VERDUISTERINGSPROEVEN
Het geluk ligt in de
sneeuw
Groote verduisteringsoefeningen zijn Donderdagavond in de
provincie Zuid Holland gehouden. Een majoor van politie in
Den Haag deelt aan padvinders blauwe papiertjes uit ter af
scherming van hun zaklantaarns
De begrafenis van
Prins Valdemar
van Denemarken
heeft deze week
met groote plech
tigheid plaats ge
had
Na de inname van Borjas Blancas door de Spaansche natio
nalistische strijdkrachten. Een kijkje in het stadje, dat van de
gevechten veel te lijden had
Het nationalistisch offensief in Spanje. Een lange rij
militaire vrachtwagens op weg in de streek van Borjas
Blancas
Jhr. mr. dr. H. A van Karnebeek, commissaris der Koningin in Zuid Holland,
minister dr. J. J. C. van Dijk en andere autoriteiten in den specialen trein
tijdens den controle-rondrit door Zuid Holland, in verband met de groote
verduisteringsoefeningen, welke Donderdagavond zijn gehouden
De Armenraad te Groningen viert het 25-|arig bestaan. In verband daar
mede opende de burgemeester, mr. P. W. J. H. Cort van der Linden, in
tegenwoordigheid van het bestuur Donderdag een tentoonstelling in .De
Harmonie"
Een moment uit de biljartwedstrijden om het 1ste klasse kampioenschap van
Nederland, welke te Amsterdam gehouden worden. De heer De Leeuw
aan stoot uit een moeilijke positie
FEUILLETON
Een Wintersportroman
van
PETER KRAYENBüHL.
(Nadruk verboden).
20)
Je hebt gelijk, Dieter, doch laat hem
maar aan mij over, dien zonderlingen
Walter, meent Grace haar bemiddeling te
moeten aanbieden. Ik ben bereid hem
volkomen te vertrouwen, zoolang hij mij
zelf niet tot het tegendeel dwingt. Wij
zullen u niet langer plagen, meneer Wal
ter Zonderling.en jij, Dieter, moet naar
je skilessen. Voor Walter zorg ik geen
discussies, Dieter, alsjeblieft.De hut
ligt bovendien veel dichter bij Antonswil
dan bij St. Valentin!
Een brief en een briefje.
Buiten vóór de hut overleggen Grace en
Dieter nogmaals wat hun nu direct te doen
staat Dieter vindt het een zonderlinge en
bovendien vrij onverkwikkelijke geschie
denis. Hij heeft een schier kinderlijk res
pect voor overheidspersonen en alles wat
uniform draagt en zelfs bij den zeldzamen
aanblik van een geldpostbode krijgt hij
automatisch 'n slecht geweten en een rood
hoofd. Dieter vermydt daarom, voorzoover
hy daar zelf althans iets aan kan doen,
steeds elk contact met autoriteiten. Vooral
dit ietwat pijnlijke minderwaardigheids
complex, dat Grace zeer goed kent en
waarom ze hartelijk pleegt te lachen, is oor
zaak, dat hij deze geschiedenis met „Wal
ter", die zooveel waarde aan zijn incog
nito schijnt te hechten, zeer onaangenaam
vindt.
Edoch, hij capituleert ten slotte, als Gra
ce beslist, dat Walter haar zaak is en zij
Dieter in elk opzicht ontlast, voor zoover
deze niet uit eigen beweging in de verant
woording wenscht te deelen. Zij zeggen
beiden ronduit hun meening maar de toon,
waarop dat geschiedt, blijft kameraarschap-
pelijk.
Goed dan, Grace, als je niet anders
wilt, maar wat beteekent dat eigenlijk:
de verantwoording afwijzend? We zijn ten
slotte geen diplomaten! In werkelijkheid
zijn we borg voor elkaar. Daar helpt geen
lieve vader of moeder aan.
Je hebt gelijk, Dieter. Als je er zoo
over denkt, zijn we het volkomen eens.
Denk om je les, addio!
Grace zet af en met den wind in den
rug glijdt zij snel de zwakke helling af naaT
omlaag in de richting van Antonswil.
Als zij geheel aan zijn blik onttrokken is.
begeeft ook Dieter zich op weg. Terwijl hij
het merkwaardige onderhoud met den ver
ongelukten aviateur nog eens in zijn herin
nering terugroept, moet hij weer aan Petra
denken, wier naam hij reeds op de lippen
had tijdens het twistgesprek met Grace.
Wie anders dan Petra is beter geschikt
voor een dergelijk geval? Heeft Dieter het
niet zelf ondervonden, toen de lawine daar
boven bij den Blauen Wand een succesvol-
len aanval op zijn, door honger veroor
zaakte lichamelijke zwakheid?
Als hij in snelle vaart de Rothornalm af
daalt en met een technisch volmaakten
remboog Petra's hut nadert, dringt van den
Raupenpas beneden hem het hinniken van
een paard tot hem door. Het dier blijkt voor
een slede te staan, waarin een boer, die op
weg is naar Petra. Dieter komt naderbij
en wacht.
Het duurt niet lang, of de man treedt
weer naar buiten, op den voet gevolgd door
Petra,, die hij buiten op den drempel hoort
zeggen:
Vertel dus maar in het dorp, dat ik
voorloopig niemand kan bezoeken en dat
ze maar naar dr. Belzed moeten gaan. Als
je zegt, dat ik je gestuurd hebt, zal hij jul
lie het vel niet over de ooren trekken.
Voor mijn part kan je ze vertellen, dat ik
ziek ben, maar zeg er dan meteen bij, dat
ik geen bezoek wensch te ontvangen. Ik
heb alleen rust noodig....
Dieter overlegt een oogenblik wat hem
te doen staat, maar dan neemt hij een kloek
besluit: hij bindt zijn ski's af, Wopt op de
deur van de hut en treedt binnen.
Petra zit op een tabouretje bij den
haard, haar voeten onder Belmann's war
me vacht geschoven. Zij kijkt niet op en
beantwoordt nauwelijks Dieter's groet.
Deze laatste durft niet goed naderbij te
komen en blijft derhalve bij de deur
staan.
Ook Bollmann beweegt zich niet. Hy
spitst slechts zijn ooren en verraadt op
geen enkele wijze, dat hij, ondanks hun
wederzijdsche bekendheid, op zijn qui vive
is.
Ik heb op de „Steinigen Halde" een
verongel"kte gevonden, begint Dieter aar
zelend. Het dunkt hem beter niet meer
te zeggen dan noodig is, zoolang hij niet
weet, of Petra aan zijn verzoek gevolg zal
geven.
Hij ligt nu in de hut bij de „Krie-
gehöhe" en kan voorloopig niet naar het
dorp. Toen schoot het me te binnen, dat
niemand beter dan jij hem zou kunnen
helpen, Petra
Neen, Dieter, het spijt me, maar je
zult een ander moeten zoeken. Ga maar
naar Grace Arlen, die is juist een goeie
er voor. Ik heb rust noodig....
Grace wil den man wel verplegen,
we hebben hem samen gevonden, maar
jy kunt zooiets toch veel beter
Zj zal het ook best kunnen.... be
sluit Petra, kort Adieur, Dieter en kom
voortaan niet eerder hierheen, dan wan
neer ik e laat roepen
Dietei verdwijnt en aLs hij buiten voor
de deur staat, ziet hij er niet veel intelli
genter uit dan het boer je, dat. hij kort ,e-
voree heeft gadegeslagen.
O Dieter, onnoozele dwaas en Parsi' al!
Ben je dan blind voor de gevoelens van :en
eenzame vtouw als d ze? Begrijp je dan
niet, wat er daarbinn n in Petra omgaat...
dat jy de eerste bent die sinds jaren meer
voor haar beteekent dan allen, met wie
ze in haar eenzaamheid in aanraking
kwamdat je iets in haar hebt wakker
gemaakt, wat voor dien niemand ooit ge
lukt is.
Dieter staat alweer op zyn ski's en maakt
juist aanstalten om te vertrekken, als plot
seling de deur weer open gaat.
Deze brief heb ik hier in de buurt ge
vonden. Misschien kan jij daar beneden
degene vinden, die hem verloren heeft....
Het is een velletje blauw postpapier,
waarvan hét couvcert ontbreekt.
Dieter heeft geen gelegenheid meer om
het nauwkeurig te bezien, want een blik
op zijn horloge overtuigt hem, dat hij zich
moet haasten, als hjj nog op tijd wil ko
men voor de les. Aan middageten kan hy
zelfs al niet meer denken....
Biryien een paar minuten heeft hij het
hotel bereikt. Haastig voorziet hy zich in
de keuken van een paar boterhammen en
dan spoedt hij zich naar de skibabies, die
zich reeds op het oefenterrein verzamelen.
Hij doet zyn plicht, Dieter, maar hij be
merkt weldra, dat dit te weinig is. Zijn
hoofd loopt echter om van het vele, dat
zich dezen dag reeds heeft afgespeeld. Tal
van vragen zijn er, waarop hij nog steeds
geen bevredigend antwoord weet
Als Dieter zich later na de les op zijn
kamer van zijn trainingspak ontdoet, her
innert hy zich plotseling den brief. Hij
moet hem lezen om er achter te komen
wien het epistel toebehoort. En hij leest:
„Mijn lieve kind, ik dank je voor je
brief. Ik kon de helft niet dezen; Seilenz
heeft er een geheelen avond over gedaan
vóór we alels ontcijferd hadden. Hij leek
me wat down en ik heb me er dan ook ern
stig ongerust over gemaakt. Waar moet
dat heen? Ik ken dien man niet. Seilenz
vond,1 dat je wat voorzichtiger moet zijn;
als je je eenmaal geeft, dan geef je je wat
al te gemakkelijk en kan je niet meer te
rug. En dat je dien griffier zoo voor de
mal houdt, vind ik al heel onaardig van
je. Zóó ken ik je toch werkelijk niet. Weet
de baron, dat je zwake longen hebt? Mis
schien ben je het zelf al vergeten! Seilenz
vertrekt morgen naar een congres in Ve
netië. Op de terugreis denkt hij je te ko
men opzoeken. Ik stuur dezen brief aan-
geteekend in verband met het geld, dat ik
zal insluiten. Houd je goed, mijn kind. Ik
geloof niet in dien baron.
Als steeds, je Moeder."
(Wordt vervolgd).