DEBAT OVER HET LAGER ONDERWIJS DONDERDAG 1 DECEMBER 1938 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 BUITENLAND VAN HET VATICAAN ZORGWEKKENDE WOORDEN VAN DEN H. VADER „ZEKERE DINGEN. DIE ONS BEDREIGEN". Men seint uit Rome d.d. gisteren aan de „Msb.": Z. H. de Paus woonde ook heden alle preeken en godsdienstoefeningen bij, die ter gelegenheid van de retraite ten Vati- cane zijn gehouden. Des middags ont-ving Hij 600 jonggehuw de paren, tot wie Hij een toespraak van een kwartier hield. Aan het slot van Zijn rede vroeg Hij den aanwezigen voor den Paus en de Kerk te bidden voor een bij zondere intentie, welke Hij vóór het begin der retraite nog niet had, daar Hij zekere dingen, die zich op het oogenblik voordoen, nog niet kende, „die Ons echter bedreigen". Deze woorden worden veel besproken. Niemand kan echter zeggen, op welke be dreigingen de Paus doelde. Alhier wordt intusschen het gerucht ver spreid van de aankomst van Z.H. Em. Kar dinaal Innitzer. Volgens Havas zou de H. Vader aan de boven aangehaalde woorden nog toegevoegd hebben: „Bidt voor de intenties van den Paus en zult gebeden hebben voor het welzijn, niet alle en van zielen, maar van de ge- heele Kerk". Chamberlain bij den Paus? De diplomatieke redacteur van Reuter echt het mogelijk, dat Chamberlain gedu rende zijn verblijf te Rome een bezoek zal brengen aan den Paus Hoewel voor een dergelijk bezoek geen regeling is getroffen, is het gebruikkelijk, dat staatshoofden en andere hooggeplaatste personen den Paus bezoeken, wanneer zij te Rome komen. ITALIË EEN REDE VAN CIANO ITALIë'S HOUDING TEGENOVER TSJECHO-SLOWAKIJE. De verhouding tot Engeland. In de fascistische Kamer heeft Ciano, de minister van buitenlandsche zaken, gister avond een uitvoerige rede gehouden over de omstandigheden die aanleiding zijn ge weest tot het ontstaan der Tsjechoslo waak- sche crisis en over de houding van Italië in die dagen en de actie van den duce voor de regeling van het vraagstuk. Ciano begon met de houding van Italië tegenover Tsjechoslowakije toe te lichten, Het meest belangwekkend was de opsom ming van de door Italië op 28 en 29 Sep tember genomen maatregelen die overeen kwamen met een gedeeltelijke mobilisatie. Het blijkt na. thans dat Italië toch in veel sterkere mate gemobiliseerd heeft, dan men tot nu toe wel heeft aangenomen. In het geheel zijn n.l. een 300.000 man onder de wapenen geweest, terwijl bijzondere maat regelen waren genomen aan de Fransch- Italiaansche grens, en verder in Piemont, Lombardije en langs de geheele kust der Tyrheensche Zee de luchtverdediging ge mobiliseerd was. Ook waren bijzondere troepenversterkin gen naar de eilanden gezonden, in het bij zonder naar Pantellaria, Dodecanesos en Elba, terwijl ten slotte de troepen in Lybië op voet van oorlog werden gebracht. In verband met een en ander herinnerde Ciano er nog aan dat sommigen beweerd hadden, dat de Duce bij het nemen der mobilisatie-maatregelen op verzet zou zijn gestuit. Spr. verklaarde het echter niet de moeite waard te wachten dergelijke leu gens tegen te spreken aangezien „het ge heele Italiaansche volk in de September dagen bereid was geweest te marcheeren, waarheen Mussolini het zou leiden". Van groet politiek belang werd de rede tegen het einde, waar de verhouding tot Engeland ter sprake kwam. Ciano zei letterlijk: Het Italia.ansch-En- gelsche verdrag, dat zoo nauw verbonden is met den arbeid en de daden van Neville Chamberlain en van Lord Halifax, betee- feent in geen enkel opzicht een terugkeer tot de traditioneele vriendschap, zooals die begrepen werd in tijden die zeer sterk van de tegenwoordige verschillen. Het gaat hier integendeel om een complex overeen komsten welke rekening houden met de nieuwe realiteiten in Europa, in de Middel- landsche zee en in Afrika en waarbij de verhouding tusschen twee Empires gere geld wordt op een basis van de meest vol komen iraditioneele, politieke en militaire gelijkheid. Dit is stellig de meest belangwekkende verklaring uit de rede vooral wanneer men haar in verband ziet met het aangekon digde bezoek van den Engelschen premier aan Rome. Behalve het positieve gedeelte van de rede is ook het negatieve belangwekkend nl. dat er met geen woord sprake is ge weest van Frankrijk, of van de verhouding tot Frankrijk terwijl het Spaansche con flict in net geheel niet werd genoemd. „WIJ WILLEN CORSICA EN TUNIS". De „Matin" meldt uit Rome, dat gister avond een groot aantal ministers en afge vaardigden zich na afloop van de rede van Ciano op straat begeven heeft, om Mus solini toe te juichen. Tot diep in den nacht trokken talrijke betoogers door de stad, steeds op maat roepend: „Wij willen Cor sica en Tunis". De betooging ten gunste van de Italiaan sche aspiraties in de Middellandsche Zee is ook vermeld in het officieele verslag van de vergadering van de Kamer van Afge vaardigden, waarin aan het einde van het stenografisch verslag de volgende zin voor komt: „De afgevaardigden verheffen zich van hun zetels en juichten den Duce geest driftig toe, roepend „Tunis". Hetzelfde blad meldt voorts, dat sedert Woensdagochtend in de fascistische organi saties het parool de ronde deed, waarbij de partijformaties werden uitgenoodigd, bij den uitgang van het parlement en op de Piazza Venezia onder de ramen van den Duce op dezelfde wijze te betoogen. Wat men te Rome verklaart. Te Rome wordt de volgende lezing van het geval gegeven: In het buitenland heeft het gerucht de ronde gedaan, dat na de zitting van de Kamer optochten door Rome zijn getrokken, onder het roepen van „Tunis". Het schijnt, dat slechts enkele jeugdige betoogers eenige malen dezen kreet hebben geuit. De eenige optocht, welke gevormd werd, was die van de afgevaardigden, die zich naar de Piazza Venezia begaven om den Duce te huldigen, zooals zij op den dag van de opening der Kamerzitting gewoon lijk doen. ROEMENIË DE STRIJD TEGEN DE IJZEREN GARDE DE DOOD VAN CODREANU. Officieele lezing. Omtrent het bij zijn ontvluchting dood schieten van Codreanü wordt officieel me degedeeld, dat in den nacht eenige gevan genen van Rimniksarat naar de militaire gevangenis van Jilava bij Boekarest zou den worden overgebracht. Op den weg tusschen Plojesti en Boekarest werden de auto's met de gevangenen door onbeken den aangevallen. Bij deze gelegenheid poogden de gevangenen te ontsnappen. De hen begeleidende gendarmes schoten daar bij in het geheel 13 strafgevangenen dood o. w. Codreanü en voorts Constantenescu, Caranache en Belimace, die in December 1933 den toenmaligen minister-president Duca hadden gedood. De overige 9 dood geschoten gevangenen waren veroordeeld wegens moord op het toenmalige op den voorgrond tredende lid van de IJzeren Garde Stelescu, die later de IJzeren Garde had verlaten. De dertien gedooden zijn volgens de of ficieele mededeeling reeds gisteren begra ven. Codreanu's levensloop. Corneliu Zela Codreanü, de leider van de IJzeren Garde, was in 1899 te Jassey in Roemenië geboren. Reeds als jongeling sloot hij zich aan bij extremistisch nat-socialis- tische kringen. Als student van de universi teit van Jassy schoot hij in 1923 den pre fect van Jassy, Manciu, dood, omdat deze eenige studenten wegens anti-semiëtische propaganda had laten opsluiten. Hij werd echter vrijgesproken. Codreanü werd advocaat en werd de rechterhand van professor Cuza, toen deze zijn anti-Joodsche organisatie stichtte en er met Codreanü samen de „liga van den aartsengel Michael" van maakte. In 1927 vormde Codreanü uit deze liga zijn IJze ren Garde. De leus van zijn beweging was: Roemenië voor de Roemenen en niet voor de Joden; strijd tegen alle aan het land vreemde elementen en tegen het corrup te parlementarisme; vrijheid voor de onder drukte boeren. Zijn politieke tegenstan ders trachtten hem in discrediet te brengen door te beweren dat hij hand in hand ging met het Duitsche nationaal-socialisme en samenwerkte met Hitier. De regeering-Duca vaardigde ten slotte in November 1933 een verbod van de IJzeren Garde uit. Door de vlucht onttrok Codreanü zich aan een arrestatie. De premier Duca werd de daaropvolgende maand het slachtoffer van een aanslag, door een lid van het „legioen des doods", een afdeeling van de IJzeren Garde, op het station van Sinaia op hem gepleegd. De moordenaar en twee mededaders werden dadelijk gearresteerd, doch het gelukte niet Codreanü in handen te krijgen die als de „auctor intellectualis" van den aanslag werd beschouwd. Vier dagen vóór het pro ces meldde hij zich echter uit eigen bewe ging bij de politie aan. De krijgsraad ver oordeelde de daders tot levenslangen dwangarbeid, doch sprak de leiders der verboden IJzeren Garde vrij. In weerwil van het verbod werd het le dental der IJzeren Garde in 1935 op meer dan 500.000 geraamd. Zij bleef bestaan ook nadat Codreanü in 1934 de partij „Alles voor het land" had gesticht. Deze partij kreeg bij de verkiezingen van December 1937 16 pet. van het aantal stemmen. Na deze verkiezingen kwam de regee- ring-Goga aan het bewind, welker pro gram ongeveer met dat van Codreanü over eenkwam. In Februari 1933 werd dit kabi net door een nationale regeering onder leiding van den patriarch Miron vervan gen. Deze nieuwe regeering nam dadelijk scherpe maatregelen tegen de oppositie en de geheime politieke groepen. Codreanü ontbond daarop de partij „Alleen voor het land" en ontsloeg ook alle onderleiders van de „IJzeren Garde" van hun verplichtin gen. Nadat Codreanü reeds in April 1938 door de militaire rechtbank van Boekarest tot 6 maanden gevangenisstraf was ver oordeeld wegens beleediging van den oud- premier Jorga en was gearresteerd, begon kort daarop het eigenlijke proces wegens hoogverraad tegen hem. Hij werd tot 10 jaar dwangarbeid veroordeeld. Zijn beroep in cassatie werd verworpen. Consternatie en arrestaties. Met den dood van Codreanü zijn de le den van de IJzeren Garde hevig ontstemd jegens de regeering, die zij beschuldigen van „moord" op hun leider. Groot is de consternatie onder hen, en sommigen weigeren zelfs te gelooven dat Codreanü dood is. De autoriteiten nemen intusschen geen ri sico's. De inspecteur generaal van de gen darmerie heeft order gegeven, zoo krach tig mogelijk op te treden, terroristen neer te schieten en de orde ten koste van alles te handhaven. Iedere gendarme, die aar zelt om te schieten, zal gestraft worden. Vele arrestaties zijn reeds verricht. In diplomatieke en politieke kringen vraagt men zich af, welke houding Duitsch- land zal aannemen ten opzichte van de krachtige maatregelen tegen de beweging der IJzeren Garde. AMERIKA WILDE STAKING BIJ „CHRYSLER". „Plymouth"-fabrieken korten tijd gesloten. In de „Plymouth"-fabrieken van „Chrys ler" is een wilde staking van leden der U. A. W. („United Automobile Workers") uit gebroken. De fabrieken zijn korten tijd gesloten geweest. In het geheel waren daardoor 13.000 arbeiders zonder werk gekomen. Hierbij waren inbegrepen de arbeiders van de „Briggs Manufacturing Co.", welke de carosserieën voor de eerstbedoelde fabrie ken maakt en welke het werk ook tijde lijk moest stilleggen. De sluiting van de Plymouthfabriek heerft tot gevolg gehad' dat de Briggs fa briek, die de Plymouthfabriek van onder deden voorziet, eveneens heeft moeten sluiten. Thans zijn in het geheel 13.000 man zonder werk. ■■PP* Vergadering van gisteren. INTERPELLATIE OVER HET VLUCHTELINGENVRAAGSTUK Aan de orde is de beslissing over de interpellatie-aanvrage van den heer Albar- da inzake het vluchtelingen-vraagstuk. De voorzitter stelt voor het gevraagde verlof te verleenen ondanks het feit, dat het vraagstuk onlangs driemaal in de Ka mer aan de orde is geweest. De jongste gebeurtenissen aan de grens zijn aanleiding om het gevraagde verlof te verleenen. Een dergelijk voorstel is na de zen echter van den voorzitter vooreerst niet meer te verwachten. De interpellatie wordt toegestaan en op de agenda ingevoegd na de onderwijsbe- grooting. DE ONDERWIJSBEGROOTING Voortgezet worden de besprekingen over de onderwijsbegrooting afd. lager onderwijs Lager onderwijs. Dr. VOS (Lib.) wijst op de vele klach ten over de leeriingenschaal en over den noodtoestand der kweekelingen met acte, die ten onrechte zoo worden genoemd en niet met 20 in de maand mogen worden afgescheept. Hun aantal is dit jaar tot 2107 gestegen. Dat is 1 op de 7 onderwijzers. Het is een groote beschaming voor ons volk, dat ons onderwijs staat of valt met de medewerking der kweekelingen met acte. Vooral het bijzondere onderwijs ver schaft zich door deze medewerking een kunstmatigen voorsprong op het openbaar onderwijs. Zou de minister geen wijziging van de concentratiewet willen voorstellen om eeni ge ongelijkheden tusschen openbaar en bij zonder onderwijs op te heffen? De heer THIJSSEN (S.D.) bespreekt de leeriingenschaal. De regeering zegt, dat er voor verlaging geen geld meer is. Dat is betrekkelijk. Dat hangt af van het belang, dat aan het onderwijs wordt gehecht. Im mers, als er watersnood is, is er geld. Voor defensie is er geld. Daarom wil spr. betoo gen van hoe groot belang het onderwijs is. De kleuter en de kleuterzorg in. Dat het sterftecijfer van de zuigelingen zoo sterk gedaald is hebben we reeds ge memoreerd. Doch ook de kleutersterfte 1) begint een daling te vertoonen. In het vijfjarig tijdvak van 1927 tot '31 stierven totaal 19613 kleuters van 1 tot 4 jaar, ter wijl dit cijfer voor het tijdvak 1932 tot '36 bedroeg 12551. Voor tuberculose waren deze getallen in dezelfde tijdsruimten 2044 en 1342, voor alle acute infectieziekten 5089 en 2609. Over het geheel is er dus een afname te constateeren, waarop we ons echter niet blind mogen staren. Er zijn nog steeds enkele ziekten, die door den leek tot de meest onschuldige gere kend worden, welke echter nog jaarlijks vrij veel slachtoffers eischen, n.l. kink hoest en mazelen, en dat wel in een aan tal, dat nog weinig neiging tot dalen ver toont. Aan deze twee ziekten samen ster ven per jaar Zy maal zooveel kinderen als aan roodvonk en diphterie. Dat wil niet zeggen dat deze laatste ziekten daarom minder ernstig zijn. Het aantal gevallen van mazelen en kinkhoest per jaar is tien tallen malen meer dan van die twee ern stige ziekten. Om een juiste vergelijking te kunnen maken zouden we de sterfte per 100 ziektegevallen moeten kennen, en die weten we alleen van roodvonk (0,6) en van diphterie (6), doch niet van mazelen en kinkhoest, omdat we nu eenmaal het aantal ziektegevallen niet kennen, daar voor deze ziekten geen aangifteplicht be staat. Ook een andere rubriek vertoont geen voldoende daling, n.l. die der ongevallen. Meer dan 300 kleuters van 1 tot 4 jaar vinden jaarlijks den dood door een onge val. Dit laatste pldlt dus wel voor een goed geregeld toezicht op den kleuter, waar voor allereerst onze gedachten gaan naar goede kleuterscholen en kinderspeeltui nen. De voorkoming van ziekten moet dus steeds op het werkprogram staan, maar is voor vele z.g. minder ernstige besmette lijke ziekten moeilijk. Zeer waarschijnlijk komen we in de naaste toekomst een stap in de goede richting, wanneer de onvat- baarmaking tegen diphterie meer alge meen wordt doorgevoerd, Waarvoor dan de Cons. Bureaux voor kleuters? Omdat er nog zoovele andere ziekten en gebreken zijn, die tijdig her kend, ook goed behandeld kunpen wor den. Het werk op deze bureaux is er dus op gericht bepaalde ziekten en afwijkin gen te voorkomen. En dat wordt bereikt door een regelmatige controle. De kinde ren zullen uit den aard der zaak niet zoo dikwijls terug behoeven te komen als op het zuigelingenbureau. Zij worden er door den geneesheer onderzocht, waarbij de aandacht vooral valt op Engelsche ziekte, bloedarmoede, slecht eten, voedingsstoor nissen, kleinere infectieziekten, die een lange nasleep hebben, tuberculose, orgaan- ziekten en orthopaedische afwijkingen. Op het bureau wordt niet behandeld, doch Tweede Kamer Motie-Thijssen inzake de leeriingenschaal Spr. dient een motie in, waarin hij de Kamer de wenschelijkheid doet uitspreken van verbetering van de personeelsvoorzie ning bij het lager onderwijs door wijziging van de leeriingenschaal. De verlaging van de leeriingenschaal is prealabel aan-de ge lijkstelling. Laat de Kamer deze zaak niet aangrijpen als een middel om den minister te wippen of voor een actie tegen het ka binet, maar het belang der zaak in het oog houden. Mevrouw BAKKER—NORT (V.D.) wijdt eveneens aandacht aan de leeriingenschaal. Uit het Onderwijsverslag L het nijpende karakter van dit probleem gebleken. De heer ROOSJEN (A.R.) is het in vele dingen met den heer Thijssen eens. De leerlingenschalen willen de A.R. gaar ne verbeterd zien. Ook de minister wil dat in principe wel. De schoolraad voor de scholen met den Bijbel nam de juiste hou ding aan, door de beoordeeling van de fi- nancieele mogelijkheid aan de regeering te laten. Nu de regeering verklaard heeft dat het geld er niet is, moet sprekers frac tie zich daarbij neerleggen. Het medetellen van dienstjaren als kwee- keling met akte in de salarisberekening acht spr. gewenscht. Het reduceeren van de door de gemeente besturen voorgestelde salarissen van kwee kelingen met akte door Gedeputeerde Sta ten moge een einde nemen. De heer WOUDENBERG (NSB) ontkent dat de N.S.B. een eenheidsschool wil. Er dient op dit gebied een goede samenwer king te zijn tusschen Kerk en Staat. De N.S.B. zal de rechten van de christelijke scholen en vereenigingen en in zekeren zin ook van de pers eerbiedigen, mits haar werkzaamheden de autoriteit van den Staat niet aantasten. Het voorstel-Tilanus zal weinig verande ring brengen in den toestand. De hooge leeriingenschaal is de bron van veel kwaad. De kweekeling met akte moet een be hoorlijke vergoeding krijgen. Wat de financiering betreft, heeft de Limburger-Koerier de suggestie overgeno men die de N.S.B. wenschte te lanceeren. Ni^ het denkbeeldig toch gepubliceerd is, wil spr. er mee voor den dag komen: kan kinderen, die afwijkingen vertoonen wor den naar den huisarts verwezen. Afgezien van de meest op den voorgrond tredende klachten als: zenuwachtigheid, angsten, nachtelijk gillen, bedwateren en achterlijkheid' zijn er tallooze moeilijkhe den waarvoor raad gevraagd wordt. Moei lijkheden veelal, waarvan de oorzaak den ouders niet bekend is. Voor een niet ge ring deel der gevallen zijn de ouders of dienstboden zelf de oorzaak. Hoe vaak is niet het slechte eten het gevolg van totaal foutieve, zelfs barbaarsche dwangvoe- dingsmethoden! Door de meeste oudera wordt voorts over het hoofd gezien, dat in den kleuterleeftijd valt het eerste begin van de vorming van de wil en de persoon lijkheid. Hoe ontelbaar vele botsingen ont staan daardoor in het gezin. De driftkop, die bijna „in zijn buien blijft" is overbe kend. Dit soort kleuters vreest geen bot sing; maar als de ouders van plan zijn om dit willetje te breken, is het voor beide partijen, maar vooral in het belang van de karaktervorming van het kind te hopen, dat intijds een dergelijk C. B. wordt op gezocht. Want of het kind nu, ondanks dat „klein krijgen" later, ook als volwas sene, een dwingeland wordt, of dat het da nederlaag lijdt, beide gevallen kunnen even funest zijn.' Want bij dat lijden van een nederlaag kan het kind terug vallen in een oogenschijnlijk stille gelatenheid, en gaat hij het zoete kind spelen, soms zelfs de hulpelooze zuigeling, maar zijn stille verzet zal hij op andere, al dan niet onbewuste, en niet direct herkenbare wij ze botvieren. Maar ook op het kleuterbureau zal men soms voor moeilijke gevallen komen te staan. Dan zal moeten worden verwezen naar een C. B. voor opvoedingsmoeilijk heden. Deze zeer nuttige instellingen voor zien in een groote behoefte, en bijna overal is de toeloop zoo groot, dat propa ganda er voor zou kunnen leiden tot over bezetting. Jammer is het, dat voor deze bureaux zoo weinig subsidies worden ge geven, zoodat zij permanent in finantieele moeilijkheden verkeeren. Terugkeerend tot onze kleuterbureaux kunnen we gelukkig spreken van een uit breiding. In 1937 waren er over het ge heele land 112 van deze instellingen, meestal in het leven geroepen door de kruisvereenigingen, en geneeskundige diensten. Er werden in dat jaar 4478 zit tingen gehouden, en 61539 consulten wer den gegeven ten behoeve van 16287 kleu ters. Deze cijférs kunnen nog amper in de schaduw staan van die der cons. bur. voor zuigelingen, waar op de 934 bureaux 85637 zuigelingen kwamen. Maar zooals gezegd, er is vooruitgang. En daarmede bevorderen deze bureaux ook het inzicht van de ouders in de noo- den van den kleuter, Daarnaast moeten we stellen het feit, dat een gedeelte van de kleuters, dat de bewaarscholen bevolkt, onder geneeskundig toezicht staat van een schoolarts. Z. 1) Cijfers ontleend aan een mededeeling van prof. Gorter op het derde congres voor kleuterzorg. het geld niet gehaald worden bij de vreem delingen, onder wie vele millionnairs, die zich in de laatste jaren hier gevestigd heb ben? Er moet een breede basis voor dit denkbeeld in de Kamer zijn. Spr. is benieuwd naar wat de Roomsch- Katholieke fractie gaat doen. De heer KROL (C.H.) meent, dat ieder overtuigd is, dat er meer kweekelingen met akte werkzaam zijn, dan het onderwijs vereischt. Spr. meent te kunnen opmaken, welke departementen 'n wit voetje hebben bij de regeering en welke op het kantje af kwalijk behandeld worden. De heer VAN DIJKEN (A.R.) bespreekt art. 22 bis lid 2 der Concentratiewet. Bij de toepassing van het vluchtheuvelprincipe verkeeren de openbare scholen in een be voorrechte positie. De heer ZIJLSTRA (A.R.) wil niets we ten van een leerplicht voor achterlijke kinderen, noch van een verplichte schif ting van achterlijke en niet-achterlijke kinderen. De heer VAN HOUTEN (C.D.) zegt, dat het geschrei van hen, wier loon gekort is de kweekelinge.i met akte ten hemel op klimt. Velen van de kweekelingen met ak te ontvangen geen of weinig vergoeding, of schoon zij voor het onderwijs onmisbaar is. De heer WIJNKOOP (Comm.) vraagt schoolvoeding, en verwijst daarbij naar een medisch rapport uit Rotterdam. Er moet melk op de scholen worden verstrekt, dit zou ook voor de boeren van belang zijn. De heer DREES (S.D.) bespreekt de Duitsche scholen in Den Haag. Deze wor den geheel door de overheid betaald. Moet Nederland daarmee doorgaan. Weliswaar is de mogelijkheid van deze school bij de wet geregeld, maar de wet is voor wijzi ging vatbaar. De school is geen Nederland- sche school. In wezen gedraagt zij zich als een onderdeel va nde Duitsche kolonie. De heer ZANDT (St. Ger.) acht de huidi ge leeriingenschaal in veel gevallen een schade voor het onderwijs, verlaging is noodzakelijk. De kloosterling-onderwijzers gaan de leeken langzamerhand verdringen. Hun aantal is 4000; geen kleinigheid. Als de kloosterlingen door de werklooze onder wijzers zouden worden vervangen, zou dit het rijk geen geld kosten. De salarissen der kloosterlingen-onder wijzers moeten worden herzien. Een com missie ad hoc is ingesteld, maar waarom is er nog een rapport? Deze regeering is kennelijk onwillig. De VOORZITTER stelt voor de stemming over artikel 40, waarover de stemmen heb ben gestaakt, Donderdag te houden. Daar toe wordt besloten. De vergadering wordt te 18.40 tot heden verdaagd. t" t WAAüBOnG-K LEEDrVG KREYMBORG X. Een motie-Thijssen inzake de leeriingenschaal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 6