ZATERDAG 31 FFCF.MRER 1938
DE irmsCPE COURANT
VIJFDE BLAD. - PAG. 18
Moed, ondanks alles.
Een Oudejaarsvertelling.
O-V
De Dieren-Jamboree
Het is de laatste dag van het jaar en
helder vriesweer. Üe oogen neergeslagen,
het voorhoofd gerimpeld var de zorgen,
gaat een man in een schamelen jas ge
huld huiverend van de koude naar een
van de laatste hutten in het dorp. Het zijn
treurige gedachten, die het hart van den
schoenmaker Wagner bewegen. Thuis
wacht zijn vrouw, nauwelijks van een zwa
de ziekte genezen; zjj heeft nog zooveel
zorgen noodig en versterkende middelen,
om de verloren krachten te herstellen, en
hij.... hij bezat geen cent meer. Het hout
was op, geen levensmiddelen meer en mor
gen moest hij de huur betalen; niemand gaf
hem zijn geld en ook zijn laatste hoop, dat
tenminste de beheerder van het groote
landgoed, voor wien hij een paar schoe
nen gemaakt had. hem direct betalen zou.
was in rook opgegaan. Hij had zoo zyn
best gedaan, om ze nog klaar te krijgen
en nu wrd hem Tan et verstand ge
bracht, dat hij nog wel enkele v/eken zou
naueten wachten.
Omwille van ue klandizie moest hy zwjj-
gen! O, wanneer de .elgestelden toch eens
wisten, hoe bitter het voor den kleinen
ambachtsman was, dal hij altijd mar moest
wachten, terwijl oy het zuurverdiende geld
zoo hard noodig heeft. Hoe dichter hij bij
zijn huisje kwam. des te droeviger wer
den zijn gedachten. Het deed hem pijn in
zijn binnenste, dat hy zijn arme, ziekelijke
vrouw weer teleur moest stellen. Doch het
meest en haastig ging hij de kleine, een
voudige kamer binnen.
De vrouw sloeg haar oogen op. Droevig
ontmoette haar blik dien van den man; zij
begreep terstond, dat hij weer een ver-
geefschen gang gedaan had.
„Moeder", sprak de schoenmaker moe
deloos, „ik heb geer. geld gekregen; we
moeten nu eenmaal honger lijden. Bijzon
der goed is het ons nooit gegaan, maar zoo
ellendig als wij dit jaar moeten besluiten
en een nieuwe beginnen, is het toch nooit
geweest. Ik begin nou toch bijna te geloo-
ven, dat God ons heelemaal vergeten heeft".
Hij trok zijn jas uit, hing hem aan den
spijker en ging aan zyn werktafel zitten,
cm een paar oude schoenen op te lappen.
De neerslachtigheid van der man ging
de vrouw diep ter harte. Zij kende hem:
liü was een goed en oppassend huisva
der, maar het volslagen mislukken van
ieder ondernemen cn haar lange ziekte, die
al de spaarcenten had opgeteerd, hadden
hem mismoedig gemaakt en reeds menig
maal waren hem woorden ontvallen, die
zijn buurman, de smid, die zich al tang bij
de ontevredenen had aangesloten, hem had
ingefluisterd. Zij was er altijd tegen inge
gaan en tot nog toe was zij er in geslaagd,
haar man op den goeden weg te houden;
maar zij was verstandig genoeg om te be
grijpen, dat de voortdurende teleurstel
lingen hem steeds meer ontevreden zou
den maken, dat het hem zijn Godsvertrou
wen zou ontrooven, '.oodr' 'i ontvankelijk
zou worden voor de verderfelijke leer van
de volksopruiprs die ook in het stille dorp
hun weg hadden gevonden.
„Je mag den moed niet verliezen, Hein.
Wanneer de goede God wil, zijn we snel
geholpen. Wie weet, hoeevel goeds Hij
voor ons in het nieuwe jaar heeft wegge
legd!"
„Ja, dat kun je wel zien, was het bit
tere antwoord. „Het begint al goed. Geen
rooie cent in huis, geen stukje hout voor
de kachel en niets om te eten. Het is om
jezelf voor den
„Stil Hein, dat nooit!" viel de vrouw
hem in de rede, „iedereen heeft wel eens
beproevingen en dan moet je toonen, dat
je echt Godsvertrouwen bezit Of wordt 't
er soms gemakkelijker op, warneer je mis
moedig wordt en gaat kankeren? Het ont
neemt je alleen alle verdienste voor den
hemel."
„Om jouwentwih Trees, zal ik probeeren
moedig te zijn en weer vertn uwen, mis
schien misschien wordt het toch nog
beter."
„Dank je Hein. Och, en zóó erg is het nog
niet. Ik heb Leni met wat naaigoed naar
vrouw Obers gestuurd; die geeft zeker
twee kwartjes naailoon; ze moet wat melk
meebrengen; brood '".et ik daarvan
vrouw Blom gekregen, omdat ik kousen ge
breid heb voor haar zoon, die onder dienst
is Paul is naar het bosch gegasn, om hout
te halen; dat mag hij van der, boschwach
ter, omdat hij een brief voor hem gepost
heeft. Dan maken w* een lekkere warme
kachel, een goed bord pap en dan komen
we er best doorheen."
Zoo probeerde de goede, trouwe vrouw
de zorgen weg te praten.
„Wat brengt Leni daar mee?" vroeg
moeder, terwijl ze door het venster naar
buiten keek. Ze zag haar dochtertje ko
men, die in de eene hand zorgvuldig een
kan melk droeg, terwijl ze met de andere
een kleine slede trok, waarop een kistje
kolen stond. Vader liep naai buiten, om
het kind te helpen, dat toen vlug naar
binnen ging, de kan melk op tafel zette,
moeder twee kwartjes gaf en met een blo
zend gezichtje vertelde:
„Moeder, de kolen heb ik van vrouw
Obers gekregen. Ze waren daar op het erf
net een grooten wagen aan het lossen en
ze moesten allemaal helpen. En toen be-«
gon het kleine kindje te schreien en ik
heb er zoolang mee door de kamer geloo-
pen, om het stil te houden. En toen heeft
de boerin met mij gepraat en ik moest
haar van alles vertellen en 'oen ik zei, dat
u ziek geweest was en kou had, heeft ze
mij die kolen- meegegeven."
„God zegene haar!' sprak moeder. ..Maar
waar blijft Paul toch? Hij had allang thuis
kunnen zijn."
En toen ze weer door het venster keek,
zag ze hem in de verte aankomen, maar
zonder hout. Hij liep zoo hard hij kon. En
met dezelfde vaart kwam hy de kamer
binnenstormen.
„Kijk eens, kyk eens, vader, moeder,
wat ik gekregen heb!" riep hij, terwijl hij
den punt van zijn zakdoek losknoopte en
ei drie mooie, nieuwe goudstukken uit
haalde.
„Groote goedheid, jongen, vaar haal jij
dat geld vandaan?" riepen beiden als uit
één mond.
„Gekregen! Eerst wou ik het niet aan
nemen, maar de ry'ke meneei zei, dat ik
het maar moest houden, het was mijn
eigendom en hier heb ik ook nog een gul
den, die had hij me eerst gegeven." De
oogen van den jongen schitterden.
„Ga zitten, Paul", zei moeder, „vertel
alles eens op je gemak."
Eindelijk was de jongen weer op adem
gekomen, om alles rustig te verhalen. Hij
v/as naar het bosch gegaai en had daar
hout gesprokkeld. T->pn was hij bij een
vijver gekomen met een rotspartij erom
heen, waar prachtige ijskegels hingen. En
toen had hij bij zichzelf geroepen: „Wat
mooi!" Toen had er opeens een stem achter
hem gezegd: „Ja jongen, dat is werkelijk
schitterend." En toen hij zich omdraaide,
stond er een jonge, dpftige meneer achter
hem, die een groote prachtige hond bij
zich had. „Zou je mij een pleizier willen
doen en even mijn hond willen vasthou
den?" vroeg hij, „ik zou graag Qen schels
willen maken van deze prachtige rotspar
tij „Natuurlijk", zoo vertelde Paul ver
der, „deed ik dat maar wat graag en ik
hield de hond vast, terwijl de meneer een
boek uit zyn jas haalde en gir.g teekenen.
Hij had zijn mandsohoenen uitgetrokken
en ik zag toen een prachtige ring aan zijn
vingers, die fonkeld» en schitterde in de
zon. Dat moet een fyne schilder zijn, dacht
ik. En terwijl hij toekende, vroeg hij me.
wie ik was en wat ik wou worden en toen
ik zei, dat ik graag pastoor zou worden,
lachte hij en zei: „Nou je bent heel wat
van plan! Kun je goed leeren?"
En toen vertelde ik, dat ik de eerste
was en heel goed pastoor zou kunnen wor
den, als we maar niet zoo arm waren.
„Zoo, dat is erg", zei toen die meneer, „daar
is natuurlijk veel geld voor roodig. maar
misschien is er toch wat aan te doen." Toen
vrneg hij nog, waar wij woonden en hoe
onze pastoor heette. Even later keek hij op
zijn gouden horloge en zei: „Maar nu moet
ik vlug weg; mijn slee zal in het dorp al
op me wachten. Om één uur moet ik in
thuis zyn."
Hy stak zijn boek weer in den binnen
zak nam eon guide ui zijn portemonnaie
en gaf me die. omdat ik Hector zoo goed
had vastgehouden. Toen zei hij nog: „Nou,
tot ziens, mijn jongen, we zullen het nieu
we jaar maar goed herinnen, je zult -eg
wel meer van me hooren!" Ik bedankte hem
en wenschte hem een zalig nieuwjaar en
toen ging hy vlug I et bosch uit. Ik keek
hem nog even u cn toen ging ik weer hout
rapen. Net toen ik het bij elkaar wou bin
den, om naar huis -e gana, zag ik op de
plaats, waar de mijnheer gestaan had, iets
blinken en toen ik het opnam, was het die
mooie ring, die hij aan zijn vinger had ge
dragen. Ik liep zoo hard ik ken naar hel
dorp. Maai nog voor ik er was,k wam ik
on den weg erheen een mooie slee tegen,
waarin de vreemde mijnheer zat. Ik riep
hem en hij zei: „Waarachtig, ik mis mijn
hem, liet hem den ring zien, en
hy zei: „Waaracntig ik mi mijn
ring!" Hij pakte hem vlug aan en stak
hem aan zijn vinger, terwijl hij zei: „Ik
dank je hartelijk, jjn jongen j<> hebt me
een onbetaalbaren dienst bewezen. De
ring is van mijn vader, het i>- mijn dier
baarste bezit. Ik kreeg hem pas enkele da
gen geleden van mijn moeder en het zou
me zeer pijnlijk geweest zyn, zonder dien
ring bij haar te komen. Hier neem dit voor-
loopig van mij aan, méér heb ik niet bij
me." Toen gaf h-j ir.° deze drie goudstuk
ken. En toen ik ze eerst niet durfde aan
nemen, zei hij: „Pak .Pak aan, het is je
goed recht, je verdient nog veel meer."
Vlug sprong hij toen weer in de slede en
nog voor ik hem kon bedanken, reed hij
al weg. Ik geloof toch dat het geen echte
schilder was, maar de jonge graaf. En hier
is het geld, nou kunnen we lekker eten en
vader kan morgen de huur betalen.
Toen de korte winterdag zi'n einde na
derde, ging het kleine gezin naar het kerk
je dicht bij het bosco, om de laatste uren
van het jaar nog aan God te wijden. Zij
luisterden naar den yvervollen zielenherder
die zijn ~atocmanen ir- bewogen woorden
aanspoorde, om al wat slecht was af te
werpen en de goede gedachten en gevoe
lens vanuit het oude jaar mee te nemen in
het nieuwe.
En allen tezamen dankten God in den
schoonen lofzang: Groote God, U loven
wy!"
Enkele dagen later kwam in het huisje
van Hein Wagner een afgezant van den
graaf. Hy had gehoord, dat ze brave, recht
schapen mensehen waren en daarom wilde
de graaf hen helpen.
Rond Paschen kwam de post van huisbe
waarder van het jachtslot vrij; wanneer
Wagner wilde kon hy deze betrekking
krijgen en dan zou hij van Nieuwjaar af
reeds zyn loon ontvangen. Nu was alle
nood en zorg ineens verdwenen. Het
Godsvertrouwen was beloond en de volle
tevredenheid keerde in het kleine gezin
terug. Nog dikwijls had de vroegere
schoenmaker spijt over zijn mismoedig
heid en vertwijfeling. Hij diende zijn
meester nog vele jaren eerlijk en trouw.
Misschien zullen de lezers ook nog wil
len weten of de wensch van den jongen
Paul later in vervulling ging. Ja, hij is
inderdaad pastoor geworden en hij werd
een priester naar Gods hart. De edele jon-
DE 10 POPULAIRSTE WEDER.
LANDERS.
Interessant is de uitslag van Maggi's Po-
pulariteits-wedstrijd, waaraan iedere Ne
derlander zonder voorbehoud kon deelne
men. Uit alle deelen van ons land zijn in
zendingen binnen gekomen, zoowel van de
kleinste dorpen als de grootste steden. Alle
maatschappelijke kringen waren vertegen
woordigd.
Onder toezicht van het Amsterdamsche
Notariskantoor Voskuil en Warmelink is
de stemming vastgesteld
Dat als eersten Zijne Excellentie Dr. H,
Colijn en Prof. Dr. Willem Mengelberg uit
verkoren zijn, pleit niet alleen voor deze
prominente figuren, maar ook voor de goe
de opvatting van de vele tienduizenden in
zenders en inzendsters.
Daarnaast hebben ook enkelen op het ge
bied van kunst en sport, die vooi korteren
of langeren tijd de aandacht ^p zich geves
tigd weten te houden, zich een plaats in de
Nederlandsche harten kunnen veroveren.
De Radio-verslaggever Han Hollander
zag zich eveneens onder de eersten geclas
sificeerd. De met enthousiasme gegeven
reportages van internationale voetbalwed
strijden en het wekelijksche sportpraatje
blijken geweldig tot de groote massa te
spreken.
Verder Is Neerland's grootste schaak
meester Dr. Max Euwe een dergenen, die
een plaats onder de tien uitverkorenen in
neemt. Een bewijs, dat deze wetenschappe
lijke tak van sport alle waardeering heeft.
Buziau, Clinge Loorenbos en Louis Da
vids zijn degenen, die ons vaak op aange
name wijze bezig houden en tot het publiek
niet het minst via de radio spreken
met een verve, welke hen een plaats onder
de 10 populairste Nederlar.ders heeft be
zorgd.
Op het gebied der sport hebben verder
Orendarp, Arie van Vliet en Iet van Feg-
gelen een dusdanige populariteit verwor
ven, dat ook zij in de herinnering van het
publiek voo-tlever en wel in de voorste
gelederen, waardoor zij, dank zij hun stem-
menaantal, zich mede onder de beroemd
heden hebben geschaard. In binnen- en
buitenland hebben zij de naam van Neder
land hoog gehouden, hetgeen hun landge-
nooten blykbaa» hoogeiijk waardeeren.
Ettelijke tientallen bakende namen op
velerlei gebied zyn verder naar voren ge
komen, doch konden zich niet tot de bo
venste 10 in stemmenaantal opwerken. Op
merkelijk is, dat bijv. de wetenschaj het
veld moest mimen vcor hen, die dank zij
de radio en pers, midden in het dagelijk-
sche leven staan.
Zoo geeft deze stemming aan het einde
van 1938 aanleiding tot menige beschou
wing of conclush. die wy kortheidshalve
achterwege moeten laten.
NIEUWJAARSGEBRUIKEN.
In het koude Noorden.
In de havensteden van de Scandinavi
sche landen is het de gewoonte dat op
Nieuwjaarsmorgen, aan hen die in het af-
geloopen jaar een menschenleven gered
hebben, een geschenk wordt aangeboden.
Op deze morgen komen twee gemeente
raadsleden naar de woning van die mannen
die in den strijd tegen storm en water een
mensch van den dood geied hebben, en
overhandigen deze dappere redders een
eere-gift, die door de bewoners van hun
stad is bijeengebracht.
In Nederlandscb-Indië.
Een Maleisch spreekwoord zegt: „Met
Nieuwjaai wordt alle vijandschap begra-
en". En wanneer twee Maieiers een jaar
lang niet met elkaar gesproken hebben,
oan zoeken zij elkanoer op Sylvesteravond
op en drukken elkaar de hand, ten teeken
van hun verzoening.
Er zyn.... Christenen, die niet aldus
handelen 1
ge graaf had hem de noodige middelen
daartoe geschonken. Beide heeren werden
trouwe vrienden en zij dachten nog dik
wijls aan den Oudejaarsdag, toen God hen
bij elkander bracht. Hun namen werden
later nog dikwerf tezamen genoemd in den
tijd van den cultuurstrijd, toen de K'rk
Gods in groote verdrukking kwam. Bei
den hebben toen de banier van het geloof
hooggehouden als waarachtige stryders
voor waarheid, vrijheid en recht.
HOOGFEEST VAN DRIEKONINGEN.
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
dagelijks Gloria en Credo. Prefatie van
Kerstmis.
ZONDAG 1 Januari, Feestdag van de
Besnijdenis des Heeren. Octaafdag van
Kerstmis. Mis: Puer. Credo. Prefatie en
het gebed „Communicantes" van Kerst
mis. Kleur: Wit.
Worden wij bij ons heilig Doopsel aan
God toegewijd, bij de Joden geschiedde
die toewijding van ieder mannelijk kind
door de besnijdenis. Dan ontvingen de kin
deren ook een naam. Ook aan den God-
delijken Zaligmaker werd de godsdiensti
ge plechtigheid van de besnijdenis ver
richt. Want, daar Hij in alles aan ons ge
lijk werd, bc.ialve in de zonde, wilde Hij
zich niet aan die Joodsche wet onttrek
ken, ofschoon Hij natuurlijk niet onder,
maar boven die wet was. Het Goddelijk
Kind ontving toen ook Zijn Naam, J e-
sus, d.i. Verlosser. Want, aldus had
de Engel gezegd- „Gij zult Zijn Naam „Je-
sus" noemen, want Hij zal Zijn volk ver
lossen van de zonde".
MAANDAG 2 Jan. Feestdag v. d. Zoeten
Naam Jesus. Mis: In Nomine. 2e gebed (al
leen in stille H.H. Missen) v. d. octaafdag
v. d. H. Stephanus. Kleur: Wit.
„AlJe volken, die Gij geschapen hebt,
zullen komen en aanbiddend voor U neer
knielen en Uw H. Naam verheerlijken.
Want geen anaere Naam is ons gegeven,
waarin wij zalig kunnen worden, dan de
H Naam „Jesus".
DINSDAG 3 Jan. Octaafdag v. h. feest
v. d. H. Joannes, Apostel. Mis: In medio
(als op 27 Dec.). 2e gebed ter eere van
Maria (Deus. qui salutis); 3e voor Kerk of
Paus. Geen Credo. Prefatie v. d. Aposte
len Kleur: Wit.
WOENSDAG 4 Jan. Octaafdag v. h. feest
v. d. H.H. Onnoozele Kinderen. Mis: Ex
ore. 2e gebed ter eere van Maria; 3e voor
Kerk of Paus. Geen Tractus, maar achter
het Graduale wordt gezegd het Alleluja
met vers. Geen Credo. Kleur: Rood.
DONDERDAG 5 Jan. Vigilie voor het
feest van de Openbaring des Heeren. Mis:
Dum medium. 2e gebed v. d. H. Telespho-
rus, Paus en Martelaar; 3e ter eere van
Maria. Kleur: Wit.
VRIJDAG 6 Jan, Hoogfeest van de
Openbaring des Heeren aan de Heidenen
of Driekoningen. Dag van devotie. Mis:
Ecce advenit. Prefatie en het gebed „Com
municantes" van Driekoningen^ Kleur:
Wit
Vandaag herdenkt de H. Kerk de Open
baring des Heeren aan de heidenen in de
roeping van de drie Wijzen of Koningen
uit het Oosten. Dankbaar herdenken wy
heden hoe over het Jeruzalem van onze
ziel reeds de glorie des Heeren is opge
gaan in ons heilig geloof. (Epistel). Moge
ons geloof eenmaal overgaan in een zalig
aanschouwen in den hemel. (Gebed). Dat
mogen wij hopen als wij weten te offeren
aan Christus het goud van onze liefde, de
wierook van innig verkeer met God en de
myrrhe van de bittere verloochening van
eigen wil. (Graduale. Evangelie. Offerto
rium, Stilgebed).
Tonen wij ons deze dag vooral missio
narissen van gebed. Vragen wy de bekee
ring van de arme heidenen; dat ook zij
mc-gen wandelen in het Licht van Chris
tus, als genadekinderen in Zijn heilige
liefde. Offeren wij voor die intentie ons
heilig en aanbiddelijk Smeekoffer, waar
door de eerste Missionaris, Jesus Christus,
Zichzelf offert aan den Hemelschen Va
der.
N.B. Vandaag is de gezongen votiefmis
v. h. H. Hart niet geoorloofd.
ZATERDAG 7 Jan. Tweede dag v. h.
Driekoningenoctaaf. Mis: Ecce advenit (als
gisteren). 2e gebed ter eere van Maria;
3e voor Kerk of Paus. Prefatie en het ge
bed „Communicantes" van Driekoningen.
Kleur; Wit.
IN DE KERKEN DER
E.E. P.P. FRANCISCANEN;
Alles als in bovenstaande kalender v. h.
Bisdom, behalve:
MAANDAG. 2e gebed v. d. Z.Z. Benti-
volius de Bonis en Gerardus Cagncli, Be
lijders; 3e (alleen in stillte H.H. Missen)
v. d. octaafdag v. d. H. Stephanus.
WOENSDAG. MIS v. d. Z. Angela van
Foligno, Weduwe: Cognovi. 2e gebed v. d.
octaafdag v. d H.H. Onnoozele Kinderen;
3e ter eere van Maria. Kleur: Wit.
Amsterdam. ALB. M. KOK, Pr.
KERKNIEUWS
233
Het jaar 1938 zal spoedig weer tot het
erleden behooren. We leven snel! Gebeur
tenissen volgen elkander in razende vaart,
lederen avond brengen ons de kranten een
dag wereldleven, dat morgen al weer ver-
crongen wordt door wat anders en wat
nieuws.
En intusschen glijdt ons eigen leven als
een schaduw voorbij. Ernstige menschen
vragen zich zelf "s avonds wel eens af: wat
heb ik nu vandaag uitgevoerd? of aan
t eind van de maand: hoe is deze maand
gegaan? Op oudejaarsavond gaan ze zelfs
in gepeinzen en worden dan heel som
ber.
Ofschoon we nu juist niet ernstig, nog
nrinder somber, wenschey te zijn, zitten
we op net einde van het jaar graag even
stil om het wel en wee van een jaar Mis-
nehuis-ieven te overzien
Neen, momber willen we niet zijn. Be-
nalve een lekke waier'eiding, 'n doorge
brande tamp, ettelijke gebroken ruiten en
wat afgewaaide dakpannen is ons huis be
waard gebleven van groote rampen.
Er is meer gelach m dan gehuild binnen
ae gewijde muren van het Missiehuis dat
m Mei-ionge opgewektheid z'n koperen
bestaanslee.-t vierde
De schoorsteer is blijven rooken! En
n.et dankbaarheid bladeren we in het
Stichters-boek en de namen van weldoe
ners, wier medewerking en sympathie wij
h. het atgeioopen jaar nebben mogen on
dervinden.
Innig dankbaar overzien we ook de
schaar •/ar. onze jor ge studenten, die dag
aan dag zich met zooveel ernst en liefde
hebben toegelegd on. zich te bekwamen
voor de groote laak die hen te wachten
staat
En dan zouden we het Oude jaar wil
len besluit met een wensch voor het Nieuw«
jaar:
„Zoo 't oude was. zoo za!
waarschijnlijk 't nieuwe zyn,
vervult van koud en heet,
van lieflijkheid en pijn.
Een dingen wensche ik u,
en mij en allen samen,
het oude jaar en 't nieuw
te doen in Godes namen,
van aan den eerslen dag
tot aan den laaisten tuk,
een langen keten zijn
van christenweerd geluk".
G. Gezelle. Jaarkrans.
Father G. v Leeuwen,
Directeur.
St. Bonifacius Missiehuis.
Hoorn. Giro 120937.
Gaat u maar na: 43500 onge
lukken per jaar, dat is er gem.d-
deld één ongeveer per 13 minu
ten! En als iedereen blijfi denken,
dat de schuld bij anderen ligt,
dan beleven we misschien nog
een gemiddelde van 13 onge
vallen per minuutl
13. Joke en B g gingen buiten dbergplaats hun schoe
nen poet-en. Joko smeerde zijn schoen zoo dik in. dat hij
in een oogenbiik zijn doosje schoensmeer voor de helft
leeg had. 't Is prachtweer ook, zeg, we boffen", praatie hij
vroolyk.
14. Big wreef zoo wild zijn schoenen in, dat net schoen
smeer op zyn gezicht spatte. Joko lachte hem uit en hield
den verbaasden Big een zakspiegeltje voor. Daarin zag
Big, dat hij veel op een schoorsteenveger leek.