bAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN De nood in den tuinbouw ZATERDAG 4 FEBRUARI 1939 30ste Jaargang No. 9253 Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 15, Administratie Adv. en Abonm-tarieven zie pag. 2 Giro 103003. Postbus 11. V Onze volkshuisvesting Wij mogen met trots er op wijzen, dat in oris land een zoo gunstige volkshuisves tingstoestand bestaat als nauwelijks in eenig ander land. Wij constateeren hier Mn reit: Maar deze rechtmatige trots ver blinde ons niet! Wij moeten nu niet stilstaan en zóó de kans loopen.... achteraan te raken! Er zijn toch nog ook in ons land eenige tienduizenden niet-mensch waardige wo ningen. Het getal van zestig- a honderd duizend is zelfs genoemd. De marge zit in den maatstaf, dien men aanlegt, want een absoluut criterium voor het begrip „krotwoning" bestaat er niet. Een ander zou kunnen volhouden, dat er bijv. niet meer dan veertig- of vijftigduizend krot ten in ons land bestaan. Maar, dat zij hier voorkomen, blijft in elk geval bui ten twijfel, kan en zal door niemand worden ontkend. De aandacht van de overheid moet ze ker gespannen blijven op het opruimen van krotten. Ook als strijdmiddel, mooi en krachtig strijdmiddel, tegen de werk loosheid. In verband met onze opmerkingen ne men wij hier met instemming over wat het „Handelsblad" ervan zegt: Wij hebben ons steeds er tegen gekant, dat de Woningwet gebruikt wordt om be hoorlijk verdienende arbeiders, en zelfs middenstanders, aan woningen te helpen; laat men haar toepassen voor het doel dat zij zich gesteld heeft: het helpen van de minstdraagkrachtigen. In de steden ver dient tevens het verbeteren van z.g. onge wilde woningen sterk aanbeveling, dat wil zeggen, het uitvoeren van de rijks premie-regeling, die er nu eindelijk is, maar waarvan de toepassing weer traag in haar werk gaat. De gemeenteraad van Amsterdam bijv. heeft in September ver klaard, daaraan te willen medewerken, maar in Den Haag zijn op détailpunten weei* bezwaren tegen het gemeenteraads besluit gerezen, en sindsdien is er nog steeds niets gebeurd. En zoo wordt er weinig opgeschoten. Wij mogen zéker niet op onze lauweren gaan rusten wat betreft de volkshuisves ting. Er valt nóg veel te doen. DE WERELD IK VOGELVLUCHT WASHINGTON: De dezer dagen van vele zijden geuite beschuldiging, dat president Roosevelt er een geheime politiek op na zou houden, met het doel, Frankrijk en Engeland materieel te steunen, is gisteren door den president zelf weerlegd in een uitvoerige verklaring, waarin hij tijdens een persconferentie de buitenlandsche poli tiek der V. S. besprak. „Het is een bewuste leugen", aldus de president, „wanneer men beweert, dat ik aan de Senaatscommissie van militaire aan gelegenheden zou hebben gezegd, dat de grens der V. S. in Frankrijk of aan den Rijn ligt". De „New York Times" houdt echter na een eigen onderzoek staande, dat de presi dent de eerste verdedigingslinies der Ver een igde Staten in Frankrijk heeft gevestigd. De meerderheid der leden van de Se naatscommissie voor legerzaken, aldus het blad, is van meening, dat Roosevelt wel de term „eerste verdedigingslinie" heeft uit gesproken. Wat de algemeene conclusies betreft, hou den verscheidene personen, die de confe rentie hebben bijgewoond, staande, dat de president zijn voornemen heeft te kennen gegeven, de democratie te hulp te komen tot de grens van hetgeen vereenigbaar is met vrede en de Amerikaansche wetten, in geval van gewapend conflict tussehen de mocratieën en dictaturen. Het blad is van meening, dat de logische conclusie van dit incident zou moeten zijn een besluit van Roosevelt, de neutraliteits- wet, die in haar tegenwoordigen vorm steeds zal drukken op de politiek van het Witte Huis, te herzien. Het blad verzekert den president bij deze taak met zijn ge- heele gezag te zullen bijstaan. In ieder geval kan men blijven constatee ren, zooals de Fransche „Excelsior", doet, dat het Amerika van 1939 met den geest en het hart dichter bij Frankrijk en En geland staat dan het Amerika van 1914. Het is een element van vrede, dat men te Parijs en Londen niet moet onderschatten en het zou onvoorzichtig zijn het elders te ontkennen. d'Ormesson zegt in de „Figaro", dat Roosevelt zich veeleer opwerpt als „arbiter" van den Europeeschen toestand. Hij vraagt zich af, of deze wereldcacophonie niet zal Het rassenvraagstuk Een wetenschappelijke uiteenzetting Vanwege den senaat der R.K. Universi- teit te Nijmegen en het bestuur van de R.K. Charitatieve Vereeniging voor Gees telijke Volksgezondheid, is vandaag in de aula der R.K. Universiteit te Nijmegen een studiedag gehouden over het rassenvraag stuk. De bijeenkomst stond onder leiding van den rector-magnificus der Nijmeegsche universiteit, prof. dr. D. Franses O.F.M., die den studiedag met een korte inleiding opende. Spr. verklaarde hoe de R.K. Charita tieve vereeniging voor geestelijke volks gezondheid en de Nijmeegsche universiteit ertoe gekomen waren gezamenlijk dezen studiedag te organiseeren. Het initiatief ging uit van het bestuur der charitatieve vereeniging. Van dat be stuur maken o.a. ook deel uit de Nijmeeg sche höogleeraren Hoogveld en Duynstee. Daardoor ontstond vanzelf Contact met de universiteit. En deze, op haar beurt, had bijzondere reden zich voor het actueele vraagstuk dér rassenleer te interesseeren. Immers, in April van het vorige jaar ont ving zij een schrijven van de Congregatio pro Seminariis et Studiorum Universita- tibus in Rome. In dat schrijven worden alle katholieke universiteiten aangespoord krachtige stelling te nemen tegen een aan tal hedendaagsche dwalingen. Die dwalin gen werden door genoemde congregatie geformuleerd in acht stellirigén; waarvan er zes handelen over het ras. Ofschoon het nu in de eerste plaats de bedoeling is zoo zeide spr. dat die dwalingen moeten bestreden worden in het acade misch onderwijs, naar gelang de colleges daartoe aanleiding bieden, is het zeker in den geest van genoemd schrijven, wan neer men ook buiten de collegezalen stel ling neemt tegen de dwaling. Daarom was er alleszins reden voor de universiteit om haar mèdewerking te ver- leenen bij de inrichting van dezen stu diedag. Men was zoo gelukkig een drietal spe cialisten van naam bereid te vinden, de kwestie van drievoudig standpunt te be handelen. Dankbaar voor hun bereidwilligheid verleende spr. het woord aan den eersten inleider: prof. dr. J. A. Barge, die vervol gens een voordracht hield over: „Het ras morphologisch beschouwd". Er bestond zeer groote belangstelling. Aanwezig waren o.m. de heer C. v. d. Berg, directeur-generaal van de Volksgezond heid, als vertegenwoordiger van den Mi nister van Sociale Zaken, prof. dr. Sierks en prof. dr. Bijlmer namens de Nederland sche eugenetische federatie. Verder waren er vertegenwoordigers van de Nederland sche vereeniging voor geestelijke volksge zondheid, van de Nederlandsche hervorm de véreehiging voor geestelijke volksge zondheid en de Nederlandsche gerefor meerde vereeniging voor geestelijke volks gezondheid, mgr. dr. J. v. Gils, mr. van Schaik, voorz. Tweede Kamer en lid van de Eerste Kamer, vertegenwoordigers van het Wit-Gele Kruis en verscheidene professo ren en vertegenwoordigers van verschil lende religieuze studiehuizen. De aula was heel gevuld. Rede prof. dr. J. A» J. Barge. Prof. Barge begon zijn rede met een korte beschouwing, waarin hij uiteenzette, dat het rassenvraagstuk van vandaag niet meer is een probleem van zuiver weten- schappelijken aard, doch veeleer een vraagstuk van de openbare meening. Na een kort overzicht van de geschie denis der physische anthropologic, behan delde spr. allereerst den aard van het ras begrip. Naar spr.'s meening' heeft men onder een ras te verstaan, „een grootere groep van menschelijke individuen, die zich op grond van het gemeenschappelijk bezit van een aantal erfelijke lichamelijke ken merken van andere dergelijke groepen onderscheidt". In deze begripsbepaling is de term „geest" niet opgenomen. Naar spr.'s over tuiging is dit ook niet geoorloofd. Het zou geoorloofd zijn, indien de rasindeeling be rustte op lichamelijke èn geestelijke ken merken. Dit is echter niet het geval. De rasindeeling berust op lichamelijke ken merken en op deze alleen. Uit de gegeven definitie van het begrip ras volgt, dat dit begrip „ras" geheel ver schillend is van het begrip „volk". Een ras vormt een eenheid op grond van het gemeenschappelijk bezit van een aantal eindigen met een algemeene conferentie te Washington. Indien men zich wil herinne ren, dat de Vereenigde Staten met het Britsche Rijk 75 procent van de grondstof fen der wereld bezitten, zou men zich kun nen afvragen of hier niet de werkelijke sleutel der situatie zou liggen. erfelijke lichamelijke kenmerken; een volk is een eenheid op geheel andere gron den als: gemeenschappelijke taal, bescha vingsvorm, geschiedenis, staatsinstellin gen, economische belangen, geographische verhoudingen, enz. Dit verschil tussehen de begrippen ras en volk wordt ten duidelijkste bevestigd door het feit, dat een ras kan verdeeld zijn over velQ volkeren, terwijl omgekeerd bijna alle volkeren uit verschillende ras sen zijn opgebouwd. De vraag luidt nu allereerst: wat zijn raskenmerken? A priori is hierop geen antwoord te geven. Men kan er eenige algemeenheden over zeggen, maar of een bepaald kenmerk de waarde van een ras kenmerk heeft, leert alleen de ervaring. De voor het anthropologisch onderzoek van grootere bevolkingsgroepen bruikbare raskenmerken zijn zeeï bepérkt in aantal. Het zijn de vorm (met name de verhou ding tussehen de grootste lengte en de grootste breedte) van het hoofd, de li chaamslengte, de pigmentatie van haar, huid en oogen, alsmede de vorm van het haar. Ten aanzien van de rasindeeling merk te spr. op, dat deze historisch teruggaat op Linnaeus en Blumenbach. De moderne rasindeeling onderscheid drie hoofdras sen: het blanke of europide, het gele of mongolide, het zwarte of negride. Elk van deze hoofdrassen laat weer een aantal kleinere goed t.o. van elkaar te begrenzen rassen onderscheiden. Als voorbeeld be handelde spr. zeer in het kort het europide hoofdras, waarin drie groote groepen te onderscheiden zijn: de blonde rassen in het noorden, de centrale gordel der rond hoofden en de zuidelijke langhoofden, elk weer een aantal rassen omvattend. Het spreekt vanzelf, zoo ging spr. ver der, dat een dergelijke rasindeeling een zeer beperkte beteekenis heeft. Voorts betoogde hij, dat ieder in zicht in een tussehen bepaalde ras kenmerken en bepaalde geesteseigen- schappen bestaand verband ons ont breekt. Bovendien is een op groote schaal ingesteld persoonlijk systema tisch onderzoek naar de geesteseigen- schappen der rassen, parallel aan het lichamelijk onderzoek nooit onderne men. De tijd is dan ook voor een syn these van de gegevens der physische en psychische anthropologic nog niet rijp en wie dit toch onderneemt ver valt in dezelfde fout van een eeuw geleden. Tot slot stelde spr. zich de vraag: hoe zou men het rassenvraagstuk van vandaag eigenlijk moeten formuleeren? Het ant woord hierop luidt z. i.: „Kan hetgeen wij weten aangaande de menschenrassen uit gangspunt zijn en grondslag voor redelij k- zedelijk handelen van mensch tot mensch, zooals dit in eht staatkundig, maatschap pelijk en economisch leven tot uiting komt?" Wie vakkundig bevoegd en bovendien zich zijn verantwoordelijkheid bewust is, raag hier niet anders getuigen dan: „on voorwaardelijk neen". In de middagzitting werden redevoerin gen gehouden door prof. dr. Buytendijk van Groningen en dr. Schulte uit Maas tricht. Wij komen hier nader op terug. Dit nummer beslaat uit vijl bladen, w.o. geïllustreerd Zondagsblad. NOG MEER MUTATIES BIJ DE RIJKSBANK BERLUN, 4 Februari (A.N.P.) Hitier heeft nog twee directeuren der rijksbank van hun functies ontheven, n.l. dr. Ehrhardt en dr. Blessing. Zij waren beiden zeer nauwe medewerkers van dr. Schacht, toen deze tijdelijk belast was met het ministerie van Oeconomische Zaken. Zij behooren tot de oude school van con servatieve bankiers. Hun werkzaamheden worden overgenomen door drie personen n.l. dr. Wilhelm, die reeds directeur der Rijksbank is, ministerial-direktor dr. Kurt Lange van het ministerie van Oeconomi sche Zaken en ministerialrat dr. Bayrhes- ser van het ministerie van financiën. Beide laatstgenoemden behouden hun functies aan hun onderscheiden ministeries. WEDEROM EEN INCIDENT AAN DE GRENS VAN MANDSJOEKWO. HSINGKING, 4 Febr. A.N.P.Geregelde Sovjet-Russische militairen hebben op 3 Fe bruari bij Mengkosili, op ongeveer 100 K.M. ten NO. van Mandsjoeli de Westergrens overschreden. De Sovjet Russen zijn drie malen over de grens gekomen: om 5 uur 's morgens, om 11 uur 's morgens en om half twaalf 's morgens. Zij beschoten Ja- pansche grenspatrouilles, die echter steeds weer het vuur beantwoordden. VOORNAAMSTE NIEUWS Buitenland Roosevelt verduidelijkt zijn bedoelingen nader. (2de blad). Franco's troepen doorgedrongen tot 10 K.M. van Gerona. (2de blad). Halifax over bewapening en vrede. (2de blad). De Joego-Slavische regeering afgetreden. (2de blad). Binnenland IJs en zware mist veroorzaakten giste ren verscheidene ongelukken, waarvan enkele met doodelijken afloop. (4de blad). Weer een juweelendiefstal, nu ten bedra ge van ƒ2500, in Den Haag (4de blad). Zijn er middelen ter verbetering Een redacteur van het A.N.P. brengt ons het volgende droeve relaas over den toe stand in den tuinbouw. „De tuin van Europa is verwaarloosd", zoo beschreef de heer W. J. van Kampen, voorzitter van den Nederlandschen Tuin- dersbond, den toestand in het tuindersbe- drijf, na een triesten tocht door het Zuid- hollandsche tuinbouwdistrict. De uitge strekte grasvelden hebben een bruine kleur en een zelfde waas hangt over de bebouwde gronden, waarop in Maart de eerste voorjaarsgroenten geoogst zouden worden. Of men nu komt in het Westland, in de tuinbouwbedrijven rond Rotterdam en Gouda, bij de kweekerijen in Boskoop of in het tuinbouwdistrict bij Leiden, overal kan men slechts constateèren dat de jonge planten, welke over eenigen tijd voor oogst rijp zouden zijn, zijn bevroren, zonder dat er een kans is op'nieuw leven. Een dezer dagen hebben wij op uitnoo- diging van den Nederlandschen Tuinders- bond een rondrit gemaakt door het tuin bouwgebied in Zuidholland, om onder des kundige leiding een kijkje te nemen in de tuinen, welke door de vorst totaal ver woest zijn. Wij hebben reeds eerder ge meld, hoe fnuikend de lage temperaturen hebben gewerkt op de gewassen, welke onder glas of op den kouden grond rijpten ter voorziening van den consument in het komende voorjaar. Thans brachten wij eerst een kort bezoek aan enkele tuinen in Loosduinen en Honse- lersdijk welke doodgevroren waren. Het was troosteloos om te zien, dat alle jonge planten van prei en selderij op den kou- den grond en peen onder glas de koude niet hebben doorstaan en thans volkomen waardeloos zijn geworden. Zelfs winter harde planten als klimop zijn doodgevro ren. In Honselersdijk is de andijvie ver dwenen. Jonge slaplanten heeft men bij getrokken, doch het is de vraag of zij de vorst van de laatste dagen kunnen door staan, terwijl de aanvoer aan de markt ge ring in kwantiteit en te laat zal zijn. De bloemencultures hebben eveneens ontzaggelijk te lijden gehad, want ver schillende bloemsporten zijn weggerot door de vorst, andere werden slechts met groote kosten behouden, zoodat winst is uitgesloten. Daarbij is het de vraag, wat de perzikken en de druiven zullen doen, want momenteel kan men moeilijk vaststellen, of deze vruchten wel of niet van de vorst te lijden hebben gehad. De toekomst, welke met zorg tegemoet wordt gezien, zal dit moeten leer en. Onze tocht strekte zich verder uit naar Delft, Rotterdam en Gouda en overal hoorden wij dezelfde klachten en zagen wij de doode tuinen, waarin de vorst van De cember haar verwoestend werk heeft ge daan. Sla, bloemkool, peen, boerenkool, kortom alle groenten, welke in het voor jaar aan de markt plegen te komen, zijn weggevroren en wanneer hier en daar een raam er na de vorstperiode vrij behoor lijk uitzag, dan blijkt nu, dat de planten toch bedorven zijn en langzamerhand wegrottten. Wij bezochten een tuinbouwbedrijf in de onmiddellijke nabijheid van Leiden en ook daar lagen uitgestrekte tuinen zonder leven. Niet alleen echter de tuinbouw heeft van de vorst enorme schade ondervonden, ook de kweekerijen in Boskoop zijn zwaar ge troffen. Verschillende planten en heester- soorten hebben de koude niet kunnen doorstaan, hetgeen in deze bedrijven des te erger is, omdat sommige soorten eerst ver handelbaar zijn na lange jaren zorgvuldig kweeken. Daarbij komt nog, dat men in den tuinbouw en ook in de kweekerijen gebrek heeft aan jonge planten, welke later uitgezet moeten worden. In Boskoop kun nen de kweekers niet stekken en in de tuinbouwdistricten worden de jonge plan ten, welke uitermate snel getrokken zijn en dus niet sterk genoeg thans weer be- I dreigd door de vorst van de laatste dagen. Uiteraard konden wij niet alle bedrijven bezoeken, doch de bestuursleden van den Nederlandschen Tuindersbond verzekerden dat de schade overal even zwaar is. Men heeft getracht te schatten hoe groot de schade dan wel zou zijn tot op den huidigen en daarbij kwam men tot de som van ongeveer f 35.000.000. Men heeft vanzelf sprekend hierbij geen rekening gehouden met de nadeelen, welke in de komende maanden nog zullen volgen en welke men momenteel in geen enkel opzicht kan over zien. De Nederlandsche tuinderij heeft een ramp beleefd en is ?elf niet in staal deze te dragen. De heer van Kampen heeft ons na afloop in het kort een overzicht gegeven van den gang van zaken in den Nederlandschen tuinbouw gedurende de laatste tien jaren. Tien jaar geleden beleefde de tuinbouw een goeden tijd. De tuinbouw was een sterk economisch steunpunt van ons land. De eerste slag viel, toen Duitschland, dat tot dan toe het grootste afzetgebied was ge weest, zijn grenzen voor invoer uit ons land ging sluiten. Onze tuinbouw was in de eer ste plaats ingesteld op het buitenland, se cundair was de teelt voor binnenland ge bruik. De moeilijke tijden kwamen en in 1932 stelde de regeering 5 millioen beschik baar uit het landbouwcrisisfonds ter voor ziening in de eerste nooden. De regeering begreep, dat de tuinbouw niet mocht onder gaan en trachtte maatregelen te nemen. Deze zijn echter geen volkomen succes ge weest, aldus verzekerde ons de heer Van Kampen. Aanvankelijk meende men, dat de moeilijke tijden zouden voorbijgaan, doch dat, wat eerst als „crisis" beschouwd werd, is nu permanent geworden. De steun van 5 millioen was niet te hand haven en het bedrag werd verhoogd tot 9 millioen, later nog eens tot 12 millioen gul den. De richtprijzen werden willekéurig op dit bedrag vastgesteld. En de ondermijning gaat steeds voort. De tuinbouw leefde van zijn credieten en de tuinders „aten van hun inventa ris". Daarbij kwam het vaste lasten- probleem en nog vele andere moeilijk heden, zoodat het tuinbouwbedrijf nu is uitgeput. In normale tijden had de tuinbouw ongetwijfeld een schade, als thans door de vorst is toegebracht, zelf kunnen opvangen met de vele reserves welke gemaakt waren. Het uitgemergelde bedrijf van deren tijd is hiertoe absoluut niet in slaat. Er wacht ons een voorjaar aldus de heer Van Kampen: een toekomst zonder oogst, der halve zonder credieten en de tuinders stel len zich de bange vraag, hoe zij voort moe ten. De voorz. van den Nederlandschen Tuin dersbond ziet de eenige oplossing in een steunuitkeering met terugwerkende kracht van den kostprijs aan den tuinbouw door de regeering. De tuinbouw vraagt niet om socialen steun, maar om economischen steun, omdat hij een economisch steunpunt van ons land moet blijven. Een kleine berekening toont aan, dat een tiende gedeelte van de bevolking direct van den tuinbouw leeft en vele duizenden be lang hebben bij een goeden gang van zaken in den tuinbouw, uit ander oogmerk. Daar om moeten de tekorten van de vorige jaren hersteld worden en moet een steun aan den tuinbouw tot aan den kostprijs worden ge geven. Indien dit niet gebeurt, dan voorziet de heer Van Kampen, dat na een of twee jaar de trotsche Nederlandsche tuinbouw volko men inzinkt. Eenzelfde relaas in mineur hield de heer Van Bunschoten uit Boskoop, waar een exportbedrag van 6 millioen in enkele jaren tot 1 1/4 millioen terugliep, omdat Amerika eerst zijn grenzen sloot en Engeland van plan is zulks in de nabije toekomst te doen. De laatste vorstperiode heeft Boskoop voor jaren geschaad en de 800 Bo'skoopsche kweekers kunnen niets meer dragen uit gemaakte reserves; Het was geen opwekkende tocht, welke wij gemaakt hebben door het Zuid-Hol- landsche tuindersdistrict, doch wij hebben mogen constateeren, dat de tuir.Jers en kweekers hun uiterste krachten inspannen om revanche te nemen op de natuur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 1