CHANTAGE
DE LOGGER SCH. 102 VERGAAN
FEUILLETON
(THE TALLEYRAND MAXIM)
door J. S. FLETCHER.
18)
„Natuurlijk", antwoordde Collingwood.
„En als ik terug kom, kon het wel zijn, dat
ik hier bleef. Eldrick zegt, dat hier een hoop
werk ligt te wachten op een flink jong ad-,
vocaat, die zich wil specialiseeren in han
delszaken. Misschien zal ik probeeren of ik
zijn ideaal verwezenlijken kan, ik bén
jong, of ik flink ben weet ik niet."
„Daar moet u uw best maar voor doen",
glimlachte zij. „Denk er om, dat ik u al
eens in toga en bef heb gezien, het stond u
buitengewoon."
„Dat was maar gehuurd spul", lachte hij
terug. „De toga was te lang, en de bef te
kort. In den tusschentijd ga ik voor vier
maanden naar Indië."
„Vier maanden naar Indië", riep zij uit,
„dat klinkt aanlokkelijk."
„Voor rechtszaken", legde Collingwood
uit. Tegen het einde van April hoop ik te
rug te zijn. Dan denk ik weer eens hier
heen te komen en Eldrick's voorstel serieus
in overweging te nemen. Ik heb nu al zin,
om het aan te nemen".
„Zou u Londen willen verlaten?" vroeg
zij.
„Ik laat er heel weinig achter", zei hij.
„Mijn vader en moeder zijn dood, ik heb
geen broers of zusters, geen verdere fami
lie. Dat klinkt nogal eenzaam, niet?"
„Al heb je familie, kun je je nog wel
eenzaam .voelen", zei Nesta.
„Zegt u dat uit ondervinding?" vroeg hij.
„Ik wensch zoo dikwijls, dat ik meer te
doen had", klaagde zij openhartig. „Ik heb
hier zoo goed als niets uit te voeren. In het
hospitaal had ik werk, dat ik graag deed,
en wat mij den heelen dag in beslag nam.
Hier
„Als ik u was", onderbrak Collingwood,
„zou ik weer op de een of andere manier
aan het verplegen beginnen. Pas op uw
broer. Krijg hem er toe iets te ondernemen.
Al is het maar golf spelen. Speelt u met
hem. Het zou hèm, en u ook, oneindig veel
goed doen als u iets om handen had, al
was het maar een spel. Snapt u?"
„U bedoelt, dat iets altijd beter is dan
niets, knikte zij. „Goed, ik zal het in elk ge
val probeeren. Want ik maak mij bezorgd
over Harold. Al dat geld, enniets om
handen."
Collingwood, die dicht bij het venster zat,
keek naar buiten over de boomen van het
park in de diepte van het dal.
„Ik zou gedacht hebben, dat iemand van
wien al dat land was, genoeg te doen zou
hebben", merkte hij op. „Wat is er behal
ve het huis en het park?"
Nesta had een handwerkje in haar
schoot, waar zij sinds Collingwood's komst
aan gewerkt had. Zij legde het nu neer, en
kwam ook aan het venster staan.
„Dat is het dorpje Normandale", zeide
zij. „Ik geloof, dat het een arbeidzaam
plaatsje is, en het is heelemaal van Ha
rold. Hij is de landheer, al die huizen, boer
derijen en huisjes, de bosschen, het park,
en dan dit huis en nog een groot stuk hei
de, alles is van hem. Eigenlijk moest hij
zij handen vol hebben Maar dat is niet
het geval. Wellicht omdat mijn moeder al
les doet. Zij is een echte zakenvrouw."
Collingwood liet zijn blik over die groo-
te uitgestrektheid zwerven en berekende,
dat Harold Mallathorpe zoo'n drie of vier
duizend hectaren beheerde.
„Een prachtig goed", zeide hij. „Hij is
een fortuinlijke vent."
Op dat oogenblik ging de deur open en
kwam de fortuinlijke vent binnen. Zijn
saaie uitdrukking trok weg toen hij zijn
bezoeker zag, maar zijn gezicht betrok
oogenblikkelijk weer op het vernemen, hoe
kort het bezoek moest zijn, en dat Colling
wood dien avond weer naar Londen wilde
gaan. Maar de gast begon dadelijk uit te
weiden over het plan dat hij bij zyn vorig
bezoek al geopperd had; het aanleggen van
een golfbaan in het park. Zelf was hij een
dolle liefhebber van het spel, en hij be
toogde wat een prachtbaan het zou kunnen
worden. Voor zijn vertrek was hij er al in
geslaagd een soort belangstelling bij Ha
rold op te wekken, die hem beloofde de
zaak aan te pakken en een man in den arm
te nemen, dien Collingwood recommandeer
de als buitengewoon goed in het aanleg
gen van banen.
„Tegen den tijd, dat ik het volgend jaar
terugkom", zei Collingwood, „kun je je ba
nen al zoowat in orde hebben. Maar dan
moet je nu al gauw beginnen. En als ik
me dan in Barford vestig, zal ik zoo nu en
dan eens komen spelen, als ik mag."
„Als je m a g", viel Harold in. „Goeie
grut, we zullen maar wat blij zijn als je
eens komen wilt. Wat zeg jij, Nesta?"
„Wij zullen altijd blij zijn, mijnheer Col
lingwood te zien", zei Nesta.
Toen Collingwood vertrok klonk hem dit
gezegde nog als muziek in de ooren. Het
scheen hem toe, dat het meisje werkelijk
meende, wat zij zei, en voor een oogenblik
speet het hem, dat hij naar Indië ging. Hij
zou zich in Barford hebben kunnen vesti
gen, en danMaar hij lachte zichzelf
uit als zijnde een bouwer van luchtkastee-
len.
„Een jonge dame, die eenige tienduizen
den per jaar inkomen heeft", dacht hij.
„Natuurlijk trouwt die met den een of an
deren hoogen oome uit den omtrek. Nu ge
voelen die twee zich nog een beetje alleen
omdat alles nog zoo nieuw is. Maar tegen
den tijd, dat ik terug ben, ach, dan hebben
ze al een overvloed van kennissen."
En omdat hij een verstandige jonge ke
rel was, nam hij zich voor, er niet meer
over te denken. Hij had al veel te veel
over Nesta Mallathorpe gedacht, en besloot
zich nu eerst met de laatste toebereidselen
voor zijn reis bezig te houden. De toekomst
moest dan maar voor zich zelf zorgen.
„En tóch", mijmerde hij, terwijl de auto
de stad naderde, „en tóch geloof ik, dat ik
hier terug zal komen: Ik heb er zoo'n voor
gevoel van."
Op zijn weg naar het station liep hij nog
even aan bij Eldrick Pace, om een paar
pepieren in ontvangst te nemen, die in den
tusschentijd voor hem waren klaar ge
maakt. Het was toen al laat in den middag,
en het kantoorpersoneel was al vertrok
ken, behalve Pratt. Pratt had speciaal op
hem gewacht.
„En nu gaat u terug naar Londen?" vroeg
de klerk, terwijl hij hem de lange, gele
evenloppe gaf. „Wanneer zullen we het
genoegen hebben u weer hier te zien?"
Er was iets in den flemerigen toon van
den klerk dat Collingwood tegen stond.
Het scheen hem toe, dat de man naar
nieuwtjes aan het visschen was. Hij kon
het niet goed verklaren, maar van den be
ginne af had hij een eigenaardig soort an
tipathie tegen Pratt gehad, en hij was niet
van plan hem eenige inlichtingen te ver
schaffen.
„Dat weet ik nog niet", zei hij ijskoud.
„Ik ga de volgende week naar Indië".
Daarna nam hij vormelijk afscheid van
den bediende en vertrok. Pratt sloot het
kantoor, en volgde hem langzaam, de trap
af. Buiten gekomen keek hij lang de ver
dwijnende gestalte van den jongen advo
caat na en mompelde: „Naar Indië? Waar
om? En voor hoelang?"
In elk geval, het was goed nieuws, want
Pratt was in Collingwood al een mogelijk
mededinger gaan zien.
HOOFDSTUK X.
Het bruggetje.
Vrijdagavond laat kwam Collingwood in
Londen aan, en den geheelen volgenden
dag besteedde hij aan het maken van de
laatste toebereidselen voor de reis, die den
eerstkomenden Donderdag aan zou vangen.
Hij verwachtte veel van de reis zelf en van
het verblijf in Indië. Ten eerste ging hij in
gezelschap van een buitengewoon knap en
geleerd man, ton tweede zouden zij hun
tocht in Egypte en Italië onderbreken. Hij
zou dus heel wat van de wereld zien, en de
gelegenheid hebben om van nabij met In
dië en het Indische leven kennis te ma
ken. Het was een kans, die iedere jonge
man met beide handen zou aangrijpen.
Toen Prof. Standridge het heip dan ook
had aangeboden, was er menigeen ja-
loersch op hem geweest.
(Wordt vervolgd).
3)e Êcictoche Gou/tamt
Aan Het Victoriabeeld te Alkmaar werd Zaterdag bij de Van 8 tot 12 October worden op de terreinen van het hoogovenbedrijf te Bij den aanvang van October wordt de suikerbieten-campagne weer ingezet,
herdenking van het ontzet van Alkmaar een krans ge- Velsen veiligheidsdagen gehouden, ter gelegenheid waarvan een veiligheid- en Een kijkje bij de suikerfabriek te Roosendaal, waar met paard en kar de
"echt arbeidsmuseum is geopend bieten worden aangevoerd
De geredde bemanning van den logger Sch. 102, die Zondag buiten het
havenhoofd te Scheveningen is vergaan, wordt door familieleden van de
reddingsboot afgehaald
Te Londen zijn uitgebreide oefeningen
gehouden met de ballons, welke bij een
eventueelen luchtaanval op Engeland's
hoofdstad hun diensten moeten be
wijzen. Het oplaten van een der ballons
boven de Tower
De heer C. S.' van Dobben de 8ruyn,
die binnenkort zijn functie van burge
meester der gemeente Bodegraven za!
neerleggen