EEN KORTE DROOM FEUILLETON door ANNY VAN PANHUYS. 28) „Neen, neen, het gaat om een verrassing; ik ben een goede kennis van freule Pe reny." „O juist", deed de portier eerbiedig, om er dan, alsof hem een licht opging, bij te voegen: „Waarschijnlijk wilde u het verlo vingsfeest van gravin Pereny bijwonen?" Een schok ging den ouden heer door de leden, maar hij had zijn gezicht goed in be dwang en bracht het zelf tot een mat glim lachje. „Nu, dan komt u helaas juist te laat", ging de ander spraakzaam voort, „want vanavond heeft het feest al plaats. De ge zelschapsdame van de gravin heeft het aan onzen directeur verteld." Baron Schlück steunde zwaar op zyn wandelstok, het glimlachje verstarde om zijn dunne lippen. „Zoo, zoo", bracht hij moeizaam uit, „van avond al." Hij schoof een abnormaal groo- te fooi in de hand van den portier en voeg de er gedempt en op ietwat vertrouwelijker toon aan toe: „Ik kom in opdracht van de familie der gravin, die onder ons gezegd sterk tegen deze verloving is." Deze familiariteit met een hotelbediende ètond hem zelf verschrikkekjk tegen, maai hij wist niet wat hy anders zeggen moest om zich niet bloot te geven en tegelijk te weten te komen, met wien „gravin Pere ny" zich had verloofd. Doch de portier, nu óók vertrouwelijk, kwam hem te hulp. „Maar mijnheer, de verloving is toch zoo passend als maar mogelijk is eerstens wat den rang betreft, en ten tweede is prins DettenburgWeidingen een gentle man van top tot teen, bekend om zijn se rieuze levenswijze en bovendien zeer ge fortuneerd. De oude baron perste de lippen opeen, om zich geen kreet van verrassing te laten ontglippen. „Zoo, zoo, een prins van den bloede had het eerzuchtige gravinnetje uit gezocht niet meer of minder dan een prins! Neen, bescheiden was ze niet be paald, de kleine Marina Toldy. Nu, enfin, hij was er ook nog, net stond nog altijd in zijn macht, haar eerzucht in wat beschei dener banen te leiden. Ze zou zich ermede tevreden moeten stellen, baronesse Schlück te worden. En dankbaar zou ze hem óók nog moeten zijn, wanneer hij haar dien titel wilde geven; hij had haar lot nu immers volkomen in zijn macht. Hij dacht een pzar seconden na, toen vroeg hij: „En hoe laat wordt de freule te rugverwacht!' Want hij meende natuurlijk, dat Marina in Frankrfurt was. „O mijnheer, kasteel Weidingen, waar de verloving gevierd wordt, ligt een paar uur van hier en de freule heeft laten weten dat ze pas morgenmiddag terug zou komen." „Goed, goed." De uaron wist nu, dat hy tot den volgenden dag geduld zou moeten oefenen dan wilde hy zy'n eerzuchtige jonge vriendin echter ook meedogenloos overrompelen. Vóór alles was het daar voor noodig, dat de portier zweeg over zijn bezoek van vandaag. Met een tweede rui me fooi wist hy dh, belofte te verkrijgen. Daarna verliet de oude heer het hotel en begaf zich naar het zyne, dat slechts op enkele minuten afstand lag; en tijdens het avondeten wist hij van den gedienstigen ober nadere inlichtingen te krijgen over prins Dettenburg-Weidingen. Hij vernam allerlei weten waardigs en met een triom fantelijk lachje onder het koolzwarte snor retje betrad hij den volgenden middag weer het hotel waar Marina Toldy verblijl hield. „Gravin Pereny is een uur geleden in de auto van den prins teruggekomen", licht te de portier hem in. „Dank u, wilt u zoo goed zijn, de freule dit briefje te laten brengen?" De baron haalde een smalle enveloppe uit zijn bin nenzak. „Ik denk, dat de freule me wel zal ontvangen." Een van de liftjongens stormde met het briefje de trappen op. Na een paar minuten was hy terug. „Gravin Peerny laat mynheer den baron verzoeken, boven te willen komen." De jongen bracht hem met de lift naar boven en opende de deur van de zitkamer, waar gravin Pereny haar bezoekers placht te ontvangen. Midden in de kamer stond Marina Tol dy in een eenvoudige japon van donker bruin fluweel en stak den binnentredende de hand toe, alsof ze elkaar gisteren voor het laatst gezien hadden. Maar ze voelde zich niet zoo op haar gemak als ze voor gaf; de inhoud van het briefje, dat haar zoo juist gebracht was, leek haar toch een beetje eigenaardig. Er stond: Baron Schlück verzoekt freule Pereny om een onderhoud in het belang van haar toekomst. Zou hy nog altijd met haar willen trou wen, de oude heer, en hoe wist hy in vre desnaam haar verblijfplaats was het toe val of opzet, dat hy hier in Frankfurt op dook? De gedachte aan haar overhaast ver trek uit Nice drukte haar nu loodzwaar, maar ze glimlachte den baron toe, alsof ze zich van niets bewust was. „Wat aardig van u, dat u me niet ver geten hebt, mijnheer von Schlück. Mag ik vragen, welk toeval u hier naar Frankfurt heeft gebracht en hoe u van mijn aanwezig- hier hier gehoord hebt?" Hij drukte met onderwetsche vormelijk heid de blanke hand aan zijn lippen en ging zitten op de stoel, die ze hem gewe zen had. „Mijn lieve freule, het doet met verba zend veel genoegen, dat ik byna nog mooier en stralender terugvindt dan u des tijds waart, toen u ietwat al te plotseling uit Nice verdween", hij wiegde spijtig het hoofd heen en weer, „zonder mij goeden dag te zeggen en zonder me antwoord te geven op een ernstige en dringende vraag. Overigens heeft geen toeval me hierheen gebracht, doch volgde ik, zij het met veel moeite, welbewust uw spoor." Marina's gezicht werd zeer koel. „Ik begrijp u niet, mijnheer von Schlück" „Ik verlangde er naar, u weer te zien, freule, en bovendien wilde ik u opnieuw mijn hand aanbieden." Hij glimlachte nu bijna uitdagend. Marina vond hem bijzonder onaange naam. Ze trok met nadruk de wenkbrau wen op. „Neemt u me niet kwalijk, mynheer van Schlück, zouden we dit onderwerp maar niet liever laten rusten? Mijn wat bruusk vertrek van toen, wat èrg bruusk, dat moet ik zelf toegeven, zal u toch voldoende ant woord geweest zyn. Het viel me eerlijk ge zegd, moeilijk, u destijds te moeten teleur» stellen, daarom verliet ik Nice." Ze keek neer op den kostbaren briljant- ring, het bruidsgeschenk van prins von Dettenburg-Weidingen. De baron had haar blik gevolgd; in zyn kleine, donkere oogen kwam een glimp van boon. „Ik zou me desondanks nogmaals willen veroorloven, u om uw hand te vragen, freule." Marina maakte een ongeduldige bewe ging. „Waarom brengt u me opnieuw in de pijnlijke noodzakelijkheid, u een „neen' te moeten antwoorden?" Hij lachte zacht, maar toch hoorbaar. Ditmaal zult u „ja" zeggen, dat weet ik." Marina, die recht tegenover hem had ge zeten, stond met een ruk op; er lag een scherpe rimpel tusschen haar oogen. „Ik denk er nog precies zoo over als des tijds, mijnheer von Schlück." „Niet zoo haastig, freule, ik ben over tuigd, dat u mijn aanzoek nog wel even in overweging zult nemen." Zij dacht aan haar knappen, vorstelij- ken verdoofde, en het scheen haar plotse ling toe of deze man met zijn gerimpeld, geschminkt gezicht en zijn al te jeugdig ge verfde haren haar een ongehoorde beleedi- ging had aangedaan. Wat ging hij haar aan, die oude verliefde dwaas, en waarom was ze eigenlijk nog zoo beleefd geweest, hem te ontvangen? Zeker, ze had destijds, toen ze letterlijk voor hem op de vlucht sloeg, niet erg tactvol en vriendelijk gehandeld, maar ten slotte was dat dan ook alles wat hy haar verwijten kon. Ze was hem niets verschuldigd en was tegenover hem altijd dame gebleven. (Wordt vervolgd). 2)a Zeidócbz 0otiAant De Kon. Ver. .De IJsclub" te Leeuwarden organiseerde Dinsdag een hardrijderij op de korte baan voor vcouwen. Be- stuurs- en juryleden verschenen traditie getrouw in kleedij van 1850 Winterproza, als de waterleiding be vroren is en de huisvrouw zich met emmers en ketels van het noodige drink- en waschwater moet voorzien De Gouwzee is geheel dichtgevroren en het verkeer met Marken gaat nu over het ijs. Per slede wordt de communicatie tusschen het eiland en Monnikendam onderhouden Winter in Europa. De Italiaansche Alpen als terrein voor de beoefening der ski-sport Vischvangst bij elf qraden vorst is geen sinecure. Toch schijnt de buit naar wensch te zijn De IJsel zit thans vol drijfijs. Een kijkje te Olst, waar het personen verkeer tusschen beide oevers per roeiboot wordt onderhouden. Op den voorgrond de pont, welke buiten dienst is gesteld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12