Van Schaapherder Fabrieksdirecteur CORRESPONDENTIE Ellie van Thiel, Leiden. Jij komt me vertellen, wanneer zusje jarig is en je vergeet je eigen verjaardag op te ge ven. Wanneer is die? Laat me dat eens we ten en dan maak je me nog eens zoo'n echt gezelligen brief brief, zooals jij dat kent. Fijn is het te hooren, dat je. onze ver haaltjes en versjes zoo mooi vindt en altijd trouw het kinderkrantje leest. Dat je een prettige vacantie gehad hebt, geloof ik graag. Ik heb ook heerlijk genoten. Dag Ellie! Groet vader, moeder en Janneke van me, en jou druk ik in den geest de hand. Clazien Vaneman, Z'woude. Aan je wensch is voldaan. En wat ga je nu doen? Je hebt nu de school achter den rug en je treedt het volle leven in. Denk ook dan aan de lessen van Zuster Dionynia en het zal je steeds welgaan, wat ik je van harte wensch. Dag Clazien! Laat je nog eens wat van je hooren! Annie van Haastrecht, Leid- s c hendam. En Annie, heb je op 4 Oct. veel pleizier gehad en zeker veel ca deautjes ontvangen. Ja, dat hoort er zoo bij! Je zult me nu wel eens dien langen brief sturen, die beloofd werd in je vorig schrijven. Dag Annie. Vier maar flink feest en ik reken op je, op den a.s. wed strijd. Nellie Reizevoort, Leiden. Of jij aan 't kinderhoekje mee mag doen? Wis en zeker! Wees welkom in ons midden en ik hoop, dat ik nog vaak iets moois en iets goeds plaatsen kan. En om je te be wijzen, dat ik meen, wat ik zeg, zal ik jouw rijmpje over je lieve zusje, dadelijk een plaatsje geven, dan kunnen de vriendin netjes eens zien, wat een meisje van 9 jaar al maken kan. Daar komt Nellie! MIJN LIEVE ZUSJE Ik ken een heel lief meisje, Zij is pas vier jaar oud. Zij zingt soms als 'n sijsje, En is geheel niet stout. Dat meisje is mijn zusje, Waar ik heel veel van houd. Ik geef haar graag een kusje, Die kleine schattebout. Wat zegt u daarvan? Nellie zingt mooi en zullen ons aanbevolen houden voor meer! Dag Nellie! Groet je ouders van me en zusjes van vier jaar niet vergeten! Nelly v. d. Meer, R'veen. Zeker wil ik je naam in de lijst opnemen en ik zou iemand, die dat zoo vriendelijk vraagt, zeker dit niet willen weigeren. Ik hoop dat je 11 October veel plezier zult hebben en dat het cadeautjes regent op B 483. Dag Nelly! Groet ook je ouders van me! Hugo Zwetsloot, Leiden. Ze ker was dat een reuzeplan. En heb je 't in Duitschland zoo fijn gehad? Ik geloof het graag. Ik heb ook de Eifel doorkruist en die groote wegen en waterwerken bewonderd. Die ruïne heb ik niet gezien. Jammer! Dag Hugo! Als vader met z'n auto nog eens zoo'n uitstapje maakt, kon hij mij ook wel eens meenemen! Dat zou leuk zijn hè! Ik naast mijn ouden vriend Hugo! Dag jon gen! Groet je ouders en broer van me! Paul van Berge-Henegouwen, Leiden. Wat fijn, hè Paul, naar Schip hol en Amsterdam! Dat muziek aan boord kort wel den weg! Het is anders een pracht tocht. Ik heb dat reisje vaker gemaakt en vind het altijd even mooi. En hoe vond moe der dat tochtje? Van Schiphol kun je van de boot af wel iets zien, maar toch niet zoo erg veel, is wel? Dag Paulke! Wil je moe der van me groeten! Hans Bresser, Leiden. Wel Hans, heb jij met de Pinksterdagen ge- vischt? Dat is zoo kwaad nog niet en net een werkje om niet moe te worden. En dan zoo'n uitstapje naar Katwijk is ook niet mis. Ja, als het erg warm is, smaakt een ijs- co-tje dubbel lekker. Dag Hans! Hoor ik nog eens wat van je! Groet je ouders van me! En nu tot ziens op den wedstrijd. Nu is het welletjes! Ik sla niemand over Wie een brief schrijft, krijgt een ant woord terüg. De hand voor u allen, Oom WIM. NOORD-AMERIKA. Wonderbaarlijk zijn Gods werken en on doorgrondelijk Zijn wegen. Terwijl in Europa op de grens van dit werelddeel en Azië een afgodische Toren wordt opge richt ter eere van den duivel er diens aan hang, wordt in Noord-Amerika, bij een in drukwekkende samenkomst van 40000 ge- loovigen de heele stad Montreal toegewijd aan het H. Hart van dienzelfden Jezus, die in Moskou ven Zijn voetstuk gerukt werd en nog dagelijks wordt. In de toewijdings formule bad de Burgervader: „De burge meester en de katholieke burgers van de stad erkennen openlijk een souverein ge zag; wij zullen het zwijgen verbreken en nu met daden bewijzen van onze vroom heid en trouw gaan geven. Verwijder van ons de dwaling en den laster en geef dat orde en welvaart weer bij ons terugkeeren, rpdat onze stad steeds een voorbeeld zij van rechtschapenheid en trouw. GEBED OM VREDE door Anton Roels. 25 Sept. 1938. O Heer, in onze armoe bidden wij, Geef toch ons droeve werelddeel uw vrede! O Heer, verlos het uit zijn booze droom. Het heeft door eigen schuld reeds veel geleden. O Heer, wij bidden: trek Uw macht niet weg, Want zonder deze gaat de mensch verloren. Vergeef, dat wij pas komen in de nood En wil toch onze simp'le bee verhooren! Wij danken U, dat U ons bij zult staan, En dat U zegt geen haar te zullen krenken. Wij bidden U: Geef ons altijd de kracht, In alles en het eerst aan U te denken! Wie zijn jarig? Van 7 tot en met 13 October. Op 7 October: Rietje Molenkamp, Weipoort B8 Z'Woude. Thea Kortekaas, 's Gravensche weg 40, N'Hout. Stientje van Es, Mirakelst. 18. Joop van Ovcst, Hooigr. 63a. Betsy v. d. Geest, Boterp., Oegstgeest. Jan Bijsterveld, Lusthof 1. 3a. Op 8 Oct.: Anny Bakker, Koningstr. 39a. Truusje Hillenaar, Hoogmade B 239. Cootje Wagenaar, Joh. de Witstr. 18, Was senaar. Frits Vosters, Haarl.str. 273a. Henk v. d. Steen, Haven 36. Lucip v. d. Vooren, H. Rijndijk 106. Joop Maat, Hoogewoerd 59. Annie Bakker, St. Aagtenstr. 14. Rietje Wijnen, Driftstr. 31a. Op 9 Oct.: Gretha Kleyhorst, Narcissestr. 29. Lisse. Mina Verdegaal, Noorschew. 381, Nieuw koop. Han Verhoogt, Sophiastr. 47. Anny den Dubbelden, Wijtenb.weg 111, Oegstgeest. Koos Zandbergen, Noordb. E 159 Z'Woude. Bert Mulder, Watertje D 15, Z'Woude. Op 10 Oct.: Cokkie en Corrie Nouwens, Schoolstr. 3, Oeg'geest. Saartje de Zwijger, Vrouwenl.erkstr. 8. I" 'y Edclaa-, Oude Singel 66. Alie Berenfenger, Middelstegr. 25a. Jan Jansen, Groenendijk A 204. Op 11 Oct.: Bertie v. d. Berk, Veldhorststr. 44, Lisse. Peter Versteegen, Weipoort, Z'Woude. Liesje Oersje, Vinkenl. 16, Wassenaax*. Corrie v. d. Aart, v. d. Veldstr. 5, Lisse. Nelly v. d. Meer, R'Veen, B 483. Op 12 Oct.: Alie van Brecht, Gebr. Treubstr. 29, Voor schoten. Toon Pietersen, St. Jacobsgr. 1. Annie Kroon, Langegr. 184a. Corrie Hecke, President Steynstr. 21a. Op 13 Oct.: Marie Neyman, N.-Wetering. Beppie Gertenaar, Hooigr. 63a. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, of bij het verlaten der school van deze lijst wil laten afvoeren, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Zoo ook wie van adres ver andert of wie in naam of straat of woon plaats een fout ontdekt. Oom WIM. HET DRAMA door Anton Roels. Het was kermis in het dorp. Op een groot stuk wei, even buiten de kom, waren ver schillende tenten opgeslagen. Er was een nogal wankele Rutschbaan, waar ik me voor geen duizen dgulden op zou wagen, ten zweefmolen, schommels, een hoofd van jut, enz. enz. Alles bij elkaar zag het er werkelijk aardig uit. Het weer hielp bijzonder mee en zoo kon men met de officieele opening op veel belangstelling rekenen. Om acht uur 's avonds zou de edelachtbare heer burgemeester in hoogst eigen persoon als eerste het kermisterrein betreden. Het was geen wonder, dat tegen acht uur op den bewusten avond de meeste winkeltjes in het dorp al gesloten en de huisjes verlaten waren. Maar ginds hing een gezellige drukte en het geroezemoes van stemmen waaide prettig over het aar dige dorpje. Een draaiorgel jengelde be kende moppen als „Tante Alida" en „Speelt het orgel op het pleintje". We zijn ook op de kermis aangeland en we genieten volop mee, want het is alleen al leuk om te zien, hoe al die menschen in hun schik zijn en hoe zelfs de oudste bewoners zich nog in de schommels wa gen, wat ze wel eens met duizelingen moe ten betalen. Om half tien zal de tooneelvoorstelling beginnen in de groote tent, midden op het veld. Daar zijn we feitelijk voor gekomen, want de feestcommissie heeft ons daar in het bijzonder toe uitgenoodigd. Er wordt een drama opgevoerd in vier acten, dat door de bewoners van het dorp zelf in elkaar is gezet en zelf zullen zij het stuk ook opvoeren. Het heet „De moord op den straatweg" en belooft schitterende te wor den! We nemen al vast eens een kijkje in de tooneeltent. Met in den grond geslagen palen en stukken zeildoek is des zaal opge bouwd. Hier en daar hangt een petroleum lamp en een bordje zegt, dat er niet ge rookt mag worden vanweg brandgevaar. In twee lange rijen zijn allerlei stoelen ge plaatst. Het heeft er veel van weg, of de huisraad van verschillende inwoners is geplunderd, want we zien keukenstoelen, deftige salon-stoelen, met pluche overtrok ken, en hooge krukken. Het podium is op gebouwd uit biertonnetjes. Op zij zijn twee stevige palen in den grond gestampt en aan een daaraan bevestigde dwarsiat hangt het tooneelscherm, dat uit 'n snoep winkel afkomstig blijkt te zijn, want er slaat tenminste op: Piet Jansen, Chocolade en Suikerwerk". Maar we moeten gaan zitten, want het is half tien en de belangstellenden begin nen het „gebouw" te bevolken. Het is een arukte van jewelste en dat is wel te be grijpen, want de laatste tooneelvoorstel ling had drie jaar geleden plaats, ook bij de kermis. Langzaam wordt eindelijk het scherm opgetrokken, maar het begin is niet erg gelukkig, want het koord breekt en het scherm zakt veel vlugger dan het omhoog ging. Er moet een ladder aan te pas komen en het duurt geruimen tijd vóór de averij hersteld is en het tooneelspel rustig kan beginnen. Het tooneel stelt een café voor, waar vier mannen zitten t? kaarten. Ze doen geen mond open en het lijkt wel, of het zoo zal blijven. Al een paar minuten is het zoo aan den gang en de zaal wordt onrustig en de tooneelspelers zijn ook niet erg kalm. „Wat motten we zegge?" vraagt plotseling hardop een der sprekers naar achteren. Dan klinkt een verschrikte fluisterstem en men heeft de draad weer te pakken en rammelt zoo gauw mogelijk zijn rol af, om maar vlug klaar te zijn. Het publiek is in het begin niet erg enthousiast, maar langzamerhand gaat het meeleven; stoelen worden verschoven, er wordt een opgetogen opmerking gemaakt; kortom men vind het drama schitterend. In het café komt hevige ruzie: een van de kaartmaniakken wil valschspelen en het loopt zelfs zóóver, dat een woedende spe ler opspringt en zijn revolver voor den bedrieger houdt. De schrijvers hebben met deze passage een dramatisch hoogtepunt willen bereiken, maar het publiek snapt niets van de bedoeling en eenparig staat men op, roept geestdriftig: „Bravo!" en klapt in de handen. De tooneelspelers zijn door deze aanmoe diging, die overbodig was, onthutst en gapen verwonderd de zaal in. „Ga door, jong!" wordt van achter ge roepen. Een gedeelte van het publiek denkt dat het spel al is afgeloopen en wil de tent verlaten. Het duurt een heele poos, voor de rust weer is teruggekeerd. De spelers hebben eenigen tijd noodig om weer op dreef te komen en de regis seur oordeelt het thet beste, maar van vo ren af aan te beginnen. Dat is wel niet erg naar den zin van de toeschouwers, die ontevreden mompelen, dat het niet té lang moet duren, zoo'n tooneelspul. Weer krijgen de karters ruzie en weer wordt met een revolver gedreigd. Plots een knal.... de valschspeler springt ker mend opangst en ontzetting.in de zaal schreeuwen de menschen door elkaar het revolver is afgegaan en het schot heeft den ongelukkigen valschspeler in de hand getroffen. De veldwachter klimt op het podium en arresteert den misdadiger, die zelf nog niet weet, wat er gebeurd is en droomerig staat te kijken. Kermend loopt de gewon de weg. Gelukkig voor hem, is de dorps dokter aanwezig; deze heeft zijn kalmte bewaard en verbindt zoo goed mogelijk de gekwetste hand, Het publiek is woedend, begint te fluiten en te tieren. Het wil zijn £»eld terughebben en eischt opsluiting van Piet Jansen, den schietenden kaartspeler, die het scherm in 'een gaf. Zoo vond het drama een ontijdig einde, maar nog heel lang sprak men er in het kleine dorp over. Het was dan ook een bespreking dubbel en dwars waard! GODSVERTROUWEN door Anton Roels. 25 Sept. 1938. Het sein tot d'aanval is zoo juist gegeven, Het wordt een felle strijd op dood en leven, De sterkste strijdkracht overwint. In allerijl is er alarm geslagen En ieder bange aandacht wordt gedragen Naar wie zich ginds in nood bevindt. Men worstelt met verlies van al zijn krachten, Er is geen mensch, die tijd vindt voor zijn klachten, Men worstelt fier en eensgezind. Maar waartoe dient de droeve domme slachting; En waartoe dient toch aller plichtsbetrachting, Nu het slechts gaat om dood en moord? Laten de duizenden tot Christus smeeken, Dat Hij vergeving schenkt voor de gebreken En voor de smaad, Hem aangedaan. Laten de duizenden aan Gode vragen, Ons zorg'lijk wereldje met kracht te schragen; Hun bede wordt gewis verhoord. En laten alle menschen toch bedenken, Dat God ons alle heil en goed zal schenken En niemand laat verloren gaan. Het seizoen sta^t voor de deur! door Anton Roels. De herfst staat dra weer voor de deur, De zomer gaat verdwijnen; Een ander vorst komt aan de macht: De zon zal minder schijnen. Toch zijn wij, jongens, niet bedroefd, Nu weer de kou gaat komen, Want met haar komt de liefste wensch Uit onze zomerdroomen. We jagen weer met dol plezier Op groene voetbalvelden; Tot schrik van onze lieve Moe, Die pas ons goed verstelde. We droomen weer van hands, free-kick, Van goalpaal en van schieten; Een overwinning maakt ons blij, Verlies zal ons verdrieten. De tijd van Koning Voetbal komt, Hij werkt op onze harten, En ach, wij laten ons niet lang, Door zijn gegoochel tarten. We doen dra aan zijn spelen mee, We sjouwen en we draven, We maken ons nog erger moe Dan eens de negerslaven En tóch is het ons vaste plan Om goed te blijven leeren; Valt zwaar, want onze lieve vorst, Verafschuwt het studeeren. Maar met een beetje goede wil, Dan zullen wij wel slagen, En zal de onderwijzer niet Bij vader komen klagen. U vraagt 1. Zaten de 'oude Romeinen bij het eten ook al aan tafels, zooals wij? 2. Waaruit bestaat parfum? 3. Is de bijbel in veel talen verspreid? 4. Welk water bevriest sneller, heet of koud? 5. Hoe lang is het geleden dat dë ther mometer uitgevonden werd? 6. Wat is een tijgerhond? Wij antwoorden 1. Geen quaestie van! Die oude Romei nen waren zoo beschaafd nog niet. Als ze gingen eten, gingen ze er bij liggen. 2. Dat is zeker een vraag van je groote zus. Een jongen ho^-iu* zich met parfum niet op. Parfum is reukwerk. Dat goedje Destaat uit verschillende oliën die in alco hol opgelost zijn. Een parfumeur is een handelaar in parfumerieën. 3. Er is geen boek, dat in zooveel talen vertaald is, als de bijbel. En dat is duide- ook. Er is nooit een boek geschreven, dat zoo mooi en zoo gced en zoo is voor alle lijden, dan dit werk. De bijbel is in 618 talen vertaald. 4. Warm water bevriest sneller dan koud. Probeer maar eens! Zet, als het vriest, een teiltje met koud en met warm water buiten en let dan eens op, jwelk water het eerst bevroren is. 5. 300 jaar ongeveer. 6. Een hond, die de kleur heeft van een tijger; gevlekt als een tijger. tot door Oom Wim. XXXI. Het was pikkedonker, toen de boer voor bij het huisje reed, waar moeder en zoon maar niet uitgepraat kwamen, over de lief de van zooveel brave zielen en over beider toekomst, vooral over dat wat nu door die twee mannen zou besloten wor den voor z'n verdere studie. Dien avond ba den beiden voor alle weldoeners en smeek ten Gods zegen over die brave zielen af. Even houdt de boer de teugels in om de draf van zijn Bles te matigen, misschien dat ie door een kier van de blinden een glimp ziet van een der twee of van bei den, maar niets is te zien en nu gaat het weer in vollen draf huis-toe, waar moeder de vrouw met ongerustheid hem reeds wacht. De boerin schrikt sedert dien in braak van ieder verdacht geluid; van ieder gekraak in balken en binten en zelfs van ieder geritsel achter het behang of in den schoorsteen. En Ansje en Dientje en ook de twee dochtertjes meenen in alie hoeken en gaten de koppen van Zigeuners te zien en zoo maakte de een de ander nog banger dan ie reeds was. Man ik ben heel blij, dat je d'r bent. En de meisjes niet minder! Ik geloof niet, dat een die twee naar bed had gedurfd, zoolang .jij niet in huis was. Kom, kom, bange ganzen. Zoo erg is het nu niet. Dat avontuur is vergeten. De Zigeuners zijn het land uitgezet, komen er riet meer in ook. Ik heb onderweg den burgemeester gesproken. Alle zes zijn vrij gelaten; met de wagens de grens overge bracht en moesten beloven nooit meer op dit gebied binnen te komen. Dushet gevaar is geweken. En nu weg met alle spoken en weerwolven enZigeuners. En nu zal ik eens vertellen, gaat de boer als in één adem voort, wat ik besproken heb met ons knechtje en zijn moeder en met dien ouden leuken baas, dien braven man, die zooveel voor Jan gedaan heeft. En hij vertelt lang en breed, en als hij uitverteld heeft zegt de vrouw des huizes met iets triomphantelijks in haar stem: „heb ik het niet gezegd" in Jan zit meer dan in alle knechts samen en hij zal nog eens een groot man worden. Amen, zegt de boer en lacht!" En wat zeg jij Rie en hier richt zich de boe r tot zijn oudste dochter, die in de stad op de H. B. S. is en van Jan's leeftijd is. Ik zeg ook „Amen" op moeders uit het hart gegrepen woorden en ze bloost, ter wijl ze er wijsgeerig bijvoegt: Jan, de schaapherder is niet de Jan, die hij is, is een heer in wording. Nou maar, antwoordt Dora, het zusje van Rie, nou maar men kan hooren, dat jij op de 3de klas H. B. S. bent, ik kan je haast niet meer volgen. Ze wordt ons te geleerd, hé, moeder!" Stil maar kind! Rie zegt het goed; al leen een beetje anders, dan jij het zou zeg gen. Weet wel, ieder vogeltje zingt zooals bet gebekt is. En wat zeg jij van ons her- certje Ansje? Hier richt zij de vraag tot de oudste meid. Het antwoord laat lang op zich wachten. Eindelijk komt het er hortend en stootend uit. „Jan is een lieve jongen, die bij mij een potje kan breken." Een daverend gelach volgt op dit woord, dat zoo echt teekent die goeierd, die Jan zoo echt graag mocht lijden. En nu moeten we ook Pietje, de jongste der gedienstigen eens hooren. Wat zeg jij van dien lieven jongen, zooals Ans hem noemt. Ik, zeg Pietje, en haar antwoord klinkt even oprecht als spontaan, ik zeg: Jan is een herder, Maar hij kijkt verder Dan zijn neus, En is zoo knap als een reus." Bravo! bravo! klinkt het als uit één mond. Bravo! zegt de boer nog eens en hij klapt met de anderen in de handen dat het dreunt door de holle keuken, bravo! zoo wil ik het hooren. Nu hebben we pre cies gehoord, hoe iedereen over dien ar men jongen denkt, die van den prins geen kwaad weet en nu met zijn moeder naast zich de pannekoeken zal opeten, die vrouwke voor dit tweetal meegaf. Wat zullen zijn ooren tuiten! En wat zullen we hem morgen pla gen, zegt Dora, de kleinste dochter des hui zes,, die tien jaar is. Eet hij weer bij ons aan tafel? Hé, ja vader! Dat vind ik fijn! Ja zeker! Hij blijft hier bij ons en hij mag naast jou zitten, als jij tenminste je goed gedraagt, want ik hoor, dat je booze plannen hebt, deugniet! Maar kom, nu gaan we naar bed! Jullie hebt samen tusschen licht en donker den rozenkrans gebeden en ik geloof, dat we kunnen tevreden zijn; we hebben dezen vrijen dag wel besteed. Nacht Rie! nacht Door! Nacht samen! Een kwartier later is alles stil in huis! (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 16