MELK OP SCHOOL. LUCHTBESCHERMINGSOEFENINGEN TE SOERABAJA.
CHANTAGE
Ook 's Hertogenbosch is den stelregel gaan huldigen, dat melk goed is voor elk.
In alle scholen der stad is Maandag een aanvang gemaakt met de verstrekking
van melk aan de leerlingen
Een bloemenhulde voor
Koloman von Kanya bij zijn
terugkeer uit Weenen te
Budapest
Het défilé der inheemsche troepen tijdens de onthulling van het standbeeld voor wijlen maarschalk
Lyautey te Casablanca
Met de werkzaamheden voor het „opblazen" van het wrak der op den Nieuwen „Ik zal je moeten verkoopen, ouwe jongen!" Een typisch snapshot van
Waterweg gezonken .Chryssi' is Maandag een aanvang gemaakt de Maandag te Hedel gehouden jaarlijksche paardenmarkt
Bekoorlijke costuums uit den Elzas
tijdens de expositie van folkloristische
kleederdrachten te Parijs
Uitgebreide luchtbeschermingsoefeningen zijn dezer dagen te Soerabaja gehouden. Terwijl
de ontsmettingsploegen aan het werk zijn, voeren ambulance-troepen de „gewonden" weg
FEUILLETON
(THE TALLEYRAND MAXIM)
door J. S. FLETCHER
„Dan kan je een buitenkansje goed ge
bruiken", zei Pratt. „Daar kan ik je aan
je aan helpen."
Pratt leidde Murgatroyd naar een kroeg
je aan het einde van de straat, ging eon
zijdeur binnen en liep een gang door naar
een kleine kamer, alsof hij er dagelijks
Kwam. Hij zette den horlogemaker in een
stoel en beidt. Na een paar minuten stond
een glas voor den armen vent en had hij
een sigaar tusschen de tanden. Pratt open-
Ie het vuur zonder dralen.
„Je kunt zeker wel duizend gulden ge-
oruiken", zei hij.
Murgatroyd duizelde, ,,'t Zou een fortuin
voor me zijn", zeide hij begeerig. „Duizend
gelden, zooveel heb ik nog nooit bij elkaar
gezien. Duizend gulden voor mezelf, hee-
lemaal voor mezelf?"
Pratt haalde zijn bundeltje bankapier uit
den zak en legde het op tafel met een asch-
bak er op als presse-papier. „Hier liggen
ze", zei hij. „Je kunt ze nemen als je een
zaakje voor me opknapt, een doodgemak
kelijk zaakje. Je hebt nog nooit zoo gemak
kelijk duizend gulden verdiend."
Murgatroyd spitste de ooren. In zijn opi
nie kleefde er gewoonlijk een vuitje aan
geld, dat zoo gemakkelijk verdiend werd.
„Zoolang als het een eerlijk zaakje is",
begon hij. „Ik wil niet...."
„Eerlijk genoeg", zei Pratt. „Zoo eerlijk
als goud, al lijkt het je misschien wat ge
heimzinnig. Ik geef je mijn eerewoord, dat
er niets in steekt, alleen een beetje diplo
matie, niemand zal weten, dat jij er de
hand in hebt, dat is te zeggen, over een
tijdje en-er is geen gevaar bij."
„Wat is het dan", vroeg Murgatroyd nog
wankelend en in twijfel. Pratt haalde de
krant uit zijn zak en vouwde die open met
de Halstead Byner advertentie bovenop.
„Kijk eens hier. Inlichtingen verzocht
over Parra white. Je kent Para white nog
wel? Bracht je eens een papier in dat zaak
je, waarin wij tegen je optraden."
„Ik herinner hem me goed", zei Murga
troyd. „Ik heb hem hier wel eens zoo nu
en dan gezien. Ze moeten hem dus hebben?
Ik wist niet, dat hij hier niet meer woonde."
„Hij is November j.l. vertrokken", zei
Pratt. „Nu zijn er menschen, rijke lui, zie
je, die niet op een duizend gulden kijken,
die liever niet hebben, dat er hier naar hem
geïnformeerd wordt. Ergens anders kan
hun niet schelen maar hier niet."
„Nou", hernam Murgatroyd, niet erg op
zijn gemak.
„Nou", hernam Pratt. „Je doet nog wel
eens zaken als scheepsagent. Je verschaft
de lui passage naar Canada of Australië of
Nieuw-Zeeland niet? Wel, kon het dan niet
zijn, dat het je te binnen schoot, dat Par-
rawhite passage genomen had naar Ame
rika, verleden jaar? Als je je dat herinneren
kunt, dan liggen daar 1000 pop voor het
grijpen."
Murgatroyd's magere handen beefden om
zijn glas.
„Wat moet ik precies doen", vroeg hij.
„Dit", zei Pratt. „Je moet morgenvroeg
telegrafeeren naar deze heeren in Londen,
dat Simon Parawhite 24 November naar
Amerika vertrokken is en dat je nadere in
lichtingen kunt geven als zij dat willen.
,En als ze daarom vragen", zei Murga-
trowd.
„Dan zeg je, dat je Parawhite kende als
klerk bij Eldrick Pascoe en dat hij den
23sten November bij je kwam, passage be-
spfrak, betaalde wat het dan ook was en den
volgenden dag naar Liverpool afreisde. Zie
je?"
„Allemaal leugens", mompelde Murga
troyd.
„Daar komt nooit iemand achter", zeide
Pratt. „Je bent gedekt, denk daar aan. En
als je soms gezegend bent met een al te
nauw geweten, dan is daar een goede pleis
ter."
Hij wees op het stapeltje bankpapieren
en de magere man naast hem keek er naar
met hongerige oogen. Murgatroyd had het
geld hard noodig. Zijn zaakje verliep, de
scheeps-agentuur was ook niet veel meer,
zijn huur was ten achter, hij stond bij zijn
buren, kleine winkeliers, in het krijt. Thuis
had hij een vrouw en jongere kinderen.
Voor zoo'n man was honderd gulden al een
uitkomst, laat staan duizend.
„U weet zeker, dat er geen kwaad in
steekt", vroeg hij nog eens tusschen vrees
en verlangen. „Het zou een klap voor mijn
huishouden zijn, als ik er in liep."
„Je loopt er niet in", antwoordde Pratt
met overtuiging. „Wie ter wereld kan je
tegenspreken? Wie behalve jijzelf weet,
wie hier passage neemt?"
„Maar de lui zelf", zei Murgatroyd zwak
jes. „Als Parrawhite eens op komt dagen?"
„Dat doet hij niet" ,zei Pratt.
„Weet u waar hij is?" vroeg Murga
troyd.
„Niet precies", zei Pratt. „Maar hij is
weg, verder weg nog dan Amerika. En de
lui, waar ik over sprak willen niet dat er
naar hem gezocht wordt, hier in Barford."
„En moet ik dan later zeggen, dat hij
mij zijn eigen naam opgaf", vroeg Murga
troyd.
„Neen, de naam was Parrons", zei Pratt.
„Hier ik zal precies voor je opschrijven wat
je zeggen moet en ik zal dat telegram voor
je opstellen."
„Maar ik heb nog niet gezegd, dat ik het
doen zal", hield Murgatroyd hem tegen.
„Ik vind het naar, ik houd niet van lie
gen."
Pratt sloeg daar geen acht op. Hij nam
een los blaadje uit zijn zakboekje en krab
belde er wat op. Dan, als Dij toeval, stootte
hij tegen den aschbak en de bankbiljetten
ritselden met verleidelijk gekraak.
„Hier dat is het" zei Pratt en schoof
Mufgatroyd het briefje en het geld toe.
„Neem de centen main, zoo iets overkomt
je niet iederen dag."
En Murgatroyd stak het geld in zijn zak
en ging naar huis, zichzelf trachtend wijs
te maken, dat het zuivere koffie was.
HOOFDSTUK XXIII.
Bonne mine a mauvais jeu.
Zoowel Eldrick als Collingwood lazen het
telegram met aandacht door en Byner
merkte op, hoe verschillend ieder er op rea
geerde. Collingwood knikte zwijgend, maar
Eldrick keerde zich opgewonden tot hem.
„Zie je wel, wat heb ik gezegd? Geen
sprake van moord. De vent is hem ge
smeerd. Misschien heeft Pratt hem wel ge
holpen. Geen beter bewijs mogelijk dan
dit telegram."
„Noemt u dat telegram een bewijs?"
vroeg Byner.
„Wel zeker, een bewijs", antwoordde El
drick. Kijk eens, die man Murgatroyd
verkocht Parrayhite een passagebiljet op
23 November. Dat is glad."
„Noemt u het een bewijs, mijnheer Col
lingwood?" wendde de detective zich tot
Collingwood.
„Ik zou eerst willen weten, wie Murga
troyd is", zeide Collingwood, „voor ik er
eenige waarde aan hecht."
Byner keek Eldrick aan en lachte.
„Juist," zei hij. „Wie is Murgatroyd? Wel
licht weet u dat mijnheer Eldrick."
„Ik weet alleen, dat het een klein hor-
logemakertje is in het armere stadsdeel",
zei Eldrick, „en dat hij een soort scheeps
agentuur heeft. Wilt u daarmee zeggen, dat
dit telegram niet waar is?"
„Ik zeg niets", zei Byner. „Alleen dit,
dat, voor ik eenig vertrouwen stel in zoo
iets, ik eens onderzoek van wien het komt.
Hij is er misschien toe aangezet of er voor
betaald. Hij kan met iemand samenwer
ken. Nu, mijnheer Eldrick hier kunt u ons
een goeden dienst bewijzen. Ik wil er niet
tusschenkomen, nu nog niet ten minste.
Wilt u Murgatroyd gaan opzoeken? Zeg
hem, dat zijn telegram naar hier doorge
zonden is en vraag hem uit. Loop dan even
bij mij aan in het hotel en breng mij ver
slag uit. Na half drie zal ik in den rook-
salon blijven."
Omdat Eldrick brandend nieuwsgierig
was, hoe dit wonderlijke mysterie zich" ont
wikkelen zou, nam hij dit voorstel aan. En
even na drieën trad hij den rooksalon van
het hotel binnen en vond Byner diep in een
clubfauteuil in een rustig hoekje.
Wordt vervolgd.