DE ONRUST IN PALESTINA. CHANTAGE Gekleed in „zeewaardig" costuum inspecteerde Z. K. H. Prins Bern- hard na de opening van het reddingstation der N.Z.H.R.M. op de Noordkust van Terschelling de nieuwe reddingboot Het monteeren van een „mijnenveger", zooals deze thans op de voornaamste spoorlijnen in Palestina voor de treinen worden uitge zonden, om het traject te zuiveren De onrust in Palestina. Een merkwaardige foto, in het geheim genomen uit een in de nabijheid staand huis. Gewapende Arabieren (op den voorgrond) in een bergdorpje van de provincie Judea Het nieuwe reddingstation der N.Z.H.R.M. op de Noordkust van Terschelling is Woensdag officieel door Z. K. H. Prins Bernhard geopend. De Prins ontsluit de deur van het nieuwe gebouw Ter opening van het ijshockey-seizoen werd Woensdagavond op de Haagsche kunstijsbaan de wedstrijd H.H.U.C. Queen's Club gespeeld. Een spelmoment Koningin Elizabeth van Engeland op een „tea" der jeugdige patientjes van het kinderhospitaal aan de Great Ormond Street te Londen, dat deze week met een bezoek van het Engelsche koningspaar vereerd werd FEUILLETON (THE TALLEYRAND MAXIM) door J. S. FLETCHER. 27) „Ik geloof, dat er nog heel wat misver stand is in die zaak", begon hij. „Mijnheer Collingwood zegt, dat je er kwam en de kamenier mededeelde, dat je mevrouw ab soluut moest spreken, zoo'n beetje je zelf opdrong, Pratt. „Niets daarvan mijnheer", wedersprak hem Pratt en liet den brief heen en weer wapperen. „Staat er niet in dien brief, door mevrouw zelf geschreven dat zij mij nood zakelijk wil spreken, om drie uur? En was het dan niet absoluut noodig voor mij, om haar te zien te krijgen? Kom nu. Zou mijn heer Collingwood niet beter doen, op zijn eigen zaken te letten? Wat gaat het hem aiiemaal aan? Hij loert op juffrouw Mal- lathorpe en haar geld, denk ik." Eldrick suste hem nog een beetje en ging toen naar zijn eigen kantoor terug. Op sommige punten was hij heelemaal gerust gesteld. op andere scheen het hem tame lijk geheimzinnig toe. In zijn verslag over het onderhoud, dat hij aan Robson en Col lingwood deed, nam hij het dan ook min of meer voor Pratt op. Robson was er ver stoord om, Collingwood echter was er uiterst verbaasd over. „Je kunt toch niet ontkennen, Robson, pleitte Eldrick, „dat Pratt er gisteren heen ging op mevrouw Mallathorpe's eigen ver zoek. Zij schrijft het hem zelf. En wat hij zegt over dat aanverwantschap, dat is ook zoo vast als iets. Ik heb de bewijzen zelf gezien. Het is toch niet zoo vreemd, dat mevrouw Mallathorpe iets zou willen doen voor den eenigen zoon van haar nicht?" „Iets? Je praat er over alsof het niet meer is dan dat zij hem een briefje van honderd had gepresenteerd. Maar het be- teekent dat hij practisch baas is over eenige tienduizenden guldens per jaar. Maar je zult er nog wel meer van hooren. Wacht maar." Hij ging veel boozer heen dan hij gekomen was. Eldrick keek Collingwood vragend aan en schudde het hoofd. „Ik weet niet wat er anders kan gedaan worden," sputterde hij. „Zoo ver als ik zie, heeft Pratt het grootste gelijk van de we reld. Als mevrouw Mallathorpe hem haar zaken wil toevertrouwen, wat kan haar dan weerhouden? Ik zie er niets vreemds in. Eén ding echter lijkt me wel zonder ling. Waarom heeft mevrouw Mallathorpe haar dochter niet gekend in deze? Waar om weigert ze haar uitleg te geven?" „Dat is nu juist, waar ik over val", zei Collingwood. „Ik begrijp er niets van en voor zoover ik weet, juffrouw Mallathorpe evenmin." Het scheen hem het beste, dat hij terug ging naar Normandale en Nesta verslag uitbracht van de gebeurtenissen van dien middag. Het verwonderde hem niet, nadat hij den vorigen dagl gezien had, hoe ontstemd en vastberaden zij kon zijn, haar nog meer verstoord te vinden. „Ik wil niet hebben, dat die Pratt hier komt", zei ze. „Hij zal mijn moeder niet te spreken krijgen, tenminste niet onder mijn dak. En ik kan niet gelooven, dat zij om hem gestuurd heeft." „Mijnheer Eldrick heeft haar eigen brief gezien," onderbrak haar Collingwood rustig. „Dan heeft hij haar dien brief laten schrijven toen hij hier was, hield zij vol. „Wat die familierelatie aangaat, dat kan we.1 zijn. Ik heb er nog nooit van gehoord. Om 't even, wat voor relatie hij ook van mijn moeder is, hij zal zijn neus niet in mijn zaken steken". „Het eigenaardige is", zei Collingwood, met zooveel nadruk als de omstandigheden toelieten, „dat uw moeder, tenminste het schijnt zoo, u niet in vertrouwen wil of kan nemen." Nesta keek hem eenige oogenblikken strak aan, zonder een woord te zeggen. Toen zij eindelijk sprak, was het met groo- te beslistheid. „Precies", zeide zij. „Zij houdt iets voor mij verborgen. En als zij het me niet wil zeggen, dan zal ik het wel ontdekken." Meer zeide zij niet en Collingwood nam afscheid. Op den terugweg naar Barford foeterde hij Linford Pratt uit als een gé- slepen en geniepigen vlegel, die een of an der smerig zaakje aan de hand had. Maar Pratt zelf was heel tevreden tot nu toe. Hij had den eersten slag gewonnen en hield nog een paar prachtige troeven in de hand. Hij zat de spelkansen te bereke nen Gen volgenden morgen, toen er iemand belde en toen hij de deur opende, stond daar Nesta Mallathorpe, alleen. HOOFDSTUK XIV. De kaarten op tafel. Als er iemand aanwezig was geweest om de ontmoeting van die twee jonge men- schen te bespieden, zou hij gezien hebben, dat degene, voor wien het bezoek onver wacht en onvoorbereid kwam, uiterlijk zoo rustig en bedaard bleef alsof de ander slechts gekomen was om een afgesproken onderhoud te hebben. De andere evenwel, heel op een afstand, waardig door haar die pen rouw, was onrustig en geagiteerd. Pratt bleef zoo koud en dood op zijn gemak als of hij weer terug was in het kantoor van Eldrick Pascoe en een alledaagsche be- zr ekster ontving. Hij zwaaide de deur wa genwijd open en boog zoo beleefd mogelijk, terwijl hij slim genoeg was om te doen als of hij de zenuwachtigheid van zijn bezoek- stei niet opmerkte. Toch onder den schijn vah kalmte beefde hij en het kostte hem al zrin zelfbeheersching om niet te laten mer ken, hoe wild zijn hart klopte. „Goeden morgen, mejuffrouw Mallat horpe", begon hij. „Wenscht u mij te spre ken? Komt in mijn privé-kantoor, als het u belieft. Ik heb nog geen klerk op den kop kunnen tikken, ging hij door, terwijl hij haar door de eerste kamer naar zijn eigen vertrek leidde en haar een stoel aanbood, „hoewel ik meerdere sollicitan ten heb gehad. Maar ik moet voorzichtig zijn, mejuffrouw Mallathorpe, het is een vertrouwenspost. En hoe gaat het met me vrouw Mallathorpe, vandaag? Ik hoop, dat de beterschap aanhoudt?" Nesta gaf op al deze praatjes geen ant- woor. En in plaats van in de clubfauteuil welke hij haar aanbood, nam zij plaats op een stoel, die stijf tegen den muur stond. Daar ging zij zitten, even recht en onbuig zaam als de stoelrug zelf. „Ik wilde rechtuit met u spreken", ving zij aan. toen Pratt, die begreep dat het over zaken zou gaan, aan zijn lessenaar had plaats genomen. „Ik wil u een ononwon- den vraag stelen en ik verwacht een onom wonden antwoord. Waarom perst u myn moeder geld af?" Pratt schudde zyn hoofd met een uit drukking van treurigheid op het gelaat. Dan keek hij afkeurend naar zijn bezoek ster. „Ik denk, dat u bij nader inzien spijt zult hebben van uw woorden, mejuffrouw Mal lathorpe", antwoordde hjj. „U iszul len we maar zeggeneen beetje ner veus? Of liever een beetje ontstemd? Als u kalmer was, zoudt u zulke dingen niet zeggen, zoudt u zoo'n woord als afpersing niet durven gebruiken. Lieve hemel, daar zou Je een proces over kunnen beginnen. Als u iemand voor had, die gauw op zijn teenen getrapt was en als u dat zei, waar getuigen bij waren, dan kon er van alles uit voortkomen. Maar al ben ik niet zoo'n soort man, toch moest u het maar liever niet meer zeggen." Bleek van verontwaardiging en vol vast beradenheid zeide Nesta: „Als u mijn vraag niet beantwoordt, en wel dadelijk, zal ik het nog eens zeggen, op een ma nier, die u wel eens minder aangenaam kon zijn niet tegen u maar tegen de politie." Pratt glimlachte op een langzame, vreemde manier, die zijn bezoekster een plotselingen schrik deed krijgen. „O, neen", zei hij zoetsappig, „dat is een grootere fout dan uw eerste, mejuffrouw Maliathorpe. De politie. O, neen, niet de politie, mejuffrouw Mallathorpe. Ziet u, andere lui konden ook wel eens naar de politie loopen, over wat anders." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5