KERSTNUMMER 1938 3)e CekLotaSoii/ia/tit -Milium, No. 9218 Zaterdag 24 December 30e Jaargang HET WIEGJE KeAltmilou^Ape.in^ittgzn. door P. CHRISTOPH O. C. D. VREUGDE EN VREDE Kerstnacht, schooner dan de dagen! Zoo laat Vondel cle Zusters Clarissen in den Kerstnacht beginnen om de geboorte van Jezus te bezingen. De eerstep, die ha^r dit, na Maria en St. Joseph, hebben voor gezongen, zijn wel de herders geweest. Zij hebben meegemaakt, hoe 'n donkere nacht ineens helderlicht werd, wijd in de rondte; hoe zuivere engelenstemmen een lied zon gen van hemelsche muziek, hoe hun ge zegd werd: „Zie, ik verkondig u een groo- te vreugde.... Ze snelden erheen, en von den Maria en Joseph met het Kindje, dat in de kribbe lag." Dit heerlijk gebeuren, dat hen plots overviel, zien wij telkenjare opnieuw over ons komen. Opnieuw leeft in ons de ontroering, gewekt door de verwach ting in den Advent. Heeft niet onze Moeder de H. Kerk el- ken dag wéér geroepen en gesmeekt: „Dauwt hemelen van boven, en dat de wol ken den Rechtvaardige regenen; de aarde opene zich en doe den Verlosser ontsprui ten." Gedurig nam dat verlangen in in nigheid toe, 't werd een verzuchting des harten: „Kom Heer, talm niet langer". Met het naderen van den Verlossingsdag viel er 'by voorbaat 'n schijnsel van vreugde in ons hart: „Gaudete, verblijdt u; prope est •jam Dominus, de Heer is al dichtbij". En op den vigiliedag maakt nu dat smachtend verlangen plaats voor de blijde zekerheid. „Heden zult gij weten, dat de Heer komt, en morgen zult gij Zijn heerlijkheid aan schouwen. Zoodra de zon weer opgegaan is aan den hemel, zult gy den Koning der koningen zien." Zoo bereidde de H- Kerk ons, haar kin deren, voor op het Kerstfeest. En deed zij 't niet wonderwel? Wij weten nu: er gaat wat gebeuren.... wondervolle dingen, waarvan we den diepen zin" niet heele- onaal begrijpen kunnen. Maar er is nog zooveel, waar ons hart zich aan te goed kan doen. Vernemen ook wij niet de boodschap van den engel: „Zie, ik verkondig u een groote vreugde"? Geldt ook niet voor ons de engelenzang: „Vrede op aarde den menschen van goeden wil"? In alle kerken staan kerstkribben van daag, en in de huizen om de andere deur. In heel de katholieke wereld viert elke pa rochie als één gezin in de vroege uren de geboorte van 't Goddelijk Kind: de ge boorte van eeuwigheid uit den Vader, de geboorte van het Mensch geworden Woord uit Maria, en de hergeboorte van Jezus Christus in 's menschen hart. Ver boven dé innige stemming van het gemoed, in de sfeer van licht en groen, van sneeuw en en gelenhaar, moet onze gedachte uitgaan naar deze bovenatuurlijke werkelijkheid. Want de stemming smelt weg met de sneeuw, doch de genade in ons is vermeer derd; wy zijn Hem, die tot ons afdaalde, wederkeerig meer nabij gekomen. En wan neer op een later uur de kleinsten aan de hand van vader of moeder het Kerstkindje gaan zien, raken in hun devotie niet uitgekeken op al dien overvloed van eenvoud. Zou vader of moeder de Kerst groep niet even vergeten om hun eigen kind met starende oogen, terwijl zijn handjes grijpen naar de schaapjes, en het ten slotte zijn meeleven betoont met den kleinen Jezus, die toch zoo arm „met bijna niets aan" in de kribbe ligt. Tot dezulken spreekt Jezus de Hem en kinderen alleen eigen taal, en pater Schreurs dicht in den Zonnewijzer, doelend op al wie kind is naar den geest: „Slechts kind'ren zien den liemel open; Alleen voor zuiveren van geest Gaat God vannacht een kindje koopen En sneeuwt er vrede op dit feest." Met meer warmte en vreugde en tevre denheid keert gij terug naar huis, waar ge alles anders ziet, omdat het „Licht" er een nieuwe glans over goot. Proeft gij dan niet de innerlijke vreugde van waarachtig ge luk, als ge 's avonds met uwe kinderen ge schaard zijt rond uw stalletje, met eigen handen gemaakt? Wij zien Maria, we zien St, Joseph, we kijken naar de herders, naïeve figuren rond de kribbe; aller blik ken zyn op het Kind gericht. En wij be luisteren hun samenspraak. „Als de ziele luistert, spreekt het al 'n taal dat leeft", zegt de vrome priesterdichter Gezelle. 't Is nog licht boven de velden van Bethlehem. Herders met een lam op de schouders staan aanvankelijk bedeesd en verbaasd toe te zien.... ze knielen neer, en eenvoudi- gen werd het evangelie verkondigd omdat eenvoudigen 't verstaan ze aanbidden hun Verlosser, 't Vreemde, geheimzinnige wijkt omdat heel de omgeving zoo vertrou- Zie ft Kindje in het wiegje aan 't Is arm en heeft geen kleertjes aan. Dat wiegje is geen wieg, geen bed 't Is voor de dieren daar gezet. Kyrie eleis. De ouders zijn toch even blij Er staan wat schaam'le herders bij, Die denken niet aan eigen nood En zorgen om hei daag'lijksch brood. Kyrie eleis. Er zijn nu haast geen herders meer, Maar schamelen zooveel te meer, Omdat wij in ons kort bestaan Niet naar de kribbe zijn gegaan. Kyrie eleis. Een koning gaat er ook niet heen, Die denkt aan staal, beton en steen, En hoe hij wijder grenzen vindt; Die heeft geen tijd meer voor een kind. Kyrie eleis. Wij zijn niet in ons kort bestaan Naar 't Kind, dat zelf niets had, gegaan. Wij knielen liever voor geweld En voor een and'ren God, het geld. Kyrie eleis. Nog staat de kleine kribbe daar, Maar niemand van ons ziet ernaar. En ieder jaar, dien 't Kind ons gaf, Staan wij weer meer van 't wiegje af. Kyrie eleis. O Jesu zoet, hoor dit beklag, Trek ons tot 't; wiegje ied'ren dag En geef dan uit uw overvloed Wat alle menschen leven. doet. Kyrie eleis. Fr. Sch. welijk aandoet. Trouwens, wie is nu ver legen voor een kind! 't Kind heeft altjjd iets aantrekkelijks. Daar zit Maria, die „bloosde van weelde"; want zij wist en be greep toch het allermeest, en haar glim lach wenkte de herders dichterbij. Ze ko men hier met leege handen; hun hart is van goud, maar het spreken hier valt hun moei lijk. Moeder voelt wel wat zij willen zeg gen. En ziet daar verder St. Joseph, sta rend naar het Kind.-dat hem de hemel heeft toevertrouwd. Hij zal wel gezwegen hebben. Hij kan z'n geluk niet aan. In hun midden de hemel met den Vredevorst. „Za lig de armen van geest"! Wij tellen nu 1938. Kerstmis in de twin tigste eeuw. Wij vieren dit feest al bijna twee duizend jaar, en evenzoovele jaren weerklinkt de blijde boodschap van den Vredevorst en den vrede. Toen was 't Herodes, die om po litieke redenen het Kind wilde dooden, on- schuldigen liet verinoorden en angst en verschrikking verspreidde. Hij vreesde dit Kind. ITu is het nog altijd Herodes die 't „Kind" achtervolgt. Sommige staatshoofden vree zen het Kind. Wat zij willen voor zichzelf is niet een scpeter" voor één dag, maar voor immer, ten koste van welke verschrikking ook. Hun moet de toekomst behooren.... Dwazen! De toekomst? De toekomst is aan dit Kind; vandaag reeds hooren wij de H. Kerk in de derde mis; cujus imperium su per humerum ejus, de heerschappij is op zijn schouders gelegd. In de epistel van St. Paulus der 3de mis: „Uw troon o God blijft..staan tot in eeuwigheid." Hun angstige bezorgdheid houdt de er kenning in van Zijn Opperheerschappij, maar tegenover Christus' vredeboodschap stelt die wereld het kanon. Helaas, Herodes leeft nog, en van vre de over de gansche aarde zijn we nog ver af. Toch zal zooals in 1914'18 toen man schappen Stille nacht. Heilige nacht in de loopgraven zongen, zelfs vijandelijke sol daten naar elkaa: toe gingen en kleine kerstgaven uitwisselden ook nu op de oorlogsvelden het lied van den vrede weer klinken. Ook nu zal de Vredevorst zyn triomfen vieren; en gebeden zal er wor den om vrede, vrede, aen vrede van Beth lehem. Moeders genoeg zijn er, wier kind 't leven op het slagveld moest laten, en tal van strijdende mannen hebben vrouw en kind. Daarom zal het aanbod van Chris tus niet met algemeene verwerping beant woord worden. Schrijnend blijft evenwel de tegenstel ling tusschen de oorlogswoede met haar el lende, en de vreugde en vrede die ons van uit de Kerstkribbe toeschijnen. Juist het ontberen van deze broódnoodige levensfac toren doet het bezit er. genot er van des te hooger waardeeren. In huisgezinnen, waar de christelijke feest en de gods dienstzin nog gaaf zijn, kent men ze als het hoogste goed. De hoofdoorzaak van 't ge brek aan ware vreugde is de ongodsdien stige tijdgeest. Vanzelfsprekend bestaat de echte vreugde met haar blijmoedig uiter lijk niet in de z.g. lachsalvo's van knalavon den, overigens geen steeds te versmaden ontspanning. Maar de vreugde die ons bij Christus' geboorte gewerd is edeler, is bo vennatuurlijk van oorsprong en wezen; ze komt voort uit een deugdzaam leven. Bo vendien is het uitzien en hunkeren naar groote en talrijke „feestelijke" gelegenhe den in onzen tijd voor velen een kwelling, omdat zij niet in hun bereik liggen. Zie liever als ten minste geen verbittering uw oog heeft dichtgeknepen naar de kleine vreugden, die het leven toch aan ioder biedt. De aaneenschakeling dezer klei ne vreugden geeft ook aan uw leven voldoen dt zonneschijn, totdat eens de dag komt van Christus' stem: „Treed binnen in de vreug de des Heeren, opdat Mijn vreugde uw deel mag worden, en uw vreugde volkomen zij." Deze les moet liet Kerstfeest ons men schen van 1938 leercn, willen wij de blij de boodschap als tot ons gericht houden. En met de vreugde zult gij den vrede vin den. Indien ooit, dan zeker nü doel het evan gelieverhaal weldadig aan. De tweede per soon der Allerheiligste Drievuldigheid werd aan ons gelijk, en droeg- de lasten en on-' gemakken van dit leven. Wat een tekort armen! die minder rijk zijn aan goederen dezer aarde aan '1 allernoodzakelijkste. „Voor u, aldus St. Paulus, is Hij arm ge worden, Hij die Rijk was, opdat gij door Zijn armoede rijk zoudt wezen", aan kost baarder goederen. Waar vindt men in arm zaliger behuizing, bij grievender gebrek, toch zoo'n stralende tevredenheid en bo- venaardsch geluk. Beiden waren weliswaar van koninklijke afkomst, doch geeft ons dit bij de geboorte van den Koning der honingen niet meer reden tot nadenken? Gewichtiger oogen- blik kent de geschiedenis niet. Waar blijft het feestelijk vertoo i van praal en pracht? De verkondigers van een blijde gebeurte nis in onzen tijd, de pers en radio ontbre ken. Maar.weten zal de wereld het toch! De hemelsche Veder zelve maakt de vreugdetijding bekend. Voor Hem, met wien niemand dier grooten dezer aarde in vergelijking kan treden, opent zicli de he mel, dalen engelen neer schittering van licht bij nacht en het schoonste jubel lied wordt door de engelenschaar gezon gen: Glorie aan God in den hooge! Voor wien is dat nog ooit geschied? En was het tevens niet een goddelijke vergoeding aan Maria en Joseph, de twee eenvoudige ver geten menschen. Bij de kribbe zoekt en vindt ge innerlijk vrede en tevredenheid des harten, vindt ge de schoonste harmonie: eenheid van wil len en gevoelen bij Maria en den Voed stervader, en tusschen deze beiden en hun Kind. Vrede op aarde aan U die van goeden wil zijt: laat- u dien vrede niet ontnemen door beuzelarijen, door noodelooze drukte en bekommernissen. Kijkt nog eens naar uw stalletje, „wij kunnen van 't kribje niet scheiden".... Maria met 'n hemelsche glans' in liaar oogen: Vreugde! St. Joseph er tegenover met z'n rustig gelaat: Vrede! Midden tusschen hen in, het Kind: LIEFDE!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 17