HET A.V.R.O.-SCHAAKTOURNOOI 3)e SLoAdèohz Goii/tant Een schermutseling voor het Nederlandsche doel tijdens den te Groningen gespeelden wedstrijd Noord Nederland Noord Duitschland De voetbalwedstrijd Zuid Nederland Luxemburg, welke Zondag te Tilburg werd gespeeld, eindigde in gelijk spel (2 2) Ingebouwd in de instrumenten jagen de piloten der drie Engelsche Royal Air Force-vliegtuigen hun machines door het luchtruim tijdens de poging tot recordverbetering op den langen afstand Fine (Amerika) in zijn partij tegen den Rus Botwinnik (rechts) tijdens de opening van het A.V.R.O.- schaaktournooi, welke Zondag te Amsterdam plaats had De Kon. Ned. Jachtvereeniging hield Zaterdag in de omgeving van Amers foort haar groote St. Hubertusjacht. De jagers en de meute nabij Oud Leusden Jhr. mr. J. A. van der Does, oud-pre sident van de Arrondissementsrecht bank te Arnhem, is op 72-jarigen leeftijd overleden H. M. de Koningin bracht Zaterdag tijdens Haar tweedaagsch verblijf in Groningen een bezoek aan een der boerderijen te Zuidhorn, waar H. M. zich liet voorlichten over het mond- en klauwr°<>r FEUILLETON CHANTAGE (THE TALLEYRAND MAXIM) door J. S. FLETCHER. 41) 10 Zoo'n berekend iemand als Pratt ver geet toch altijd nog iets en in dit geval heeft Pratt vergeten, dat er toch wel eens navraag kon worden gedaan naar Parrawhite. Dat is gebeurd en ik ben er vast van overtuigd, dat als u Pratt te pakken wilt krijgen, het zal moeten zijn door middel van dit feit, de moord op Parrawhite." Byner had met overtuiging gsproken en undigde nu: „Dat is alles mijnheer El- Srick. Het is voor mij zoo helder als de dag m ik geloof dat mijnheer Collingwood het met mij eens is." „Bijna", stemde Collingwood toe, „om niet te zeggen heelemaal. Ik geloof ook ze ker, dat hij Parawhite vermoord heeft. En dat is de manier om hem er onder te krij gen. Hoe dacht u dat te doen?", ging hij tot Byner voort. „U heeft natuurlijk al een plan". „Ten eerste", hernam Byner, „moeten we zorgen, dat Pratt niets in de gaten krijgt. We moeten achter de schermen werken. Ik heb een vermoeden, wat hij met het lijk gedaan heeft en daar ga ik op door. Vandaag nog. Dat is mijn plicht, nietwaar, tegenover mijn lastgevers, die Parrawhite willen vinden of zijn dood onomstootelijk vast willen stellen. Ik stel me voor...." „Een klerk kwam binnen met een tele gram. „Van het hotel Centraal, mijnheer". zeide hij. „Ze zeiden, dat mijnheer Black hier zou zijn." „Dat is voor mij", zeide de detective. „Ik heb aan het hotel gezegd, dat ze een mo gelijk telegram naar uw kantoor moesten doorzenden. Excuseer." Hij opende het telegram en keek het door. Dan wachtte hij even tot de klerk de deur achter zich gesloten had en keerde zich tot de twee anderen. „Van mijn compagnen, Halstead", zeide hij. „Luister eens. Telegram ontvangen van Murgastroyd, Peelstraat, Barford. Zegt dat Parrawhite passage nam naar Amerika op 24 November j.l. Kan verder inilchtingen verstrekken. Wat moet ik antwoorden?" Zwijgend legde hij het telegram voor Collingwood en Eldrick neer. HOOFDSTUK XXII. De stroopop. Den avond van den dag waarop Nesta Mallathorpe hem met een bezoek vereerd had en waarop zij elkaar zoo onverbloemd de waarheid hadden gezegd, besteedde Pratt om den stand van zaken eens rustig na te gaan. Hij was volstrekt niet ontevreden over den toestand. Het deed hem zelfs genoegen, dat Nesta bij hem was geweest en hij be treurde niets van wat hij gezegd had. Hij kwam tot de slotsom, dat zijn positie veel sterker was, nadat Nesta hem verlaten had, dan toen hij de kantoordeur voor haar opende. Zij wist nu, meende hij, met wat een flinken en vindingrijken vent zij te doen had, nu wist zij ook welk een onaan vechtbare stelling hij innam en ze zou hem wel met respect behandelen. Hieruit bleek Pratt's ingeboren ijdelheid en onwetend- heid. Hij wist niets van een modern moe dig meisje en de paar ideeën, die hij over haar had waren scheef. Een er van was, dat het altijd noodig was, vrouwen onder den duim te houden. Laat ze maar je auto riteit zien en voelen, zei Pratt. Het had hem uit zijn hart genoegen gedaan om Nes ta te toonen, dat hij haar moeder in zijn macht had en door haar moeder haar zelf. Hij had opgemerkt, dat Nesta in de war gebracht was door zijn mededeelingen, hoe wel zij zich tegen het einde van hun onder houd herstelde en zijn aangeboden hand negeerde. Hij was overwinnaar gebleven en hij geloofde niet, dat Nesta het wagen zou, één woord van het gesprokene over te ver tellen, uit vrees, dat zijn wraak haar moe der treffen zou. Wél geloofde hij, dat, als er m.aar eens een poos rustig verliep, Nesta de feiten onder de oogen zien en den stand van zaken zou accepteeren zooals hij was. Hij zou hard werken en eerlijk de zaken behartigen (dit uit redenen van pure zelf zucht) en zij zou hem ook beginnen te ver trouwen en respecteeren en dan, och, er kon zooveel gebeuren. Wat zeide Talley rand ook weer: „Met tijd en geduld wordt een moerbeiblad zijde". Maar Pratt's zelfgenoegzaamheid kreeg den volgenden morgen al een leelijken knauw. Als hij de Londensche kranten gele zen had, was die schok al eer gekomen, maar Pratt hield zich strikt aan de Bar- fordsche nieuwsbladen. Toen hij de Bar ford Koerier op nam en de advertentie van Eldrick over Parrawhite op een in het oog springende plaats zag, wipte hij letterlijk uit zijn stoel op van schrik, vermengd met vrees. Farr-white! Gezocht door Eldrick! Waar om? Waarvoor? En juist Parawhite, over wien hij liever nooit meer iets hooren wou. Dat kon er werkelijk voor hem beroerd gaan uitzien, als een grondig onderzoek zou worden ingesteld naar Parrawhite, want hij wist, beter dan iemand, dat het eene ding leidt tot het andere en.... maar haastig brak hij dezen gedachtengang af. Later had hij bekoring om met een of ander excuus even bij Eldrick Pascoe aan te loopen en te visschen of hij geen nieuws kan opdoen, maar daar stapte hij van af. De zaak maar laten loopen, dat was het beste. Toch was hij den geheelen dag ongerust en niet op zijn gemak. Te gen den avond kwamen de bladen weer en hij zag in schreeuwende letters de adver tentie, die Byner een paar uur tevoren op gegeven had. Dan greep de angst Pratt aan. Men zocht Parrawhite, men vroeg infor maties over Parrawhite van twee verschil lende kanten. Eldrick en die Londensche firma. Wat kon dat in 's hemelsnaam be- teekenen? In elk geval moest hij iets doen. Hij moest zorgen, dat er in Barford geen onderzoek werd ingesteld. Dien avond ging Pratt niet naar huis om te eten, maar dineerde in een klein, rustig restaurant. En onderwijl dacht en peinsde hij en smeedde plannen. Na zich royaal tegoed gedaan te hebben, stak hij een fijne sigaar op en ging terug naar kantoor. Hij opende zijn pas aangeschafte brandkast en nam er 1000 gulden aan bankpapier uit. Hiermede ging hij naar het armoedige stadsdeel, waar Parrawhite in zijn leven gewoond had. Hij kwam in een schamel straatje en vond een huisje nog schunni ger dan de omliggende. Op het venster stond geschilderd Ruben Murgatroyd, hor logemaker en juwelier. Veel juweelen had Ruben niet, er hingen een paar klokken en buitenlandsche horloges van het vijf en zeven-en-een-halven-gulden soort; eenige ringen met wonderlijke, groote steenen en doffe horlogekettingen lagen op de plan ken. Pratt keek er in het voorbijgaan met minachting naar, richtte zijn blikken met meer interesse op het bovendeel van de ruit, waar bonte papieren hingen, aankon digingen van afvaarten van schepen en ver lokkende aanbiedingen om een reis te ma ken naar verre landen. Pratt duwde de winkeldeur open en ging onder heftig schelgerinkel naar binnen. Een slordig gekleed man met een zorgelijk gelaat kwam uit het achterkamertje den winkel binnen. Toen hij Pratt zag, die hem eens een exploit gebracht had, verbleekte hij eerst en werd dan rood van schrik. Pratt haastte zich hem gerust te stellen: „Schrik maar niet Murgatroyd", zei hij. „Geen pa pier vandaag, ik doe dat soort van dingen niet meer. Ik heb een zaakje voor u, een voordeelig zaakje. Kijk eens, heeft u een kwartiertje voor me?" „Ik wou juist sluiten, mijnheer Pratt en een stukje eten", zei hij. „Komt u binnen." „Neen, kom liever met mij mede", ant woordde Pratt. „Kom mee naar de Koets paarden en drink een borrel. Dat geeft je eetlust en we kunnen er rustig praten." Dan, met een knipoogje: „Ik heb een goed zaakje voor je." „Daar ben ik blij om, mijnheer", v.ai Murgatroyd. „Ik kan het goed gebruiken." Hij ging even terug in de kamer, zei iets tegen zijn vrouw en kwam weer naar vo ren. „De zaken gaan slecht op het oogen- blik, mijnheer Pratt, slechter dan ooit." Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9