Van Schaapherder Fabrieksdirecteur CORRESPONDENTIE Nico Out, Haz'erswoude. Ja Nico, 't is ook fijn zoo'n eindje te fietsen en dan.... op een spiksplinternieuwe fiets gewonnen op den wedstrijd!" Wie zou dat niet lijken? Het is zooals je zegt Nico: als je de raadsels kent, is er niks an! En brieven schrijven, och dat is een quaestie van „oefe nen". Wie het vaak en veel doet. schudt zoo'n briefje uit den mouw, zooals dit Cor van Diest doet. Dag Nico! Groet Pa en Moe van me en de vijf zusjes en de drie broers. WillyPley, Leiden. Ja, jullie tee kent allemaal goed en graag! Dat gaat ge woonlijk samen. Die vogeltjes wou ik wel eens zien. Ik houd ook van vogels. Zelfs van de musschen en spreeuwen, die in den win ter altijd me eraan komen herinneren, dat ook zij honger kunnen hebben. Slimmers hé! Dat jij een goed rapport had, begrijp ik. Blijf maar goed oppassen in school, dan zul jij nog eens een professor worden! Dag Willy! Veel groeten aan je ouders, broers en zus! Rikie Homan, Sassen hei m. Dat briefje van jou vind ik zoo mooi en zoo fijn, dat ik hier niets aan toe te voegen heb, dan de groeten over te brengen aan de heele familie en nu geef ik jouw briefje als voor beeld, voor de kleinen, hoe een eenvoudig briefje mooi kan zijn. Daar komt Rikie! Beste Oom Wim, Nog een paar daagjes, dan ben ik jarig. Nou, dat is al gauw. En dat vind ik fijn. Want als ik jarig ben, komt er visite en krijg ik mooie cadeautjes. En dan mag ik wat langer opblijven 's avonds. Is dat niet prettig? En Zaterdag word ik nog gefe liciteerd door de Mevrouw van het kin deruurtje. Natuurlijk ga ik dan dicht bij den luidspreker staan. Luistert u ook wel eens naar ons kinderuurtje, Oom Wim? Mijn kleine zusje en broertjes mogen dan geen lawaai maken Anders hoor ik er niets van! Mijn ééne kleine broertje van bijna vier jaar is een paar weken geleden ook voor het eerst naar school gegaan. Naar het kleine fröbelschooltje. Hij vindt het maar wat fijn op school. Hij is zoo'n dik- kertje; net een beertje! We kunnen nu niet veel meer buiten spelen. Nou, dan spelen we maar binnen, zeg! Maar dan maken we wel eens een beetje veel rom mel. Dat moeten we zelf weer opruimen, als we naar bed moeten! Dat is niet zoo erg prettig. Wel probeeren we eens om het niet te zien! Maar dat gaat zoo maar niet! „Opruimen", zegt Moe. En dan doen we het ook; anders wordt Moe boos. Dan krijgen we een standje! En wie heeft dat nou graag? Hé, nog een paar daagjes! Wat duurt da' nog lang. Dan ben ik jarig, ik kan bijna niet meer wachten! Dag Oom Wim. Uw nichtje, Riekie Homan. Jans v. d. Akker, Z'woude. Dat zilveren feest van Vader en Moeder heb je keurig beschreven. En ik kan me zoo echt voorstellen, hoe het er toeging. Daar had ik bij willen zijn en dan had ik naast jou moeten zitten. Wat zouden we samen gesmuld en gezongen hebben. Verbeeld je? En dan zoo'n harmonica erbij en een man doline en een mondorgel en een „ockerino E: geloof ook dat het een herrie van ge weld was. En toch heerlijk! Dan vliegt de tijd enkomt Zandman veel te gauw. Dag Jans! Veel groeten aan allen! Voor jou speciaal de vijf! Corrievar Winssen, W armond Ja, zeker, had ik naar jou allang uitge keken en ook naar 't versje! Maar „ik zag nog. niets komen!" De verjaardag van An- toon is nu geboekt op 25 Sept. Zoo zal het wel in orde zijn. Dag Corretje! De hand voor U allen! Cor van Diest, Huize St. Ber- r. ardus, Sassenheim. Jouw brief is een plaats dubbel waard. Om z'n inhoud en als voorbeeld voor de grooten, die kop noch slot kunnen vinden en altijd maar tobben, cm een kantje vol te krab belen. Tot slot van deze correspondentie geef ik jouw brief, druk u allen de hand en wensch jou beterschap: Daar is Cor! BESTE OOM WIM. Eenzaam en verlaten loop ik, nee lig ik in mijn domein! Nu ja, neemt u dat maar niet zoo tragisch op, hoor oompje! De kwestie is, mijn lotgenoot-vriend-collega heeft me deze week in den steek gelaten en is wat verder op gegaan om genezing te zoeken, en verblijft nu in 't Sanatorium. Ik hoop. dat hij 't daar naar zijn zin heeft: zal wel gaan, dunkt me. Ik heb hem mijn zegen mee gegeven en van har te beterschap gewenscht, en van harte gemeend. Want ziek zijn, is niet gezond; ik heb daar een beetje endervinding van opgedaan, dus kan er van mee praten. Nu. die goede jongen heeft me toen beloofd, dat hij me eens gauw zal schrijven; en nu doe ik mijn best daar geduldig op te wach ten. Ondertusschen is er een wedstrijd aangekondigd en in afwachting daarvan begin ik maar vast te werken en mijn ver haal te ordenen, wat al lang klaar ligt, maar nog ongenummerd en ongecorri geerd. Ja, zoo zonder erg schrijf ik den laatsten tijd nog al eens in nieuwe spel ling; zeker als vrucht van de boeken, die ik \.3l lees; ik hoop dat ik 't Oom'Wim daar niet te lastig meemaak. Ik zal mijn best deen me te beteren! En als u me nu ziet staan, Oom Wim, met mijn vinger in mijn mond, schuldbewust, dan blijft u toch heusch niet langer boos op me! Ik heb de laatste weken nog al veel geschaakt met mijn gewezen collega; in een goede bui had Moe mijn dam- en schaakspel meege bracht, wat ik nou eens echt aardig vond. Ik had er nog niet aan gedacht om het te vragen! En nu doe ik ook mee aan de damwedstrijd, door de damredacteur van de L. Crt. uitgëschreven. Zoo hebben we- hier afwisseling en afleiding plenty! En nu in de Octobermaand mag ik ook iedere dag naar het Lef in de kapel. Lieve deugd, dit is mijn laatste velletje papier; mag ik Moe nog wel eens lief aan kijken, als ze vanmiddag komt. Oom Wim, ik roep u uiterste clementie in, voor de scheeve vouw die in dit papier zit; ik heb op 't oogenblik niet anders en heb ook geen geduld om te wachten, 't Is vandaag zoo heerlijk weer; moeder natuur is zeker een beetje abuis. Na al die regen en storm die we al gehad hebben. Heusch, Oom Wim, zoo af en toe dacht ik wel eens, dat we met de heele tent en alles wat daarbij behoorde weg zouden waaien. Ik hield me af en tc-e eens stevig aan stoel of bed in de zaal in mijn bed vast, al naar ik in de hal op mijn stoel lag of in de zaal in mijn bed. Ik heb aan de Zuster toen een extra deken erbij ge vraagd, dan lag ik er nog een beetje vas ter onder en was mijn bed wat zwaarder!! Tot nog toe zijn we er nog zonder rampen of wegwaaien afgekomen, gelukkig. En ook geen ruiten stuk gewaaid of zoo; wel regende het zoo nu en dan wel eens in. Maar dan werden de ramen maar weer tijdelijk gesloten en was ook dat weer van de baan. Of we ons hier vervelen? Wel nee, ik amuseer nu me zelf maar wat; en 's avonds komt er wel eens iemand do mino spelen met me. Ga ik vanuit de hal naar de zaal, dan maak ik nog een fijne wandeling door den tuin, langs de kippe tjes. die zulke lekkere eitjes voor ons fa- briceeren en waar wij fijn van genieten. Die kippen zorgen toch maar goed voor ons! En nu is 't tijd om te gaan eten; ik leg dus alles opzij en maak mijn wande ling langs de vruchtboomen (om te wa tertanden!) naar de zaal waar 't maal me al wacht. Eet smakelijk. Oom Wim, u maakt 't toch zeker nog opperbest? Wel 't verstandigste. Ik groet u van alle Zusters en alle Sint Bernardusbewoners en harte lijke groeten tot wederschrijvens, Uw neef COR v. DIEST. Sneeuw door Antoon Winkelmolen Hé moeder, vertelt u nog eens"! „Nee kinderen, ik moet de was nog bin nenhalen gaan jullie nog maar een beetje voor het raam kijken, want ik geloof dat het begint te sneeuwen. Nauwelijks was moeder de kamer uit of het begon al. De kinderen verdrongen zich voor het raam en spoedig was de grond met een dun laagje sneeuw bedekt. Vol verwachting gingen de kinderen dien avond naar bed. De volgende morgen stonden de kleintjes met verbazing naar buiten te kijken zoo'n dikke laag sneeuw hadden ze nog nooit gezien. In een minimum van tijd waren de boterhammen veroberd tot groote vreugde van moeder, want anders was het een ge zeur van ik weet niet wat. Jan was het eerste klaar. Geen wonder! Hij was de grootste. Na een paar minuten kwamen de kleintjes ook buiten. Nauwelijks waren ze er of ze werden begroet door een sneeuw bombardement van Jan, en Piet van de buren. Zoo waren zij elkaar een beetje aan 't bekogelen en inwrijven, toen moeder hun riep om naar school te gaan. Ze kwamen vroeg op school want moeder had gedacht de kinderen zullen toch nog wel wat op straat spelen, dus had zij ze vroeg weg gestuurd. Op de speelplaats gekome, zagen ze dat de jongens zich in 2 partijen gcplitst had den en nu een veldslag met sneeuwballen leverden. Toen ze zoo een poosje bezig waren, ging er in eens een juichkreet op, want de meesters die eerst een beetje had den toegekeken, gingen ook meedoen. Daar ging de bel, maar de jongens treu zelden nog een beetje, maar eindelijk stonden ze toch in de rij en marcheerden naar binnen. Bij de meisjes was de hele speelplaats doorsneden met spiegelgladde banen waar op ze zonder ophouden gleden. Als er soms één viel lag er meteen een heele sliert tegelijk. Ook hier treuzelden ze een beetje, maar waren toch spoedig binnen. Maar ach, nau welijks zaten ze een uur ir de banken of het begon te regenen en spoedig was dan ook de speelplaats in een modderpoel ver anderd. Gelukkig maar, dat vader de kin deren met de auto uit schol kwam halen, want het was op straat een en al modder. Een droeve Kerstmis, die blij eindigde door Anton Keizer. Slot Hl. André zei niets, maar drukte Kareis de hand waarop hij zei: „Kareis, ik had je al herkend, de eerste maal dat ik hier kwam om werK te vragen. Jij bent er een van de zes vrijwilligers, die toen op verkenning uitgingen, „Weet je, wje nog meer bij ons waren, dat was jij en hier mijnheer Gar- sen, Piet Löns, Aire Schöncburger, Otto BrUning en ik. 't Komt 'precies uit, André, sprak mijn heer Garsen, maar waarom heb je het Ka reis niet verteld, dat jij hem kende. „Om., omdat ik me schaamde, dat ik nu ais een spoeiknecht een betrekking öi.ig aanvaarden. „Ah., zit daar de kneep, lachte mijnheer Gaxsen, nou weet je wat, nier is m'n kaar- je en ik verwacht je direct na de Keist- u.a0cxï op mijn Kantoor, dan zal ik wel zor gen,-dat je weer in je gewone betrekking Komt. „Neen neen.geen dank weerstreefde Garsen, toen Andxe wiida beginnen te spre ken, laat ons liever eens viagen aan onze vriena ivaieis, of je vrijaf kunt krijgen..? Nu, aat was al gauw verkregen en spoe dig oegaven Andre en Garsen'zich op weg naar ae woning van eerstgenoemde. Maar eerst weraen onderweg nog veie inxoopen gedaan, want mijnheer Garsen had ai spoecug gemerkt aan de wijze van spreken van nnaré, dat het thuis schraal- nans keukenmeester was. Van alles haaide ze met hun beiden, tot zelis een groote kerstboom toe. Nu, dat was een vreugde, die thuiskomst en juicnend dansten de kinderen om de scnitierende verlichte kerstboom. En toen de kinaeren eindelijk naar bed waren, voor het eerst weer met goed gevulde maagjes, bleven vadrr en moeder nog lang met Gar sen zitten praten. Zelfs zoo lang bleven ze zitten babbelen, dac ze eensklaps de klokken hoorden lui den. „noor je dat vrouwtje? vroeg André ontroerd; de nachtmis begint over een kwartier. „iteuen voor ons, om ons spoedig aan te kkeaen en er naar toe gaan, om het Kind je te bedanken voor al net goede, wat Hij ons vanoaag heeft geschonken, sprak moe der piecntig. „Ais juine het goed vinden, begon Gar sen Stotterend, wilde ik wel eens gaarne weer mee gaan." „Hoe., zei André, is u dan katholiek?" „Och ja.vroeger., héél vroeger, ben ik nog wel misdienaar geweest, maar latei is het er heeiemaal afgegaan. Ach, dat gaat zoo., hé., dat vergeet je soms." Onder het spreken had Garsen ook z'n hoed en jas genomen, en een oogenblik la ter gingen ze (naaat moeder eerst zich nog even overtuigd heart, dat de kinderen rus tig slapen) op pad. Ze betraden net kerkportaal en een zee van nent sa-aaide hun al tegemoet. Stil gaan ze naast elkaar zitten en spoe dig zijn vader en moeder in gebed verzon ken. iviaar als ze eens even opgekeken had den, dan zouden ze heoben gezien, dat tranen over de wangen van mijnheer Gar sen liepen. nee was hem, als of er een vrede in z'n hart neerdaalde van ongekende kracht en schoonheid. Werktuigelijk vouwde hij z'n handen en., bij stukjes en brokjes herinnerde hij zich het „Onze Vader". Jubelend zong het koor het: Gloria in exeisis L>eo, et in terra pax. En toen de dienst was aigeloopen, en ze met nun drieën weer naar huis terug keer den, kon Garsen, met ingehouden ontroe- ï'iiig mee na laten te zeggen: Ik heb vandaag twee- vrienden terug gevonden, want André, je weet, dat ik jou dank als redder van mijn leven, maar de nadere Vriend, dank ik ais redder van mijn ziel. De tranen weerhielden hem verder te spreken maar. in z'n ziel jubelde het: Vrede op aarde, aan alle menschen, die avn goeden wille zijn..-.. Het haasje Het zonnig weertje zet hem aan Tot darteien en springen; Wanneer ons haasje het goed kon, Dan zou hij luidkeels zingen. Hij springt verrukt langs 't frissche groen, Hij lijkt eui mallemolen, Zoo draait hij om zijn eigen as.... Hup, hup! Dan zit-ie weer verscholen. Maar in de verte Toerrde loop Van een verderf-lijk wapen. Er klinkt een knalhet haasje valt, Getroffen aan de slapen. De jachthond snuffelt naar de prooi, Hij heeft ze dra geroken De jager heeft de dooda haas Blij in zijn tasch gestoken. Anton Roels Wie zijn jarig? Van 3 tot en met 9 Februari. Op 3 Februari: Jacob v. d. Burg, Boerhavestr. 13 Voorhout Micnie Poeliejoe, de Genestelstr 47. Annie Groenedijk, Biltonstraat 2. André de Groot, Zilkenlaan 63, Zilk. Net Segaar, Witte Rozenstraat 40. Op 4 Februari: Koos Post, Oude singel 68. Cor Meijer, Cobethstraat 9. Eddie Vleerbos, Meidoornstraat 35. Marietje Rijsbergcn, Houtm. 9. Maria v. Hagen, Lindestr. 28. Piet Warmerdam, Kilkerduinw. 78 E, Zilk .Op 5 Februari: Marie Jansen, P. Hubertshof 46. Nico v. Leeuwen, Buys Ballotstraat 10. Alie v. d. Poel, Watertje D 38 Zoeterwoude Op 6 Februari: Sicntje v. Wouw, H. Morsehw 1. Fred. v. Kesteren, Rysthofl. 24, Sassenheim Tiny v. d. Voorn, Kooipolder, Hoogmade. Lena v. d. Willik, Rijpwetering D 32. Annie v. Dorp, Sophiaslraat 25. Nelly Homberg, Pasteurstraat. Marietje Kok, Raadwijkstraat 4, Alphen. Op 7 Februari: Wim Uitenhout, Kooipark 14. Geertrui Neutenboom, Transvaalkade 1. Micp v. Veen, Veursche straatweg 34 Leia- schendam. Hein Welling, N. Rijn 58. Engelina Vendel, R'veen 336. George Stipdonk, Leiden. Pierre v. d. Lelie, Zoeterwsingel Nico Elderhout, Dorp D 50 Zoeterwoude. Annie Schakcnbos, Heerenweg 51 Lisse. Op 8 Februari: Annie v. d. Tuin, Genestetstraat 85. Jó Kok, Rijneveldstraat 13. Nelly v. d. Berg, Kemperstraat 5. Antoon Wagtendonk, 122 Voorschoten. Cor Vink, Jan Vossesteeg 32. Sjaantje Krol, Haarlemmerstraat 46. Lenie van Groos. Julianastraat 172, Lisse. Mientje v. Leeuwen, B 64 Weip., Z woude. Op 9 Februari: Piet v. d. Aart, v. d. Veldstraat 5 Lisse. Truys Kleyhorst, Narcissestraat 29 Lisse. Piet van Diest, Sophiastraat 35. Dorus Kolijn, Ouderzorg 7, Leiderdorp. Bep Raaphorst, Voorstr. 92 Noordwijk (B). Corrie v. Haasteren, Utr. Jaagpad 123. Jacob de Boer, Begijnstraat 2, Blokland. Anton Bader, Nieuwveen. Truusje v. Dicmer, Leidschevaart 16, Noordwijkerhout. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, of bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd wor den, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Zoo ook bij verandering van woonplaats, straat of huisnummer. OOM WIM. Jantjes rekening door Antje Keizer-KIaasen. Wijze: „Als ik groot ben lieve moeder". Kleine Jan zag op Jt3 tafel Op mas plaats een rekening, Hé, dacht toen ons kleine ventje 's Kijken, wat staat in dat ding? Mevrouw, één pond carbonade En een maische kalfslap, Dat" maakt samen, tachtig centen, Achtend slager van aer Stap! Hé, dacht toen die kleine bengel, Ik maak ook zoo'n rekening; En hij schreef met veeJ ambitie Of z'n leven er af hing! Moeder, voor boodschappen halen, En petroleum m de kan, Mag Ik daarvoor vijftien centen? Hoogachtend Uwe kleine Jan! Moeder las de beide nota s, En maakte ook een rekening. Ze legde hem op de plaats van Jantje, En hij lasmn lieveling! Acht jaar voor voeding, kleeren, Voor verpleging van m'n vent, Dat deed ik uit pi .re liefde. Dus kost voor jouw geen cent! Jantje las beschaamd het briefje, En z'n hoofdje werd vuur-rood. Vlug Tep hij naar zijn mamaatje, Ging toen zitten op haar schoot. Moeke, wil U mij vergeven? Nooit zal ik zóó iets meer doen, Hier hebt U m'n heele spaarpot En een fijne dikke zoen. tot XLIV. En zoo werd gefuifd en zoo werd ge klonken en gedronken én dien a*'ond bleven heel laat twee gelukkige menschen napraten, en konden niet besluiten bed- waarts te gaan. Er was ook zooveel ge beurd! Moeder en zoon hadden dan ook zooveel reden tot dankbaarheid; zooveel reden om op te springen van vreugde en vooral dank te brengen aan den goeden God, Die vast voor beide een schoone toe komst had weggelegd en Die zooveel edele menschen op hur. weg had gevoerd, om die toekomst te bereiken. Dat Jan den volgenden dag bij moeder kon blijven en Spits maar niet wennen kon aan dat nieuwe herdertje, en dat zelfs de schapen vreemd opkeken, toen ze de stem niet meer hoorden van Jan, spreekt voor zich zelf. Even vreemd was het des middags aan tafel. Daar bleef een plaats onbezet; de plaats naast Dora. De knechts en de meiden, die niet precies wisten, hoe de vork in den steel zat, hadd-n al lang de koppen bij elkaar gestoken en gevraagd en gevorscht, maar waren niet veel wijzer geworden. En op den man af den baas te vragen of de boerin of één der dochters, daar hadden ze den moed niet toe. Aan tafel echter zou de baas hun nieuwsgierigheid bevredigen. En nu zullen jullie graag eens hooren, waarom Jan Pieterse niet meer in mijn dienst is. Jan moet verder studeeren. Veel verder! Dat kost tijd en moeite en opofferingen. Als hij herder bleef, zou hij veel tijd ver liezen voor de studie. En dat is niet goed. Wil hij ook door het volgende zware eind examen komen, dan moet hij ieder uurtje ontslag gekregen, maar zoo eervol, als zeif ontzien en zich niet aan kou of nattig heid blootstellen. Daarom heeft hij zijn notslag gekregen, maar zoo eervol, als maar mogelijk is. Hij wou bij ons blijven en bij u blij ven maar dat kon niet! Ziet- daar alles, wat ik weet"! Niemand had hierop wat te zeggen. Men gaf aen boer groot gelijk en prees Jan voor den zooveelsten keer om zijn joviaalheid en vriendschap met allen, ook na zijn schit terend examen. Jan zou voor zijn oude makkers blijven, wat hij geweest was, maar dezen zagen allen in hem toch iemand van grooter ka rakter en meerdere ontwikkeling dat, eerbeid afdrohg en bovenal prezen ze hem om zijn knapheid, zonder zich daarop iets te laten voorstaan.. En nu gaat het leven op de boerderij zijn gang. En het gewone leven van Jein gaat ook zijn gang. Het is dan, alsof Jan nooit ondergeschikt geweest is laat staan het kleine knechtje, Gat de schapen hoedde voor de baas. Zelfs Dora, die anders zooals wij zoo dikwijls hoorden, .geen blad voor den mond nam, plaatst een wachter om d'r mond en als ve een g^estigneia debiteert, doelt ze nooit op den tijd van Jans herderschap, en Rie, staat op zoo'n vriendschappelijken voet met Jan, dat ze spreekt als tot een gelijke, tot een vriend des huizes. Vaak hebben ze het over opgaven en regels en moeilijk heden in een der drie talen. Dan pas is het duidelijk, hoe gezond Jan redeneert en hoe het geleerde niet een van buiten ge leerd lesje is, maar vastgelegd is in zijn geheugen en verwerkt tot begrijpen en weten. En al zou hij het niet genad heb ben, toch weet hij een zoo logisch ant woord te vinden, dat Rie soms in stilte hem bewonderen moet. Zoo pratend en lee- rend enlachend vliegt zoo'n avond voorbij en de twee moeders zien met wel gevallen neer op het drietal, dat het nu zoo goed samen kan vinden .enzien in hun veroeelding en wat men graag ziet, gelooft men! de vriendschap tusschen Rie en Jan aangroeien tot een inniger vriendschap voor het latere leven. Wie weet? Wie licht den sluier op, die onze toekomst omhult? De Gever van alle goeds kan dit alleen.... ^an is acntLen jaar geworden en dat feest is begrijpelijkerwijze niet ongemerkt voorbijgegaan. Maar de verrasJng, die een paar dagen voor dat feest hem wa^ bereid, was zoo treffend, zoo aardig, dat'hij op zijn eigen feest zich niet erg op z'n gemak voelde. De kamer had een ander aanzien gekregen. Het was alsof het moeders huisje n el meer was. De oude meubels hadden plaats gemaakt voor nieuwe en zijn werk tafel was in een bureau veranderd, zooals men dat op kantoren en in de werkka mer van geleerden aantreft. Moeder en zoon moesten nog wennen aan deze omge ving in hun eigen huisje. Alles zag nu even frisch, stemmig en burgerlijk er uit. Het V/as een kamer, waar ze iedereen konden ontvangen. En toen de familie Jansen en meester op Jans verjaardag kwamen ge- lukwenschen, toen zagen ze, innerlijk vol- dran, hoe blij moeder en Jan waren met <it verrassing, terwijl dezen de milde ge vers met warmte de hand drukten en dankten met een oprecht woord en geluk kig hart. (Wordt vervol^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 16