VERSTERKINGEN
LANGS DEN RIJN.
ONDER ZWARE VERDENKING
Een aantal Poolsche vliegers, die deelnemen aan de door de „Warschau Aero Club" georganiseerde rondvlucht boven Europa, arri
veerde Donderdag op Ypenburg, waar oud-minister Deckers en de Poolsche gezant, dr. Babinski, ter begroeting aanwezig waren
Tsjecho Slowaaksche cavalerie doorkruist een korenveld 'op weg naar
het grensgebied in het Sudetenland, waar de staat van beleg is afge
kondigd
Nacht en dag gaat aan de Duitsche zijde van den Rijn het werk
aan de nieuwe verdedigingslinie voort. Een nachtelijke opname,
die aantoont, dat het tempo van den arbeid er ook dan niet
vermindert
De Koning van Engeland bij zijn terugkeer te Londen in verband
met den internationalen toestand
Het bezoek van Neville Chamberlain aan Hitler. - De Engelsche premier na
aankomst per vliegtuig te München, waar hij door den Duitschen minister van
Buitenlandsche Zaken, Von Ribbentrop, verwelkomd werd
Pantserwagens der Tsjecho Slowaaksche weermacht op weg naar
het grensgebied van het Sudetenland, waar de militaire leiding
op alle eventualiteiten voorbereid wil zijn
FEUILLETON
ROMAN VAN HUGO BETTAUER
(Nadruk verboden)
20)
Trots deze sluitende ketting werd ik
steeds weer door nieuwen twijfel aange
grepen, hoorde ik telkens weer een inwen
dige stem, die mij waarschuwde: Thomas
Hartwig is geen moordenaar! Moeilijke da
gen en slapelooze nachten braken nu voor
mij aan, en ik begon op goed geluk in
een andere richting te zoeken, vorschte an
dermaal op m'n eigen houtje naar sporen
van de verdwenen meisjes alles tever
geefs, alles wees op Hartwig, die niet wil
de spreken, niets loochende, maar ook niets
toegaf.
Tot ik op een dag een ontdekking deed,
welke mij op den goeden weg bracht, zij
het dan, dat ik nog ver van de oplossing
van het raadsel verwijderd was.
Ik wist mij toegang te verschaffen tot de
kamer van juffrouw Fröhlich, maar had
niet meer dan drie of vier minuten gele
genheid alleen te blijven. Ik bespeurde
niet bijzonders, bijna instinktief greep ik
naar de boeken, die op een kleinen stan
daard lagen en nam toevallig een ouden
Franschen roman in de hand, welken Hart
wig, zoals ik uit de ex libris bemerkte,
waarschijnlijk aan zijn verloofde had ge
leend. Onwillekeurig sloeg ik het boek
open en wel bij een leswijzer. Op deze
bladzijde was een passage met potlood aan
gestreept, terwijl achter een bepaalden zin
een uitroepteeken was geplaatst. Bliksem
snel las ik dezen zin door: Hij luidde: In
dertijd was ik zoo ver, dat ik een moord
had kunnen begaan, alleen om me uit de
duisternis op te heffen.
Terzijde stond echter naast het uitroep
teeken met potlood geschreven: Misschien
ook voor ons een oplossing!
Maar nu moet ik me zelf van een straf
bare lichtzinnigheid beschuldigen. Het was
mijn plicht geweest, het boek in den zak
te steken en zoowel den inhoud als het
auteurschap der handteekening te onder
zoeken. Ik deed dat niet, daar ik meende
geen reden te hebben om Lotte Fröhlich
mede in de zaak te betrekken en de opmer
king, welke ik eenvoudig aan Hartwig toe
schreef, slechts als een kleinen schakel in
m'n bewijsketting beschouwde. Wellicht,
dat hij door dit boek op het denkbeeld
was gekomen vrouwen van het leven te
berooven. Maar van hoe wenig beteekenis
zou dit ten slotte tegenover de nuchtere
justitie zijn geweest!
Von Dengern vervolgde:
Het onderzoek tegen Hartwig liep ten
einde; het openbaar ministerie verleende
rechtsingang; de datum van het proces
werd vastgesteld. Ik zelf voelde me in deze
periode allerminst op m'n gemak en hoe
vake de officier me verzekerde, dat het
bewijsmateriaal tegen Hartwig overstel
pend was, des te onstandvastiger voelde ik
me worden. Steeds weer zag ik de blauwe
goedige jongensoogen van Hartwig op mo
gericht en het was me, alsof ze vroegen: Jij,
dwaas, geloof je nu werkelijk dat iemand
als ik in staat zou zijn armzalige VTouwen,
die niemand iets misdaan hebben, te wor
gen, in het water te gooien, te begraven?
Waar blijft je menschenkennis? Zegt die
je niet, dat een man als ik, misschien een
impuls volgend, een ernstiger misdaad zou
kunnen begaan, maar zeker niet vijf wel
overwogen moorden achter elkaar?
Kort voor den aanvang van het proces
was ik zoo ver, dat ik den politiedienst
wilde verlaten, om als mijn eerlijke over
tuiging te kunnen uitspreken, dat ik Hart
wig voor onschuldig hield. In deze stem
ming begaf ik mij naar de griffie en liet me
nogmaals de brieven der vermisten geven,
om ze letter voor letter te onderzoeken. Er
viel mij niets bijzonders op en slechts met
groote moeite en geheel tegen m'n overtui
ging kon ik er toe komen, ze naar een be
kend grapholoog te brengen, die ook steeds
door de rechtbank als deskundige wordt ge
dagvaard. Ik persoonlijk hecht aan grapho-
logie niet zooveel waarde als velen mijner
ambtgenooten; ik ben er van overtuigd, dat
in tallooze gevallen de aard van het hand
schrift veel meer door den onderwijzer is
beinvloed dan door het karakter van den
schrijver en ik weet ook, dat vele justitio-
neele fouten uit graphologische conclusies
zijn voortgekomen. Ook professor Hennes,
de grapholoog, dien ik bezocht, kon me aan
vankelijk niet veel wijzer maken.
Het is het gemanireerde, geaffecteer
de schrift van vrouwen, die haar uiterste
best doen om ook in haar brieven een goe
den indruk te maken, zeide professor Hen
nes. Betroffen het bladen uit een dagboek,
welks inhoud niet voor anderen bestemd is,
dan zou men er meer uit kunnen opmaken.
Nochtans er is iets, dat me opvalt: in
alle vijf brieven ligt de punt achter eiken
zin niet zoo laag als het eigenlijk zijn
moest, maar ongeveer een millimeter te
hoog. Maar dat is niet zoo'n groote zeld
zaamheid en mag dan ook zeker geen aan
leiding zyn tot verstrekkende conclusies.
Aldus de grapholoog. Bij mij kwamen
echter allerlei merkwaardige gedachten
op; ik vermoedde nieuwe mogelijkheden.
De vijf brieven waren gedateerd op den
3en Juni, den dag, waarop de annonce in
de Generalanziger was verschenen. Aan de
poststempels had ik vrijwel geen aandacht
geschonken, daar zij over het algemeen zeer
onduidelijk waren. Nochtans kan ik uit
drie stempels opmaken, dat de brieven
door het postkantoor S. W. 8 behandeld
waren, wat evenwel ten slotte van heel
weinig belang is. Onder deze omstandig-
heren echter, nog geheel onder den indruk
van de woorden van den prapholoog, nam
ik op mijn kamer een vergrootglas, waar
mee ik kon vaststellen, dat alle vijf brie
ven in Berlijn S. W. 8 waren gepost. Bij
drie brieven kon ik ook den datum 3 VI
ontcijferen. Op de andere twee brieven was
de datumsterr 1 zoo onduidelijk, dat ik
niets met zekerheid kon vaststellen. Hoe
langer ik echter door mijn vergrootglas op
de verbleekte, nauwelijks leesbare teekens
staarde, hoe sterker ik begon te gelooven,
dat er op de twee brieven niet 3 VI, maar
2 VI stond.
Bevend van opwinding haastte ik mij
naar den directeur van het postkantoor om
daar het stempel te laten onderzoeken.
Men heeft daar voor dergelijke doelein
den de beschikking over zeldzaam fijne
vergrootingsinstrumenten en andere ap
paraten. De directeur, de heer Wüllner, in
teresseerde zich voor de zaak en onderzocht
de couverts bij scherpe belichting onder een
microscoop. Teneinde hem niet te beinvloe-
den, had ik hem niet gezegd waar 't om
ging. Na eenige minuten deelde hij mij
mede, dat de beide brieven zonder twijfel
op den 2en Juni aan het bijkantoor S. W.-8
waren gepost. Ik werd door een duizeling
overvallen, moest me aan een stoel vast
houden, om niet te tuimelen. Ik verzocht
me zelf te mogen overtuigen en zag spoe
dig daarop in het helle licht en bij dertig
voudige vergrooting in het papier van
den zegel duidelijk en onmiskenbaar den
door het stempel veroorzaakte indruk
welks contouren den 2 VI aantoonden.
Het was dus niet meer aan twijfel on
derhevig dat twee van de vijf brieven op
den 2en Juni, dus op den dag voor het
verschijnen van de annonce, waren gepost!
Von Dengern schreeuwde deze woorden
bijna de zaal in, zijn kalmte scheen hem
in den steek te hebben gelaten en het pu
bliek was niet meer te houden, krijschte,
brulde en gesticuleerde. Minuten verliepen
alvorens Joachim von Dengern verder kon
spreken.
Wat beteekende dat, dat twee ver
dwenen meisjes in staat waren geweest de
annonce te beantwoorden, nog vóór ze ver
schenen was? Niets meer of minder dan
dat zij geheel in overleg met den vermeen
den moordenaar handelden, dat «ij later
wenschten te verdwijnen, dat de brieven
moesten worden gevonden en Hartwig als
vermoedelijken moordenaar gearresteerd
moest worden! Met één slag, in het onder
deel van een seconde, stond me nu alles
duidelijk voor den geesgt: Het ging hier
niet om een vijfvoudigen moord, maar om
een vijfvoudige comedie, gespeeld met het
doel Thomas Hartwig uit de duisternis op
te heffen, hem tot het middelpunt van een
geweldige sensatie te maken, die logischer
wijze moest bewerken, dat zijn roman ge
lezen werd en zijn drama zou worden op
gevoerd?
(Wordt vervol