STADS NIEUWS Wilskracht ZATERDAG 22 OCTOBER 1938 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 16 DE ARMENRAAD IN 1937. Het jaar 1937 is voor het armwezen te Leiden een belangrijk jaar geweest, in het bijzonder geldt dit voor den Armenraad. De Armenraad kwam onder nieuwe lei ding doordat prof. Bakhuizen van den Brink het voorzitterschap aanvaardde. Het bureau van den Armenraad onder ging een ingrijpende reorganisatie; na een tamelijk geleidelijke ontwikkeling gedu rende 24 jaar beteekende dit een sterke in krimping. De reorganisatie ging in op 1 Maart en het verslag over 1937 kan dus al iets leeren over de resultaten, waartoe de reorganisatie heeft geleid. Hier volgen enkele cijfers. Het aantal rapporten door het bureau uitgebracht was de laatste jaren ongeveer 3800, in 1937 daalde dit tot 2000, en als men de maanden Jan. en Febr. van voor de reorganisatie uitschakelt en Jan. en Febr. 1939 er bij telt, zoodat men volle 12 maanden na de reorganisatie krijgt dan is het gedaald tot 1900, dus juist de helft van het aantal van 1936. Dit beteekent niet, dat deze taak van het bureau tot de helft is teruggebracht, omdat in het algemeen de onderzoeken, die na de reorganisatie gevraagd worden, om vangrijker, meer diepgaand moeten zijn dan de groepen, die thans niet meer aan den Armenraad gevraagd worden. Het aantal bezoeken op het spreekuur liep terug van 1700 op 1300, het aantal ver zonden brieven van 2700 op 2200. Daarentegen namen de werkzaamheden voor het centraal register van inlichtingen, dat berichten over dubbele bedeeling en andere wetenswaardigheden doorgeeft, toe: het aantal verzonden berichten steeg van 1900 tot 2000. Het personeel verminderde van 8 tot 5. Het stemt tot voldoening, dat de drie amb tenaren, die het bestuur genoodzaakt was te ontslaan, alle drie door de gemeente Leiden werden in dienst genomen. Onder de vijf ambtenaren die bleven, was de heer Janzen, toen reeds ernstig ziek, die in De cember overleed. In hem verloor de Ar menraad een ervaren, zeer toegewijd en ijverig ambtenaar. In de vacature werd niet voorzien, zoodat inderdaad het per soneel van 8 tot 4 werd teruggebracht. Het was zeer gelukkig, dat door de me dewerking van den minister van Defensie twee militieplichtigen, die gewetensbezwa ren tegen den krijgsdienst hadden, op het bureau burgerlijken dienst kregen te ver richten en dat ook eenige volontairs op het bureau kwamen werken. Daardoor be hoefde vooralsnog geen gevolg gegeven te v/orden aan het voornemen, dat bij de re organisatie heeft voorgezeten, om de werk zaamheden, die niet door andere instan ties werden overgenomen, te beperken. De commissie voor den onderhoudsplicht kreeg een nieuwen voorzitter in den heer J Pieneman, die als zoodanig pastoor Smit opvolgde. In de vacature van lid der com missie werd voorzien dor benoeming van den heer P. van Weeren, die door de Ge reformeerde Diaconie was voorgedragen. Het spreekuur van de Commissie werd beperkt. Het aantal nieuwe gevallen, dat in behan deling kwam, daalde, ook als gevolg van de reorganisatie, van 111 tot 64. Het totale jaarbedrag van de bijdragen, door de com missie opgelegd, was niettemin hooger dan over 1936. toen bijna 14000, nu ruim ƒ15000. De commissie voor de ongehuwde moe ders zette haar werkzaamheden op de ge bruikelijke wijze voort. In de eerste helft van het jaar zond het Nat. Fonds voor Zijzondere Nooden 46 aanvragen door aan ons bureau, aangezien er nog geen plaatselijke commisie voor Bij zondere Nooden was. In 11 gevallen werd hulp georganiseerd, tot een totaal be drag van 2830, gemiddeld dus ruim 250. In de plaatselijke bladen waarschuwden wij eenige malen tegen pseudo-Legers des Heils en tegen bedelbriefschrijvers. Het verslag bevat belangrijke gegevens over het armwezen inhetalgemeen. Verscheidene jaren achtereen steeg de werkloosheid gestadig. In 1937 kwam een kentering. Het gemiddeld cijfers van de werkloosheid vertoonde eenige dalen: in 1936 was het 33.2, dat wil dus zeggen 1/3 van de loonarbeiders was werkloos, in 1937 was het 31.5. Hierbij is opmerkelijk, dat over het algemeen in ons land de verbe tering verder ging. Leiden behoorde dus tot de meest getroffen plaatsen. De verbetering was van korten duur. Aan het einde van 1937 was het aantal bij dp arbeidsbeurs ingeschreven werkloozen al weer iets hooger dan eind 1936. De kósten van levensonderhoud van ar beidersgezinnen stegen, blijkens de onder zoekingen dienaangaande in 's-Gravenha- ge en Amsterdam ingesteld. Neemtmen verder in aanmerking, dat in de gezinnen, die van steun afhankelijk blijven, de verarming gaandewge toeneemt omdat kleeding e.d. slijt, dan mag men vei lig concludeeren, dat de behoefte aan on dersteuning toenam. Dit wordt bevestigd door de totalen der sommen, die aan ondersteuning in geld en natura zijn besteed. De onderstand door kerkelijke instellin gen bleef in totaal zichzelf gelijk, n.l. 93000. De onderstand door de particuliere in stellingen van al gemeen en aard en door de instellingen, die zieken en kraamvrou wen helpen, -bleef ook dezelfde, n.l. 27000. De schoolkindervoeding steeg van 43000 tot ƒ47.000 De ondersteuning van overheidswege, Maatschappelijk Hulpbetoon en Dienst v. Sociale Zaken samengesteld, steeg van ƒ2022000 tot ƒ2198000. Een verblijdend feit is, dat een commis sie van Samenwerking voor bijzondere nooden tot stand kwam. Het aantal collecten steeg van 81 tot 90 en de opbrengst van 2200 tot 24000. Verblijdend evenwel is het, dat er drie nieuwe instellingen tot stand kwamen om door arbeid te helpen: de stichting tot werkverschaffing aan jeugdige werkloozen ter verstrekking van woningen aan ouden van dagen; de centrale werkplaats voor jeugdige werkloozen; de Leidsche Blindenwerkinrichting, die weer opvatte de taak, welke voor de in 1936 opgeheven blindenwerkinrichting te zwaar was geworden. Bioscopen. Luxor. HET TWEEDE DEEL DER OLYMPIADE FILM Wel niemand, die na het eerste deel der Olympiade film te hebben gezien, gister avond het tweede deel aanschouwde, zal aan den indruk zijn ontkomen, dat in dit tweede deel het kunstzinnige peil bedenke lijk is gedaald. Buiten het begin, dat een dichterlijke op name vertoont van het Olympische dorp, het verblijf en de training aldaar, valt de film na het eerste goede gedeelte sterk tegen. De visie op de sportprestaties is in dit gedeelte verslapt en daardoor schrom pelt het geheel ineen tot een niet zoo heel belangrijk journaal, dat bovendien geen goede verhoudingen vertoont. Zoo is de tienkamp in alle onderdeden opgenomen evenals de militaire vijfkamp. Bij het zwemmen voor de Nederlanders, het belangrijkste gedeelte is driekwart van de opnamen gewijd aan schoonspringen Zeer mooi, maar het publiek wacht natuur lijk op de Hollandsche sterren en van het belangrijkste onderdeel, de finale 100 M, vrije slag heeren is niets te bespeuren. Van het wielrennen ziet men alleen den wegwed strijd, van de baanwedstrijden met den Hollander van Vliet, wederom niets. Toch geeft deze film wel eenige zeer mooie opnamen, het zijn gedeelten, waar de film in eens op hooger peil komt, waar bij wij vooral denken aan het schermen en 'n enkele maal bij de paardensport. Voorts is er nog boksen, hockey, zeilen, roeien, voet bal en de cross-country. Een fout is ten slotte ook, dat dit gedeelte te Duitsch is in gesteld. De film, waarmee het programma aan vang heeft de niets zeggende titel: „Bsloaf maar niets:', waarin Luise Ullrich, Victor do Kowa en Heinrich George de hoofdrollen spelen. Het is het oude thema, van den kunst schilder, die denkt dat er geen aardsche zorgen zijn, maar tenslotte zijn vrouw daarvoor laat opdraaien. De rolbezetting is prachtig in deze film Alle hoofdpersonen dragen deze film volko men. De schildersvrouw (Luise Ullrich) redt zich uit de ellende van haar bestaan op zeer aardige wijze, om tenslotte in een serie moeilijkheden dank zij gepleegd be drog te geraken, die diepgaande gevolgen voor de beide echtelieden met zich brengen. Welke? Dat moet men zelf gaan zien. Lido. VIER MANNEN EN EEN GELOFTE. Het beste amusement leveren vaak die films, waarvan men verwacht, dat zij ver velend zijn en die zich ontpoppen als ge slaagde vertooningen. Zulk een film is „Vier mannen en een gelofte". Wie avon turen zoekt, gevaarlijke avonturen in vreemde landen, moet deze film eens gaan zien. Er zit een flinke vaart in dit aardig verzonnen verhaal van vier rijke Engel- sche jonge mannen, die den moord op hun vader willen wreken en daartoe zich over de geheele wereld verspreiden. Ieder heeft zijn eigen belevenissen en toont zijn moed en dapperheid tot de moordenaar in bij zijn van het edele kwartet gedwongen wordt een bekentenis af te leggen. De film is zwaargeladen met vechtpartijen en revolver-muziek, maar de spanning, die soms tot een toppunt van hevigheid stijgt, wordt telkens gebroken door geestige in vallen en dwaze tooneeltjes. De hoofd schuldige daaraan is een bemoeiziek meis je (Loretto Young), verliefd op een van de vier heertjes, die quasi-onnoozel in 't grootste gevaar plotseling opduikt. Doch de overwinning is aan haar. De film voor de pauze „Josette" is vrij van moorden en worstelingen, doch niette min even spannend. Een „ouweheer" wordt door een zangeres op sleeptouw ge nomen, tot groot displezier van zijn twee zoons, die van alles bedenken om de late liefde van hun vader te blusschen. Het blijkt echter, dat de zangeres die zij voor hebben (Simorie Simon) niet de zange res is, waarop papa zoo dol is. Deze mysti ficatie voert tot grappige verwikkelingen, met het eindresultaat, dat vader genezen wordt, de eene zoon met de kous op den kop wordt achtergelaten en de andere telg met de charmante zangeres, die niet dege ne was, welke men dacht, het „sleep- werk" van zijn vader voortzet. Twee films, die een gezelligen avond bezorgen! Casino. VICTOR UND VICTORIA. Je moet wat doen, als je als artist het hoofd boven water wilt houden. Zoo dacht Victor Heffipel er ook over en hij ver kleedde zich als Victoria, een Spaansche danseres, en dat werd een „nummer" in een cabaret. Het „nummer" zou ten eeuwigen dage een matig succes en 10 Mark per avond hebben opgebracht, als Victor (Herman Thimig) niet kennis had gemaakt met Renate Müller, en niet ver kouden was geworden. Zoo verkleedde de vrouw zich als de man, die voor dan seres speelde, om de 10 Mark te redden. Natuurlijk werd het een ongelooflijk suc ces en „Victoria" zat er aan vast; vóór zij het goed en wel besefte, was zij gedwon gen als „man" verder te leven en kon zij slechts op het tooneel, in haar „nummer", vrouw zijn. Behalve gekke verwikkelin gen wat doe je als vrouw, wanneer van je verondersteld wordt, dat je 's mor gens als ieder ander ordentelijk man ge schoren moet worden! kan het niet uit blijven, dat deze situatie op den duur tot hartsconflicten aanleiding moet geven. Maar op het juiste moment.... enfin, u begrijpt, dat het in orde komt. Deze uit stekend gespeelde Ufa-film is buitenge woon amusant en alleszins waard, nog eens aan het Leidsche publiek voorgesteld te worden. Duitsche films, wanneer zij niet door een zekere tendenz bedorven zijn, hebben een groot voordeel op an dere. Niet alleen wordt de tekst beter verstaan, maar hun temperament en hu mor liggen ons veel beter. Dat is met name ook het geval bij de tweede hoofd film, welke deze week in Casino draait: „Een meisje met temperament". Dat tem peramentvolle meisje is Magda Schnei der, die zich niet zoo maar een echtge noot laat aanpraten door haar papa, maar er zelf een gaat halen in het schilder achtige Schwarzwald. De prachtige om geving van het donkerbeboschte bergland geeft aan het verhaal een ongekende charme. Bovendien tintelt de heele film van een onweerstaanbaren humor, die den grootsten Nurks tot lachen zou dwin gen. Vroolijke liedjes, operette-Schlagers, klinken door het verhaal heen en blijven hangen in het geheugen als een prettige herinnering aan een prettigen avond. Deze beide films vormen een uitste kend programma, dat wij gaarne aanbe velen. Rex. DE GOEDE AARDE. Deze week brengt Rex een reprise van de film „De goedeaarde", een filmwerk dat indertijd betiteld werd als „een van de grootste meesterwerken op filmgebied". De film geeft een beeld te zien van het harde leven, zich afspelend op het glooi ende land van het oude China, gehuld in het gewaad en in de sfeer van het vreem de Oosten, maar ons allen in diepste we zen zoo vertrouwd en bekend. De ge schiedenis van „De goede aarde" is in den grond zeer eenvoudig, het kenmerk van iedere waarlijk grootsche schepping. Wang, de jonge Chineesche boer gaat trouwen: hij is meer een armen boeren jongen en de egoistische vader klaagt al, dat er weer een „opvreter" bij komt. Het meisje is een slavin uit het Hooge Huis, door haar ouders indertijd verkocht tij dens een hongersnood. Met haar komt echter het geluk in huis; zij zwijgt en zwoegt en de welvaart neemt zijn intrek in het huis van Wang. Zij houdt vast aan haar landbezit, ook al sterven zij bijna van honger. Wang's oom smeekt hem zijn land te verkoopen en hij stemt toe en besluit naar het Zuiden te gaan waar zij erin slagen in een groote stad in het leven te blijven. Revolutie raast over het land. China wordt een republiek. Ternauwernood ont snapt Wang's vrouw aan een executie. Zij houdt stand en lijdt, als de rijk ge worden Wang zich verdoet met een twee de vrouw en op het einde van haar leven hoort zij, wat van zoo menige vrouw ge zegd wordt, wanneer zij het niet meer hooren kan: „Zij was de beste vrouw, die ik ooit kon hebben". Het spel van Paul Muni als de boer Wang is van een groote voornaamheid, maar wordt nog overtrof fen door dat van Luise Rainer als de vrouw O-Lan, die een creatie gaf om niet te vergeten. De innigheid en ingetogen heid, waarmede zij deze vrouw uitbeeld de, die zichzelf overal vergat en in een van ons Westerlingen onbegrijpelijke on derdanigheid een roerende offervaardig heid en opofferingsgezindheid toonde, maakt een diepen indruk. De film stijgt tot een grootsche hoogte wanneer de sprinkhanenzwerm met be angstigend gezoem komt aanvliegen en milliarden vretende beesten zich uitstor ten over het wijde land. Dat is van een adembenemende spanning: men vecht en verweert zich als wanhopigen tegen de zen aanval. Deze scene vormt wel het hoogtepunt van deze film, welke een door- loopende reeks is van prachtige taferee- len en meesterlijk aangevoelde en uitge beelde diep menschelijke momenten. Voor de pauze wordt vertoond de film „Drie levende spoken" alsmede een uit gebreid journaaL Een programma dat men niet moet ver zuimen te gaan zien. Geveilde perceelen. Ten overstaan van notaris H. M. Markusse alhier: het landhuis „Ons huisje" met schuur en tuin te Oegstgeest, Nassaulaan 23, in bod 5000, kooper de heer J. H. van der Blij qq. te Oegstgeest voor 5200. Het huis en erf Waardgracht 92, in bod 410, kooper de heer J. L. Koet alhier voor 500. Ten overstaan van notaris C. J. P. Dolk alhier: de huizen en erven Oude Rijn 172- „Hoe bent U er eigenlijk toe gekomen, dr. Morrison, bij uw patiënten Uw kracht te zoeken en hun genezing in experimen ten?" Een oogenblik leek het, of dr. Morrison niet op deze rechtstreeksche vraag wilde ingaan; hij maakte een ongeduldig gebaar en wilde opstaan. Maar zijn gast voor kwam hem. „Ik hoop niet, dat ik U op de een of andere manier in ongelegenheid gebracht heb? 't Is niet uit louter nieuwsgierigheid dat ik u dit vroeg, ik meende echter, dat uw onderzoekingen en methoden geheel hun oorsprong vonden in een wetenschap pelijke oorzaak". „Laat maar, collega! Verontschuldig u niet. De zwakheid was aan mijn kant". Dr. Morrison was over den eersten schrik, die de vraag bij hem had verwekt, geheel heen, en glimlachte weer. „Ik was een oogenblik van streek door Uw vraag, omdat ik dan herinnerd word aan het meest afschuwelijke moment van mijn leven". „Maar dan wil ik zeker niet aandringen!" „Ha, ha, daar meent u niets van! Ik wek eerste uw nieuwsgierigheid op, zal dan ex cuses aannemen en verder vriendelijk zwijgcin?" „Maar werkelijk.... wanneer ik ook maar in de verste verte had kunnen ver moeden, dat ik u hinderde. ..Zal ik maar direct beginnen?" lachte dr. Morrison. „Dan hoeft u niet verder naar uitvluchten te zoeken, en voldoe ik tegelijk aan uw zeer gezonde weetgierig heid. Zooals u weet, heb ik eenige jaren door gebracht op Sumatra. Van jongs af heb ik steeds een ware hartstocht voor jagen ge- geh. Daar op Sumatra, het was nog in dm goeden tijd, kon ik hieraan in alle opzich ten voldoen. Maar daarover wil ik nu niet verder uitweiden. Het verhaal, dat ik op het oog heb, be treft een tijger jacht. Inderdaad de meest emotioneele, die ik ooit heb meegemaakt. Met drie Europeanen, een Hollander en twee Engelschen, onder wie mijn persoon, waren we in gezelschap van twee uit stekende spoorzoekers, Pa Loea en Sidin, twee oude rótten op dit gebied, op stap ge gaan. De eerste twee dagen waren „leeg". Geen enkel stuk groot wild, en zeker geen tijger was te bespeuren. Pa Loea had werkelijk moeite, ons kalm te houden. Hij kon ech ter ook niet veel meer doen dan wijzen op oude sporen, die van geen belang waren. Den derden dag eindelijk hadden wij succes, 't Werd hoog tijd, want onze provi and raakte op, en was nog toereikend voor ten hoogste twee dagen. Pa Loea en Sidin beiden vonden sporen van een grooten tijger, die vlak in de buurt moest zijn. Be sloten werd, mede met het oog op het reeds late uur, een val te bouwen, en zoodoenae onze kansen te vermeerderen. Laat ik u vooruit zeggen, dat de tijger gevangen werd. 's Avonds liep hij er in. Maar dii was maar een tusschenspel voor hetgeen mij te wachten stond. Vlak nadat wij er zeker van waren, dat de tijger inderdaad gevangen was werd ik gebeten door een insect. Dit houd ik ten minste voor het meest waarschijnlijke. Ik sloeg er in het begin geen acht op, maar toen we rondom het vuur gezeten, waren, sloeg me de schrik om het hart. Ik voelde mijn beenen verlammen met een langzaam-opkruipende gevoelloosheid. Ik zei nog niets tot mijn metgezellen, om dat ik dacht, dat het een kortstondige vlaag van vermoeidheid was. Maar de verlam ming werkte verder, mijn armen zwaaiden machteloos. Ik kon me niet meer ophou den, mijn heele lichaam was lam tot in de kleinste spieren. Ik viel neer als een blok. Mijn hoofd bonkte zwaar tegen den grond, en daardoor werd de aandacht getrokken van mijn metgezellen. „Morrison! Morrison!" Een van hem schreeuwde mijn naam, en kwam naar me toe. Ik trachtte eenig geluid te gaven, maar zelfs mijn spraakvermogen was lam geslagen. Ik vormde woorden, maar er kwam geen geluid. Ik spande me op alle manieren in, 't angstzweet drong door alle poriën, maar het resultaat was nihil. Ik zag mijn vrienden loopen, ik hoorde hen spreken, ze vroegen wat ik had, ze trokken aan mijn armen en beenen, en voelde hun verbazing, toen ze bemerkten, dat ik lam was. Ze wekten mij op, maar ik had even goed dood kunnen zijn, ik was even hulpeloos. „We moeten morgenochtend noodzake lijk weg, Morrison, de leeftocht is bijna op!" Wat gaf het, dat ze dat zeiden? Ze hadden evengoed tegen een boom kunnen zeggen, het op een loopen te zetten. Ik matte mezelf nog meer af, maar alles v/as vruchteloos. Niet alleen mijn lichaam was machteloos, nu begon ook mijn geest 172a, Utrechtsche Jaagpad 40, Langegracht 218 resp. in bod: 3400, 900, en 980, kooper de heer mr. A. J. Sormani alhier qq. voor 3400, 900 en 980. Het huis 4e Bin nenvestgracht 77 in bod 989, kooper de heer M. de Tombe, qq. alhier voor 980. Handelsregister K. v. K. Wijzigingen: 5487. Technisch Bu reau Houweling Zoon, Warmond, Lok horststraat B 14g. Bovengenoemde ven nootschap onder firma is ontbonden. 432. Er ven van wijlen J. van der Stok, Leiden, Breestraat 152 en 155, han- troebel te worden, waarschijnlijk door de overmatige inspanning. Toen moet ik be wusteloos zijn geraakt. Den volgenden morgen zeer vroeg ont waakte ik. De toestand was hetzelfde.... neenik keek rondik luisterde.... ik bemerkte tot mijn ontzetting, dat ik in een kuil lag, dezelfde kuil, waarin de tijger gevangen zat. Waarschijnlijk was ik ontwaakt door zijn gebrul. De eene kreet na de andere steeg uit zijn keel. Slechts een dunne paal-afrastering was er tus- schen mij en hem. Hoelang zou het nog duren, voor het dier deze verbroken had? Zijn klauwen schuurden langs de dunne boom-stammen, zijn oogen gloeiden in de mijne, het speeksel van onbeheerschve woede sijpelde langs zijn bek. Van mijn vrienden bemerkte ik niets. Hadden zij mij verlaten, moedwillig? En zoo niet, wat was dan de oorzaak, dat ik mij hier bevond? Ik kon toch niét uit eigen beweging hier gekomen zijn? Ik werd bijna krankzinnig van angst. Maar zelfs dit gevoel werd nog overtroffen, toen ik plotseling Jackson, mijn landgenoot hoorde spreken. „Hij ligt hier goed", zei hij, „over een uui is er niets meer van hem te vinden. We kunnen gemakkelijk rapporteeren, dat hij een ongeluk heeft gehad, een tijger klauw is scherp". „Ja", antwoordde de Hollander, ,,'t is jammer, maar we kunnen niet met vijven den hongerdood sterven om hem te red den. De provisie raakt op, er is hoogstens nog voor anderhalven dag". „Laten we er niet verdei over praten. Hij is te zwaar om per brancard vervoerd te worden. Dit is ae oeste oplossing, 't Spijt me, 't was een beste kerel, maar hij zal geen zwaron dood hebben. Hij kan geen tegenstand bieden, de tijger zal hem di rect aanvallen, de palissade wijkt al. Kom, laten we gaan, ik kan het niet aanzien...." Ik hoorde hen weggaan. Waren dat vrienden? Die mij met opzet lieten dooden door een tijger? Waar was Pa Loéa en Sioin? Waren zij eveneens in het complot? Lachten zij, dat ik het niet gehoord had? Het zweet brak mij aan ahe kanten uit. Naast mij verscheurde de tijger de palen, en daar waren mijn vrienden, die mij kon den redden, wanneer zij dat wilden. Vrien den? Hoelang zou het duren, vóór ik den hee- ten adem van het beest zou voelen?. Zijn speeksel voelde ik nil reeds in vlokken op iiiijn gezicht. Ik worstelde met mezelf, ik vocht den doodsangst uit, ik trachtte te be wegen, vergeexsik spande de spieren altnans dit verbeelde ik me.... tot plot seling de kracht in mij terugkeerde, vlug ger aan ze verdwenen was, ik sprong op, ik senreeuwde.Ik greep wat ik grijpen kon, wortels van boomon en struiken, ach ter mij brak een paal onder den een klauw van den tijger. Ik klom vlugger met al de wilskracht uie in me was. De tijger brulde nog één keer, toen klonk een schot, en werd alles stil. En naast mij klonk een heldere lach: „En hoe gaat het Morrison? Zie je, dat je wel loopen kunt? Heb je flink in de be nauwdheid gezeten? Je hebt je kranig ge houden, hoor!" De twee jagers stonden te lachen, aisof ze de beste grap uit hun leven zagen gebeuren. Ik schold hen uit, voor alles wat mooi en leelijk is, maar zij lachten nog harder. „Kom mee, Morrison, we zullen je eens wat laten zien". Achter hen aan, liep ik mee naar den kuil, en zag tot mijn verbazing, dat de tijger me nooit had kunnen bereiken: zijn acnterpooten waren gekluisterd aan ket tingen, die hem slechts zooveel vrijheid lieten, dat hij met zijn voorpooten de af rastering kon raken. Pa Loea en Sidin zaten rustig te onderzoeken, waar de kogel precies getroffen had. Dit was het schot geweest, toen ik den kuil uitkroop. Pa Loea vertelde me gisteravond, dat je gisteravond gebeten bent door een insect, dat een verlamming veroorzaakt, die van een tot vier dagen kan duren. Dat bracht me op een idee. Je weet, dat we naar huis moeten, hé. We stelden je wilskracht op de proef, en je hebt je best gedragen! We zagen je ploeteren, we zagen je zweeten, tot opeens, onder den druk van den grijn- zenden dood, je de macht over je spieren herkreeg". „En als jullie zoogenaamde proefneming eens verkeerd afgeloopen was, en ik lam was gebleven?" bracht ik boos in het mid den. Jackson wees langzaam naar rechts, „Maak je niet kwaad, Morisson, je draag- bedje stond klaar". Ze hadden reeds een brancard gereed gemaakt. Ik heb het hun vergeven, maar eerst dagen later, want ik verzeker U, dat ik den dood in het gezicht heb gezien, want ik wist niet, dat er geen gevaar was. Nu wèet U, waarom ik dikwijls experi menten met mijn patiënten onderneem. Het is een goede manier, de wilskracht te toetsen". M. D. del in huishoudelijke en luxe artikelen. NE.: Wed. J. C. van der StokLomme- laars, Leiden. Volmacht verleend aan: J. H. J. van der Stok en A. van der Stok, Leiden. 7112. „Es-Ta-Fa" Verkoopkantoor, te Voorschoten, Leidscheweg 219, exportbe drijf. De procuratie van mej. H. H. C. Stant en van G. H. van Leeuwen, is inge trokken. Nieuwe inschrijvi n:g 7244 „Eer ste Katwijksche Autobusonderneming" (B. P.). Katwijk aan Zee, Kon. Wilhelmina- straat 16. Venn.: W. va nder Plas, Wed. J. van SchieGuyt en J. Remmerswaal te Katwijk aan Zee.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 16