Van Schaapherder Fabrieksdirecteur CORRESPONDENTIE Japie Keizer, Zutphen. Japie een zesjarig neefje uit Zutphen schrijft zijn eerste briefje. Het broekeman- neke is erg blij dat ie nu zelf schrijven kan. Dat eerste briefje wil ik laten hoo- ren. Zonder moeders of vadershulp heeft ie het volgende geschreven. Lieve Oom Wim, U word bedankt voor het mooie boek. Ik lees er ook al in en vind het mooi. Ik hep een jong katje gekregen. Hij is 4 weken en hij begint ook al te spelen. Als er weer een wetstrijt is, doe ik weer mee. Dag Oom Wim! Uw Japie. Ziezoo, wat zegt U daarvan? Ik zeg, dat het voor een ventje van zes jaar een knap stuk werk is. En wat zouden zoo'n paar foutjes beteekenen? Het gaat om den in houd en deze is goed. En dat is voldoende. Blijf maar goed leeren Japie, dan word je zoo knap als je vader en als.. moeder tje. Groet je ouders van me. Veel pleizier op 23 dezer gehad? Gerard en Antje Keizer Zut phen. Ja, ik wist wel, dat Japie schix zou hebben met dat boekwerk. Ik vond het ook fijn, dat juist hij de gelukkige was. Ik begrijp heel goed, dat je tijd beperkt is, Gerard! Ik houd me steeds voor jullie bijdragen aanbevolen. Zij zijn me altijd welkom en vinden successievelijk een plaats Japie leert goed en zal zijn weg wel vin den. Dag Vrienden, Ook veel groeten ^an Tante Marie! Succes met je mooie avond jes, Gerard! Ook Antje succes! De lange brief komt nog! Boschviooltje, Voorschoten. Wat heb jij een prachtvacantie gehad, zeg! En nu weer een paar weekjes gratis erbij! Dat is boffen! Wanneer krijg ik het beloofde vers over „Naar Zee". Dag lief Nichtje! Groet wederkeerig je ouders van me en de hand voor jou!" Leo Roozen, Sassenheim, Ik kan me best begrijpen Leo, dat jullie op dien warmen dag in Augustus zoo ge weldig veel plezier hebt gehad met „kam peeren". Fijn dat jullie daar nog van alles vond, van andere kampen en dat nu goed van pas kwam. Die roovers hadden het onder dien struik zoo slecht nog niet. Op die manier is „kampeeren" een attractie, die inslaan moet. Dag Leo! Vertel me ook nu eens, wat je in de groote vacantie hebt uitgespookt. Groeten aan je ouders! Hoe gaat het op de H. B. S., Leo? Jan Bronsgeest, Leiden. Was senaar is en blijft mooi. Zoo'n uitstapje is dubbel mooi, als het weer mee helpt. Dat was een heele tippel van Wassenaar langs het strand naar Katwijk, is wel? Maar een flinke vent geeft daar niet om. En hoe ging het met het „visschen"? Ik geloof, dat je niet veel thuisbracht, anders had je me dit wel gezegd. Dag jongen! Groet vader en moeder van me! Hoor ik nog eens wat? Jan Schamper, Leiden. Je vriend vond het zeker leuk, dat jij op zijn verjaardag ook van de partij was. Je schijnt in het voetballen al een heele Piet te zijn. Maar als je d'r hoofdpijn van krijgt, doe je het beste er mee op te houden. Zoo'n bal kan hard aankomen, vent. Een mooie verzameling postzegels heb je, zeg! Die kom ik eens zien! Ik vind dit een mooie liefhebberij. Zie ik je ook op den wedstrijd? Groet je ouders van me! De hand voor jou! Schrijf nog eens! Adrie van Heugten, Leiden. Zeker vind ik het leuk, een brief van jou te ontvangen. Schrijf mij ook eens, hoe je de groote vacantie doorgebracht hebt en danreken ik ook op jou bij den a.s. wedstrijd. Wachten is altijd vervelend vent. Wat 'n mooi uitstapje was dat? Dat zelfde reisje heb ik ook eens gemaakt en kan er dus over meepraten. Ja Marken is interessant! Met den trein is ook beter: de tram gaat te langzaam. Misschien als we nog lang te leven hebben, vliegen we naar Marken. Wat zou dat leuk zijn. Dag Adrie! Groet je ouders van me en op jou reken ik ook bij den wedstrijd, die komen gaat. Hierbij zullen we liet laten. De volgende week gaan we met corres- pondeeren door. Er liggen nog eemge brieven te beant woorden. Wie een brief schrijft, krijgt een ant woord terug. De hand voor U allen, Oom Wim. Wie zijn jarig? Van 30 Sept. tot en met 6 October. Op 30 September: Piet Westgeest, Valkenb.weg lc, V'schoten. Willy Biegelaar, Plantsoen 103. Nelly Bertels, Heerenstraat 118. Willy van Dorp, Sophiastraat 25. Gretha van Velzen, Kort Galgewater 19. Bep Angevaere, Zevenhoven 104. Op 1 October: Ina Peeters, Haarl.straat 46a. Coba v. d. Hoorn, Langeraar A 157. Doortje Meerbeek, Pasteurstraat 60. Piet v. d. Meer, E 163, Z'woude. Jopie Schrama, B 393, Woubrugge. Mies Staats, Hoogl. Kerkgr. 3. Bep v. d. Meel, Pasteurstr. 40a. Bep Berbée, Kaiserstraat 20. Gretha van Steijn, Maria Hoeve N'hout. Theo Belt, Oranjeboomstr. 7a. Op 2 October: Truida Minke, Oudevest 39. Corrie Borché, Haven 60a. Bertha Fleur, Oude Rijn 106. Denis van Bergen Henegouwen, Aalm. 12. Engelina Vesseur, Roelofarendsveen. Doortje Meerbeek, Passteurstr. 50a. Op 3 October: Tiny Brand, Papengr. 6. Jan Loogman, Heerenweg 73. Co Hoogenboom, R'veen B 184. Piet Vink, Aarl.veen, Noordeinde 56. Annie Bocxe, Langeraar A 97, Ter Aar. Sisca Voordouw, Bodegraven. Op 4 October: Annie v. Bergen Henegouwen, Waldeck Pyrmontstraat 46. Alie Kriek, Potgieterslaan 24. Mientje O verdijk, Korte Oranjegracht 4. Leo Bik, Seringenstraat 4. Theo Heemskerk, Havenstraat 17, N'hout. Jacob v. d. Aart, v. d. Veldstr. 5, Lisse. Annie v. Haastrecht, Daml. 64, L'dam. Op 5 October: Antoon Sanders. A 59, Langeraar W.Z. Trientje Groenendijk, P. Huibertsstr. 13. Frans Heemskerk, Seringenstr. 56a. Jan de Groot, Bloemistenlaan 24 Op 6 October: Corrie van Mil, Garenmarkt 16. Hein Kortekaas, 's Grav.weg 40, N'hout. Rika Simmer, Pr. Hendrikstr. 74, Alphen. Gerard v. Rijn, Drechtdijk 29, Kwakel. Marie van Bergen Henegouwen, Waldeck Pyrmontstraat 46. Jo van Zwieten, Langeraar 214. Truus v. d. Geest, Veenestr. 138, L'dam. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Evenzoo, wie bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden of wie verandert van woonplaats of huisnummer. Oom Wim. U vraagt 1. Ik las in de krant het woord pauken- paard. Wat is dat voor een paard? 2. Wat is een krater? 3. Wat is lava? 4. Ik las van Micado in Japan. Wie is dat? 5. Een vereeniging noemt zich: „per aspera ad aslra". Hoe komt men daarbij? 6. Wat zijn piraten? Wij antwoorden 1. Dat is een uiterst kalm paard en wel geschikt om bij de bereden troepen de pauken te dragen. Pauken zijn slag instrumenten: muziektrom, orkesttrom. Ook spreekt men wel eens van pauken in de bet. van uitbazuinen, ik heb ge paukt. 2. Dit is een trechtervormige opening van een vuurspuwenden berg. 3. Dit is de opgeloste dikvloeibare steenmassa, die uit den krater geperst wordt en langs de berghelling stroomt. 4. Dat is de geestelijke keizer (de op perste) aan wien de wereldlijke keizer onderworpen is. De vreemde naam van dien keizer is Taikoen. 5. Die naam voor een zang- of harmo- nievereeniging is nog zoo slecht niet ge kozen. De bet. is: langs moeilijke wegen naar de sterren, d.i., door strjjd tot over winning. 6. Dat zijn zeeroovers. Zoo beteekent piraterie, zeerooverij. EEN RIJMPJE OP MIJN PCP door Antje Keizer. Voor mijn poppekind heb ik een jurkje gehaakt, Ook een bijpassend mutsje gemaakt. Maar weet je wat me nu erg spijt, 't Is haar een beetje te groot en te wijd! Ze is ook een beetje teer, en zoo klein, Net of ze meedoet aan de slanke lijn. Ze moet maar eens beter eten gaan Anders krijgt ze de kleertjes nooit aan! Nu geef ik haar veel melk en pap, En popje zegt geregeld hap, hap! Ze vindt het heusch heel lekker en fijn, En ik ben dan blij, als ze iets dikker zal zijn. Ik heb me er toch zoo druk op zitten maken, De heele week heb ik zitten haken! En broertje plaagde me al dien tijd, En zei: „haak maar dan eet ik in jouw plaats tegelijk." Maar nu heb ik werkelijk mijn zin, het is af, En ik vind al het haken volstrekt geen straf, 't Jurkje en mutsje staan haar nu fijn, En ik ga strakje wandelen met m'n poppedijn. WAAROM KAN EEN VLIEG MACHINE VLIEGEN? door ANTON ROELS Regelmatig vliegen de blauwe Fokker- vogeis en de nieuwe zilverkleurige Dou- glasmachines van de K.L.M. uit voor hun tochten over onze wereld, voor hun prach tige reis naar den anderen kant van den aardbol, naar Batavia en Bandoeng, voer hun kleinere maar toch flinke trajecten naar Berlijn, Praag, Londen en zoovele andere groote en minder aanzienlijke ste den en landen. En het is gewoon geworden voor ons, dat vliegen over land en over zee. We vinden het heel van zelfsprekend en we kijken nauwelijks meer omhoog, als een ronkende motor ons waarschuwt, dat een vliegtuig in aantocht is. En tóch was er een tijd, dat het zoo vanzelfspre kend niet was en dat sommige menschen zich suf prakkezeerden om het probleem tot een oplosing te brengen. En met al die „van-zelf-heid" blijft het toch altijd machtig interessant om te we ten, hoe alles daarboven te werk gaat. We weten, allen, dat nog niet alle pro- blemen zijn opgelost. Somtijds stuit men in de lucht op moeilijkheden, die men te voren niet kende en dus nimmer over woog. Ik noem alleen maar blikseminslag, een geval, dat den laatsten tijd de gedach ten aan het werk heeft gehouden. Maar ik moet niet te ver afdwalen en jullie eens een antwoord geven op mijn vraag: waarom kan een vliegmachine vliegen? Hoe is het in hemelsnaam moge lijk, dat een toestel, dat op zichzelf al zoo zwaar is, dat bovendien verzwaard wordt door het gewicht van een aantal personen (je weet, dat in het onlangs vergane Rus sische vliegtuig de „Maxim Gorki" wel 70 menschen een plaatsje konden vinden) om niet te vergeten de verdere bagage de post, de benzine enz. enz., hoe is het mo gelijk, dat zoo'n geweldig gewicht omhoog geheven kan worden en als een veertje door de lucht zweeft? En deze vraag, die zoo geweldig moei lijk lijkt, doet weer eens naar voren ko men, dat het ei van Columbus ook nu nog te pas kan komen, want als je eenmaal weet, waar het hem in zit, dan vind je het zoo klaar als een klontje. De schroef van de machine draait zich en trekt zich de lucht in. Als de schroef gaat draaien en de piloot zijn toestellen in wer king brengt, begint het vliegtuig over het terrein te rollen. De snelheid wordt steds meer opgevoerd en tenlaatste, als de snel heid voldoende is, zal het toestel zich in de lucht kunnen verheffen. Hoe gebeurt dat nu? De vleugels zijn aan den voor kant een weinig hooger dan aan de achter zijde. Doordat de schroef het toestel met steeds grootere snelheid over het veld trekt, zal tenslotte de lucht onder de vleu gelvlakken het vliegtuig omhoog duwen, alsof er springveren onder zaten. Boven de vleugels ontstaat dan natuurlijk een ruimte, waar de lucht sterk verdund is en. hierdoor ontstaat gelijktijdig een zuiging. De opstuwende kracht diuwt het toestel met geweld de hoogte in en, omdat de weerstand van de lucht daar gering is ge worden, gaat de machine „de zon tege moet". De schroef trekt zich de lucht in en daardoor blijft het toestel vanzelfspre kend ook zweven. Nu moeten jullie niet denken, dat de duwkracht onder de vleu gels de voornaamste factor is, want proe ven hebben bewezen (en dit is wel heel merkwaardig), dat de luchtverdunning boven de vleugelvlakken het toestel meer naar boven zuigt, dan de verdikking van lucht onder de vleugels duwt. Nu hoor ik jullie al zeggen: „Dat is NAAR BUITEN door COR VAN DIEST XIV Weldra was er van de kleine hofstede niets meer te zien dan een verschrikkelijke puinhoop en hevige rook. Wat een ver woesting had de brand aangericht! Alles was verbrand. Men trachtte den boer en zijn vrouw wat op te beuren en ieder bood hun gul zijn hulp aan. De burgemeester gaf graag zijn toestemming om voor de zwaar bepoefde familie een geldinzameling te houden; en zelf bood hij al een flinke gift aan. Ieder, die bij de blussing behulpzaam ge weest was, en ieder die dat schouwspel had gade geslagen, spoedde zich nu weer naar huis of naar het land. Boer Harms en zijn gezin had ook al reeds een onderdak gekregen, men kon toch nu nog niet beginnen de puinhopen op te ruimen en bovendien hadden de stak kerds nu vóór alles een goede verzorging en rust noodig. Lily en Mien gingen nu met vader Dreef huiswaarts. „Hoe is de brand aangekomen, vader", vroeg Mien. „Ja, met zekerheid is er nog niets te zeg gen, kind; antwoordde vader; men denkt dat hooibroei de oorzaak is; maar 't kan ook door een onvoorzichtig weggeworpen lucifer of iets anders gekomen zijn. En alles is nu zoo droog, doordat er in lange tijd geen regen meer gevallen is; men moet nu heel erg voorzichtig zijn!" „Is er nog vee, of zoo omgekomen, vader?" „Nee, gelukkig heeft men het vee en de andere dieren nog kunnen reden. Zooals ik hoorde vertellen, heeft men ook nog een poes uit het brandende huis kunnen halen, 't Dier lag daar rustig te slapen!" „Hoe wist men dat dan?" „Een van de kinderen huilde om zijn poesje, dat in huis lag. Toen men ging kijken, lag het dier zoo rustig of er niets gebeurde!" „Dat arme dier!" zij Lily. „En heeft men verder nog iets kunnen redden?" „Alles is verloren gegaan- alleen wat waardepapieren, die heeft men gelukkig gered. De slag is toch al groot genoeg voor de stakkerds!" Thuis zat moeder met Eefje hem op te wachten met thee en brood. Vader ver telde wat er gebeurd was en moeder wilde ook graag hulp bieden waar dat noodig was. ACHTSTE HOOFDSTUK Welkom thuis Nog veel werd er na dien dag over den brand gesproken; de dorpelingen hadden werkelijk de slachtoffers danig geholpen. Maar langzamerhand geraakte dit feit toch ook'op den achtergrond. De dag was aangebroken dat Lily weer naar huis zou gaan; ze had haar koffers al gepakt en 's morgens al vroeg kwamen haar moeder en tante Constance om het meisje te halen. Dezen dag zouden ze nog op „Akkermans' welvaren" doorbrengen. Het was stralend weer; een schitterende nazomerdag. „Nu zul je ons en ons dorpje wel weer gauw vergeten" zuchtte Mien, terwijl de meisjes samen nog een wandelingetje maakten om al de heerlijke plekjes nog eens voor het laatst te bezoeken. „Wel nee, hoe zou ik dat ook!" lachte Lily. „Nu ja, als je weer in Den Haag bent, temidden van je vriendinnen en druk aan je studie, dan denk je niet meer aan een klein dorpje; en aan de menschen, die daar wonen!" „Maar Mieneke, hoe heb ik het nu met je? Zou je nu heus denken, dat ik jullie vergeten zou, terwijl ik er zoo'n prettige zomer heb door gebracht? Dan zou ik toch wel heel erg ondankbaar zijn! Foei, Miene ke, dat had ik toch niet van je gedacht dat je me zoo weinig kende; en dat je me voor zoo ondankbaar houden zou. „Nu ja", trok Mien terug, „zoo erg meende ik dat ook niet, hoor! Maar, weet je. ik vind het toch zoo naar dat je nu weer naar huis gaat! Wordt vervolgd wel allemaal heel mooi, maar ik geloof het niet!" Best, tegen zulke ongeloovige Thomas sen kan ik zeggen, dat zij dan maar eens moeten probeeren, wat ik hun nu vertel len ga. Neemt bijvoorbeeld een plank (met je land kan je het ook doen) houdt die )lank een beetje schuin op de wijze van 'e vliegtuigvleugels en zwaait ermee loor het water. Ik wed, dat je toestel de ïoogte ingaat. Geen meters natuurlijk, maar dat doet er niet toe. Laat ik je echter een goede raad geven. Doet het vooral niet in de keuken, want, als er met water gespetterd wordt, zou Moeder mij de schuld geven en dat heb ik I .liever niet! lot door Oom Wim. XXX. Een klap met de zweep in de lucht, een enkel „voort Bles" en daar gaat het paard in gestrekten draf voort om een mi nuut of vijf of tien later voor de deur stil te houden van hem, waarover den laatsten dag al zooveel gesproken werd, dat het ons niet verwonderen zou, als dien morgen zijn ooren zouden getuit hebben. En waarmee kan ik u van dienst zijn, zegt meester, toen beiden gezeten waren. Er moet zeker iets heel gewichtigs gebeurd zijn om bij mij, ouwe man, aan te komen, of heb ik het mis? Neen, valt hem de boer direct in de rede. Neen meester, u hebt het niet mis. Ik kom bij u spreken over iemand, die ons bei den interesseert. En nu vertelt de boer in een heel lang verhaal, zooals hij dat ge woon was te doen, als men hem hem noch in de rede viel. noch teekenen van haast of van verveling gaf. Hij vertelt en mees ter luistert met beide ooren; knikt af en toe goedkeurend met het eerbiedwaardig hoofd of schudt vol afschuw zijn grijze lokken al naar gelang het zijn „pupil" betrof of de inbrekersbende. En als hij uitgesproken heeft, dan is het eenige, wat hij spontaan als in extrase uitroept: „Zie je wel, dat is Jan, mijn Jan, mijn leerling! zoo is ie; ik had ook niet anders verwacht. Ik heb hem zes jaar in school ge had; twee jaar apart les gegeven, maar Jan is gebleven de bescheiden, brave jongen en toch.... wat een studiekop; wat een hel der hoofd en wat 'n doarzettingsvermogen! Let op, deze zelfde eenvoudige Jan.... wordt nog eens een groot man! Zoo denk ik er ook over. Ik heb wel geen verstand van dergelijke dingen, maar dat in Jan meer zit, dan men zoo opper vlakkig zou meenen, dat heb ik vaker be merkt, als hij op zijn manier van zich af wist te bijten, als de groote knechts hem voor den gek wilden houden. Daarbij is hij zooals u zegt: een goeie, brave jongen en dat hij zich niets laat voorstaan, op wat hij weet en kent, is een bewijs te meer van zijn bescheidenheid. Hij verdient ons bei der hulp. En zooals ik u vertelde, sta ik bij hem in de schuld. Was hij er'niet geweest, dan zat ik nu misschien niet hier genoeglijk te praten, maar lag ik overmor gen met de neus omhoog op het kerkhof. Ik wil dan ook voor hem alles doen, wat ik kan en zal met u voor zijn verdere opvoe ding en onderwijs zorgen. Maar hoe? Dat weet U en ik niet. Zoo denk ik erover en nu laat ik aan u over te beslissen. Wij heb ben Jan's geluk op het oog; wij mogen hem beide graag lijden en wij zullen ons geluk kig rekenen hem te hebben vooruitgehol pen. Daarbij zal ik ook mijn moeder niet vergeten. Van nu af aan zal zij het beter, ruimer hebben. Zij zal aan niets meer te kort komen en zal van mij een weekgeld krijgen, dat ze behoorlijk kan rondkomen. Maar om terug te komen op de student. Hoe hebt u er over gedacht? Ik zou zóó zeggen: Hij moet in de stad een cursus volgen voor de Correspon dentie in de trie talen. Voor de twee vak ken: Fransch en Duitsch zal hij wel kup- nen volgen. Voor Engelsch zal hij bijles sen moeten hebben. Die cursussen worden avonds gegeven. Hij zal dus 's avonds naar stad moeten en kan des Zaterdags de lessen bij mij blijven volgen. Het ergste zal zijn voor zijn moeder, die dan des avonds alleen zit. Maar ik wed dat ze dat met liefde voor haar zoon over heeft. Ik heb er vroeger al eens over gedacht, maar vond dit toen een groot bezwaar. En daar zal anders niets op te vinden zijn. Maar is dan geen dagcursus? Ja, dat wel! Daar is een cursus Woens dagmiddag en Zaterdagmiddag telkens van drie tot zes. Nou, dan zijn we er immers! Dan kan hii toch die twee middagen gaan en is hij des avonds altijd thuis en zit zijn moeder niet alleen. Daarbij ik kan zonder mijn herdertje die twee middagen het best klaar spelen en is dit dus geen bezwaar mijner zijds. Oh, dan zijn we klaar! Ik verzet dan mijn les van 's Zaterdags op Zondagmor gen na de vroegmis b.v. van 10 tot 12 en dan kan hij ook den heelen Zaterdag avond bij moeder zijn. En zoo zaten de twee weldoeners het voor en het tegen te bepraten als twee vaders, die over de belangen en de toe komst van d'r eigen zoons waakten en be spraken wat het beste was om het doel te bereiken, dat de vaders zich voorstelden. En de slotsom was, dat de meester naar stad zou gaan en alles regelen voor.Jan. Nog lang zaten ze bij elkaar en ver scheiden kopjes thee waren zoo ongemerkt opgedronken en menig sigaartje opgerookt, en toen de boer vertrok, drukte hij met warmte de hand van den ouden, goeden meester: twee brave menschen hadden elkaar gevonden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 15