CHANTAGE £cid^cHe Met het gebruikelijk ceremonieel heeft Koning George VI Dinsdag te Londen de nieuwe zitting van het Engelsche parlement geopend. De koninklijke koets bij het verlaten van Buckingham Palace Aan boord van het m.s. „Oranje', dat bij de Ned. Scheepsbouw Mij. te Amsterdam in aanbouw is, worden de drie schroefassen gemonteerd, welke voor de voortstuwende kracht van het zeekasteel noodig zullen zijn Een kijkje in den gouden koets, waarin de Engelsche Koning en de Koningin gezeten zijn, op weg naar de opening der nieuwe zitting van het parlement a* De oom en de tante van den jeugdigen Pool, die den moordaanslag op den Duitschen gezantschapssecretaris te Parijs pleegde, in het hoofdbureau van politie voor het verstrekken van in lichtingen De eerewacht bij de onthulling van het monument voor wijlen maarschalk Lyautey te Casablanca De jonge Pool, Herschel Feibal Grynspan, die den moordaanslag op den Duitschen gezantschapssecretaris te Parijs, Von Rath, pleegde, wordt onder strenge bewaking van rechercheurs weggebracht FEUILLETON (THE TALLEYRAND MAXIM) door J. S. FLETCHER. 43) „Ik ben bij Murgatroyd geweest", fluis terde hij, terwijl hij een stoel aanschoof. „Lijkt me een knappe, eerlijke vent, straat arm. Zijn verhaal is eenvoudig genoeg. Hij kende Parrawhite als een van onze kler ken en op 23 November j.l „Vergiste hij zich niet met den datum?" onderbrak hem Byner. „Noemde den 23sten zonder haperen", zei Eldrick. „Parrawhite kwam dan bij hem en vroeg passage naar Amerika. Mur gatroyd verstrekte toen de noodige inlich tingen. Den volgenden morgen kwam Par rawhite terug, haalde zijn biljet af, op naam van Parrons en ging weg, via Li verpool natuurlijk. Dat is alles". „Wist Murgatrowd niet meer?" vroeg Byner na eenig nadenken. „Verleden herfst hadden wij een zaakje tegen dien man", zei Eldrick. „Waarschijn lijk bracht Parrawhite hem wel eens pa pieren." „Zou Murgatroyd Pratt óók kennen", vroeg Byner, na even zwijgend gerookt te hebben. „Allicht op dezelfde manier", gaf El drick toe. Weer pufte Byner en tikte aan zijn si gaar. „Weet u, wat ik denk, mijnheer Eldrick", zei hij ten laatste. „Ik denk dat Pratt Mur gatroyd opgestookt heeft." „Werkelijk?" riep Eldrick uit. „Zeker", ging de detective voort. „Nu kunt u nog iets doen, zonder dat het in de gaten loopt. Het kantoor van Pratt is vlak bij. Loop daar even binnen onder het een of ander voorwendsel en zeg in den loop van het gesprek, dat Parrawhite gezocht wordt, door u en door ons. Dat Murgatroyd een telegram verzonden heeft en ook.... en dat is het voornaamste, dat er een ka pitaaltje van 50.000 gulden op Parrawhite ligt te wachten. Vergeet dat vooral niet!" „Waarom dat juist?" vroeg Eldrick. „Omdat", zei Byner langzaam, „ik Pratt aan het verstand wil brengen, dat het on derzoek naar Parrawhite grondig gedaan zal worden." Eldrick ging zijn tweede opdracht vervul len en beloofde weer bij Byner terug te komen. Na eenige minuten zat hij bedaard bij Pratt te kletsen over een kleinigheid, die hij onderweg bedacht had. Pas toen hij op het punt stond heen te gaan, kwam de aap uit den mouw. „Heb je gezien, dat er om Parrawhite geadverteerd wordt", vroeg hy plotseling. Pratt was hier als sinds zijn komst op voorbereid. Hij deed alsof hij stom verwon derd was. „Parrawhite", riep hij uit. „Waarom, wie zoekt hem?" „Lees je dan geen kranten", vroeg El drick en wees op een paar bladen, die op tafel lagen. „Daar staan ze in, ik adverteer en een zekere firma Halstead Byner uit Londen". Pratt nam een krant op en zocht naar de advertentie met een voorgewende nieuws gierigheid. „De laatste-dagen heb ik niet veel tijd gehad om de kranten in te zien," zei hij. „Advertenties over Parawhite en van twee kanten." „We doen samen", hernam Eldrick. „Het zijn eigenlijk andere lui, die hem willen vinden. Halstead Byner zijn deectives en ik ben maar hun plaatselijke vertegenwoor diger om zoo te zeggen." ,En is er iets op gekomen, mijnheer El drick", vroeg Pratt, de krant dichtvouwend. „Heeft u al antwoord?" „Ja" antwoordde Eldrick, terwijl hij on gemerkt Pratt secuur in het oog hield. „Vanmorgen kwam er een telegram van Murgatroyd, een horlogemaker in de Peel- straat, die ook zoo'n soort scheepsagentuur heeft, dat hij Parawhite een passagebiljet verkocht heeft in November. Ze stuurden het telegram naar mij door en ik ben er al over naar Murgatroyd geweest. Hij is die vent, dien we verleden jaar in een zaakje noodig hadden." „O die man", zei Pratt. „De naam kwam me al bekend voor. Nu herinner ik -het mij. Wat zegt hij?" „Niet veel meer dan in het telegram stond", zei Eldrick. „Hij verschafte Par rawhite het biljet en gelooft, dat hij over Liverpool gereisd is." „O", knikte Pratt. „Daarom was het dan." „Daarom was wat?" vroeg Eldrick. Pratt gaf zijn vroegeren patroon een be- teekenisvollen blik. „Daarom nam hij dat geld weg, zei hij. „U weet nog wel, 400 pop uit uw lade. Dat had hij noodig voor reis geld. Naar Amerika zei u? Dan zullen we wel nooit meer iets van hem hooren." Maar nu keek Eldrick beteekenisvol en lachte droogjes. „We zijn er nog niet ze ker van, dat hij verder gekomen is dan Li verpool. Maar we zullen een grondig on derzoek instellen. Eerst hier in Barford. We kunnen toch niet alleen maar afgaan op wat Murgatroyd zegt." „Waar heeft u hem voor noodig", vroeg Pratt zoo nonchalant mogelijk. „Iets uit gehaald?" „Neen", zei Eldrick en keerde zich om. „Een familielid heeft hem 50.000 gulden nagelaten. Daarom moeten we hem heb ben of zijn dood bewijzen." Hij wierp een snellen blik op Pratt en verliet het kantoor, om terug te gaan naar Byner, dien hij een nauwkeurig verslag uitbracht van den loop van het gesprek. „Hij vertrok geen spier," merkte hij op. „Ijskoud, al dien tijd. Ik heb altijd al ge zegd, dat Pratt een slime vos was, maar hij is slimmer dan ik dacht." „Liet hij ook niets merken, toen u Mur gatroyd noemde?" „Ggen zier", zeide Eldrick. „Ook niet toen u van het legaat sprak," vroeg Byner weer. „Hij toonde, wat je kan noemen, beleef de belangstelling", zei Eldrick. Byner lachte, stond op en legde zijn si gaar in het aschbakje. „Weet u, mijnheer Eldrick, wat ik nu dadelijk ga doen?" vroeg hij. „Neen", zei Eldrick verbaasd. „De politie", fluisterde Byner. „Dat is de volgende troef. Binnen een paar minuten. „Wilt u mij een briefje geven voor den hoofdcommissaris of opperwachtmeester of hoe die heet en een voor den besten de tective hier in de stad. Dat zou me een hee- le boel moeite besparen." „Natuurlijk, als u dat wenscht", zei El drick. „U wilt toch niet zeggen, dat u Pratt wilt laten arresteeren op wat we nu we ten?" „Absoluut niet", antwoordde Byner. „Dat zou veel te gauw zijn. Ik heb alleen maar den detective noodig als helper. We zullen mijnheer Pratt nog een beetje tijd geven, bijvoorbeeld 24 uur. Wie is de beste detec tive hier? Een kalme, onopvallende vent?" „Dan is Puydale uw man", zei Eldrick. „Ik heb meer dan eens van zijn diensten gebruik gemaakt. Ik zal u een introductie geven en ook een voor commisaris Water- sen". Hij ging naar de schrijftafel, krabbelde enkele regels op een velletje papier, sloot het in een enveloppe en keerde er mee te rug naar Byner. „Ik snap niet, waar u heen wilt", her nam hij. „En ook niet waar het einde zal zijn. Dat alleen weet ik zeker, het heele verhaal liet Pratt steenkoud." Maar het liet Pratt niet ijskoud. Pratt zat danig in de knel toen zijn vroegere pa troon de trap af ging. Hij had zich zelf aan gewend om op zijn gezicht niets te laten blijken van wat hij inwendig voelde; niet temin was hij erg in de war. Een halve ton voor Parrawhite of voor Parrawhite's erven! En die erven zouden niet rusten vóór zij hem hadden, levend of dood. Als dat onderzoek in Barford begon, waar moest het dan eindigen? Ijskoud! Als El drick eens teruggekomen was, zou hij Pratt in doodsangst gevonden hebben met het hoofd op zijn armen. Ten slotte kalmeerde Pratt en hij begon na te denken. Hij sloot vroeg het kantoor en ging turnen. Bewe ging deed hem goed en hij kon zoo goed denken onder het oefenen. Weer dineerde hy in de stad en zette nieuwe plannen in elkaar. Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5