Saneering van gemeentelijke financiën
WOENSDAG 21 SEPTEMBER 1938
DE LEIDSCHE COURANT
i WEEDE BLAD - PAG. 6
meer dan tot dusverre in te schakelen. Zij
denkt daarbij onder andere ook aan ga
ranties voor een langer tijdvak dan tot dus
ver werd toegestaan. Het spreekt vanzelf,
dat de werkverruiming hier het leidende
beginsel blijft. De grootere faciliteiten zal
zij echter verband laten houden met de ma
te, waarin het bedrijfsleven zelf aan de ri
sico's wenscht deel te nemen. Zij meent
hier samenwerking in het bedrijfsleven te
moeten stimuleeren.
De Regeering heeft overwogen, in hoe
verre de export nog op andere wijze be
vorderd kan worden. Zij houdt daartoe
haar aandacht gevestigd op de bediening
van nieuwe en de herovering van ten ge
volge van abnormale, vreemde concur
rentie, verloren gegane markten. Ook hier
staat verruiming der werkgelegenheid op
den voorgrond. Indien het mogelijk blijkt
nieuwe arbeidskrachten op deze wijze in
het productieproces in te schakelen, zal
het binnen zekere grenzen verantwoord
zijn op de begrooting vrijkomende steun
gelden voor dit doel te bezigen. Ten einde
ongewenschte concurrentieverhoudingen te
voorkomen, zal het noodzakelijk zijn, dat
ook hier samenwerking van bedrijfsgenoo-
ten tot stand komt. Daarbij zal het bedrijfs
leven bewijzen moeten geven, dat het tot
offers bereid is om nieuwen afzet te ver
krijgen.
Zij is zich er zeer wel van bewust, dat
zij bij een zekere mate van bescherming
van de binnenlandsche markt met gevestig
de Nederlandsche exportbelangen moet
rekening houden. Tegenover bepaalde ge-
wenschte exportmogelijkheden zal Neder
land een aantrekkelijke markt moeten blij
ven. Deze zal het echter eerder zijn bij in
schakeling der werkloozen in het produc
tieproces dan omgekeerd. Om die reden is
een selectief optreden, zoowel bij bescher
ming van de binnenlandsche markt als bij
exportbevordering, noodig. Zou men dit uit
het oog verliezen, dan wordt het gestelde
doel in de waagschaal gesteld.
In het kader van deze maatregelen
wenscht de Regeering ook te plaatsen de
kapitaalsuitbreiding van de Maatschappij
voor Industriefinanciering, waarover in
verband met de urgentie een afzonderlijk
voorstel werd ingediend bij aanvullings-
begrooting.
Hier wordt eveneens gewezen op de
noodzaak van uitbreiding van het pro
ductie-apparaat der Nederlandsche nijver
heid in het belang van de landsverdediging.
Maatregelen zijn in voorbereiding op dit
gebied de eigenproductie te bevorderen.
De middenstand.
Ook is reeds op de begrooting opgeno
men een aanvullende credietmogelijkheid
voor kleine nijveren en ambachtslieden. De
bedoeling hiervan is een ontbrekende
schakel in het credietapparaat tot stand
te brengen, waardoor bedoelde personen
op zakelijk verantwoorden grondslag lang-
loopende credieten zullen kunnen verkrij
gen tot een maximum van 5000 voor het
aanschaffen van machines en het verbete
ren hunner outillage in het algemeen. Op
deze wijze hoopt de regeering een nuttig
element in het bedrijfsleven en nieuwe
arbeidsmogelijkheden te openen. De uit
voering van deze maatregelen zal in han
den gegeven van de Nederlandsche Mid-
denstandsbank.
Werkloosheidbestrijding.
Naast de genoemde voorzieningen ter be
vordering van de werkgelegenheid zal
worden voortgegaan met het treffen van
bijzondere maatregelen tot bestrijding der
werkloosheid.
Naar de mogelijkheden, een belangrijke
uitbreiding te geven aan de uitvoering van
dei werken, welke bijdragen tot verhoo
ging van het voortbrengingsvermogen van
den bodem en daardoor leiden tot het ont
staan van blijvende werkgelegenheid, is
een omstandig onderzoek ten einde ge
bracht, waarvan het resultaat binnenkort
zal worden gepubliceerd.
Op den grondslag hiervan Is be
sloten tot verdere geleidelijke opvoe
ring van de tewerkstelling bij dit soort
objecten, met als einddoel, de werk
verschaffing zoo mogelijk te brengen
op een peil van 90.000 a 100.000 man.
De uitvoering van dit plan zal geduren
de eenige jaren belangrijke bedragen vor
deren. Het grootste gedeelte daarvan zal
gefinancierd kunnen worden uit de gelden,
die reëds op den gewonen dienst beschik
baar zijn, terwijl een ander gedeelte, voor
1939 geschat op 20 millioen, ten laste van
den kapitaaldienst zal komen, hetgeen in
verband met de te verwachten verbetering
van den bodem en het ontstaan van blij
vende werkgelegenheid in de huidige om-
standheden verantwoord wordt geacht.
De uitvoering van dit plan zal mee
brengen, dat aan de werkverschafing
het huidige karakter van leniging der
werkloosheidsgevolgen wordt ontno
men en dat zij wordt bestrijding der
werkloosheid zelf.
Tenslotte wordt ten deze vermeld,
dat de voorgenomen herziening mede-
er op gericht zal zijn, werkverschaffing
en werkfonds meer tot één geheel te
maken en daaraan een zelfstandige
plaats toe te kennen.
Met het oog op den omvang en den duur
van het euvel der jeugdwerkloosheid is
de Regeering van oordeel, dat het in het
belang van de handhaving der volkskracht
onvermijdelijk is, te komen tot nieuwe
maatregelen van tijdelijk karakter, welke
kunnen bijdragen tot krachtiger bestrijding
van dit kwaad. Ten einde deze crisis-voor
ziening mogelijk te maken, meent de Re
geering daarom, de beschikbaarstelling
van een belangrijke verhooging, boven het
geen tot nog toe aan de bestrijding der
.jeugdwerkloosheid werd ten koste gelegd,
Bijdragen rechtstreeks uit 's Rijks kas.
In de Millioenennota wordt ook aan de
financieele positie der gemeenten een be
langrijke beschouwing gewijd.
Ongeveer .700 gemeenten behoeven geen
bijzondere hulp, zij kunnen zichzelf redden
en hebben zelfs in deze voor Overheidsbud
getten zoo moeilijke crisisjaren het even
wicht in haar begrootingen kunnen hand
haven. De overige gemeenten hebben hier
toe geen kans gezien en verkeeren dus in
dezelfde positie als het Rijk. Waar de posi
tie gelijk was, zou een onthouding van hulp
uit de Rijkskas aan die gemeenten te ver
dedigen zyn geweest, omdat zoodanige hulp
niet met werkelijk beschikbare middelen
kon worden verleend, doch slechts tot effect
had, dat de tekorten van de gemeenten ge
concentreerd werden bij het Rijk.
Niettemin heeft de verhouding tusschen
het Rijk en de gemeenten zich in andere
richting in de afgeloopen jaren ontwikkeld.
In het Werkloosheidssubsidiefonds werd een
middel gezien om de gemeenten met budge-
taire tekorten te helpen en daarnaast bleef
het Rijk de gemeenten, die desondanks niet
voldoende geholpen konden worden, recht
streeks steunen.
In de gegeven omstandigheden was deze
toestand waarschijnlijk bevredigend. De
snelle achteruitgang had evenwel alras tot
gevolg, dat het Werkloosheidssul5sidiefonds
niet meer bij machte was in de begrootings-
tekorten te voorzien. Toen de tekorten van
dit fonds zich gingen accumuleeren, wer
den de bijdragen in de tekorten voor een
deel in den vorm van een renteloos voor
schot en voor het overige als bijdrage a
fonds perdu verstrekt.
De regeering wenscht thans verandering
te brengen in de wijze van verleening van
bijdragen in de begrootingstekorten van
de gemeenten. Zij koestert het voornemen
voor te stellen, dat deze bijdragen voort
aan rechtstreeks uit 's Rijkskas volledig
zullen worden verstrekt.
Indien dit voorstel wordt gevolgd, zal
dus van de nieuwe belastingmiddelen een
enedrag van ƒ21.6 millioen dienen ter ver
strekking van bijdragen a fonds perdu aan
de gemeenten ter vervanging van renteloo-
ze voorschotten.
ZELFSTANDIGHEID.
Deze wijziging is uiteraard van groot be
lang voor de gemeenten.
Hiermede zijn de gemeenten evenwel in
haar financieel beleid nog niet zelfstandig
geworden. Wil men tot die zelfstandigheid
geraken, dan zal het noodig zijn er naar te
streven voor de toe te kennen bijdragen
objectieve normen te vinden, waarvan de
consequentie echter niet mag zijn, dat in
meerdere of mindere mate aan tal van ge
meenten, die de bijdrage niet noodig heb
ben, eveneens nieuwe middelen toevallen.
Het is niet verantwoord de opbrengst van
de nieuwe belastingen voor een beteeke-
nend deel te bestemmen voor gemeenten,
I welke daaraan geen strikte behoefte heb
ben.
Intusschen maakt de thans gegroeide toe
stand van bijpassing van tekorten in zoo
vele gemeenten het gevaar geenszins denk
beeldig, dat het verantwoordelijkheidsge
voel voor het financieele beleid verslapt,
hetwelk gevolgen teweeg kan brengen, wel
ker voorkoming een offer rechtvaardigt.
Aangezien het streven naar de vaststel
ling van objectieve normen stellig ten ge
volge zal hebben, dat een kleine verruiming
van de voor 1939 strikt noodige bijdragen
moet plaats vinden, heeft de minister van
Financiën termen gevonden in de opstel
ling van het reëele budgetaire tekort een
bedrag van 5 millioen op te nemen voor
de saneering van'de gemeentelijke finan
ciën.
Dit bedrag in combinatie met de thans
voor bijdragen in de begrootingstekorten
uitgetrokken bedragen zal moeten dienen
voor een zoodanige herziening van de fi
nancieele uitkeeringsregelen, dat een aan
merkelijk grooter aantal gemeenten haar
zelfstandigheid weder verkrijgt.
EIGEN VERANTWOORDELIJK
HEID.
Het vraagstuk van de noodlijdende ge
meenten kan langs dezen weg van verdere
nivelleering en grootere bijdragen wellicht
tot geringere proporties worden terugge
bracht, een afdoende oplossing, voor zoover
daarvan althans in deze tijden sprake kan
zijn, zal alleen mogelijk zijn, indien in veel
sterkere mate dan thans het geval is de
eigen verantwoordelijkheid der gemeenten
voor het doen van uitgaven weder wordt
ingeschakeld en allerwegen verstaan wordt,
dat het centraal gezag de verantwoordelijk
heid voor het financieel beheer der ge
meenten niet kan en mag overnemen.
Vooral in de huidige omstandigheden,
waarin bezuiniging op het Overheidsappa
raat zoo dringend noodig is, kan deze meest
reëele waarborg voor een zuinig beheer
niet worden gemist.
In welke richting de regeering dezen
waarborg meent te kunnen verstevigen, zal
blijken uit een ontwerp van wet tot wijzi
ging van de wet tot steun aan de noodlij
dende gemeenten, hetwelk zeer binnenkort
wordt aangeboden.
Eveneens zal een regeling van het foren-
senvraagstuk, waarvan het doel o.m. is een
betere financieele verhouding tusschen de
gemeenten onderling te scheppen, gelijktij
dig worden aangeboden.
De regeering heeft het vertrouwen, dat
deze verschillende middelen in combinatie
met elkaar in staat zullen zijn de saneering
van de gemeentelijke financiën daadwerke
lijk te bevorderen.
Als voorwaarden van haar medewerking
aan deze saneering moet zij in 's Lands be
lang, zoolang de omstandigheden niet ver
anderen, blijven stellen den eisch van ver
sobering van de gemeentelijke huishou
ding en van beperking van de gemeente
lijke taak tot het noodzakelijke. Zij over
weegt, of ter waarborging van zoodanig
beleid nadere wettelijke maatregelen nood
zakelijk zijn.
Hulp aan werklooze
jonge onderwijzers?
Op de Onderwijsbegroting voor 1939
wordt op den gewonen dienst een bedrag
aangevraagd van 146.026.570 of wel
3.665.537 meer dan voor 1938 is toege
staan.
Voor het Lager Onderwijs wordt voor
90.857.150 aangevraagd, hetgeen 3.213.833
meer is dan werd toegestaan voor 1938.
Meer is hierbij aangevraagd voor het open
baar gewoon en uitgebreid lager onder
wijs 650.000, voor het bijzonder gewoon
en uitgebreid lager onderwijs 1.710.000.
De minister heeft een artikel op de be
grooting gebracht van 1.ten einde de
noodige uitgaven mogelijk te maken, in
verband met tewerkstelling en hulp aan
werklooze jonge onderwijzers langs nog
andere wegen dan die van normale tewerk
stelling in de school. Een inter-departemen-
tale commissie houdt zich met dit vraag
stuk bezig en hoewel nog geen oplossing
is gevonden, vertrouwt de minister niette
min, dat het de commissie zal gelukken
een weg te vinden, waarlangs eenigermate
aan de nooden van den werkloozen acte-
bezitter zal kunnen worden tegemoet geko
men.
De commissie zoekt een oplossing in de
richting, waarin de stichting tot verrui
ming van de werkgelegenheid voor acade
misch gevormden werkzaam is. Deze op
lossing beoogt het nemen van maatregelen
waardoor wordt voorkomen, dat de acte-
bezitter in het tijdvak dat hij nog niet als
onderwijzer werkzaam is, in geschiktheid
voor hét vervullen van de betrekking van
onderwijzer inboet.
MEER GELDEN VOOR GRENS
BEWAKING.
In verband met uitbreiding van het
aantal hulpkommiezen en politietroepen
voor.de grensbewaking is hiervoor op de
thans ingediende Justitiebegroting een
bedrag van 204.500.uitgetrokken tegen
over 84 200 op de loopende begrooting.
HET PERSONEEL DER RIJKS-
VELD WACHT.
Volgens de begrooting van Justitie zal
het personeel der rijksveldwacht worden
uitgebreid met 10 brigadiers, 19 rijksveld
wachters en 2 rijksrechercheurs.
Voorts wordt medegedeeld, dat een ver
betering is ontworpen van de aanvangs
salarissen der onrjegradueerde rijksveld
wachters.
te moeten bevorderen. Het ligt in de bedoe
ling, om, nadat de Rijkscommissie van Ad
vies inzake het vraagstuk van de werk
loosheid onder de jeugd te r zake zal zijn
gehoord, nadere voorstellen te doen, waar
bij dan het definitieve in 1939 te besteden
bedrag, verdeeld over de betrokken hoofd
stukken, zal worden aangevraagd.
De Pers over de
Troonrede
De pers zegt niet veel over de Troon
rede alleszins verklaarbaar, omdat de
Troonrede zelf niet veel zegt.
Het Handelsblad (lib.) constateert
heel juist:
Hoe de werkelijkheid uit deze richt-
lijnen (wij spatieeren. Red. L. Crt.) zal
te voorschijn komen, moet nu worden
afgewacht.
De Maasbode (R.K.) schrijft een arti
kel: Sub umbra. (In de door de „Msbd."
uitgegeven „Nieuwe Zuid-Hollander" heeft
hetzelfde artikel den titel: Onder de wolk).
Na een overzicht te hebben gegeven van
den inhoud der Troonrede schrijft het blad,
doelend op de in het vooruitzicht gestelde
herziening van enkele belastingen:
Dat de regeering blijkbaar een open
oor heeft voor den rechtvaardigen
wensch, dat de groote gezinnen, die ook
voor defensie het allermeest offeren, in
de belastingen worden ontzien, stemt tot
verheuging, zooals wij toejuichen, dat
wordt voldaan aan den reeds meermalen
in ons blad geuiten wensch, die belas
tingen te herzien, welke het bedrijfs
leven belemmeren en het zij er bij
gezegd het gewone leven überhaupt.
En het blad besluit:
Sum umbra in de donkerte leeft de
wereld, leeft ook ons volk. Dat is de al-
gemeene indruk van deze Troonrede,
waarboven de schaduw van de wereld
crisis hangt. Moge God, zonder Wien wij
niets kunnen, (Joh. 15, 5) naar de bede
der Regeering, allen die bij de beharti
ging van 's lands zaken betrokken zijn
„de noodige kracht en wijsheid schen
ken", om ons volk naar lichtender tij
den te voeren.
De T ij d (R.K.) beschouwt de Troonrede
met een héél donkeren bril. Niet alleen, dat
het blad, evenals anderen, er niet veel con
creets in leest, maar het is ook van mee
ning, dat men, na lezing van de Troonrede,
„geen hooge verwachtingen kan koeste
ren":
Hoe vaag de bewoordingen van de
Troonrede nu ook zijn, duidelijk genoeg
topnen zij ten eerste, dat de Regeering
geen plannen voor een radicale werkloos-
heidspolitiek koestert, en ten tweede, dat
de beperkte plannen, die haar in den zin
liggen, niet gereed zijn. In dezen tijd,
waarin zwaardere problemen de meest
schielijke oplossing vinden, is dit tempo
of gemis aan tempo bijzonder teleurstel
lend.
Wat de Regeering aan degenen, die om
een verlossend woord hebben gevraagd,
aanbiedt, is dus practisch een leege enve
loppe, omtrent welke na-te-leveren in
houd men geen hooge verwachtingen kan
koesteren.
In plaats van een hoog-noodige hart
sterking te geven, werkt zij deprimee-
rend.
Anders schrijft de Utrechtsche
Courant (R.K.). Het blad vindt ook de
Troonrede zeer vaag, maar trekt een con
clusie, die vrijwel overeen komt met wat
wij gisteren schreven:
Maar die vaagheid heeft de goede hoe
danigheid, dat ze even goed heel veel
maatregelen als heel weinig kan omvat
ten en dat voortdurend nieuwe maat
regelen op dit stuk in den loop van dit
jaar zeker niet, als in strijd met de
Troonrede kunnen worden uitgelegd.
De Volkskrant (R.K.) betreurt het,
dat de Troonrede zoo weinig zegt:
Te weinig zegt de Troonrede voor de
honderdduizenden die in grooten nood
zijn en blijven, zedelijke nog meer dan
stoffelijke nood, die zoo graag het ver
lossende woord, dat in de Troonrede ver
scholen kan liggen en mits voortvarend
en doortastend gewerkt wordt ook be
waarheid kan worden, hadden g e-
hoord.
Een „eminent" belang noemt de Troon
rede de bestrijding der werkloosheid en
de leniging van haar gevolgen, en dat is
het zonder twijfel; maar ware een aan
dat eminent belang geëvenredigde en
sprekende, welsprekende formuleering
van wat gedaan en met spoed gedaan zal
worden niet op haar plaats geweest?
Anadacht in voorbereiding bij
zonder bijzonder bijzonder, het
is te slap en te vaag om een stemming
van bezieling te vertolken.
De Rotterdammer (A.R.) waar
deert de toon, die de Troonrede beheerscht:
Somber als de nationale en internatio
nale aspecten is de Troonrede 1938; doch
men kan slechts eerbied hebben voor een
Regeering, die aan het begin van het zit
tingjaar moedig en onversaagd durft zeg
gen, dat de toestand nog precair is en
dat we slechts met Gods hulp en inspan
ning van alle krachten door de moeilijk
heden kunnen heenworstelen.
Wie lust in waarheid heeft zal deze
oprechtheid weten te waardeeren.
Na een korte inleiding merkt deNeder-
1 ander (Chr. H.) op:
Aandachtige lezing vestigt dan ook
den indruk, dat de Regeering zich op
verschillende punten nog wil beraden,
zich daarom thans weinig concreet uit
en de finesses dus bewaart tot de be-
grootingsdebatten. Of deze methode de
meest wenschelijke is? Dat zal moeten
blijken. Wellicht was zij noodzakelijk.
De Nieuwe Rott. Crt. (lib.) bekijkt
(evenals de „Tijd") de Troonrede al te
donker, het blad spreekt van: „bijzonder
troosteloos":
De inhoud der Troonrede laat dit jaar
al een bijzonder troosteloozen indruk
na. Ook de matte toon wordt door den
in menig opzicht ongetwijfeld moeilij
ken toestand niet gerechtvaardigd. Bo
vendien zijn alle mededeelingen omtrent
het regeeringsprogram voor de toekomst
zeer in het algemeene gehouden, zoodat
er zoo goed als geen concrete maatrege
len in worden aangekondigd. Veel hou
vast heeft men aan dit staatsstuk dan ook
niet.
Het Vaderland (lib.) is milder in
zijn beoordeeling, al constateert het blad
ook, dat de Troonrede „geen opwekkende
toon" laat hooren:
Het is geen opwekkende toon, welke
ons uit de Troonrede van dit jaar tege
moet klinkt. Wie de werkelijkheid on
der oogen durft zien, kon ook moeilijk
anders verwachten. „De voortschrijdende
verbetering in het economische leven
hier te lande", waarvan het kabinet kort
na zijn aantreden gewag kon maken,
heeft reeds in het eerste jaar van zijn be
wind geen stand kunnen houden, zoodat
thans, bij den aanvang van het tweede
zittingjaar, de „economische vooruitzich
ten minder gunstig dan destijds het geval
was" genoemd moeten worden. Doch niet
alleen de economische wereldomstandig
heden, waarin Nederland met zijn kwets
bare positie noodzakelijkerwijs moet dee-
len, zijn minder rooskleurig geworden,
ook op internationaal-politiek gebied
hebben zich donkerder wolken samenge
pakt, zoodat we van internationale om
standigheden, welke verleden jaar reeds
Waar over Europa's
toekomst beslist
wordt
Zal Bad Godesberg aan den
Rijn „de Poort van
Schoonheid" ook de
Vredespoort zijnl
(Van onzen V.P.B.-correspondent) 1
Donderdag zullen de oogen van
geheel de wereld gericht zijn op
Bad Godesberg, het bekende
vacantie-oord aan den Rijn, eenige
kilometers ten Zuiden van Bonn
gelegen. Hier zullen Chamberlain
en Hitier hun tweede onderhoud
hebben, waarin de vraag over
vrede of oorlog beslist wordt.
Moeilijk had de Duitsche leider, die den
i-jarigen Chamberlain niet nogmaals de
verre reis naar Berchtesgaden wilde laten
maken de heer Hitier wilde mij halver
wege tegemoet komen" verklaarde de
Britsche minister-president 1.1. Vrijdag te
Londen een schooner oord voor deze
belangrijke conferentie kunnen uitzoeken.
En, wanneer ergens de bedreigde vrede
gered kan worden, moet het wel hier zijn,
waar alles vrede en schoonheid ademt.
Godesberg, de jongste stad aan den Rijn,
oefent door haar prachtige ligging een
groote bekoring uit. Aan den een en kant
vindt men daar namelijk Duitschlands
mooiste rivier, den Rijn, aan den anderen
kant bergketens, die met schitterende bos-
schen begroeid zijn. Vandaar heeft men
een prachtig uitzicht op het Zevengebergte
WAAR CHAMBERLAIN EN HlTLER
F! KANDER ONTMOETEN
.KONINGSWINTER
Daarom verwondert het ons niet te hooren,
dat beroemde mannen zich genoopt voel
den den diepen indruk, dien dit mooie
landschap op hen maakte, weer te geven.
Zoo noemde de groote natuurkundige Alex
ander von Humboldt Godesberg „het
achtste wereldwonder", de dichter Ernst
Moritz Arndt, die jarenlang in Godesberg
gewoond heeft, zei, dat dit landschap, wat
afwisseling en verhevenheid betreft, door
geen ander in Duitschland overtroffen
wordt. En Hitler, die steeds een groote
voorliefde voor Godesberg aan den dag
heeft gelegd het schitterende, aan den
Rijn gelegen hotel Dreesen, waar de beide
staatslieden elkaar zullen ontmoeten, was
reeds eerder de plaats, waar Hitier be
langrijke samenkomsten hield noemde
de stad „de Poort van Schoonheid."
Godesberg heeft een uiterst heilzaam
klimaat, iets wat hopelijk ook voor den
vrede het geval zal zijn. De westenwinden
voeren een zware matig-vochtige lucht
mee. Dit vochtgehalte krijgen ze van de
geweldige bosschen in den Eifel. Door deze
lucht wordt, naar de ervaring geleerd
heeft, de stofwisseling dadelijk geprikkeld.
Absoluut gebrek aan eetlust verdwijnt
meestal reeds in de eerste dagen.
Gezien al deze voordeelen is het geen
v/onder, dat er in Godesberg de laatste
jaren zooveel gebouwd is als haast nergens
anders in Duitschland. De breede, met
boomen beplante nieuwe stadswijken vor
men een scherp contrast met de knusse
oude straatjes en steegjes in het oude
stadsgedeelte. Overal is frisch groen, dat
het oog weldadig aandoet. Talrijke bloem
perken prijken daar in heerlijke kleuren.
Stemmige oude beelden doen evenals de
oude fonteinen romantisch aan. Door het
groen der boomen schemert een groot wit
gebouw in barokstijl, de Kurhaus Redoute,
die midden in een mooi villapark ligt. Hier
speelde Beethoven voor een vorstelijk
auditorium, hier leerde hij Haydn kennen,
hier speelden later ook Schumann en
Brahms.
Van verre ziet men den Godesberg, die
op een geweldigen basaltkegel staat, uit de
vlakte oprijzen. Hoewel hij reeds in de
13de eeuw door een Keulschen aarts
bisschop gebouwd werd, verkeert hij nog
in goeden staat. Vlak tegen den voet van
den berg aan ligt een oud café'tje, dat tot
ver over de Duitsche grenzen, ook in Ne
derland. bekend is: het kroegje „Zur Lin-
denwirtin" van wijlen Aennchen Schu
macher.
Is het te veel gezegd, dat een dergelijke
schoone omgeving de menschen vrede
lievend moet stemmen? In de laatste dagen
is er door het Britsch-Fransche advies aan
Praag reeds veel ten goede gekeerd. Maar
het gaat in Bad Godesberg meer dan om
slechts de Sudeten-Duitsche kwestie. Wordt
deze in der minne geregeld, dan kan im
mers in het onderhoud tusschen de beide
staatslieden de basis worden gelegd voor
een nieuwe samenwerking in Europa. En
wanneer dit wat heel de wereld hoopt
het geval is, zal het „achtste wereld
wonder'' inderdaad den waren Europee-
schen vrede gebaard heben.
„veelszins aanleiding tot bezorgdheid"
gaven, in werkelijk „bewogen tijden"
verzeild zijn geraakt.
De socialistische pers conclu
deert bout:
Van dit kabinet, van deze regeerings-
meerderheid is „het verlossende woord"
niet te verwachten.