwoorden, zegt Dieter, koeL Maar ik wel! mengt Grace zich in hei gesprek en daarop vertelt ze openhartig, hoe Dieter aanvankelijk niets van het ge maskerd bal wilde weten, hoe ze hem van Kaiserhof naar hier heeft laten ontvoeren en wat daarvan tenslotte het gevolg was.. Maar waarom is hij dan voor mij weg- geloopen? wil mevrouw Arlen persé weten Dat begrijp ik niet! Mr. Arlen, die zwijgend achterover in een stoel leunt, werpt zijn vrouw vluch tig een weemoedigen blik toe. Intusschen is de lamp gebracht, Lersner schakelt haar in en belicht voorzichtig de smalle veranda, die zich langs het front en den zijgevel van het hotel uitstrekt. Zij wordt door een ver uitstekend dak over kapt, zoodat er slechts weinig sneeuw ligt. Hier zijn voetsporen.... Een paar stappen maar, dan houden zij op. De dief is dicht langs den muur, waar geen sneeuw ligt, verder gegaan. Laat mu uw schoenen eens zien, Dieter.... pardon, meneer Prausnitz Alstublieft, meneer Lersner.... zegt Dieter, die plotseling een bijzondere sym pathie voelt voor den man, die hier het onderzoek tegen hem leidt. Neen, dat zijn uw skilaarzen niet.... Ziet u wel, baron, vergelijkt u maar.... Dat moet een smalle voet zijn geweest zon der schoenen, waarschijnlijk in wollen sok ken. U kunt den bal en de hiel duidelijk zien. Girsholm en Lersner keeren in de kamer terug. Dat is een vervelende geschiedenis, mevrouw, zeer vervelend zelfs, ook voor u, meneer Prausnitz. U hebt een zeer ern stige verdenking op u geladen Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 9