30ste Jaargang No. 9246
H.M. de Koningin over geestelijke en moreele
herbewapening
„Het krachtigst cement tusschen
menschen onderling en volken
onderling"
VRIJDAG 27 JANUARI 1939
S)e £eicbeli£(2oi4/ta/nt
Bureaux Papengracht 32. Adv. en Abonn.-tarleven zie pag. t
Te^zfoon: Redactie 15, Administratie 935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN gi™ 103003. postbusn.
V „Begrip voor elkander"
De perschef der Duitsche regeering
staatssecretaris dr. Dietrich, heeft de ver
tegenwoordigers der buitenlandsche pers
een receptie aangeboden en daarbij een
rede gehouden, waarin hij betreffende de
onafhankelijkheid van den journalist een
vergelijking maakte tusschen Duitschland
en „vele landen", die natuurlijk ten
voordeele van Duitschland uitviel. Wij
zouden daarbij wel enkele opmerkingen
kunnen maken!
Maar wij willen hier even de aandacht
vestigen op één uitlating van dr. Dietrich,
in vragen den vorm gesteld, die wij g a a r-
11 e cnderstreepen.
Waarom zoo vroeg hij zouden de
naties onder elkaar niet een methode kun
nen vinden, die, ondanks alle zakelijke
tegenstellingen en verschillen op een gees
telijk en persoonlijk niveau, het begrip
voor elkander mogelijk maakt?
Ja waarom niet?
Omdat, helaas, van de pers in de verschil
lende landen vaak hetzelfde kan worden
gezegd, als wat wij Dinsdag opmerk
ten over de partijen; wij schreven over
„een soort kleingeestigheid", welke men
herhaaldelijk bij partijen kan constateeren
en „welke hierin bestaat, dat men als vol
maakt beschouwt, wat zijn eigen partij
doet, en, wat andere partijen doen, vooral
als zij in beginsel ver van de eigen par
tij afstaan, altijd als slecht veroordeelt".
Dezelfde bekrompenheid is het, waar
door de pers in verschillende landen- er
niet toe kan komen „begrip voor.elkander"
te hebben.
De pers m o et zien boven de eenheid
van land en volk boven de eenheid van
natie de menschen-eenheid; moet zien
naast de rechten en belangen van eigen
land en eigen volk, van eigen natie de
rechten en belangen van andere landen en
andere volken en andere naties.
Moge door zulk een geest de pers be
zield zijn in alle landen. Moge dit woord
van dr. Dietrich ernstige overweging vin
den in zijn eigen land, zoowel als in an
dere landen!
DE WERELD IW
VOGELVLUCHT
PARIJS: Nauwelijks is Barcelona geval
len of het gevaar, waarvan wij reeds en
kele malen gewag maakten, vervult de we
reld openlijk als een dreigende storm in
een donkere lucht. Bonnet en Daladier
hebben gedacht aan het woord, dat de eer
ste klap een daalder waard is en hebben
nog denzelfden dag van Barcelona's val
krachtig stelling genomen voor Spanje's
onafhankelijkheid. Een Italiaansche of Duit
sche inmenging zou een levensbelang van
Frankrijk bedreigen en zij zeggen het
niet met zooveel woorden, maar het komt
er op neer een casus belli zijn. Hierte
gen zal Frankrijk zich met alle kracht ver
zetten.
Dat deze vrees geen hersenschim is, be
wijzen verschillende persuitlatingen in dic
tatoriaal geregeerde landen.
Zoo schrijft de „Berliner Boersenzei-
tung":
„De dag van Barcelona zal den aanhan
gers van de volksfrontideologie bewijzen,
dat zij de krachten in Spanje verkeerd be
oordeeld hebben. Het logische gevolg be
hoorde dus te zijn, dat eindelijk rekening
gehouden werd met de realiteiten en dat
een einde komt aan.de tot dusverre be
staande discriminatie. Want met den val
van Barcelona is de Spaansche kwestie als
zoodanig nog niet afgehandeld. Zoolang de
roode legioenen in het Noorden en in het
centrum bestaan, zullen daar ook roode
internationale troepen zijn. Het aan den
Volkenbond voorgelegde rapport was te
dubbelzinnig, dan dat men zou kunnen
twijfelen aan de verdere aanwezigheid van
belangrijke internationale, vooral ook Sov
jet-Russische strijdkrachten. Zoolang deze
toestand bestaat, kan niemand het recht
hebben te spreken over de vrijwilligers
aan nationale zijde. Reeds thans te dreigen
met tegenmaatregelen, die een definitief
vijandige verhouding tot den overwinnaar
te voorschijn zouden moeten roepen, zou
beteekenen opzettelijk Italië uit te dagen.
Met den val van de Catalaansche hoofd
stad schijnt het oogenblik gekomen te zijn,
waai'op de kwestie van de toekenning der
rechten van een oorlogvoerenden staat voor
een positieve beslissing rijp is geworden.
Want dan zouden alle problemen, die in
verband staan met internationale niet-in-
menging, zeer veel gemakkelijker en snel
ler opgelost worden.
Alle uitlatingen van gisteren wijzen er
op, dat Europa zware dagen tegemoet gaat.
H.M. de Koningin heeft hedenmiddag te
12.45 uur de volgende radio-rede gehouden:
Waar de gedachte der geestelijke en mo
reele herbewapening in het middelpunt der
belangstelling is komen te staan en Mij ge
bleken is, deft er nog .veel verschil van mee
ning bestaat omtrent hare toepassing, wil
Ik trachten u nader toe te lichten, hoe Ik
haar zie. Vanzelf zal dit dan tevens een
antwoord zijn op enkele van vele vragen,
die Mij naar aanleiding daarvan langs ver
schillende wegen bereikten.
De innerlijke vernieuwing, die de oproe
pen van October voorop stellen, nopen ons
tot eene geheel nieuwe instelling ten op
zichte van alle nooden van den tijd, een
zich daarvoor inzetten, in eigen omgeving,
en eigen kring en als volk in zijn geheel.
Met vreugde heb Ik de bereidwilligheid
begroet van zoovelen, zoowel hier, als in
Nederland onder de keerkringen, om aan
deze geestelijke en zedelijke krachtsinspan
ning deel te nemen.
De stroom van persoonlijke betuigingen
van instemming, die Ik mocht ontvangen,
zoowel als de gemeenschappelijke adressen,
geven blijk van den ernstigen wi, als
mensch, en als kring, er den schouder on
der te zetten,
Wil die krachtsinspanning de sterke hef
boom worden, die ons volk opheft boven
zichzelf uit, boven de onderlinge verdeeld
heid en den druk van den tijd, dan moet
zij omgezet worden in de levenshouding
van: „Draagt elkanders lasten" in de ge-
heele samenleving.
Laten wij in dit ernstige tijdsgewricht
werkelijk eerlijk zijn tegenover ons zelf en
ook als volk en de oogen niet sluiten voor
onze tekortkomingen en feilen als mensch
en als gemeenschap.
De verdeeldheid en voortschrijdende split
sing en versnippering, die ons in het dage-
lijksche leven tegemoet treden met de daar
mee gepaard gaande vervreemding onder
ling, zijn slechte heelmeesters voor de
krankheden van onzen tijd. Waar juist nu
het verlangen naar samenwerking en het
sluiten der gelederen bij talloos veler, op
komt en de noodzaak gevoelt wordt elkan
der de hand te reiken, moet aller streven
er in de eerste plaats op gericht zij 11 elkan
der te begrijpen en begrepen te worden.
Men geve zich rekenschap, hoe het den
enkeling te moede moet zijn, indien de om
standigheden nog drukkender en benau
wender zouden worden en hij zich niet ge
dragen zoude voelen door de gemeenschaps
gedachte.
Ik weet het niet korter uit te drukken
dan in de woorden van den tweeden op
roep: „Vrees voor afbraak moet worden
opgezet in wil tot opbouw".
'Wat moet er opgebouwd worden? Waar
op moet onze arbeid gericht zijn?
In de eerste plaats op een geheel gewij
zigde, nieuwe geestesgesteldheid ten op
zichte van de nooden die allerwege zijn
ont'taan, en op een krachtig streven om,
als volk in zijn geheel, daarin te voorzien.
Ten tweede op het bevorderen van een
nieuwe geestesgesteldheid ten opzichte van
de moreele en geestelijke moeilijkheden
van dezen tijd, en van den drang om ook
daarin, in nationalen zin, de helpende hand
te reiken.
Heel bijzonder hebben Mij daarom de
mededeelingen en berichten verblijd over
de hier en daar aan den dag getreuen po
gingen van practische toepassing der ge
dachte van geestelijke en moreele herbe
wapening in grooter verband, met wegcij
fering van hetgeen dreigt te scheiden en
vooropstelling van een breede gemeen
schapsgedachte.
Nog geheel onder den indruk van de
prachtige samenwerwing en eensgezind
heid, geheel uit u zelf voortgekomen, bij
gelegenheid van de viering van Mijn 40-ja-
rige regeering, uoe Ik een beroep op u aller
medewerking om deze eensgezindheid duur
zaam te doen zijn en practisch in toepassing
te brengen bij de bestrijding van den
hoog gestegen nood op geestelijk en stoffe
lijk gebied en de hinderpalen weg te ne
men, die de opbouw tegenhouden, die nood
zakelijk is om tot een betere toekomst te
geraken.
Als men de gedachte laat gaan óver de
groote vraagstukken die voor duizenden
een levensbelang zijn, denken wij in de eer
ste plaats aan het schrijnend leed van de
werkloosheid. De bestrijding daarvan zou
ir. hooge mate gebaat zijn door de geboden
nieuwe instelling des geestes tegenover de
nooden van ons volk.
Mogen de in een vergevorderden staat
van voorbereiding verkeerende plannen der
overheid, welke eene aanzienlijke uitbrei
ding der werkverschaffing beoogen, aange
vuld door hetgeen particulieren bereid blij
ken te doen, een krachtig begin van toe
passing dei herbewapening op groote
schaal zijn.
Voor onzen geest rijst op het gebrek aan
brandstoffen, kleeding en dekking, dat in
een zoo groot aantal gezinnen is ontstaan,
en dat, ondanks de mildheid van vele en
onderscheidene groepen, nog steeds cm le
niging roept. Daaraan zal eerst ten volle
kunnen worden voldaan als de geest van
saamhoorigheid en helpen over ons gehee-
le volk vaardig wordt.
Ter verduidelijking herinner Ik u hier
aan het vuur, dat allerwege aan den dag
kwan bij het vervaardigen van wanten en
bivakmutsen voor onze gemobiliseerden
voor den eersten winter na het uitbreken
van den oorlog. En een dergelijke alge-
meene belangstelling en voortvarendheid
deed zich verleden jaar voor, waar het
gold het maken van uitzetten voor jong
geborenen ter gelegenheid van de geboor
te mijner kleindochter.
Al bestreken deze behoeften slechts een
zeer bescheiden oppervlak op maatschap
pelijk gebied, de eenheidsgedachte, die
daarbij op den voorgrond trad, geeft een
helder beeld van wat hier aan de orde is.
Niet minder dan aan de materieele
moeilijkheden denk L. aan het schrijnend
lead en de gedruktheid in het hart van
hen, die van werk verstoken zijn, of op
andere wijze slachtoffer van de crisis zijn.
Hier ontsluit zich een wijd arbeidsveld
voor naastenliefde in nationalen zin, om
de gevolgen te bestrijden van crisisleed,
zcowel voor hen die midden in het leven
staan, als voor de jo'en. die geen kans
krijgen om aan den slag te komen.
De landen, die in den werldoorlog ge
wikkeld waren, hebben voorzien in de
nooden van de oorlogsslachtoffers. Is er
niet aanleiding naar middelen te zoeken
om hetzelfde te doen voor de velen, die
buiten hun schuld slachtoffers zijn gewor
den van de huidige economische omstan
digheden?
Ik weet, dat de wil tot cpbouw, uitgaan
de boven alle verdeeldheid, bij zeer ve
len aanwezig is.
Ik zou dezen allen willen vragen voor
te gaan, en vooraan te staan, bij het te
verrichten werk in groot verband, en na
tionalen zin, teneinde metterdaad, en met
hun bezieling en voortvarendheid, het be
wijs te leveren, dat dit moet en kan!
Sedert het uitbreken van den wereld
oorlog is er veel op maatschappelijk en
staatkundig terrein ontwricht en zijn ons,
door de omstandigheden, beperkingen van
onze vrijheid opgelegd, waardoor ons ge
duld op menigerlei gebied cp de proef is
gesteld, want, al verandert onophoudelijk
het beeld van den toestand en daarmede
ook de aard van de offers, die van ons ge
vraagd worden, de onvrijheid is er niet
minder om.
Deze prikkelbaar makende en benau
wende toestand is oorzaak, dat goede
eigenschappen weieens in het gedrang ko
men, terwijl minder goede soms hun
vrijen loop nemen.
Het is overeenkomstig de beginselen der
herbewapening om dergelijke verschijnse
len van verwording niet met onverschil
ligheid voorbij te gaan, doch zich deze als
gemeenschap en als volk aan te trekken,
de handen uit de mouwen te steken, ten
einde de vergroeiing uit te snijden.
Alleen de overtuiging van een geheel
volk van de noodzaak van den door Mij
bedoelden opbouw, gevolgd door de een
drachtige poging daartoe, kan verval en
ineenstorting voorkomen en een beweging
in opgaande lijn doen ontstaan.
Ongetwijfeld zal geen van u de hooge
innerlijke waarde en de diepe beteekenis
ontgaan van zoodanige vrijwillige, en uit
eigen overtuiging voortgekomen nationale
daad van een vrij volk, dat in de grondsla
gen, waarop zijn staatsbestel rust, het
hechte fundament vindt, waarop het zich
kan verjongen en vernieuwen.
Ik zoude in mijn taak tekort schieten,
waar Ik over de moreele en geestelijke
herbewapening spreek, die zoo nauw sa
men hangt met de geestesgesteldheid van
den enkelen mensch, indien Ik niet een
enkel woord zeide over de persoonlijke
zijde dezer geestelijke krachtsinspanning.
In den eersten oproep lezen wij, dat
Gods levende geest elk volk en elk mensch
tot zijn hoogste bestemming roept. Deze
geest beantwoordt ook den angstkreet,
dien de mensch in zijne geestelijke ellende
en verlatenheid slaakt naar Gods nabij
heid.
Deze begeerte naar persoonlijk contact
met God is wel nooit zoo sterk en zoo ver
breid geweest als tegenwoordig, nu schier
alles wegvalt, waarop de menschheid eer
tijds meende te kunnen staat maken, en
onzekerheid en onvastheid ons overal tege
moet treden.
Die persoonlijke verhouding, zonder
welke geen innerlijke vrede mogelijk is en
die ver uitgaat boven de hoogste scheids
muren, onverschillig van welken aard de
zen mogen zijn, kenmerkt zich bij uitstek
door waarheidszin, oprechtheid en eerlijk
heid.
Ik zou dit met het volgende beeld willen
verduidelijken.
Wij weten, dat er geen spleet zoo klein
is, of het zonlicht en de lucht, die wij in
ademen, dringt er door heen.
Op gelijke wijze banen Gods liefde en
Gods geest zich een weg door de kieren
van het bestaan van elkeen. Van elkeen,
zonder uitzondering, onverschillig in welk
werelddeel bij woont, of wat zijn overtui
ging is, of welke taal hij spreekt.
Staat ons allen deze ontzaglijke doch
tevens zoo verblijdende en moedgevende
waarheid helder voor oogen? Beseffen wij,
dat zij het krachtigste cement is tusschen
menschen onderling en volken onderling?
Op deze waarheid, berust nu de gedach
te der herbewapening en het „draagt el
kanders Jasten".
Omdat velen mij gevraagd hebben naar
mijn persoonlijk geloof en persoonlijke
ervaring en Mij herinnerd werd aan de
woorden „Christ avar.t tout", die ik eens
neerschreef, voeg ik ten besluite het na
volgende nog hier aan toe. De ervaring,
die aan die woorden ten grondslag ligt, is
mijn leid-ster geweest om tot boven
staand inzicht te komen.
Ik hoop aan die woorden „Christus voor
alles" tot aan mijn laatsten ademtocht
trouw te blijven. Daartoe geve Hij mij de
kracht.
Ik heb gezegd.
BRITSCHE STAP TE ROME.
LONDEN 27 Jan. (A.N.P.) De „Petit
Parisien" verneemt, dat de Britsche am
bassadeur te Rome stappen heeft gedaan
bij net Italiaansche ministerie van buiten
landsche zaken om inlichtingen in te win
nen over het onder de wapenen roepen
van 60.000 reservisten van de lichting
1901.
„De regeering te Rome zou hierop geant
woord hebben, dat deze maatregelen al
leen genomen is voor opleiding. Te Lon
den beschouwt men deze maatregel even
wel als niet normaal, vooral niet, nu de
fascistische militie rond Rome is geconcen
treerd".
OU nummer beslaat uil
vier bladen.
VOORNAAMSTE NIEUWS
Buitenland
De legers van Franco met gejubel In
Barcelona begroet. (2de blad).
Een overwinnigsrede van Mussolini.
(2de blad).
Daladier en Bonnet eischen krachtig
een onafhankelijk Spanje. (2de blad).
Een rede van oud-kanselier Brüning in
Amerika. (2de blad).
Wijzigingen in Engeland's ministerie,
(2de blad).
Vreeselijke bijzonderheden over de
aardbevingsramp in Chili. (2de blad).
Binnenland
H. M. de Koningin heeft heden een radio
rede gehouden over de geestelijke en mo
reele herbewapening. (1ste blad).
Initiatief der Nederlandsche Regeering
inzake een internationale conferentie tot
bescherming van monumenten in tijd van
oorlog. (1ste blad).
Te Steenwijk reed een auto te water,
waarbij de inzittende bestuurder verdronk.
(2de blad).
De 80ste verjaardag van den Duitschen
ex-Keizer te Doom gevierd. (3de blad)
Leiden
Bezoek van Z. K. H. Prins Bernhard aan
de Leidsche Universiteit. (1ste blad).
Een initiatief
van de
Nederlandsche Reqeerinq
BESCHERMING VAN MONUMENTEN EN
KUNSTSCHATTEN IN OORLOGSTIJD
De regecringspersdienst meldt:
De Nederlandsche Regeering heeft zich,
overeenkomstig een verzoek, door de ne
gentiende Volkenbondsvergadering in Sep
tember 1§38, tot haar gericht, door tus-
schenkomst van H.M.'s gezanten tot alle
regeeringen van de staten, die lid zijn van
den Volkenbond zoomede tot een aantal
andere regeeringen gewend mat betrekking
tot het vraagstuk van de bescherming van
monumenten en kunstschatten in oorlogs
tijd.
Daarbij heeft onze regeering het ont-
werp-verdrag overgelegd dat terzake op
verzoek van de internationale commissie
voor intellectueele samenwerking door het
„Office international des Musees" te Parijs
was opgesteld. Aan de regeeringen is ver
zocht te willen berichten of zij eventueel
bereid zouden zijn deel te nemen aan een
diplomatieke conferentie, waar dit ontwerp
zou worden besproken, terwijl tevens ver
zocht is aan de Nederlandsche regeering
de opmerkingen kenbaar te maken, waar
toe het ontwerp aanleiding zou geven.
TAL VAN OVERVALLEN IN
PALESTINA.
JERUZALEM, 27 Jan. (A.N.P.) Bij ver-
schiliende overvallen, welke in de laatste
paar dagen zijn gepleegd, zijn 5 personen
gedood en acht gewond. Toch betwisten
de opstandelingen de daden van bandie
tisme te hebben gepleegd, waarvan zij
worden beschuldigd.
Het opperbevel der opstandelingen
heeft den doodstraf gesteld op daden van
plundering en heeft zoojuist een arrest
gepubliceerd, waarbij degene die van de
bevolking gelden afperst „uit naam van
den heiligen oorlog in Palestina" wordt
ter dood veroordeeld.
De militaire actie tegen de postandelüi-
gen duurt voort. Het is tot verscheiden
botsingen gekomen in Galilea, Samaria en
het district Jeruzalem. De operaties strek
ken zich uit tot op het grondgebied van
Transjordanië, met name langs den weg
van Jeruzalem naar Amman, welke den
laatsten tijd veelvuldig door gewapende
bonden werd bedreigd.