RECHTZAKEN De Dieren-Jamboree DINSDAG 10 JANUARI 1939 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 10 KANTONGERECHT TE LEIDEN Koe vervoerd van besmet terrein. P. V., landhouwer te Leiderdorp, moest terecht staan omdat hij een koe ver voerd had van een terrein dat besmet was met het gevreesde mond- en klauwzeer. Verdachte zeide, dat hij de koe voor een an der had vervoerd en dat hij niet geweten had dat het terrein besmet was geweest. Een getuige vertelde, dat verdachte het ze ker had kunnen weten, want dat er aan den ingang een papier was aangebracht waarop stond dat het besmet terrein was. Om nog een getuige te hooren werd de zaak aan gehouden. Links gereden. B. H. K. te Voorschoten had op de Papelaan te Voorschoten met zijn auto links gereden, wat de gebruikelijke botsing tengevolge had. Verdachte voerde aan dat er voor hem ruimte was om links te passeeren, maar ge tuigen verklaarden het tegendeel, zoodat de ambtenaar een geldboete eischte van 10 subs. 4 dagen, tot welke boete de kan tonrechter veroordeelde. Met auto het trottoir op J. A. J. te L e i d e n had op de Haarlem merstraat te Leiden een handwagen willen passeeren, hoewel hij zag dat de ruimte zulks niet toeliet. Verdachte had het toch gedaan met het gevolg, dat hij de handwa gen omver reed en vervolgens het trottoir was opgereden en waardoor een dame die daar liep te wandelen, aangereden was en ernstig verwond. Door het getuigenverhoor kwam vast te staan dat verdachte heel langzaam gereden had. De ambtenaar eischte een geldboete van 12.50 subs. 6 dagen, waarmede de kantonrechter zich kon vereenigen. Wielrijder omver gereden B. J. H., bouwkundige te Leiden, had op 19 October een wielrijder omver gere den op de Haarlemmerstraat te Leiden, doordat hij met zijn auto niet voldoende had uitgehaald. De eisch en uitspraak werden een geld boete van 5 subs. 2 dagen. De zig-zag rijdende auto A. W., kistenmaker te Leiden, had op de Trekvaartbrug te Leiden een wielrijder aangereden, doordat hij met zijn auto zig zag over den weg reed. De aangeredene als getuige gehoord ver klaarde in gelijken zin en meende, dat ver dachte niet heelemaal „frisch" was geweest, want ook was hij na de aanrijding doorge reden en weer zig-zag. Verdachte gaf toe eenige glazen bier ge dronken te hebben, maar van dronken zijn was volgens hem geen sprake geweest. Om dat nu eens te onderzoeken werd de zaak voorloopig aangehouden. Dure hazenbout E. de la B. te Leiden had zonder de gebruikelijke toestemming een haas ver schalkt op een jachtterrein te Voorscho ten, alwaar de heer van Mens te Leiden het jachtrecht had. Verdachte vertelde wel een vergunning te hebben en liet het bewuste document zien, maar toen bleek dat het „ding" kant noch wal raakte en niet veel met een jacht- acte uitstaande had. De eisch werd een boete van 10 subs. 4 dagen. Uitspraak 7.50 subs. 3 dagen. Onvoorzichtig gereden. C. P., handelaar te Haarlemmermeer, was met zijn auto plotseling een zijweg te Noord wij kerhout uit komen rijden en had daarbij niet voldoende opgelet, met het gevolg, dat hij geen voorrang had ver leend aan verkeer van rechts. Een wielrij der was de dupe van deze onachtzaamheid geworden en diende een civiele vordering in van 28.60. Nadat de aangereden wielrijder, J. C. de Winter uit Noord wij kerhout, als getuigel was gehoord, eilschte de ambtenaar een boete van 10 subs. 5 dagen. Uitspraak 7.50 subs. 3 dagen en toewij zing c. v. ad 28.60. Hij zag er verdacht uit Op de Boulevard te Noordwijk aan Zee liep een agent de voorbijgangers te bekijken en daarbij was hem iets vreemds opgevallen. Hij zag den visscher A. v. d. W., uit Noordwijk, wandelen, alsof er geen vuiltje aan het uitspansel was. Maar het te gendeel was waar, want v. d. W. bleek in het bezit te zijn van een borstkas, die nooit aan een normaal manspersoon kon toebe- hooren. Hij had een praatje aangeknoopt en ge vraagd hoe of onzen visscher aan zulk een ontwikkelde borstkas kwam. Deze deed eerst of zijn neus bloedde, maar even later kwam de aap uit de mouw of juister ge zegd kwam de haas uit de borstkas te voor schijn, want bij nader ingesteld onderzoek bleek het dat er eerst te voorschijn kwam een grove jutezak en in de zak zat een nog warmen haas. Natuurlijk gevonden, vroeg de kantonrechter en inderdaad zeide ver dachte, dat het zoo was. Maar de heeren kennen deze vondsten wel en noemen het strooperij. Wegens deze overtreding werden eisch en uitspraak 10 subs. 4 dagen. De serenade. Het stond zoo echt ondichterlijk in de dagvaarding alsdat de student H. J. J. A. N. te Leiden nachtelijk rumoer gemaakt had op 29 October des nachts op 2.45 uur. Maar het werd dichterlijk, want de stu dent vertelde dat hij tezamen met zes an dere studeerenden een aubade gebracht had aan een meisje, dat op de Breestraat woonde. De kantonrechter meende, dat er wel hard gebruld zou zijn, maar de student zeide, dat er heel netjes en meerstemmig gezongen was. Het was volgens hem werke lijk koorzang geweest. De ambtenaar wees er op, dat men hier niet in Venetië is, waar serenades bren gen iets heel gewoons is, maar dat men in Leiden was en dat het hier burengerucht werd genoemd, deze hulde van verliefden aan meisjes, vooral als dat des nachts ge beurd door zeven stemmen gelijk. Spr. wil de geen hooge boete eischen maar volstaan met 2 te vragen. Dat verhaal van Venetië was koren op den molen van den student en hij begon een langen boom op te zetten over verlief den en de daaraan vastklevende serenades, hetwelk tot slotsom had, dat er niet alleen in Venetië verliefde jongelingen en maag delij ns waren, maar dat het ook in Leiden voorkwam. Het pleidooi had een verkeerde uitwer king, want de kantonrechter noemde het ergerlijk lawaai en veroordeelde verdachte tot een geldboete van 5 subs. 2 dagen. Op het jachtgoed van de Koningin J. J. v. d. B. was met een aantal ja gers meegegaan naar het jachtveld te Voorscheten en had het geschoten wild op moeten zoeken. Toen er weer een eend geschoten was en het dier een eind verder neerkwam, was v. d. B. het beest gaan halen en toen was de misère begon nen, want het geschoten dier was neerge komen op het landgoed Raaphorst, hetwelk aan H.H. de Koningin toebehoort. Natuurlijk waren er dadelijk jachtopzie ners of anderen geweest die de wildopraper hadden aangehouden en verdachte doodsbe nauwd. Hij had een brief geschreven naar H.M. de Koningin en deze brief was gelezen en gestuurd naar den kantonrechter. Zoowel de ambtenaar als de kantonrech ter hielden rekening met den ingekomen brief en gebruikten de uiterste clementie met verdachte, zoodat hij er met een geld boete van 2 subs. 1 dag afkwam. Overtreding leerplichtwet C. v. d. S., arbeider te Noordwijker- h o u t, had zijn kind van 4 October tot eind November van school thuis gehouden. Het O. M. meende, dat verdachte zich absoluut niet stoort aan de leerplichtwet, want hij is reeds meermalen veroordeeld geworden. Met een ernstige waarschuwing dat bij een volgende maal de gevangenis open zal gaan voor hem, werd hij thans nog veroor deeld tot een geldboete van 6 subs. 3 d. Een diamanten jubileum. De ambtenaar deelde bij de volgende ver dachte, H. W. v. d. W. uit L e i d e n, mede, dat deze thans een jubileum vierde, want dat hij thans zijn vijftigste verbaal had ge kregen wegens overtreding van de leer plichtwet. Eind September was de boete betaald van de 49ste veroordeeling en thans is het weer zoo, want begin October was het volgende verbaal al in zee gegaan. Voor de laatste maal wilde de ambtenaar het nog probeeren en eischte een geldboete van 15 subs. 5 dagen. Uitspraak 10 subs. 4 dagen en een ernstige waarschuwing. Een incident. Tijdens de gisteren gehouden zitting van den kantonrechter te Leiden, wilde de dienstdoende veldwachter een toeschouwer er op wijzen, dat hij niet zoo hinderlijk heen en weer moest loopen. Deze terechtwijzing viel niet in goede aarde, waarna de veldwachter probeerde de recalcitrante toeschouwer te verwijde ren. Daarbij ontstond een ontzettend tumult, omdat de terechtgewezen mau zich begon te verzetten. Na een klein „gevechtje" werd de man tenslotte verwijderd, waarna hij wel een proces-verbaal gekregen zal hebben wegens verzet tegen de politie en zich in den Haag te verantwoorden zal hebben. De zitting moest even onderbroken wor den wegens het heerschendc tumult. HAAGSCHE POLITIERECHTER. Als een Amsterdammer uit visschen gaat. „J. J. Wriep de deurwaarder en plotseling was het of een ieder in een an dere sfeer terecht kwam, want na het af roepen van dien naam tiad een man binnen, een man in de ware beteekenis van het woord, groot, forsch en robust, een echte Amsterdamsche havenwerker, zoo eentje, die een baaltje suiker van tweehonderd pond behandelt gelijk u en ik een pakje sigaretten. Toen hü zijn geweldige lengte, breedte en zwaarte goed in 't verdachtenbankje ge plooid had begon „het". „Mogge heere, mogge", klonk zijn joviale begroeting. Even gleed er iets over des Politierech ters gezicht, dat op een zonnigen glim lach geleek. „Deze man staat terecht wegens het be lemmeren van een ambtenaar in functie in een daad, die deze ambtshalve verrich ten moest en het onttrekken van goederen aan een beslag", deelde de Officier mede. „Ja meneer", mengde de groote haven werker zich er tusschen, „er is wel wat ge beurd, maar zoo erg was het toch weer niet, want. „Dat hooren wij straks wel van je", zei de de Politierechter en brak deze verde diging af. En toen kwam de veldwachter van N o o r d e nN ieuwkoop naar voren om te vertellen wat er nu eigenlijk ge beurd was. Dat verhaal kwam ongeveer hierop neer. Op 23 October had de veldwachter gezien, dat iemand bezig was met snoekhengels. Hij er op af en warempel de man deed ver boden dingen met de hengels n.l. visschen zonder acte en dat mocht de veldwachter niet gedoogen, dus zeide hij „geef hier de hengels". Op z'n echt Amsterdamsch zal de ver dachte toen wel geantwoord hebben „maar man er is toch niks aan het handje". „Me hengels, niks hoor, die krijg je niet, die zijn geeneens van mij, die heb ik ook maar geleend". Voor de tweede maal gelastte de veld wachter: „hier met die hengels", maar wat er gebeurde, de veldwachter kreeg de hengels niet. Ook een derde sommatie had geen gevol gen. De hengels waren in het bezit en ble ven daarin, daar kon zelfs de gummistok van den veldwachter geen verandering in brengen, want dit instrument maakte ab soluut geen indruk op den reus van 'n Am sterdammer. Het slot van het liedje was, dat trots alle argumenten plus de gummi stok onze Amsterdammer met de hengels wegging en de veldwachter zonder hen gels aftrok. De veldwachter was goed en wel thuis of daar ging de bel en wie stond daar voor de deuronze Amsterdammer met zijn hengels, die hij royaal aan den veldwach ter overhandigde met de woorden: „veld wachter ik geloof toch, dat jij gelijk had en ik ongelijk, dus daar heb je de spullen maar doe je best, dat ik ze een beetje gauw te rug krijg, want ze zijn niet van mijn". Kijk daar moet je nu een gemoedelijke Amsterdammer voor zijn. De verdachte, nader ondervraagd, deelde echt vaderlijk mede: „Kijk er es heere, ik had van de somer een daggie vrij, nou en toen doch ik: jon ge, Jan, je kon wel es een daggie gaan vissche maar aangesien ik geen snoek- spulle heb, ben ik se gaan leene dus het spul was niet van mijn daarom schrok ik toen de veldwachter ze in wilde pikken en in een moment van overspannigheid gaf ik se niet". „Maar toen de man weg was, docht ik: hij heb toch gelijk en ik heb het heele spul gebracht". De Officier trok een ernstig gezicht en vond, dat de feiten hoogst ernstig waren, dat het dispuut met den veldwachter maar eventjes tien minuien geduurd had, en dat op zulke feiten eigenlijk gevangenisstraf toegepast moet worden. „Nee toch meheer", zei verdachte met een ongeloovig gezicht. Maar de Officier wilde verdachte nog niet de gevangenis in hebben en eischte een boe te van 25.subs 25 dagen. Of hij daarop nog iets te zeggen had, vroeg de Politierechter. „Nou meneer, dat is te zeggen, ik vind vijf en twintig gulden wel wat veel". „U mot begrijpen ik heb voor het kantonge recht in Leiden ook al een boete motte be- tale" „En dan zijn de verdienste ook niet zoo bar". „Ne' genoeg om buite de steun te blyve". „En dan heb ik nog een jongen van elf jaar ook." De Politierechter maakte het goed met verdachte, want het vonnis werd 7 subs. 7 dagen. Heel dankbaar was onze Amsterdammer, maar hij kon toch niet nalaten om nog eens naar de geleende hengels te informeeren. Nou, dat zal ook wel in orde komen. En met denzelfden jovialen groet van „mogge heere, nog wel bedankt", vertrok deze ras-echte Amsterdammer en uit de rechtzaal verdween een stukje echt Am sterdamsche gemoedelijkheid. De vallende gulden. Een chauffeur uit R ij n s b u r g moest terecht staan, omdat hij een gulden had gestolen van een collega. Volgens verdachte viel de gulden uit diens zak toen er een zakdoek uitgehaald werd. Hij had hem opgeraapt en hem te rug willen geven, maar hij werd weggeroe pen en had het toen vergeten. De benadeel de zeide evenwel, dat de gulden er nooit uitgevallen kon zijn, maar dat hij er uitge haald moest zijn. Zoo botsten de meeningen tegen elkaar. De Officier nam aan, dat verdachte de gulden gestolen had. Dit is niet het eerste geval, want in 1937 had verdachte nog eens terecht gestaan en was toen veroordeeld tot vijf maanden voorwaardelijke gevange nisstraf. Daarmede rekening houdende eischte spr. thans twee maanden gevange nisstraf. De Politierechter wilde verdachte deze zware straf nog niet opleggen en veroor deelde hem tot een geldboete van ƒ5. subs. 5 dagen. Beleediging. J. L. van T. klerk te Leiden had op een politieke vergadering waar de heer C. D. Wesseling als spreker optrad en be sprak „Democratie in crisistijd", beleedi- gende woorden geuit, die echter dadelijk weer waren ingetrokken en waarvoor een excuus was gemaakt. Er werd op deze zaak niet diep inge gaan. De Officier vond het beleedigen van staatshoofden en bevriende staatshoofden volkomen ontoelaatbaar en eischte een geldboete van 100 subs. 100 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met drie jaar proeftijd. Het vonnis werd 25.subs. 25 dagen. Agent uitgescholden. Mevrouw A. C. W. v. d. V. afkomstig uit Leiden had ruzie gekregen met een po- litie-agent en toen een echt vrouwelijk wapen gebruikt n.l. een scherpe tong. Zij had den agent eenige woorden toegevoegd, die in geen enkel woordenboek voorkomen en niet geschikt zijn om door fatsoenlijke menschen gelezen te worden. De Politierechter legde een geldboete op van 15 subs. 30 dagen. MOORDAANSLAG TE WADDINXVEEN. OP VELDWACHTER GESCHOTEN DOOR TWEE STROOPERS. Voor de rechtbank te Rotterdam is de strafzaak betreffende den moordaanslag op den rijksveldwachter V. van der Hoef te Waddinxveen, gepleegd door twee in woners van deze plaats, de 40-jarige land bouwer W. H., gedetineerd, en zijn 36- jarige knecht H. R., eveneens gedetineerd. In den vroegen morgen van 5 October van het vorige jaar omstreeks twee uur waren H. en R. aan het stroopen .op een bietenland in den Zuidplaspolder onder de gemeente Waddinxveen, toen de veld wachter Van der Hoef de beide mannen opmerkte Hij liep in hun richting, daarbij roepende: „halt, politie". De arbeider R. draaide zich hierop ijlings om en de ont stelde veldwachter zag een jachtgeweer op zich gericht. Tegelijkertijd draaide zich ook de patroon van R. om en richtte een lichtbak op den politieman. Zoo kon R. uit stekend richten en Hij trof v. d. H. met een lading hagel in den rechter bovenarm, v. d. H. viel steunend op den grond en riep: „help, als jullie me helpt, dan....". Voor hij echter uitgesproken was, vlucht ten beide mannen, de gewonde veldwach ter kon zich met inspanning van alle krach ten nog naar den weg sleepen, waar hij echter in elkaar zakte. Hier heeft hij ge legen tot 's morgens om vier uur een melk knecht hem vond, die onmiddellijk den burgemeester van Waddinxveen, den chef gemeenteveldwachter de Witte en een ge neesheer ging waarschuwen. Zwaar ge wond werd v. d. H. naar het van Iterson- ziekenhuis te Gouda vervoerd. Na lang aarzelen hebben zoowel R. als H. tijdens het politie-verhoor hun wandaad bekend. H. R. was ten laste gelegd poging tot doodslag, subs, zware mishandeling en W H. medeplichtigheid daaraan. Het O.M., waargenomen door mr. J. C. V. Meischke, had in deze zaak als getuigen gedagvaard den melkknecht, die den veld wachter langs den weg vond, den rijks veldwachter J. Snoek, die het eerste on derzoek instelde, den chef-gemeenteveld wachter A. M. de Witte, een wapenhande laar, die een reconstructie van den aan slag heeft vervaardigd en den politie-des- kundige, den heer J. V. Tas, inspecteur van politie te Rotterdam, chef van den dacty- lografisdhen dienst. Onder presidium van mr. Huyser hoor de de rechtbank de getuigen. In verband met het feit, dat de veldwachter onmid dellijk na het plegen van den laffen aan slag om hulp had verzocht, hetgeen zoo wel door H. als door R., zooals zij be weerden, niet is gehoord, werd een ver klaring voorgelezen van dr. A. van Rossum, oor-, neus- en keelarts te Rotterdam, dat zoowel R. als H. over een uitstekend ge hoor beschikt. Hierna werd als getuige voorgeleid de wapenhandelaar J. J. Kool, die verkla ringen aflegde omtrent den aard van ge- weer en patronen. Het geweer, een dub- belloopsch jachtgeweer was volgens get in uitstekende conditie, terwijl de patro nen van het gewone voor de hazenjacht te gebruiken kaliber waren, n.l. nr. 4 of 5. Een dergelijke patroon bevat circa twee honderd looden korrels en het schot kan op korten afstand doodelijk zijn. De politie deskundige te Rotterdam, de heer J. van Tas, had den aanslag gereconstrueerd, waarvan foto's aanwezig waren. Get. H. G. Muyen, bakker, wonende te Waddinxveen, vertelde, hoe hij om half vier des morgens als gewoonlijk naar zijn werk ging in Pijnacker, hoe hij op den onderweg te Waddinxveen een stem hoor de en op zijn linkerzijde aan den berm van den weg den veldwachter liggende vond. De veldwachter vroeg hem zijn geraak ten arm af te binden. De veldwachter bleek zeer veel bloed verloren te hebben, maar get. vond het beter eerst een dokter te waarschuwen, zoo fietste hij terug naar Waddinxveen en waarschuwde den genees heer alsmede den gemeenteveldwachter J. Snoek, die met den dokter in diens auto naar de aangegeven plaats reed. Nadat van der Hoef eerst in de dokterswoning was behandeld, moest hij naar het van Iterson ziekenhuis worden vervoerd, waar hij thans nog loopend patiënt is. De gemeenteveldwachter Snoek en de chef. gem. veldwachter te Waddinxveen, A. M. de Witte, legden verklaringen af om trent het gebeurde en ten slotte verscheen de rijksveldwachter C. van der Hoef. De verklaringen, die getuige aflegde waren zoowel voor R. als voor H. zeer bezwarend. Het bleek, dat het geheele politiepersoneel van Waddinxveen dien avond aanwezig was op een vergadering van de vereeniging voor luchtbescherming en dat alleen van der Hoef aangewezen was om dien avond van half elf af te sur- veilleeren. Er was zelfs in het dorp opge merkt, dat deze nacht bij uitstek geschikt was om te stroopen. Om circa twee uur fietste de veldwachter langs den onderweg, toen hij in het land het schijnsel ontwaarde, dat later bleek afkomstig te zijn van den lichtbak van H. Hij stapte af en liep voorzichtig het land in. De beide stroopers liepen echter ver der. De veldwachter legde zijn cape af en vervolgde H. en R. op hun tocht. Er een stapje op leggend, toen hij hen op een af stand van 2 a 3 m. was genaderd, stond hij stil, ontstak zijn zaklantaarn en riep „Halt, politie". Onmiddellijk keerden beiden zich om, H. richtte het felle schijnsel van zijn licht bak op den veldwachter en vrijwel op het zelfde oogenblik legde R. het geweer aan den schouder. Een oogenblik later ging het schot af. Van der Hoef werd gevaarlijk in den rechtbovenarm geraakt. Van der Hoef riep zijn aanranders on middellijk na het schot om hulp, maar R. bleef op korten afstand van hem staan met het geweer aan den schouder en zei geen woord. Langzaam liep hij achteruit en nog steeds met het geweer in den aan- slap stapte hij in de greppel en bleef zoo met het geweer aar. den schouder liggen. Ook H. zei niets maar koos het hazenpad, zijn lichtbak achterlatend. Van der Hoef vertelde, dat hij door zijn gewonden rech terarm zijn revolver niet kon trekken, of schoon hij het direct geprobeerd heeft. Met zijn linkerhand kon hij niet bij het foudraal komen. Eenigen tijd geleden heeft hij een operatie ondergaan. Zijn arm wordt in zwachtels gedragen. Er is om het totaal versplinterd bovenarmbeen een zilveren bus gemaakt en het zal nog maanden duren voordat zal blijken, hoe de toestand is geworden. Of hij ooit nog zijn functie zal kunnen waarnemen, is een open vraag. Beide verdachten ontkenden dat opzet aanwezig is geweest. R., die schoot, ver klaarde, dat het schot afging, terwijl hij zich omdraaide en H. zeide, dat hij zijn ondergeschikte niet bijlichtte en dat de veldwachter precies in den rand van zijn lichtschijnsel stond. Het O.M. achtte de ten laste gelegde feiten onomstootelijk bewezen. Hij vond de feiten zeer ernstig en eischte tegen R. de hoogste straf, die uitgesproken kan worden wegens poging tot doodslag, t.w. tien jaar, terwijl hij wegens wegens mede plichtigheid aan poging tot doodslag tegen H. zes jaar eischte. De verdediger van R., mr. W. F. P. C. Vietor, achtte de feiten niet bewezen en vroeg veroordeeling terzake van zware mishandeling. Mr. J. C. W. van Dam achtte de ten lastelegging wat betreft H. in het geheel niet bewezen, hij pleitte vrijspraak en vroeg onmiddellijke invrijheidstelling van zijn cliënt. Dit verzoek wa werd door rechtbank afgewezen. De uitspraak werd bepaald op 23 Januari 29. lederen keer liepen de padvinders naar het hek, on de nieuwe deelnemers met een stevig hoera te begroeten Pinguins, zeerobben, ijsbeeren, bruine beeren, kangoeroes honden en koeien, katten en muizen, kortom alle dieren kwamen de Jamboree opluisteren. j 30. Maar den dag vóór de opening was de spanning het I' grootst. Dien dag zouden de deelnemers uit Afrika komen en onder hen was de hoofdpersoon de chief-scout. Om elf uur stonden allen bij het hek opgesteld en buiten op den weg kwamen steeds meer kijkers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 10