DE STRIJD IN CHINA. CHANTAGE De nieuwe Lord Mayor van Londen, Sir Frank Bowater, die Woensdag plechtig werd geïnstalleerd, gezeten in het gala-rijtuig op weg door de stad Op den weg Parijs Rouen, 15 K.M. van Magny-en-Vexin, is een groote vrachtauto, welke des nachts moest uitwijken voor een onverlicht langs den weg staanden wagen, in volle vaart op een van de tegengestelde richting komende vracht auto gereden. Twee personen werden gedood, drie zwaar gewond. De vernielde wagens op de plaats des onheils. Zijn dag. De koetsier van het gala-rijtuig, waarin de nieuwe Lord-Mayor van Londen tijdens zijn tocht door de stad gezeten was, trok vele bewon derende blikken De strijd in China. Een Japansche legerafdeeling bij haar opmarsch naar Hankou De jacht op wilde autobussen. De belangstelling voor het Woensdag te den Haag behan delde proces tegen den Staat en den minister van Justitie FEUILLETON (THE TALLEYRAND MAXIM) door J. S. FLETCHER. 44 In de schemering trok hij naar de volks buurt weer Murgatroyd woonde. Hij moest hem nog eens spreken en wel dadelijk. Haflweg de Peelstraat stond hij plotseling stil, verlamd van schrik. Uit een zijstraat kwam een bedaarde, heel gewoon uitzien de man, dien hij heel goed kende, detective Puydale. Naast hem liep een kwieke, veel jongere kerel, dien Pratt dien middag in de stad gezien had, een vreemdeling. En ter wijl hij hen nastaarde, staken deze twee de straat over en verdwenen in het schamele swinkeltje van Murgatroyd. HOOFDSTUK XXIV. De wederhelft. Onder den weldoenden invloed van twee borrels en Pratt's verzekering, dat alles in orde kwam, was Murgatroyd met zijn dui zend gulden naar huis gegaan. Hij gevoel de zich zoo ongeveer als een man die bijna verdronken is en op het allerlaatste oogen- blik een reddingsboei kan vastgrijpen. Want duizend gulden was duizend gulden! Hij zou de huur kunnen betalen en de gas- en waterleiding en den slager en kruide nier. Dan zouden de kinderen eindelijk eens de zoo broodnoodige schoenen en kleeren kunnen krijgen en dan bleef er nog heel wat over. En als het niet goed afliep, was dat Pratt's zaak en zou Pratt er voor op draaien. Dus at hij met de voorspelde eet lust, sliep dien nacht weer eens goed en ging den volgenden morgen vroeg het be loofde telegram verzenden naar Halstead Byner. Hiermede, hoopte hij, was zijn aandeel klaar. Maar toen kwam vroeg in den middag mijnheer Eldrick, een advocaat, waar Mur gatroyd groot respect voor had en begon viagen te stellen. Die vuurproef doorstond Murgatroyd. Het waren vrij eenvoudige vragen en Murgatroyd wist wat te zeggen. Toen hij weg was, ademde de arme horloge maker verlicht. Nu was het toch zeker uit, meer konden ze niet vragen en ze zouden hem met rust laten. Daarom verschoot hij temeer, toen er weer een paar heeren het winkeltje binnen stapten, de eene een de tective, de andere een onbekende heer, misschien wel van de politie. Hij kon zijn ongerustheid niet goed verbergen en Puy dale zag het. „Goedenavond, mijnheer Murgatroyd", zei hij vroolijk. „We komen nog eens om inlichtingen. Mijnheer Eldrick is hier ook al geweest vandaag over dezelfde zaak. Die affaire over dien vroegeren klerk van hem, Parawhite weet u wel?" „Ik heb mijnheer Eldrick al alles gezegd wat ik weet", mompelde Murgatroyd. „Dat zal wel zijn", hernam Puydale. „Maar wij wilden nog wat meer vragen. Kunnen we binnenkomen?" Murgatroyd liet zijn vrouw op den win kel passen en ging zijn bezoekers voor in het achterkamertje. „Wat wilt u weten", vroeg hij toen de drie alleen waren. „Er is niets, wat ik mijn heer Eldrick niet verteld heb." „O, maar er is veel wat mijnheer El drick niet gevraagd heeft", zei Puydale. „Mijnheer Eldrick is er maar zoo'n beetje omheen geloopen. Wij willen meer hebben. Die Parrawhite moet gevonden worden, begrijp je? En omdat hij het laatst hier ge weest is, komen we natuurlijk bij u. Om te beginnen. U zegt, dat hij een biljet kocht naar Amerika? Wanneer was dat?" „Den dag voor hij het kreeg", zei Mur- gatToyd zich de aanteekeningen van Pratt voor den geest halend. „Dat is dan de 23ste", zei Puydale. „Ja, natuurlijk", antwoordde Murgatroyd „den 23ste". „Hoe laat", hernam Puydale. „Hoe laat?" herhaalde Murgatroyd. „O, 's avonds". „Een beetje vaag", zei Puydale. „Hoe laat 's avonds?" „Zoover ik me kan herinneren", aarzel de Murgatroyd. „Zoowat half negen. Ik wou al gaan sluiten." „Oh", zei Puydale met een blik op By ner, die hem verteld had, dat Parawhite omtrent dat uur in de Groene Kan, twee kilometer ver aan het andere einde van de stad was geweest. „O, hij kwam hier des avonds 23 November om half negen. En hij vroeg een passage-biljet naar Amerika?" „New-York", hakkelde Murgatroyd. „Den volgenden dag kwam hij het ha len?" vroeg Puydale. „Dat heb ik mijnheer Eldrick al gezegd," broemde Murgatroyd. „Hoeveel kostte het?" „Gewoon", zei Murgatroyd, „96 gulden." „Hoe heeft hij het betaald", ging Puy dale voort. „Hij gaf me een briefje van honderd en ik gaf hem vier gulden terug", zei Murga troyd. „Best", zei hij. „Met welke maatschappij ging hij?" Murgatroyd werd hoe langer hoe onrus tiger. Hij zou een slecht getuige zijn ge weest, zenuwachtig, achterdochtig, hortend in zijn antwoorden. En nu moest hij haastig alles bedenken. „Het waso, de Koninklijke Atlanti sche", zei hij. „Ik ben daar agent voor." „Juist, ik heb de biljeten en affiches in je winkel zien hangen", zei de detective. „U schrijft die biljetten natuurlijk op papier van de maatschappij, ik heb ze wel eens gezien. U vult een formulier in en stuurt dat naar -Liverpool, het blauwe doorslagje houdt u zelf, nietwaar?" Murgatroyd knikte zwijgend. Hier had hij niet op gerekend en hij had geen flauw vermoeden waar de ander heenwilde. Plot seling keek Puydale hem doordringend aan: „Kunt u ons het doorslagje laten zien van Parawhite's biljet? vroeg hij. Murgatroyd werd rood. „Neen", zeide hij. En voegde er vlug bij. „Ik heb ze allemaal aan het einde van het jaar naar Liverpool teruggestuurd." „O, heel goed", knikte Puydale. „Dan vinden we ze daar wel. We zullen daar al uw formulieren vinden. Ook moet hij op de passagierslijst voorkomen onder den naam van Parrons zei u?" „Dien heeft hij mij tenminste opgege ven", zei Murgatroyd. Puydale keek Byner vragend aan en bei den stonden zij op. „Dan is er niet meer", zei de detective. „Nu gaan we informeeren in Liverpool op de kantoren van de Koninklijke Atlanti sche. Dank u wel, mijnheer Murgatroyd." En voordat de arme klokkenmaker nog i iets kon zeggen of vragen, waren zij den winkel al uit. Dan begreep Murgatroyd, dat hij er tusschen zat, maar hij wist nog niet waartusschen. Wèl wist hij, dat, als Puy dale in Liverpool ging navragen, het hee- le geval als een zeepbel uiteen zou spat ten. Want de menschen van de scheep vaartmaatschappij zouden onmiddellijk vast kunnen stellen, dat geen passagier on der den naam van Parrons op een van haar schepen was geweest na den 24sten No vember en dat hij, Murgatroyd, een hoop leugens had verteld. Zijn vrouw, wier scherp gezicht nog spit ser was geworden door de tienjarige wor steling met armoede, kwam terug in de achterkamer en keek haar man vorschend aan. „Wat moesten die heeren", vroeg zij. „Eén er van ken ik, dat is Puydale, de po litieman. Wat is ër nu Ruben. Weer el lende?" Murgatroyd aarzelde even. Dan deed hij zijn vrouw het heele verhaal, zonder iets te verbergen. „Als zij naar de Koninklijke Atlantische gaan, is alles verloren", steunde hij. „Ik kan geen excuus bedenken, wat moet ik doen?" „Je had je niet met dien Pratt moeten af geven," riep zijn vrouw uit. „Een lamme vent, arme menschen te verlokken door geld, om zijn vuile zaakjes op te knappen. Waar is het geld?" „In de kast", zuchtte Murgatroyd. „Ik heb er geen cent van durven gebruiken. Ik wou afwachten en zien wat er gebeuren zou. Maar hij was er zoo zeker van, dat er geen kwaad in stak en duizend gulden zien we niet eiken dag. We hebben het geld hard noodig." Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 8