Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
Eenige cijfers
door Anton Roels.
Hieronder staan in de juiste volgorde de
twintig grootste gemeenten van Nederland.
De cijfers zijn van 1 Januari 1938, dus al
niet heelemaal nieuw meer. Maar aan de
hand van berichten in de courant zal men
spoedig genoeg de allernieuwste cijfers
weten en dan is een vergelijking met de
„oude" gemakkelijk te maken.
1. Amsterdam 788.373
2. Rotterdam 605.733
3. Den Haag 490.185
4. Utrecht 162.981
5. Haarlem 135.356
6. Groningen 118.400
7. Eindhoven 108.504
8. Tilburg 93.003
9. Nijmegen 92.923
10. Enschede 89.316
1L Arnhem 87.649
12. Leiden 76.049
13. Hilversum 70.68S
14. Apeldoorn 70.309
15. Maastricht 67.063
16. Schiedam 62.460
17. Dordrecht 61.204
18. Leeuwarden 54.087
19. Delft 53.657
20. Heerlen 50.581
Attentie
Nog was voor de Correspondentie geen
plaats.
De volgende week beginnen we hiermee
zonder uitstel.
Tevens breng ik dank aan mijn vele
Neefjes en Nichtjes, die me bij gelegen»
heid van het Nieuwe jaar hun wenschen
aanboden in den vorm van brief, brief
kaart of vers.
OOM WIM.
VOOR GROOT EN KLEIN.
VERKEERSVERS!
ingestuurd door Jac. de Jeu.
Let goed op als weggebruiker,
't Zij per auto. motor, fiets,
De verkeerstekens langs wegen
Staan er werkelijk niet voor niets!
Altijd dus de ogen open,
Nimmer in gedachten zijn,
Op de fiets te zitten peinzen
Brengt gevaar voor groot en klein!
Rijdt genoeglijk, rijdt tevreden,
Maarrijdt steeds met overleg!
Houdt vooral dus zoveel moog'lijk
De rechterzijde van de weg!
Steek nooit schuin de wegen over.
Dat bekomt u uiterst slecht,
Eerst dus 't seintje: „oversteken"
En dan oversteken: „recht".
Geef vooral op tijd steeds tekens,
Met opvallend armgebaar,
Zonder sein van richting verand'ren
Brengt u in het grootst gevaar!
Ook op 't sein van anderen letten
Of u rijdt er boven op,
Laat ook ieder duidelijk merken-
Wanneer u besluit: ik stop!
*t Is ook zaak er aan te denken
'n Fiets is maar voor één persoon,
Voer dus geen gezelschap mede,
Zus of broeder, dochter, zoon!
Ook al is dit soms geoorloofd,
Rijdt uw rijwiel toch alleen,
U hebt reeds genoeg te stellen
Met de drukte om u heen!
Steeds achter elkander rijden,
Dus vooral niet naast elkaar,
Dat veroorzaakt and'ren moeite
Maar veroorzaakt ook gevaar!
Houdt dus vast aan het met éénen
Als ge op uw rijwiel zit,
Dus niet als soldaten,
Die marcheren in 't gelid!
Voor de Kleinen.
Mijn Nichtje
door Agnes van der Horst.
Ik heb een lief klein nichtje
Ze is pas drie jaar oud,
He( is een lief klein schatje,
Met haartjes haast van goud.
Zij heeft ook nog twee broertjes
Van een en twee jaar oud,
Dat zijn ook leuke snoesjes,
Al zijn ze wel eens stout.
Ik ga daar op visite
Dat vinden ze wat fyn,
We gaan dan heerlijk spelen
En maken dan veel gijn.
En 's avonds als ze moe zijn.
Legt Moe ze in 't bed,
Ze gaan dan heerlijk slapen,
En droomen van de pret.
Wie zijn jarig
Van 6 tot en met 12 Januari.
Op 6 Januari:
Gretha van de Voort, Morschweg 83.
Gerardientje van Schooten, Noordwijk Bin
nen, IJmuidenstraat 21.
Hein Schrandt, Lammeschansw. 7.
Arie van Mil, Garenrrrarkt 16.
Lien v. Vooren, Jan v. Houtk. E 46.
Gerard de Rijk, Ter Aar C 165.
Joke Walenkamp, Rijnsb.weg 43.
Op 7 Januari:
Hein Straver, Oude-Ade E 46.
Petronella de Roo, Schoolstr. 6.
Tbea Wagenaar, Joh. de Witstr. 18, Was
senaar.
Willy van Bezu, Tulpenstraat 21, Lisse.
Op 8 Jan.
Corrie Kortekaas, 's Grav. weg, N-hout.
Rika Straver, Oud-Ade E 46.
Jan Jansen, Kastanjelaan 10, Sassenheim.
Btp de Rijk, Ter Aar C 165.
Jopie Heemskerk, Haven 14, N'hout.
Jetje Bokern, Pieterskerkgr. 1.
Op 10 Januari:
Piet Mulder, Timorstraat 4, Kooi.
Henk Lek, Ter Aar.
Walter v. d. Oord, Geversstraat, O'geest.
Jac. v. d. Vooren, Hooge Rijndijk 106.
Cornelius Weijers, Heerenweg 156, Noord
wij kerhout.
Op 11 Januari:
Henk Mentink, Zoeterw.weg 2.
Mientje v. Paridon, Achterweg. 16, Katwijk
aan den Rijn.
Ida Kortmann, Kortsteekterw. 14, Alphen.
Jan v. d. Drift, Schenkelw. C 96a. Z'Woude
Tootje Jeleerse, Bergaholaan 15, N.Hout.
Riensje Vrouwenveider, Haarl.weg 69.
Eddie Brunt, O. Rijn 11a.
Joop de Boer, Vrouwenw. E 95, Z'Woude.
Lina Straathof, D.10, Rijpw.
Henk' v. d. Boog, Frans v. Mierestr.
Tonia de Rijk, Ter Aar, C 165.
Corrie v. Santen, Ofwegen, Woubrugge.
Corrie Kniest, Abspoelw. 5, Oegstgeest.
Kees v. Haastert, 135 Stompwijk.
Op 12 Jan.
Marietje van Leeuwen, Weipoort B 64, Z.
Woude.
Henk Akerboom, Hoek Molenstr., Lisse.
Bep van Dam, Dillenb.str. 2.
Keetje Hoogduin, Dr. v. Noortstr. 136,
Noordwijk.
Sofia Straver, Oud-Ade.
Jacques de Jeu, O Wetering A 10.
Antoon de Rijk, C 165, Ter Aar.
Petrus Vester, Voorhout.
Ik. feliciteer de jarigen.
Wie in deze lijst wil opgenomen of af
gevoerd worden, schrijve men minstens 14
dagen voor den verjaardag. Zoo ook tbij
verandering van woonplaats, straat of
huisnummer.
U vraagt
1. Wat is een cowboy?-
2. Ik las van een heilige vogel, die Ibis
genoemd werd. Welke vogel is dat?
3. Hoe komt men aan 't woord „tenor"?
4. Hoe lang is een zeemijl?
5. Wat verstaat men onder staatsschuld?
6. Waar komt het" woord stadion van
daan?
Wij antwoorden
1. Wat een cowboy is? Dit is in eigenlij
ke zin een koeienjongen: een knechtje
van de Indiaansche hoofdmannen en
grondeigenaren.
2. Bedoeld is hier de Afrikaansche ooie
vaar; die in het oude Egypte de heilige
vogel werd genoemd.
3. Tenor komt van het Latijnsche woord
tenuis, wat zacht of week beteekent. Wie
al zoo zacht en hoog zingt, is een tenor. Bij
vrouwen spreekt men van sopranen.
4. Een zeemijl is 1852 meter.
5. Dit is de schuld van een staat of van
een land, als geld moet geleend worden,
wanneer de inkomsten, de uitgaven niet
meer dekken. Zoo spreekt men van vlot
tende schuld en gevestigde schuld, waar
mee men bedoelt schulden, die binnen
korten tijd worden afgelost en die na vele
jaien of soms na onbepaalden tijd worden
voldaan.
6. Dit komt van stadium (latijn) en bet.
een afstandsmaat voor wegen en ook
renbaan, terrein geschikt voor renwed-
strijden of voor voetbal of andere sport
ZALIG NIEUWJAAR.
door Anny v. Diest.
Goeden morgen!
'n Nieuw jaar gaat weer beginnen,
't Oude heeft zijn taak volbracht!
'n Nieuw ligt als gesloten voor ons:
't Oude is voorbij, gedaan zijn kracht!
Mijn bede van geluk.wil ik u brengen,
Aan iedereen, hetzij groot of klein,
Allen wensch ik steeds gezondheid,
Dat is de schat, die uw deel zal zyn!
zijn!
Dan nog een dosis sneeuw en ijs en
hagel:
Ge haalt uw hartje dan eens op!
Maar bij 't rijden tcch niet vallen,
Anders hebt ge moog'lijk nog een strop!
In den zomer warmte en mooie dagen,
Om te zwemmen naar hartelust!
Ook nog, in ons Hoekje, een "mooie
wedstrijd,
Die met veel mooie prijzen is toegerust!
Ook bracht ik nachten slapeloos
door nu,
Raadsels, brief en opstel; vast geen
kleinigheid hoort u.
Enfin, ik deed 't graag, 't is geen gijn!
Wie, ja wie zou de prijswinner zijn?
De uitslag kwam, en ik was de gelukkige
niet!
Maar daarom geen gezeur of verdriet!
In stilte feliciteerde ik. het gelukkige
stel
Of ze allen blij waren? Ik geloof het
wel!
En nu bij de wisseling van 't jaar 1938,
zoowaar,
Ben ik met m'n wenschen voor 39 klaar.
Wensch Oom Wim, alsmede de andere
redactieleden,
'n Prettige Nieuwjaarsdag op heden.
Alsmede veel geluk en vreugde heel
't jaar,
Veel heil en voorspoed altegaar!
De jeugd wensch' ik veel sommen en
getallen
En dictées, die allen mogen bevallen!
'n Pleizierig overgangsexamen, amuseer
je hoor,
Zonder nachtmerrie's of droomen kom
je er door!
Groote en kleine lezers, lezeressen, last
not least,
'n Prettig, gezellig nieuwjaar, is de
wensch van Anny Diest.
Kerstvertelling
door Anny v. Diest.
't Is behaaglijk gezellig in de huiskamer
van den fabrikant Mesker. 'n Reusachtige
kerstboom staat in den hoek van de kamer
met een prachtige kerstkribbe aan den
voet. 'n Intieme sfeer gaat uit van den
kaarsengloed, waarmee kerstboom en krib
be is omgeven. In een andere hoek
straalt de schemerlamp een gedempt licht
uit. d efamilie is juist uit de eetkamer terug
gekeerd de kinderen zongen reeds eenige
kerstliedjes.
„Toe Pa", vleit de twaalfjarige Marian
ne, „toe vertelt U nu eens een mooi ver
haal".
„Hè ja, vadertje", valt Ru, die een jaar
jonger is dan zijn zusje, spontaan bij; „toe,
U kunt zoo prettig vertellen!"
„Zoo, ken ik dat?" lacht vader. „Nu eerst
eens kijken of 't niet te laat wordt voor
dt kleintjes. Wat dukt u, moeder, zou 't
nog kunnen?"
„Och ja", geeft mevrouw toe, „ze mogen
wel even langer blijven; 't is toch Kerst
feest!"
„Alla dan", zegt vader, „ik zal iets ver
tellen dat echt gebeurd is!"
„Hè ja" juichen de kinderen spontaan,
„iets dat echt gebeurd is, dat is fijn!"
„Nu dan", begint vader, „luister goed!
't Was daags voor Kerstmis, 't vroor hard.
Eo daarbij was de wind zoo snijdend koud,
dat wie zich nog op straat bevond maar alle
haast maakte om gauw weer thuis te zijn bij
de warme kaohel.
Uit een der zijstraten van het groote
marktplein kwam een jongen van een jaar
oï tien aanloopen. Hij liep vlug, wilde zeker
gauw thuis zijn. 't Was Theo, die voor zijn
moeder wat naaiwerk nad thuis gebracht,
bij één van haar klanten Fijn, hij had met
een 't geld ontvangen, dat beteekende weer
een warme kachel voor de Kerstdagen en
lekker eten, misschien nog wel iets extra's.
En dandie goede mevrouw had hem
nog een kwartje extra gegeven, heelemaal
voor hem. Daar mocht Theo mee doen wat
hjj graag wilde! Moeder mee verrassen,
dacht de jongen, maar hoe? Zou hij koek
jes meenemen, voor bij de koffie? Lekker
nij kreeg Theo niet veel, want zijn moeder
was weduwe en moest hard naaien om 't
ellernoodigste te kunnen koopen. Af en
toe kreeg hij bij de klant envan moeder wel
eens een koekje, dat hij dan altijd met moe
der deelde. Als moeder zei dat 's voor hem
was en dat hij niet behoefde te deelen, zei
de jongen dat 't hem dan ook niet smaakte.
En daarom liet zijn moeder hem maar be
gaan.
Maar wat zou hij er nu voor koopen?
Op 't marktplein zag hij een koopman, die
kerstgroepjes verkocht ach, wat klein, maar
hoe lief ook. Even luisteren wat ze kosten!
Hoort, wat riep de man? „Dertig centen,
me allerlaatste", hoorde Theo den man roe
pen. En wat waren er veel koopers! Ein
delijk was de laatste kooper geholpen; en
de man had nog twee groepjes over. Daar
kwam nog iemand die er één kocht. Theo
kon maar niet bij den kraam wegkomen;
zijn oogen werden geboeid door dat laat
ste steenen groepje.
„Wel vent, koopen dat laatste? Dan ga
ik naar huis", vroeg de koopman en wreef
geducht zijn ijskoude handen.
„Ikik heb niet genoeg centen", zei
Theo schuchter; ik.... ik heb maar een
kwartje.
„Nou, alia", deed de koopman goedig,
„pak maar; jij bent ook niet alle menschen".
Met een kleur van blijdschap nam Theo
't groepje en bedankte den koopman, die
den jongen raadde maar gauw op te hoepe
len en te maken dat ie thuis kwam bij de
kaohel.
Juist wilde Theo met zijn bezit zich rïaar
huis reppen, toen een Jame met een klein
meisje tegen hem opliepen. Of had Theo
r.iet goed uitgekeken en had hij de botsing
veroorzaakt. Maar 't liep goed af en met
een beleefd excuus wilde Theo verder gaan.
„O, mama; kijk toch eens, die jongen
heeft ook zoo'n schattig beeldje. Toe koopt
u 't voor mei"
„Maar schatje", deed de dame verwon
derd, „dat beeldje is niet te koop; dat is
van 't jongentje."
„Maar Ria wil 't hebben", zei 't meisje
koppig en stampvoette van drift.
„Neen Ria, thuis hebben we een groote
kribbe en dat jongentje misschien niet.
Vlug, loop door!"
Maar Ria wilde niet en 't eind van het
liedje was, dat Theo 't aan de dame aan
bood.
Mevrouw vond 't erg vriendelijk van
(Slot volgt).
OP NAAR BETHLEHEM,
door Fielke.
Kind'ren op naar Bethlehem!
Hoort gij niet der Eng'len stem:
Uit een Maagd door God verkoren,
Is daar 't Heilig Kind geboren;
Gloria, Gloria, Gloria, Gloria.
O, de Schepper van 't heelal,
Ligt daar in een armen stal,
Laat ons spoeden naar dat Kind,
Toonen dat ons hart Het mint!
Welkom, Kindje, wees gegroet;
Welkom, welkom, Jezus zoet;
Welkom, dierbaar Kind in 't leven;
Mogen we U ons hartje geven?
God'lijk Kind, Dat ons zoo mint;
Voor ons vloeit Uw eerste traan,
Neem ons hartje gunstig aan.
Voor Uw krib, o Opperheer,
Leggen wij het offer neer.
KERSTBEDE.
door Alyda Agterberg.
Wat blij klinkt de mare, wat schittert
het licht,
In nacht over Bethelems vélden.
Wat luist'ren de herders vol vrees naar
't bericht,
Dat hemelsche tongen hun melden.
Een Kind is geboren, spoedt u tot Hem,
Het ligt in doeken gewonden.
Hij is de Heer, spreekt d' engelenstem;
De herders? Zij zochten en vonden....
Hem....! Wiens naam staat geschreven,
wonderlijk schoon
Aan hemeltransen daar boven,
Millioenen engelen omringen Zijn troon,
Aanbidden, danken en loven.
Waaromdan zoo arm, hulpeloos wicht,
Ligt Gij in die kribbe daar neder?
In duisteren nacht, Gij zijt toch het
Licht,
Waarom, zoo verlaten en teeder?
Wij weten Heiland, Verlosser en Heer,
't Is om onze liefde te winnen.
Wij knielen vol ootmoed bij 't kribbeke
neer
En willen U dienen en minnen.
Met eeuwige liefde hebt Gij ons bemind,
O, Koning van liefde en vrede.
Stort liefde in ons harte, Goddelijk Kind,
Slechts liefde.... dat is onze bede.
(Voor de kleinen).
KERSTMIS
door Riekie Homan.
In 't stalletje
Nederig en klein,
Ligt lief Jezuke
Kindeke fijn!
Met blond krullende haartjes
Oogskes zoo blauw;
Schitt'rend als bloempjes
In morgendauw.
Herdertjes komen
Ijlings van 't veld
Naar 't kribje van Jezuke.
Henengesneld.
Engeltjes zingen
Hun liedjes zoo zacht:
't Kindeke gaat sluim'ren
Bij d3 Eng'denwacht
Sluimerend Kindeke
'k Ben nog maar klein,
Toch wil ik gaarne
Uw vriendinneke zijn.
lot
door
Oom Wim
XL.
Jongen-nog-toe, verstout zich Jan in-
het midden te brengen, je schijnt je zelf
nog al goed te kennen, lieve Doortje. Ik
zou het niet durven te beweren.
Is ook niet noodig, zeer geleerde fees
teling, zonder jouw bewering, zullen me de
taartjes smaken en de limonade en wat nog
meer van het jongste dochtertje van ruim
twaalf jaar nuttig en noodig geoordeeld
wordt.
Het lachen is niet van de lucht. Voorbij
gangers blijven staan en zien in het rijtuig
naar het stelletje feestgangers en denken
en het hunne van. Geen wonder, dat de
stemming er reeds is, voor ze bij boer Jan
sen rondom de tafel geschaard zitten met
Jan en zijn moeder als middelpunt.
Toen het rijtuig het erf opreed, was de
zon aan den Westelijken einder reeds on
dergegaan en begon de schemering te val
len. Maar allen kwamen naar buiten ge-
loopen, om den feesteling en zijn moeder
geluk te wenschen en zoo werd hij als
een triomphator binnengeleid in de groote
huiskamer, waar bloemen stonden in de
vazen; en de luchters opgestoken waren,
wat het geheel nog een feestelijker aanzien
gaf. Spits mocht voor deze gelegenheid
even bij zijn baas komen. Hij wist niet hoe
die het had: zoo deftig had hij het herder
tje nog nooit gezien.
Het is feest. Groot feest! Een feest, waar
het hart meejubelt en spreekt, gemeend
is en juicht en zingt.
Van hoog tot laag heeft men het Jan ge
gund.
De heilwenschen waren geen holle
woorden; geen mooie frazen zonder meer;
neen, daar sprak het hart eenvoudig uit,
zooals men dacht.
Jan is als in den zevenden hemeL
En moeder Pieterse, oh, wat er omging
in haar gemoed bij zooveel hartelijke deel
neming van allen, die rondom haar zaten,
is niet onder een paar woorden te zeggen;
dat moet men aanvoelen, zich weten in te
leven in het leven van een moeder, die
alles is en alles geeft, als het geluk van
haar kind op het spel staat.
En ik wed, als de vader van Jan op dit
oogenblik dit had mogen aanschouwen,
dat ook hij al ware hij een man van
ijzer en staal geweest, toch een oogenblik
neen wat zeg ik vast door aandoe
ning overmeesterd zou zijn en in stilte
zegenwenschen zou hebben gestuurd aan
de adressen van die lieve menschen, de
weldoeners, die zoo het gebod der naasten
liefde zonder ophef, zonder bluf naar bui
ten, in toepassing brachten.
„Het is toch te veel, heusch te veel juf
frouw Jansen, wat u voor ons doet en ge
daan hebt", fluistert moeder haar stil toe|
„heusch, ik word er beschaamd van en
verlegen mee!
Stt! Niet zoo luid! Het is goed, dat
het mijn man niet hoort. Hij doet zoo
graag goed, maar 't liefst, als men er zelf
geen ophef meer over maakt, dan noodig
is. Niets meer laten hooren van dank en
vergelding, het is al lang goed. Wij zijn en
blijven wederkeerig u dankbaar en ook dit
zeg ik niet meer. U kent ons, wij kennen
u. Het geluk van uw zoon is ook ons ge
luk! Nu mondje dicht!.
Kom Doortje, waar feest is, moet ook
muziek zijn. Zou je niet eens een liedje
ten beste geven, dan kan Rie je op de
piano begeleiden.
Je haalt me de woorden uit den
mond, man! Dat wou ik precies ook zeg
gen. Vooruit Door, je kunt zingen als een.
lijster en onze Rie is het spelen zeker niet
verleerd, al heb ik ze dan ook zeker een
half jaar niet meer gehoord.
„Ze speelt op d'r poot moeder!" en dat
is minder hoorbaar voor u.
„Ik wel. ik weet er van mee te praten,
hé Rietje!"
Rietje zegt niets. De avond is te mooi
om kwaad te worden en het gelach dat
volgde op Doortjes geestigheid zou trou
wens het antwoord van Rie overstemd
hebben.
Kom dan maar, zusje-lief, dan zullen
wij de feeststemming er in brengen, ala
het nog moest, maar gelukkig niet noo
dig is. Kom en zing met je fijn stemmetje
als de nachtegaal in het woud. Mij dunkt.
Jan zal wel behoefte hebben aan andere
accoorden, dan die hij op de dagen van
het examen hoorde.
En Rie speelde en Door zong. En het
eerste was natuurlijk voor Jan een „lang
zal hij leven", wat door alle aanwezigen
spontaan werd meegezongen. En toen
aan het eind van dit lied door meester
drie keer „hiep, hiep, hiep werd aangehe-.
ven, daverde door het ruime vertrek een
hoera! zoo geweldig, dat Spits op het erf
begon te blaffen, niet wetend, wat dat al
te beduiden had.
(Wordt vervolgd).