ZATERDAG 31 FFCF.MRER 1938 DE irmsCPE COURANT VIJFDE BLAD. - PAG. 18 Moed, ondanks alles. Een Oudejaarsvertelling. O-V De Dieren-Jamboree Het is de laatste dag van het jaar en helder vriesweer. Üe oogen neergeslagen, het voorhoofd gerimpeld var de zorgen, gaat een man in een schamelen jas ge huld huiverend van de koude naar een van de laatste hutten in het dorp. Het zijn treurige gedachten, die het hart van den schoenmaker Wagner bewegen. Thuis wacht zijn vrouw, nauwelijks van een zwa de ziekte genezen; zjj heeft nog zooveel zorgen noodig en versterkende middelen, om de verloren krachten te herstellen, en hij.... hij bezat geen cent meer. Het hout was op, geen levensmiddelen meer en mor gen moest hij de huur betalen; niemand gaf hem zijn geld en ook zijn laatste hoop, dat tenminste de beheerder van het groote landgoed, voor wien hij een paar schoe nen gemaakt had. hem direct betalen zou. was in rook opgegaan. Hij had zoo zyn best gedaan, om ze nog klaar te krijgen en nu wrd hem Tan et verstand ge bracht, dat hij nog wel enkele v/eken zou naueten wachten. Omwille van ue klandizie moest hy zwjj- gen! O, wanneer de .elgestelden toch eens wisten, hoe bitter het voor den kleinen ambachtsman was, dal hij altijd mar moest wachten, terwijl oy het zuurverdiende geld zoo hard noodig heeft. Hoe dichter hij bij zijn huisje kwam. des te droeviger wer den zijn gedachten. Het deed hem pijn in zijn binnenste, dat hy zijn arme, ziekelijke vrouw weer teleur moest stellen. Doch het meest en haastig ging hij de kleine, een voudige kamer binnen. De vrouw sloeg haar oogen op. Droevig ontmoette haar blik dien van den man; zij begreep terstond, dat hij weer een ver- geefschen gang gedaan had. „Moeder", sprak de schoenmaker moe deloos, „ik heb geer. geld gekregen; we moeten nu eenmaal honger lijden. Bijzon der goed is het ons nooit gegaan, maar zoo ellendig als wij dit jaar moeten besluiten en een nieuwe beginnen, is het toch nooit geweest. Ik begin nou toch bijna te geloo- ven, dat God ons heelemaal vergeten heeft". Hij trok zijn jas uit, hing hem aan den spijker en ging aan zyn werktafel zitten, cm een paar oude schoenen op te lappen. De neerslachtigheid van der man ging de vrouw diep ter harte. Zij kende hem: liü was een goed en oppassend huisva der, maar het volslagen mislukken van ieder ondernemen cn haar lange ziekte, die al de spaarcenten had opgeteerd, hadden hem mismoedig gemaakt en reeds menig maal waren hem woorden ontvallen, die zijn buurman, de smid, die zich al tang bij de ontevredenen had aangesloten, hem had ingefluisterd. Zij was er altijd tegen inge gaan en tot nog toe was zij er in geslaagd, haar man op den goeden weg te houden; maar zij was verstandig genoeg om te be grijpen, dat de voortdurende teleurstel lingen hem steeds meer ontevreden zou den maken, dat het hem zijn Godsvertrou wen zou ontrooven, '.oodr' 'i ontvankelijk zou worden voor de verderfelijke leer van de volksopruiprs die ook in het stille dorp hun weg hadden gevonden. „Je mag den moed niet verliezen, Hein. Wanneer de goede God wil, zijn we snel geholpen. Wie weet, hoeevel goeds Hij voor ons in het nieuwe jaar heeft wegge legd!" „Ja, dat kun je wel zien, was het bit tere antwoord. „Het begint al goed. Geen rooie cent in huis, geen stukje hout voor de kachel en niets om te eten. Het is om jezelf voor den „Stil Hein, dat nooit!" viel de vrouw hem in de rede, „iedereen heeft wel eens beproevingen en dan moet je toonen, dat je echt Godsvertrouwen bezit Of wordt 't er soms gemakkelijker op, warneer je mis moedig wordt en gaat kankeren? Het ont neemt je alleen alle verdienste voor den hemel." „Om jouwentwih Trees, zal ik probeeren moedig te zijn en weer vertn uwen, mis schien misschien wordt het toch nog beter." „Dank je Hein. Och, en zóó erg is het nog niet. Ik heb Leni met wat naaigoed naar vrouw Obers gestuurd; die geeft zeker twee kwartjes naailoon; ze moet wat melk meebrengen; brood '".et ik daarvan vrouw Blom gekregen, omdat ik kousen ge breid heb voor haar zoon, die onder dienst is Paul is naar het bosch gegasn, om hout te halen; dat mag hij van der, boschwach ter, omdat hij een brief voor hem gepost heeft. Dan maken w* een lekkere warme kachel, een goed bord pap en dan komen we er best doorheen." Zoo probeerde de goede, trouwe vrouw de zorgen weg te praten. „Wat brengt Leni daar mee?" vroeg moeder, terwijl ze door het venster naar buiten keek. Ze zag haar dochtertje ko men, die in de eene hand zorgvuldig een kan melk droeg, terwijl ze met de andere een kleine slede trok, waarop een kistje kolen stond. Vader liep naai buiten, om het kind te helpen, dat toen vlug naar binnen ging, de kan melk op tafel zette, moeder twee kwartjes gaf en met een blo zend gezichtje vertelde: „Moeder, de kolen heb ik van vrouw Obers gekregen. Ze waren daar op het erf net een grooten wagen aan het lossen en ze moesten allemaal helpen. En toen be-« gon het kleine kindje te schreien en ik heb er zoolang mee door de kamer geloo- pen, om het stil te houden. En toen heeft de boerin met mij gepraat en ik moest haar van alles vertellen en 'oen ik zei, dat u ziek geweest was en kou had, heeft ze mij die kolen- meegegeven." „God zegene haar!' sprak moeder. ..Maar waar blijft Paul toch? Hij had allang thuis kunnen zijn." En toen ze weer door het venster keek, zag ze hem in de verte aankomen, maar zonder hout. Hij liep zoo hard hij kon. En met dezelfde vaart kwam hy de kamer binnenstormen. „Kijk eens, kyk eens, vader, moeder, wat ik gekregen heb!" riep hij, terwijl hij den punt van zijn zakdoek losknoopte en ei drie mooie, nieuwe goudstukken uit haalde. „Groote goedheid, jongen, vaar haal jij dat geld vandaan?" riepen beiden als uit één mond. „Gekregen! Eerst wou ik het niet aan nemen, maar de ry'ke meneei zei, dat ik het maar moest houden, het was mijn eigendom en hier heb ik ook nog een gul den, die had hij me eerst gegeven." De oogen van den jongen schitterden. „Ga zitten, Paul", zei moeder, „vertel alles eens op je gemak." Eindelijk was de jongen weer op adem gekomen, om alles rustig te verhalen. Hij v/as naar het bosch gegaai en had daar hout gesprokkeld. T->pn was hij bij een vijver gekomen met een rotspartij erom heen, waar prachtige ijskegels hingen. En toen had hij bij zichzelf geroepen: „Wat mooi!" Toen had er opeens een stem achter hem gezegd: „Ja jongen, dat is werkelijk schitterend." En toen hij zich omdraaide, stond er een jonge, dpftige meneer achter hem, die een groote prachtige hond bij zich had. „Zou je mij een pleizier willen doen en even mijn hond willen vasthou den?" vroeg hij, „ik zou graag Qen schels willen maken van deze prachtige rotspar tij „Natuurlijk", zoo vertelde Paul ver der, „deed ik dat maar wat graag en ik hield de hond vast, terwijl de meneer een boek uit zyn jas haalde en gir.g teekenen. Hij had zijn mandsohoenen uitgetrokken en ik zag toen een prachtige ring aan zijn vingers, die fonkeld» en schitterde in de zon. Dat moet een fyne schilder zijn, dacht ik. En terwijl hij toekende, vroeg hij me. wie ik was en wat ik wou worden en toen ik zei, dat ik graag pastoor zou worden, lachte hij en zei: „Nou je bent heel wat van plan! Kun je goed leeren?" En toen vertelde ik, dat ik de eerste was en heel goed pastoor zou kunnen wor den, als we maar niet zoo arm waren. „Zoo, dat is erg", zei toen die meneer, „daar is natuurlijk veel geld voor roodig. maar misschien is er toch wat aan te doen." Toen vrneg hij nog, waar wij woonden en hoe onze pastoor heette. Even later keek hij op zijn gouden horloge en zei: „Maar nu moet ik vlug weg; mijn slee zal in het dorp al op me wachten. Om één uur moet ik in thuis zyn." Hy stak zijn boek weer in den binnen zak nam eon guide ui zijn portemonnaie en gaf me die. omdat ik Hector zoo goed had vastgehouden. Toen zei hij nog: „Nou, tot ziens, mijn jongen, we zullen het nieu we jaar maar goed herinnen, je zult -eg wel meer van me hooren!" Ik bedankte hem en wenschte hem een zalig nieuwjaar en toen ging hy vlug I et bosch uit. Ik keek hem nog even u cn toen ging ik weer hout rapen. Net toen ik het bij elkaar wou bin den, om naar huis -e gana, zag ik op de plaats, waar de mijnheer gestaan had, iets blinken en toen ik het opnam, was het die mooie ring, die hij aan zijn vinger had ge dragen. Ik liep zoo hard ik ken naar hel dorp. Maai nog voor ik er was,k wam ik on den weg erheen een mooie slee tegen, waarin de vreemde mijnheer zat. Ik riep hem en hij zei: „Waarachtig, ik mis mijn hem, liet hem den ring zien, en hy zei: „Waaracntig ik mi mijn ring!" Hij pakte hem vlug aan en stak hem aan zijn vinger, terwijl hij zei: „Ik dank je hartelijk, jjn jongen j<> hebt me een onbetaalbaren dienst bewezen. De ring is van mijn vader, het i>- mijn dier baarste bezit. Ik kreeg hem pas enkele da gen geleden van mijn moeder en het zou me zeer pijnlijk geweest zyn, zonder dien ring bij haar te komen. Hier neem dit voor- loopig van mij aan, méér heb ik niet bij me." Toen gaf h-j ir.° deze drie goudstuk ken. En toen ik ze eerst niet durfde aan nemen, zei hij: „Pak .Pak aan, het is je goed recht, je verdient nog veel meer." Vlug sprong hij toen weer in de slede en nog voor ik hem kon bedanken, reed hij al weg. Ik geloof toch dat het geen echte schilder was, maar de jonge graaf. En hier is het geld, nou kunnen we lekker eten en vader kan morgen de huur betalen. Toen de korte winterdag zi'n einde na derde, ging het kleine gezin naar het kerk je dicht bij het bosco, om de laatste uren van het jaar nog aan God te wijden. Zij luisterden naar den yvervollen zielenherder die zijn ~atocmanen ir- bewogen woorden aanspoorde, om al wat slecht was af te werpen en de goede gedachten en gevoe lens vanuit het oude jaar mee te nemen in het nieuwe. En allen tezamen dankten God in den schoonen lofzang: Groote God, U loven wy!" Enkele dagen later kwam in het huisje van Hein Wagner een afgezant van den graaf. Hy had gehoord, dat ze brave, recht schapen mensehen waren en daarom wilde de graaf hen helpen. Rond Paschen kwam de post van huisbe waarder van het jachtslot vrij; wanneer Wagner wilde kon hy deze betrekking krijgen en dan zou hij van Nieuwjaar af reeds zyn loon ontvangen. Nu was alle nood en zorg ineens verdwenen. Het Godsvertrouwen was beloond en de volle tevredenheid keerde in het kleine gezin terug. Nog dikwijls had de vroegere schoenmaker spijt over zijn mismoedig heid en vertwijfeling. Hij diende zijn meester nog vele jaren eerlijk en trouw. Misschien zullen de lezers ook nog wil len weten of de wensch van den jongen Paul later in vervulling ging. Ja, hij is inderdaad pastoor geworden en hij werd een priester naar Gods hart. De edele jon- DE 10 POPULAIRSTE WEDER. LANDERS. Interessant is de uitslag van Maggi's Po- pulariteits-wedstrijd, waaraan iedere Ne derlander zonder voorbehoud kon deelne men. Uit alle deelen van ons land zijn in zendingen binnen gekomen, zoowel van de kleinste dorpen als de grootste steden. Alle maatschappelijke kringen waren vertegen woordigd. Onder toezicht van het Amsterdamsche Notariskantoor Voskuil en Warmelink is de stemming vastgesteld Dat als eersten Zijne Excellentie Dr. H, Colijn en Prof. Dr. Willem Mengelberg uit verkoren zijn, pleit niet alleen voor deze prominente figuren, maar ook voor de goe de opvatting van de vele tienduizenden in zenders en inzendsters. Daarnaast hebben ook enkelen op het ge bied van kunst en sport, die vooi korteren of langeren tijd de aandacht ^p zich geves tigd weten te houden, zich een plaats in de Nederlandsche harten kunnen veroveren. De Radio-verslaggever Han Hollander zag zich eveneens onder de eersten geclas sificeerd. De met enthousiasme gegeven reportages van internationale voetbalwed strijden en het wekelijksche sportpraatje blijken geweldig tot de groote massa te spreken. Verder Is Neerland's grootste schaak meester Dr. Max Euwe een dergenen, die een plaats onder de tien uitverkorenen in neemt. Een bewijs, dat deze wetenschappe lijke tak van sport alle waardeering heeft. Buziau, Clinge Loorenbos en Louis Da vids zijn degenen, die ons vaak op aange name wijze bezig houden en tot het publiek niet het minst via de radio spreken met een verve, welke hen een plaats onder de 10 populairste Nederlar.ders heeft be zorgd. Op het gebied der sport hebben verder Orendarp, Arie van Vliet en Iet van Feg- gelen een dusdanige populariteit verwor ven, dat ook zij in de herinnering van het publiek voo-tlever en wel in de voorste gelederen, waardoor zij, dank zij hun stem- menaantal, zich mede onder de beroemd heden hebben geschaard. In binnen- en buitenland hebben zij de naam van Neder land hoog gehouden, hetgeen hun landge- nooten blykbaa» hoogeiijk waardeeren. Ettelijke tientallen bakende namen op velerlei gebied zyn verder naar voren ge komen, doch konden zich niet tot de bo venste 10 in stemmenaantal opwerken. Op merkelijk is, dat bijv. de wetenschaj het veld moest mimen vcor hen, die dank zij de radio en pers, midden in het dagelijk- sche leven staan. Zoo geeft deze stemming aan het einde van 1938 aanleiding tot menige beschou wing of conclush. die wy kortheidshalve achterwege moeten laten. NIEUWJAARSGEBRUIKEN. In het koude Noorden. In de havensteden van de Scandinavi sche landen is het de gewoonte dat op Nieuwjaarsmorgen, aan hen die in het af- geloopen jaar een menschenleven gered hebben, een geschenk wordt aangeboden. Op deze morgen komen twee gemeente raadsleden naar de woning van die mannen die in den strijd tegen storm en water een mensch van den dood geied hebben, en overhandigen deze dappere redders een eere-gift, die door de bewoners van hun stad is bijeengebracht. In Nederlandscb-Indië. Een Maleisch spreekwoord zegt: „Met Nieuwjaai wordt alle vijandschap begra- en". En wanneer twee Maieiers een jaar lang niet met elkaar gesproken hebben, oan zoeken zij elkanoer op Sylvesteravond op en drukken elkaar de hand, ten teeken van hun verzoening. Er zyn.... Christenen, die niet aldus handelen 1 ge graaf had hem de noodige middelen daartoe geschonken. Beide heeren werden trouwe vrienden en zij dachten nog dik wijls aan den Oudejaarsdag, toen God hen bij elkander bracht. Hun namen werden later nog dikwerf tezamen genoemd in den tijd van den cultuurstrijd, toen de K'rk Gods in groote verdrukking kwam. Bei den hebben toen de banier van het geloof hooggehouden als waarachtige stryders voor waarheid, vrijheid en recht. HOOGFEEST VAN DRIEKONINGEN. N.B. Als niet anders wordt aangegeven dagelijks Gloria en Credo. Prefatie van Kerstmis. ZONDAG 1 Januari, Feestdag van de Besnijdenis des Heeren. Octaafdag van Kerstmis. Mis: Puer. Credo. Prefatie en het gebed „Communicantes" van Kerst mis. Kleur: Wit. Worden wij bij ons heilig Doopsel aan God toegewijd, bij de Joden geschiedde die toewijding van ieder mannelijk kind door de besnijdenis. Dan ontvingen de kin deren ook een naam. Ook aan den God- delijken Zaligmaker werd de godsdiensti ge plechtigheid van de besnijdenis ver richt. Want, daar Hij in alles aan ons ge lijk werd, bc.ialve in de zonde, wilde Hij zich niet aan die Joodsche wet onttrek ken, ofschoon Hij natuurlijk niet onder, maar boven die wet was. Het Goddelijk Kind ontving toen ook Zijn Naam, J e- sus, d.i. Verlosser. Want, aldus had de Engel gezegd- „Gij zult Zijn Naam „Je- sus" noemen, want Hij zal Zijn volk ver lossen van de zonde". MAANDAG 2 Jan. Feestdag v. d. Zoeten Naam Jesus. Mis: In Nomine. 2e gebed (al leen in stille H.H. Missen) v. d. octaafdag v. d. H. Stephanus. Kleur: Wit. „AlJe volken, die Gij geschapen hebt, zullen komen en aanbiddend voor U neer knielen en Uw H. Naam verheerlijken. Want geen anaere Naam is ons gegeven, waarin wij zalig kunnen worden, dan de H Naam „Jesus". DINSDAG 3 Jan. Octaafdag v. h. feest v. d. H. Joannes, Apostel. Mis: In medio (als op 27 Dec.). 2e gebed ter eere van Maria (Deus. qui salutis); 3e voor Kerk of Paus. Geen Credo. Prefatie v. d. Aposte len Kleur: Wit. WOENSDAG 4 Jan. Octaafdag v. h. feest v. d. H.H. Onnoozele Kinderen. Mis: Ex ore. 2e gebed ter eere van Maria; 3e voor Kerk of Paus. Geen Tractus, maar achter het Graduale wordt gezegd het Alleluja met vers. Geen Credo. Kleur: Rood. DONDERDAG 5 Jan. Vigilie voor het feest van de Openbaring des Heeren. Mis: Dum medium. 2e gebed v. d. H. Telespho- rus, Paus en Martelaar; 3e ter eere van Maria. Kleur: Wit. VRIJDAG 6 Jan, Hoogfeest van de Openbaring des Heeren aan de Heidenen of Driekoningen. Dag van devotie. Mis: Ecce advenit. Prefatie en het gebed „Com municantes" van Driekoningen^ Kleur: Wit Vandaag herdenkt de H. Kerk de Open baring des Heeren aan de heidenen in de roeping van de drie Wijzen of Koningen uit het Oosten. Dankbaar herdenken wy heden hoe over het Jeruzalem van onze ziel reeds de glorie des Heeren is opge gaan in ons heilig geloof. (Epistel). Moge ons geloof eenmaal overgaan in een zalig aanschouwen in den hemel. (Gebed). Dat mogen wij hopen als wij weten te offeren aan Christus het goud van onze liefde, de wierook van innig verkeer met God en de myrrhe van de bittere verloochening van eigen wil. (Graduale. Evangelie. Offerto rium, Stilgebed). Tonen wij ons deze dag vooral missio narissen van gebed. Vragen wy de bekee ring van de arme heidenen; dat ook zij mc-gen wandelen in het Licht van Chris tus, als genadekinderen in Zijn heilige liefde. Offeren wij voor die intentie ons heilig en aanbiddelijk Smeekoffer, waar door de eerste Missionaris, Jesus Christus, Zichzelf offert aan den Hemelschen Va der. N.B. Vandaag is de gezongen votiefmis v. h. H. Hart niet geoorloofd. ZATERDAG 7 Jan. Tweede dag v. h. Driekoningenoctaaf. Mis: Ecce advenit (als gisteren). 2e gebed ter eere van Maria; 3e voor Kerk of Paus. Prefatie en het ge bed „Communicantes" van Driekoningen. Kleur; Wit. IN DE KERKEN DER E.E. P.P. FRANCISCANEN; Alles als in bovenstaande kalender v. h. Bisdom, behalve: MAANDAG. 2e gebed v. d. Z.Z. Benti- volius de Bonis en Gerardus Cagncli, Be lijders; 3e (alleen in stillte H.H. Missen) v. d. octaafdag v. d. H. Stephanus. WOENSDAG. MIS v. d. Z. Angela van Foligno, Weduwe: Cognovi. 2e gebed v. d. octaafdag v. d H.H. Onnoozele Kinderen; 3e ter eere van Maria. Kleur: Wit. Amsterdam. ALB. M. KOK, Pr. KERKNIEUWS 233 Het jaar 1938 zal spoedig weer tot het erleden behooren. We leven snel! Gebeur tenissen volgen elkander in razende vaart, lederen avond brengen ons de kranten een dag wereldleven, dat morgen al weer ver- crongen wordt door wat anders en wat nieuws. En intusschen glijdt ons eigen leven als een schaduw voorbij. Ernstige menschen vragen zich zelf "s avonds wel eens af: wat heb ik nu vandaag uitgevoerd? of aan t eind van de maand: hoe is deze maand gegaan? Op oudejaarsavond gaan ze zelfs in gepeinzen en worden dan heel som ber. Ofschoon we nu juist niet ernstig, nog nrinder somber, wenschey te zijn, zitten we op net einde van het jaar graag even stil om het wel en wee van een jaar Mis- nehuis-ieven te overzien Neen, momber willen we niet zijn. Be- nalve een lekke waier'eiding, 'n doorge brande tamp, ettelijke gebroken ruiten en wat afgewaaide dakpannen is ons huis be waard gebleven van groote rampen. Er is meer gelach m dan gehuild binnen ae gewijde muren van het Missiehuis dat m Mei-ionge opgewektheid z'n koperen bestaanslee.-t vierde De schoorsteer is blijven rooken! En n.et dankbaarheid bladeren we in het Stichters-boek en de namen van weldoe ners, wier medewerking en sympathie wij h. het atgeioopen jaar nebben mogen on dervinden. Innig dankbaar overzien we ook de schaar •/ar. onze jor ge studenten, die dag aan dag zich met zooveel ernst en liefde hebben toegelegd on. zich te bekwamen voor de groote laak die hen te wachten staat En dan zouden we het Oude jaar wil len besluit met een wensch voor het Nieuw« jaar: „Zoo 't oude was. zoo za! waarschijnlijk 't nieuwe zyn, vervult van koud en heet, van lieflijkheid en pijn. Een dingen wensche ik u, en mij en allen samen, het oude jaar en 't nieuw te doen in Godes namen, van aan den eerslen dag tot aan den laaisten tuk, een langen keten zijn van christenweerd geluk". G. Gezelle. Jaarkrans. Father G. v Leeuwen, Directeur. St. Bonifacius Missiehuis. Hoorn. Giro 120937. Gaat u maar na: 43500 onge lukken per jaar, dat is er gem.d- deld één ongeveer per 13 minu ten! En als iedereen blijfi denken, dat de schuld bij anderen ligt, dan beleven we misschien nog een gemiddelde van 13 onge vallen per minuutl 13. Joke en B g gingen buiten dbergplaats hun schoe nen poet-en. Joko smeerde zijn schoen zoo dik in. dat hij in een oogenbiik zijn doosje schoensmeer voor de helft leeg had. 't Is prachtweer ook, zeg, we boffen", praatie hij vroolyk. 14. Big wreef zoo wild zijn schoenen in, dat net schoen smeer op zyn gezicht spatte. Joko lachte hem uit en hield den verbaasden Big een zakspiegeltje voor. Daarin zag Big, dat hij veel op een schoorsteenveger leek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 18