CHANTAGE FEUILLETON (THE TALLEYRAND MAXIM) door J. S. FLETCHER. 7) Colling wood ging naar boven. In het zij kamertje, met een deur naar de kamer waar de oude man lag, vond hij de kleeren. Hij keerde de zakken om. Daar waren een portemonnaie. een paar sleutels, wat los geld, een notitieboekje, een veilingcataloog, een of twee zakenbrieven, maar een vel papier zooals Jaap beschreven had, was er niet bij. Tóch had dat papier Collingwood's nieuwsgierigheid opgewekt. Hij ging vlug na, wat hij er van wist. Zijn grootvader had een papier gevonden, 'n beschreven papier, in een hoek, afkomstig van den overleden Jan Mallathorpe. Die ontdekking haa hem verbaasd, want hij had een uit roep van verwondering geslaakt. Hij had dat papier in zijn zak gestoken. Toen had hij een brief geschreven naar Normandale Grange. Nadat de jongen dien brief gepost had, was hij uitgegaan.... Naar zijn ad vocaat. Wat, vroeg Collingwood zich zelf af, wat was een redelijke verklaring? Dat de oude heer naar Eldrick was gegaan om hem het papier te laten zien. En verder? Niemand behalve Pratt was bij den oude man ge weest toen de hartverlamming hem trof. Wat voor een vent was Pratt? Was hij te vertrouwen? Had hij de zuivere waarheid verteld over het sterven van den ouden Bartle? Schijnbaar was het een beleefde, gedienstige kerel, maar het was toch vreemd, dat Bartle dat papier, wat het dan ook was, in zijn zak had toen hij naar het kantoor van Eldrick &Pascoe ging, en dat hij het nu niet meer had. Ten minste, als er niemand aan zijn kleeren geweest was. Een vage, onbestemde verdenking rees in den geest var. Collingwood op. Hij dacht er half en half over terug te gaan naar het kantoor van Eldrick, en hem alles mee tt deelen, wat Jaap hèm zoo juist verteld had. Maar hij bedacht, dat. terwijl Jaap uit was, de oude heer het document wel ergens anders had kunnen opbergen, in zijn brandkast bijvoorbeeld. Eén ding kon hij wél doen, hij kon mevrouw Malathorpe vragen, of de brief betrekking had op het papier. Het was maar vijftien kilometer naar Normandiae. met een auto kon hij er in een uur zijn. Hij keek op zijn horloge, het was juist tien uur Om elf uur was Col lingwood in een prachtige kamer met eiken lambriseering. Door het venster keek hij r-eer op de stille vallei, waar de boomen gloeiden in het geel en rood en bruin van den herfst. De deur ging open, hij keerde zich om, in de verwachting mevrouw Mal lathorpe te zien. Er kwam echter een jong meisje binnen, dat hem onderzoekend aan zag, en van hem naar het kaartje keek, dat nij bij zijn binnenkomst had afgegeven. HOOFDSTUK IV. DE GELUKKIGE BEZITTERS. Collingwood begreep dadelijk dat daar een van de twee fortuinlijke jonge men- schen voor hem stond, die zoo plotseling - en volgens de algemeene opinie, zoo on verwacht Jan Mallathorpe's rijkdom ge- erfd hadden. Dit was dan waarschijnlijk Nesta Mallathorpe, over wien hij wèl had hooren spreken, maar die hij nooit gezien had. Zij daarentegen keek hem aan alsof ze hem wel kende en beantwoordde zijn buiging met een glimlachje. „Mijn moeder is in het park met mijn broer, zei ze, nadat Collingwood plaats ge nomen-had. „Ik heb haar laten roepen, ze kan elk oogenblik hier zijn". Weer zag ze hem lachend aan. „Ik heb u vroeger al eens meer ontmoet, mijnheer Collingwood, ik dacht wel dat u het zoudt zijn, toen ik uw kaartje zag". Met beleefde verwondering keek Colling wood haar aan, en nam tegelijkertijd zijn gastvrouw eens beter op. Hij vond Nesta niet zoozeer knap dan wel buitengewoon aantrekkelijk, een flink, goed-ontwikkeld meisje, met frissche kleur en heldere oogen, die duidden op gezondheid en een vroolijk humeur Als hy haar al eens ontmoet had, meende hij, zou hij het zeker niet vergeten zyn. „Waar kunt u mij gezien hebben?" vroeg hij, eveneens glimlachend. „Is u dan die pseudo-rechtzitting van ver leden jaar vergeten?" Ineens herinnerde Collingwood zich, waar zij op zinspeelde. Samen met een paar an dere studenten in de rechten, had hy mee gespeeld in een comedie-stukje, een geval van breken van trouwbeloften, dat zij op gevoerd hadden ten bate van een Lon- densch hospitaal. Hij had een der hoofd rollen vervuld, als advocaat van den aan klager. „Toen ik uw naam hoorde, wist ik dade lijk dat u het moest zijn", ging Nesta voort. „Ik was er bij, ik was leerling-verpleeg ster in het St. Clara-ziekenhuis". „Goeie hemel", riep Collingwood uit. „Ik nacht, dat ons debuut op de planken al lang vergeten zou zijn. Ik weet er niet veel meer van, behalve dat we er reuzen plezier mee gehad hebben. Dus u was toen in St. Clara? Zich die omgeving te binnen brengend, voegde hij er aan toe: „Een heel verschil met Normandale Grange". „Ja", antwoordde zij. „Een heel groot ver schil. Maar toen ik in St. Clara was, wist ik niet, dat ikdat wij ooit naar Nor mandale Grange zouden verhuizen". „En nu dat eenmaal gebeurd is?" vroeg by. Het meisje keek uit het breede raam in ret dal, dat zich voor het oude huis uit strekte, en schudde zachtjes het hoofd. „Het is hier prachtig", zei ze. „Maar zoo nu en dan wilde ik, dat ik maar weer in St. Clara wasom iets te doen. Hier ei is hier niets te doen, behalve nietsdoen". Collingwood besefte dat dit niet precies c'e klacht was van een meisje, dat den dag moeilijk doorkomt. Het duidde meer op een verlangen naar activiteit, naar bezigheid. „Dat kan ik me indenken", zei hij. „Ik geloof dat ik er ook zoo voor zou staan. Je nebt iets noodig, handeling, actie, hoe je het ook noemen wilt". „Noem het maar werk, dat is het goede v/oord", antwoordde zij. „Wij hebben geen van beiden iets om handen, mijn broer en ik, en lijden alle twee aan gebrek aan werk. En dat is slecht voor iedereen, vooral voor hém". Voordat Collingwood op deze ongewone en openhartige verklaring een gepast ant woord kon vinden, ging de deur open en kwam mevrouw Mallathorpe binnen, ge volgd door haar zoon. Oogenblikkelijk ge voelde de bezoeker de waarheid en de juist heid der laatste woorden. Harold Mal lathorpe had een knap, maar niet bijzonder intelligent gezicht. Hij was ongeveer van Collingwood's leeftijd, en zag er uit of hy zich dood verveelde. Dat zeiden de doffe oogen, de slappe houding, de manier waar op hij zijn handen diep in de zakken van zijn Norfolkpak hield, alsof ze daar een toevlucht zochten van pure verveling. Hier was nu een sprekend voorbeeld, dacht Col lingwood, hoe geld een vloek kon zijn. Nu hij niet meer behoefde te werken om te leven, vond hij het leven zelf te veel werk. Daarentegen was er geen spoor van doel loosheid of gebrek aan energie in mevrouw Mallathorpe. Met één blik zag Collingwood, dat zij een vrouw was met karakter, wils kracht en inzicht. Zij was een klein stevig vrouwtje, nog geen vijftig, met energieke bewegingen en een vluggen oogopslag. Een vrouw, die gemakkelijk de leiding van een groote zaak op zich nemen kan. Zoo lang zij het fortuin der Mallathorpes beheerde, dacht hij, was dat veilig. „Deze heer is mijnheer Bartle Colling wood, moeder" zeide Nesta, en gaf haar zijn kaartje. „Hij is dat is u toch niet waar? advocaat. Hij kwam u iets vra gen, wat weet ik nog niet. Ik had mijnheer Collingwood als eens eerder ontmoet, maar hij herkende my niet". „Als u het mij toestaat zal ik gaarne uit leggen, waarom ik kwam", begon Colling wood. „Waarschijnlijk heeft u van my nooit gehoord, maar wel van mijn grootvader, Antoon Bartle, den antiquair? Mijn groot vader is gisteravond heel plotseling ge storven". (Wordt vervolgd). Het dierenpark Deli te Medan heeft aan de Rotterdamsche diergaarde een vijfjarigen orang-oetan geschonken. .Agam" als kindervriend De bouw van de nieuwe Beurs aan den Coolsingel te Rotterdam wordt in voortvarend tempo vol tooid. Een kijkje op Het werk In de Tsjechische stellingen aan de In het Sudetenland. Een versperring, zooals deze door leden van den grenzen van het Sudetenland. Het Sudetendui.tschen arbeidsdienst op den weg naar Haslau en Asch werd aanleggen van een loopgraaf gelegd De proclamatie in Frankrijk tot oproeping van bepaalde afdeelingen reservisten had onmiddellijk de algemeene aandacht. Belangstelling voor de aangeplakte biljetten te Parijs Het standbeeld van wijlen Koningin Astrid van België, dat te Parijs onthuld zal worden Een bekoorlijk detail uit het traditioneele Octoberfeest, dat met het gebruikelijk ceremonieel te München werd gevierd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12