Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
CORRESPONDENTIE
Nico Out, Haz'erswoude. Ja
Nico, 't is ook fijn zoo'n eindje te fietsen en
dan.... op een spiksplinternieuwe fiets
gewonnen op den wedstrijd!" Wie zou dat
niet lijken? Het is zooals je zegt Nico: als
je de raadsels kent, is er niks an! En brieven
schrijven, och dat is een quaestie van „oefe
nen". Wie het vaak en veel doet. schudt
zoo'n briefje uit den mouw, zooals dit Cor
van Diest doet. Dag Nico! Groet Pa en Moe
van me en de vijf zusjes en de drie broers.
WillyPley, Leiden. Ja, jullie tee
kent allemaal goed en graag! Dat gaat ge
woonlijk samen. Die vogeltjes wou ik wel
eens zien. Ik houd ook van vogels. Zelfs van
de musschen en spreeuwen, die in den win
ter altijd me eraan komen herinneren, dat
ook zij honger kunnen hebben. Slimmers hé!
Dat jij een goed rapport had, begrijp ik.
Blijf maar goed oppassen in school, dan zul
jij nog eens een professor worden! Dag
Willy! Veel groeten aan je ouders, broers
en zus!
Rikie Homan, Sassen hei m.
Dat briefje van jou vind ik zoo mooi en zoo
fijn, dat ik hier niets aan toe te voegen heb,
dan de groeten over te brengen aan de heele
familie en nu geef ik jouw briefje als voor
beeld, voor de kleinen, hoe een eenvoudig
briefje mooi kan zijn. Daar komt Rikie!
Beste Oom Wim,
Nog een paar daagjes, dan ben ik jarig.
Nou, dat is al gauw. En dat vind ik fijn.
Want als ik jarig ben, komt er visite en
krijg ik mooie cadeautjes. En dan mag ik
wat langer opblijven 's avonds. Is dat niet
prettig? En Zaterdag word ik nog gefe
liciteerd door de Mevrouw van het kin
deruurtje. Natuurlijk ga ik dan dicht bij
den luidspreker staan. Luistert u ook wel
eens naar ons kinderuurtje, Oom Wim? Mijn
kleine zusje en broertjes mogen dan geen
lawaai maken Anders hoor ik er niets
van! Mijn ééne kleine broertje van bijna
vier jaar is een paar weken geleden ook
voor het eerst naar school gegaan. Naar
het kleine fröbelschooltje. Hij vindt het
maar wat fijn op school. Hij is zoo'n dik-
kertje; net een beertje! We kunnen nu
niet veel meer buiten spelen. Nou, dan
spelen we maar binnen, zeg! Maar dan
maken we wel eens een beetje veel rom
mel. Dat moeten we zelf weer opruimen,
als we naar bed moeten! Dat is niet zoo
erg prettig. Wel probeeren we eens om het
niet te zien! Maar dat gaat zoo maar niet!
„Opruimen", zegt Moe. En dan doen we
het ook; anders wordt Moe boos. Dan
krijgen we een standje! En wie heeft dat
nou graag? Hé, nog een paar daagjes!
Wat duurt da' nog lang. Dan ben ik jarig,
ik kan bijna niet meer wachten! Dag Oom
Wim.
Uw nichtje,
Riekie Homan.
Jans v. d. Akker, Z'woude. Dat
zilveren feest van Vader en Moeder heb
je keurig beschreven. En ik kan me zoo
echt voorstellen, hoe het er toeging. Daar
had ik bij willen zijn en dan had ik naast
jou moeten zitten. Wat zouden we samen
gesmuld en gezongen hebben. Verbeeld je?
En dan zoo'n harmonica erbij en een man
doline en een mondorgel en een „ockerino
E: geloof ook dat het een herrie van ge
weld was. En toch heerlijk! Dan vliegt
de tijd enkomt Zandman veel te gauw.
Dag Jans! Veel groeten aan allen! Voor
jou speciaal de vijf!
Corrievar Winssen, W armond
Ja, zeker, had ik naar jou allang uitge
keken en ook naar 't versje! Maar „ik zag
nog. niets komen!" De verjaardag van An-
toon is nu geboekt op 25 Sept. Zoo zal het
wel in orde zijn. Dag Corretje! De hand
voor U allen!
Cor van Diest, Huize St. Ber-
r. ardus, Sassenheim. Jouw
brief is een plaats dubbel waard. Om z'n
inhoud en als voorbeeld voor de grooten,
die kop noch slot kunnen vinden en altijd
maar tobben, cm een kantje vol te krab
belen. Tot slot van deze correspondentie
geef ik jouw brief, druk u allen de hand
en wensch jou beterschap: Daar is Cor!
BESTE OOM WIM.
Eenzaam en verlaten loop ik, nee lig ik
in mijn domein! Nu ja, neemt u dat maar
niet zoo tragisch op, hoor oompje! De
kwestie is, mijn lotgenoot-vriend-collega
heeft me deze week in den steek gelaten
en is wat verder op gegaan om genezing
te zoeken, en verblijft nu in 't Sanatorium.
Ik hoop. dat hij 't daar naar zijn zin
heeft: zal wel gaan, dunkt me. Ik heb
hem mijn zegen mee gegeven en van har
te beterschap gewenscht, en van harte
gemeend. Want ziek zijn, is niet gezond;
ik heb daar een beetje endervinding van
opgedaan, dus kan er van mee praten. Nu.
die goede jongen heeft me toen beloofd,
dat hij me eens gauw zal schrijven; en nu
doe ik mijn best daar geduldig op te wach
ten. Ondertusschen is er een wedstrijd
aangekondigd en in afwachting daarvan
begin ik maar vast te werken en mijn ver
haal te ordenen, wat al lang klaar ligt,
maar nog ongenummerd en ongecorri
geerd. Ja, zoo zonder erg schrijf ik den
laatsten tijd nog al eens in nieuwe spel
ling; zeker als vrucht van de boeken, die
ik \.3l lees; ik hoop dat ik 't Oom'Wim
daar niet te lastig meemaak. Ik zal mijn
best deen me te beteren! En als u me nu
ziet staan, Oom Wim, met mijn vinger in
mijn mond, schuldbewust, dan blijft u toch
heusch niet langer boos op me! Ik heb de
laatste weken nog al veel geschaakt met
mijn gewezen collega; in een goede bui
had Moe mijn dam- en schaakspel meege
bracht, wat ik nou eens echt aardig vond.
Ik had er nog niet aan gedacht om het te
vragen! En nu doe ik ook mee aan de
damwedstrijd, door de damredacteur van
de L. Crt. uitgëschreven. Zoo hebben we-
hier afwisseling en afleiding plenty! En
nu in de Octobermaand mag ik ook iedere
dag naar het Lef in de kapel.
Lieve deugd, dit is mijn laatste velletje
papier; mag ik Moe nog wel eens lief aan
kijken, als ze vanmiddag komt. Oom Wim,
ik roep u uiterste clementie in, voor de
scheeve vouw die in dit papier zit; ik heb
op 't oogenblik niet anders en heb ook
geen geduld om te wachten, 't Is vandaag
zoo heerlijk weer; moeder natuur is zeker
een beetje abuis. Na al die regen en storm
die we al gehad hebben. Heusch, Oom
Wim, zoo af en toe dacht ik wel eens, dat
we met de heele tent en alles wat daarbij
behoorde weg zouden waaien. Ik hield me
af en tc-e eens stevig aan stoel of bed
in de zaal in mijn bed
vast, al naar ik in de hal op mijn stoel lag
of in de zaal in mijn bed. Ik heb aan de
Zuster toen een extra deken erbij ge
vraagd, dan lag ik er nog een beetje vas
ter onder en was mijn bed wat zwaarder!!
Tot nog toe zijn we er nog zonder rampen
of wegwaaien afgekomen, gelukkig. En
ook geen ruiten stuk gewaaid of zoo; wel
regende het zoo nu en dan wel eens in.
Maar dan werden de ramen maar weer
tijdelijk gesloten en was ook dat weer van
de baan.
Of we ons hier vervelen? Wel nee, ik
amuseer nu me zelf maar wat; en
's avonds komt er wel eens iemand do
mino spelen met me. Ga ik vanuit de hal
naar de zaal, dan maak ik nog een fijne
wandeling door den tuin, langs de kippe
tjes. die zulke lekkere eitjes voor ons fa-
briceeren en waar wij fijn van genieten.
Die kippen zorgen toch maar goed voor
ons! En nu is 't tijd om te gaan eten; ik
leg dus alles opzij en maak mijn wande
ling langs de vruchtboomen (om te wa
tertanden!) naar de zaal waar 't maal me
al wacht. Eet smakelijk. Oom Wim, u
maakt 't toch zeker nog opperbest? Wel 't
verstandigste. Ik groet u van alle Zusters
en alle Sint Bernardusbewoners en harte
lijke groeten tot wederschrijvens,
Uw neef
COR v. DIEST.
Sneeuw
door
Antoon Winkelmolen
Hé moeder, vertelt u nog eens"!
„Nee kinderen, ik moet de was nog bin
nenhalen gaan jullie nog maar een beetje
voor het raam kijken, want ik geloof dat
het begint te sneeuwen. Nauwelijks was
moeder de kamer uit of het begon al. De
kinderen verdrongen zich voor het raam
en spoedig was de grond met een dun
laagje sneeuw bedekt. Vol verwachting
gingen de kinderen dien avond naar bed.
De volgende morgen stonden de kleintjes
met verbazing naar buiten te kijken zoo'n
dikke laag sneeuw hadden ze nog nooit
gezien. In een minimum van tijd waren de
boterhammen veroberd tot groote vreugde
van moeder, want anders was het een ge
zeur van ik weet niet wat. Jan was het
eerste klaar. Geen wonder! Hij was de
grootste. Na een paar minuten kwamen
de kleintjes ook buiten. Nauwelijks waren
ze er of ze werden begroet door een sneeuw
bombardement van Jan, en Piet van de
buren. Zoo waren zij elkaar een beetje aan
't bekogelen en inwrijven, toen moeder hun
riep om naar school te gaan. Ze kwamen
vroeg op school want moeder had gedacht
de kinderen zullen toch nog wel wat op
straat spelen, dus had zij ze vroeg weg
gestuurd.
Op de speelplaats gekome, zagen ze dat
de jongens zich in 2 partijen gcplitst had
den en nu een veldslag met sneeuwballen
leverden. Toen ze zoo een poosje bezig
waren, ging er in eens een juichkreet op,
want de meesters die eerst een beetje had
den toegekeken, gingen ook meedoen.
Daar ging de bel, maar de jongens treu
zelden nog een beetje, maar eindelijk
stonden ze toch in de rij en marcheerden
naar binnen.
Bij de meisjes was de hele speelplaats
doorsneden met spiegelgladde banen waar
op ze zonder ophouden gleden. Als er soms
één viel lag er meteen een heele sliert
tegelijk.
Ook hier treuzelden ze een beetje, maar
waren toch spoedig binnen. Maar ach, nau
welijks zaten ze een uur ir de banken of
het begon te regenen en spoedig was dan
ook de speelplaats in een modderpoel ver
anderd. Gelukkig maar, dat vader de kin
deren met de auto uit schol kwam halen,
want het was op straat een en al modder.
Een droeve Kerstmis, die
blij eindigde
door Anton Keizer.
Slot Hl.
André zei niets, maar drukte Kareis de
hand waarop hij zei: „Kareis, ik had je al
herkend, de eerste maal dat ik hier kwam
om werK te vragen. Jij bent er een van de
zes vrijwilligers, die toen op verkenning
uitgingen, „Weet je, wje nog meer bij ons
waren, dat was jij en hier mijnheer Gar-
sen, Piet Löns, Aire Schöncburger, Otto
BrUning en ik.
't Komt 'precies uit, André, sprak mijn
heer Garsen, maar waarom heb je het Ka
reis niet verteld, dat jij hem kende.
„Om., omdat ik me schaamde, dat ik
nu ais een spoeiknecht een betrekking
öi.ig aanvaarden.
„Ah., zit daar de kneep, lachte mijnheer
Gaxsen, nou weet je wat, nier is m'n kaar-
je en ik verwacht je direct na de Keist-
u.a0cxï op mijn Kantoor, dan zal ik wel zor
gen,-dat je weer in je gewone betrekking
Komt.
„Neen neen.geen dank weerstreefde
Garsen, toen Andxe wiida beginnen te spre
ken, laat ons liever eens viagen aan onze
vriena ivaieis, of je vrijaf kunt krijgen..?
Nu, aat was al gauw verkregen en spoe
dig oegaven Andre en Garsen'zich op weg
naar ae woning van eerstgenoemde.
Maar eerst weraen onderweg nog veie
inxoopen gedaan, want mijnheer Garsen
had ai spoecug gemerkt aan de wijze van
spreken van nnaré, dat het thuis schraal-
nans keukenmeester was.
Van alles haaide ze met hun beiden, tot
zelis een groote kerstboom toe.
Nu, dat was een vreugde, die thuiskomst
en juicnend dansten de kinderen om de
scnitierende verlichte kerstboom. En toen
de kinaeren eindelijk naar bed waren, voor
het eerst weer met goed gevulde maagjes,
bleven vadrr en moeder nog lang met Gar
sen zitten praten.
Zelfs zoo lang bleven ze zitten babbelen,
dac ze eensklaps de klokken hoorden lui
den.
„noor je dat vrouwtje? vroeg André
ontroerd; de nachtmis begint over een
kwartier.
„iteuen voor ons, om ons spoedig aan te
kkeaen en er naar toe gaan, om het Kind
je te bedanken voor al net goede, wat Hij
ons vanoaag heeft geschonken, sprak moe
der piecntig.
„Ais juine het goed vinden, begon Gar
sen Stotterend, wilde ik wel eens gaarne
weer mee gaan."
„Hoe., zei André, is u dan katholiek?"
„Och ja.vroeger., héél vroeger, ben
ik nog wel misdienaar geweest, maar latei
is het er heeiemaal afgegaan. Ach, dat
gaat zoo., hé., dat vergeet je soms."
Onder het spreken had Garsen ook z'n
hoed en jas genomen, en een oogenblik la
ter gingen ze (naaat moeder eerst zich nog
even overtuigd heart, dat de kinderen rus
tig slapen) op pad.
Ze betraden net kerkportaal en een zee
van nent sa-aaide hun al tegemoet.
Stil gaan ze naast elkaar zitten en spoe
dig zijn vader en moeder in gebed verzon
ken.
iviaar als ze eens even opgekeken had
den, dan zouden ze heoben gezien, dat
tranen over de wangen van mijnheer Gar
sen liepen.
nee was hem, als of er een vrede in z'n
hart neerdaalde van ongekende kracht en
schoonheid.
Werktuigelijk vouwde hij z'n handen
en., bij stukjes en brokjes herinnerde hij
zich het „Onze Vader".
Jubelend zong het koor het: Gloria in
exeisis L>eo, et in terra pax.
En toen de dienst was aigeloopen, en ze
met nun drieën weer naar huis terug keer
den, kon Garsen, met ingehouden ontroe-
ï'iiig mee na laten te zeggen:
Ik heb vandaag twee- vrienden terug
gevonden, want André, je weet, dat ik jou
dank als redder van mijn leven, maar de
nadere Vriend, dank ik ais redder van mijn
ziel.
De tranen weerhielden hem verder te
spreken maar. in z'n ziel jubelde het:
Vrede op aarde, aan alle menschen, die
avn goeden wille zijn..-..
Het haasje
Het zonnig weertje zet hem aan
Tot darteien en springen;
Wanneer ons haasje het goed kon,
Dan zou hij luidkeels zingen.
Hij springt verrukt langs 't frissche groen,
Hij lijkt eui mallemolen,
Zoo draait hij om zijn eigen as....
Hup, hup! Dan zit-ie weer verscholen.
Maar in de verte Toerrde loop
Van een verderf-lijk wapen.
Er klinkt een knalhet haasje valt,
Getroffen aan de slapen.
De jachthond snuffelt naar de prooi,
Hij heeft ze dra geroken
De jager heeft de dooda haas
Blij in zijn tasch gestoken.
Anton Roels
Wie zijn jarig?
Van 3 tot en met 9 Februari.
Op 3 Februari:
Jacob v. d. Burg, Boerhavestr. 13 Voorhout
Micnie Poeliejoe, de Genestelstr 47.
Annie Groenedijk, Biltonstraat 2.
André de Groot, Zilkenlaan 63, Zilk.
Net Segaar, Witte Rozenstraat 40.
Op 4 Februari:
Koos Post, Oude singel 68.
Cor Meijer, Cobethstraat 9.
Eddie Vleerbos, Meidoornstraat 35.
Marietje Rijsbergcn, Houtm. 9.
Maria v. Hagen, Lindestr. 28.
Piet Warmerdam, Kilkerduinw. 78 E, Zilk
.Op 5 Februari:
Marie Jansen, P. Hubertshof 46.
Nico v. Leeuwen, Buys Ballotstraat 10.
Alie v. d. Poel, Watertje D 38 Zoeterwoude
Op 6 Februari:
Sicntje v. Wouw, H. Morsehw 1.
Fred. v. Kesteren, Rysthofl. 24, Sassenheim
Tiny v. d. Voorn, Kooipolder, Hoogmade.
Lena v. d. Willik, Rijpwetering D 32.
Annie v. Dorp, Sophiaslraat 25.
Nelly Homberg, Pasteurstraat.
Marietje Kok, Raadwijkstraat 4, Alphen.
Op 7 Februari:
Wim Uitenhout, Kooipark 14.
Geertrui Neutenboom, Transvaalkade 1.
Micp v. Veen, Veursche straatweg 34 Leia-
schendam.
Hein Welling, N. Rijn 58.
Engelina Vendel, R'veen 336.
George Stipdonk, Leiden.
Pierre v. d. Lelie, Zoeterwsingel
Nico Elderhout, Dorp D 50 Zoeterwoude.
Annie Schakcnbos, Heerenweg 51 Lisse.
Op 8 Februari:
Annie v. d. Tuin, Genestetstraat 85.
Jó Kok, Rijneveldstraat 13.
Nelly v. d. Berg, Kemperstraat 5.
Antoon Wagtendonk, 122 Voorschoten.
Cor Vink, Jan Vossesteeg 32.
Sjaantje Krol, Haarlemmerstraat 46.
Lenie van Groos. Julianastraat 172, Lisse.
Mientje v. Leeuwen, B 64 Weip., Z woude.
Op 9 Februari:
Piet v. d. Aart, v. d. Veldstraat 5 Lisse.
Truys Kleyhorst, Narcissestraat 29 Lisse.
Piet van Diest, Sophiastraat 35.
Dorus Kolijn, Ouderzorg 7, Leiderdorp.
Bep Raaphorst, Voorstr. 92 Noordwijk (B).
Corrie v. Haasteren, Utr. Jaagpad 123.
Jacob de Boer, Begijnstraat 2, Blokland.
Anton Bader, Nieuwveen.
Truusje v. Dicmer, Leidschevaart 16,
Noordwijkerhout.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, of bij het verlaten der
school van deze lijst wil afgevoerd wor
den, schrijve me minstens 14 dagen vóór
den verjaardag. Zoo ook bij verandering
van woonplaats, straat of huisnummer.
OOM WIM.
Jantjes rekening
door Antje Keizer-KIaasen.
Wijze: „Als ik groot ben lieve moeder".
Kleine Jan zag op Jt3 tafel
Op mas plaats een rekening,
Hé, dacht toen ons kleine ventje
's Kijken, wat staat in dat ding?
Mevrouw, één pond carbonade
En een maische kalfslap,
Dat" maakt samen, tachtig centen,
Achtend slager van aer Stap!
Hé, dacht toen die kleine bengel,
Ik maak ook zoo'n rekening;
En hij schreef met veeJ ambitie
Of z'n leven er af hing!
Moeder, voor boodschappen halen,
En petroleum m de kan,
Mag Ik daarvoor vijftien centen?
Hoogachtend Uwe kleine Jan!
Moeder las de beide nota s,
En maakte ook een rekening.
Ze legde hem op de plaats van Jantje,
En hij lasmn lieveling!
Acht jaar voor voeding, kleeren,
Voor verpleging van m'n vent,
Dat deed ik uit pi .re liefde.
Dus kost voor jouw geen cent!
Jantje las beschaamd het briefje,
En z'n hoofdje werd vuur-rood.
Vlug Tep hij naar zijn mamaatje,
Ging toen zitten op haar schoot.
Moeke, wil U mij vergeven?
Nooit zal ik zóó iets meer doen,
Hier hebt U m'n heele spaarpot
En een fijne dikke zoen.
tot
XLIV.
En zoo werd gefuifd en zoo werd ge
klonken en gedronken én dien a*'ond
bleven heel laat twee gelukkige menschen
napraten, en konden niet besluiten bed-
waarts te gaan. Er was ook zooveel ge
beurd! Moeder en zoon hadden dan ook
zooveel reden tot dankbaarheid; zooveel
reden om op te springen van vreugde en
vooral dank te brengen aan den goeden
God, Die vast voor beide een schoone toe
komst had weggelegd en Die zooveel edele
menschen op hur. weg had gevoerd, om
die toekomst te bereiken.
Dat Jan den volgenden dag bij moeder
kon blijven en Spits maar niet wennen
kon aan dat nieuwe herdertje, en dat
zelfs de schapen vreemd opkeken, toen ze
de stem niet meer hoorden van Jan,
spreekt voor zich zelf. Even vreemd was
het des middags aan tafel.
Daar bleef een plaats onbezet; de plaats
naast Dora. De knechts en de meiden, die
niet precies wisten, hoe de vork in den
steel zat, hadd-n al lang de koppen bij
elkaar gestoken en gevraagd en gevorscht,
maar waren niet veel wijzer geworden. En
op den man af den baas te vragen of de
boerin of één der dochters, daar hadden ze
den moed niet toe. Aan tafel echter zou
de baas hun nieuwsgierigheid bevredigen.
En nu zullen jullie graag eens hooren,
waarom Jan Pieterse niet meer in mijn
dienst is.
Jan moet verder studeeren. Veel verder!
Dat kost tijd en moeite en opofferingen.
Als hij herder bleef, zou hij veel tijd ver
liezen voor de studie. En dat is niet goed.
Wil hij ook door het volgende zware eind
examen komen, dan moet hij ieder uurtje
ontslag gekregen, maar zoo eervol, als
zeif ontzien en zich niet aan kou of nattig
heid blootstellen. Daarom heeft hij zijn
notslag gekregen, maar zoo eervol, als
maar mogelijk is. Hij wou bij ons blijven
en bij u blij ven maar dat kon niet! Ziet-
daar alles, wat ik weet"!
Niemand had hierop wat te zeggen. Men
gaf aen boer groot gelijk en prees Jan voor
den zooveelsten keer om zijn joviaalheid
en vriendschap met allen, ook na zijn schit
terend examen.
Jan zou voor zijn oude makkers blijven,
wat hij geweest was, maar dezen zagen
allen in hem toch iemand van grooter ka
rakter en meerdere ontwikkeling dat,
eerbeid afdrohg en bovenal prezen ze
hem om zijn knapheid, zonder zich daarop
iets te laten voorstaan.. En nu gaat het
leven op de boerderij zijn gang. En het
gewone leven van Jein gaat ook zijn gang.
Het is dan, alsof Jan nooit ondergeschikt
geweest is laat staan het kleine knechtje,
Gat de schapen hoedde voor de baas. Zelfs
Dora, die anders zooals wij zoo dikwijls
hoorden, .geen blad voor den mond nam,
plaatst een wachter om d'r mond en als
ve een g^estigneia debiteert, doelt ze nooit
op den tijd van Jans herderschap, en Rie,
staat op zoo'n vriendschappelijken voet
met Jan, dat ze spreekt als tot een gelijke,
tot een vriend des huizes. Vaak hebben ze
het over opgaven en regels en moeilijk
heden in een der drie talen. Dan pas is
het duidelijk, hoe gezond Jan redeneert en
hoe het geleerde niet een van buiten ge
leerd lesje is, maar vastgelegd is in zijn
geheugen en verwerkt tot begrijpen en
weten. En al zou hij het niet genad heb
ben, toch weet hij een zoo logisch ant
woord te vinden, dat Rie soms in stilte hem
bewonderen moet. Zoo pratend en lee-
rend enlachend vliegt zoo'n avond
voorbij en de twee moeders zien met wel
gevallen neer op het drietal, dat het nu zoo
goed samen kan vinden .enzien in hun
veroeelding en wat men graag ziet,
gelooft men! de vriendschap tusschen
Rie en Jan aangroeien tot een inniger
vriendschap voor het latere leven. Wie
weet? Wie licht den sluier op, die onze
toekomst omhult? De Gever van alle
goeds kan dit alleen....
^an is acntLen jaar geworden en dat
feest is begrijpelijkerwijze niet ongemerkt
voorbijgegaan. Maar de verrasJng, die een
paar dagen voor dat feest hem wa^ bereid,
was zoo treffend, zoo aardig, dat'hij op zijn
eigen feest zich niet erg op z'n gemak
voelde. De kamer had een ander aanzien
gekregen. Het was alsof het moeders huisje
n el meer was. De oude meubels hadden
plaats gemaakt voor nieuwe en zijn werk
tafel was in een bureau veranderd, zooals
men dat op kantoren en in de werkka
mer van geleerden aantreft. Moeder en
zoon moesten nog wennen aan deze omge
ving in hun eigen huisje. Alles zag nu even
frisch, stemmig en burgerlijk er uit. Het
V/as een kamer, waar ze iedereen konden
ontvangen. En toen de familie Jansen en
meester op Jans verjaardag kwamen ge-
lukwenschen, toen zagen ze, innerlijk vol-
dran, hoe blij moeder en Jan waren met
<it verrassing, terwijl dezen de milde ge
vers met warmte de hand drukten en
dankten met een oprecht woord en geluk
kig hart. (Wordt vervol^