CHANTAGE
FEUILLETON"
(THE TALLEYRAND MAXIM)
door J. S. FLETCHER.
25)
„Dat durf ik niet met zekerheid te zeg
gen, maar onvoorwaardelijk vertrouw ik
haar toch niet", antwoordde Nesta. „Mijn
moeder heeft haar al twee jaar, zij komt
uit Barford. Nu heb ik haar echter zulke
strikte bevelen gegeven, dat zij het niet
wagen zal, ooit nog iemand zonder mijn
voorkennis toe te laten."
„De tweede vraag is, heeft u eenig ver
moeden, waarom Pratt uw moeder wilde
spreken?"
„Ik heb er geen flauw iedee van, tenzij
het was over dat rentmeesterschap. Maar
hoe zou dat moeder nu kunnen dan ver
schrikken? Behalve dat, het is heelemaal
van de baan, Normandale is nu van mij
en als ik een rentmeester noodig heb, zal
ik er zelf wel voor zorgen. Neen. Ik weet
werkelijk niet, wat hij is komen doen. Er
is ergens een geheim. Het zonderlinge van
het geval is.
„Wat?" vroeg hij, toen zij ophield met
spreken.
„Nu," begon zij weer, „dat ik er zeker
van ben, dat moeder tot voor korten tijd
niets van het bestaan van dien man, Pratt,
afwist. Zij kende zijn naam niet eens. En
ik weet ook, hoe zij hem voor het eerst
heeft leeren kennen. Dat was ongeveer om
trent den tijd, dat u hier ook voor de eer
ste maal gekomen is.. Zoo ongeveer, toen
uw grootvader stierf. Onze oude huis
knecht heeft het me vanmorgen pas ver
teld, dat Pratt toen op een avond heel laat
kwam en moeder te spreken vroeg. Ze wa
ren een heelen tijd samen in de bibliotheek.
O, waar gaat het toch allemaal over en
waarom zegt ze het mij niet?"
Zwijgend staarde Colling wood uit het
venster. Zoo omtrent den tijd van Bartle's
dood? Een late visite is klaarblijkelijk nog
al geheimzinnig. En waarvoor had hij, toen
juist mevrouw Mallathorpe noodig. In
eens keerde hij zich tot Nesta.
„Wat kan ik voor u doen?" vroeg hij.
„Als u eens met mijnheer Eldrick ging
praten," stelde zij voor. „Zeg hem, dat zijn
klerk niet meer moet probeeren hier te ko
men of mijn moeder moet trachten te spre
ken te krijgen. Ik wil het niet hebben".
Collingwood keerde terug naar Barford
en ging rechtuit naar het kantoor van El
drick. Het viel hem op, toen hij het kler
kenkantoor doorliep, dat Pratt niet op zijn
gewone plaats bij het raam zat. Gewoonlijk
was het niet mogelijk Eldrick te spreken
te krijgen of men moest eerst met Pratt
overleggen.
„Hallo", zei Eldrick. „Ben je terug uit
de groote stad. Dat treft, ik heb een moei
lijk proces voor je".
„Ik ben gisteravond teruggekomen, zei
Collingwood. „Het eerste wat ik vanmorgen
gedaan heb, is, gaan naar Normandale
Grange. Daar ben ik zoo juist van terug
gekomen Luister eens Eldrick, ik moet je
eens een beroerd zaakje vertellen", en hij
verhaalde zijn collega alles wat hij van
Nesta had vernomen, ook van Pratt's be
zoek vlak na Bartle's dood. „Wat het ook
is", eindigde hij met nadruk. „Het moet uit
zijn. Als je nog iets over je klerk te zeg
gen hebt.
Eldrick trok een scheef gezicht en hief
zijn hand op.
„Hij is mijn klerk niet meer, wierp hij
ertusschen in. „Een week zoowat nadat je
naar Londen bent gegaan, is hij van hier
vertrokken. Wij hadden hem bij de week
gehuurd en daar maakte hij gebruik van
om ons met een week op te zeggen. Nou
vraag ik je, wat voor een spelletje speelt
de jonge heer Pratt? Hij is knap, hij is ook
stiekum. HijHij werd onderbroken
door den jongsten bediende, die mijnheer
Rc-bson aandiende, de rechtskundige raads
man van de familie Mallathorpe. Dit was
een druk doend, eenigszins ongegeneerd
type die binnen kwam met een gezicht dat
niet alleen boos, maar uiterst verbaasd was..
Hij viel neer op een stoel bij Eldrik's bu
reau.
„Kijk eens hier, Eldrick", begon hij
ademloos. „Wat ter wereld heeft die klerk
van jou die Pratt met mevrouw Mallathor
pe uit te staan? Weet je wat mevrouw Mal
lathorpe gedaan heeft? Beware, zij moet
haar verstand verloren hebben. Of er zit
iets achter waai* ik met de pet niet bij kan.
Zij heeft jouw klerk Linford Pratt volmacht
gegeven om al haar zaken te beheeren en
al haar eigendommen erbij. O, ja, 't is in
orde. Pratt is bij mij op kantoor geweest
en heeft me het ding laten zien, met een
air of hij minister van financiën was.
Eldrick keek stom verbaasd Colling
wood aan, Collingwood staarde sprakeloos
naar Eldrick, toen keerden beiden zich
naar Robson.
HOOFDSTUK XIII.
DE EERSTE TROEF
De familie-notaris der Mallathorpes
schudde ongeduldig het hoofd bij die vra
gende blikken.
„Jullie behoeven mij heusch niet aan te
staren alsof ik er meer van weet, riep hij
uit. „Ik heb je alles en alles verteld. Die
vent stapt mijn kantoor binnen, ijskoud,
zoowat een half uur geleden en houdt mij
die volmacht ouder den neus, heel cor
rect, geteekend en gezegd door mevrouw
Mallathorpe. En zoover ik weet heeft me
vrouw Mallathorpe ze nog alle vijf op een
.rij, nou, daar zitten we".
„Wat is het voor een volmacht", vroeg
Eldrick „Een algemeene of een bijzondere?"
„O algemeen, algemeen", zei Robson ge
melijk. „Geeft hem het recht alle zaken
haar af te doen. Dat beteekent natuurlijk
een enorme macht en de schikking over
een bom geld. Het landgoed is natuurlijk
van mejuffrouw Mallathorpe, daar kan hij
niet aankomen maar mevrouw Mallathorpe
deelt gelijk op met haar dochter wat aan
gaat al het roerend goed, Harold's aandeel
in de zaak, de fabriek en alles wat er zoo
al over is.
Daar komt dan nog bij dat mevrouw de
geheele administratie van het roerende
goed heeft en houdt. Zij heeft gewoonweg
een enorme macht in handen van dien Pratt
gesteld. Enwaarom? Wie ter wereld is
Pratt, wat voor titel, of recht of qualifica-
tie heeft hij, dat hem zoo'n enorme zaak
toevertrouwd wordt? In heb in mijn heele
practijk nog nooit zoo iets meegemaakt".
„Ik ook niet", stemde Eldrick toe. „Toch
vergis je je op één punt, Robson. Je vraagt
me daar wat voor qualificatie Pratt heeft
voor een dergelijk baantje? Pratt is een
heele knappe zakelijke vent".
„Natuurlijk, het is jou klerk, snauwde
Robson. „Het spreekt vanzelf dat je hoog
opgeeft van zijn kundigheden. Even
goed.
Hij is onze klerk niet meer, viel Eldrick
hem in de rede. „Zoowat een week geleden
is hij hier weggegaan. Vanmorgen heb ik
juist gehoord, dat hij een kantoor is be
gonnen in de Marktstraat, in het Atlas
gebouw. Ik vraag me af, wat voor kantoor".
„Een kantoor, om mevrouw Mallathorpe
te plukken", gromde Robson. „Het spreekt
vanzelf, dat al haar zaken door zijn han
den moeten gaan. Ik snap niet wat haar
dochter bezield kan hebben om toe te
staan.
„Halt eventjes", onderbrak Eldrick hem
weer. „Collingwood kwam me juist ver
tellen, hij is vanmorgen op de Grange ge
weest. Juffrouw Mallathorpe had hem ver
teld, dat Pratt er gisteren in haar afwezig
heid geweest is. Toen is waarschijnlijk die
volmacht getekend. Het schijnt dat juf
frouw Mallathorpe er niets van weet, zij
staat erop, dat Pratt voortaan den toegang
zal geweigerd worden". Ongedurig schoof
Robson in zijn stoel heen en weer.
„Dat is klets", zei hrh Ik ben zelf een dag
of drie geleden bij mevrouw Mallathorpe
geweest, zij wordt aardig beter en is goed
bij haar verstand. Zij is weer heelemaal
klaar om zaken te doen. Hoe kan haar
dochter haar dan verbieden iets te doen of
te laten? En als mevrouw met haar vrijen
wil dat stuk gisteren geteekend heeft, dan
is iedereen machteloos behalve Pratt".
„Dan is er nog de vraag, hoe dat docu
ment verkregen is", wierp Collingwood er-
usschen. (Wordt vervolgd).
De nieuwe sluis in den nieuwen vaarweg via het Noorderkanaal en de Rotte te
Rotterdam is Maandag in gebruik genomen. De eerste schepen worden
geschut
De m aanbouw zijnde Poolsche onderzeeër .Sep' is Maandag van de werf der ln Sportfondsenbad te Haarlem werd Maandagavond de dames-polowedstrijd A.D.Z.-
n li..-. H.Z.P.C. om het kampioenschap van Nederland gespeeld. Een moment uit den strijd, welke
Rotterdamsehe Droogdok M>,. te water gelaten door de dames ïsn A.D.Z. gewonnen werd
De tentoonstelling „100 Jaar Fransche
Kunst" in het Stedelijk Museum te
Amsterdam was Maandag gratis te
bezichtigen, waarvan door velen ge
bruik gemaakt werd
Hr. Ms. kruiser „Gelderland" is Maandag uit Den Helder naar Curagao vertrokken. - Dit
vertrek ging met de gebruikelijke tafreeltjes gepaard
Ter gelegenheid van het 3e lustrum der R.K. Universiteit te Nijmegen vond Maandag een feestelijke academische zitting plaats.
Tijdens de rede van den Rector Magnificus, prof. dr. D. Franses O.F.M.