Dagboek-
krabbels
P A R IJ S
ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1938
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 13
uil
IV.
Het blijft nog steeds betrekkelijk stil in
Levallois. Zeer velen zijn nog op vacantie,
het is b.v. opvallend hoe weinig kinderen
er hier Zondags in ons kapelletje komen.
Terwijl het toch juist de goede Katholieke
gezinnen zijn, waar men hier nog veel kin
deren vindt. De „denatalité" (kinderloos
heid) is hier overigens een verbijsterend
kwaad: officieele statistieken hebben uitge
wezen,^ dat men in Parijs gemiddeld nog
niet één kind per huwelijk heeft. Terwijl
een gemiddelde van drie kinderen per
huwelijk noodig is voor een gezonde be vol -
kings-aanwas. Dat wil zeggen, dat er te
genover ieder gezin van twee kinderen een
ander gezin van vier kinderen, tegenover
en gezin van één kind een gezin van vijf
kinderen en tegenover een gezin zonder
kinderen een gezin van zes kinderen moet
staan. De verderfelijke bevolkings-politiek
van gewetenlooze leiders levert thans wel
haar wrange vruchten op. Men heeft jaren
lang op groote schaal de geboorte-beperking
gepropageerd. Thans gaat Frankrijk er aan
ten gronde. Men heeft uitgerekend, dat, als
de geboorteteruggang blijft voortgaan op
dezelfde wijze als de laatste jaren, in 1986
de kinderen tot 14 jaar toe nog slechts 14
procent van de bevolking zullen uitma
ken. Terwijl ze normaal gesproken (als ik
me niet vergis) ongeveer 33 procent, een
derde van de bevolking moesten vormen.
Het Fransche volk zal een volk van
grijsaards worden: het is uiterst triest, als
men dit schoone volk met z'n prachtige ca
paciteiten beschouwt. En men voelt hier
zeer sterk, hoe onwaar de voorspellingen
zijn van degenen, die uit de geboorte-be
perking een gouden tijdperk van algemee-
nen welstand zien voortkomen. Op het
oogenblik werken in Frankrijk 6 millioen
vreemde arbeiders, omdat er Fransche
handen te kort zijn. De Maginot-linie wordt
verdedigd door Soendaneezen, wat o.a. tot
gevolg heeft, dat er langs de Westgrens een
breede bevolkingsgroep van halfbloeden
ontstaat. Soms hoort men het de Franschen
wel eens zeggen: „Als het zoo doorgaat,
zullen op een goeden dag de Duitschers ko
men en ons land inpikken". Voor de oude
Franschen is het een hard gelag, dat Frank
rijk momenteel de hulp van Engeland niet
meer missen kan. „Zonder Engeland zijn
we verloren", zegt men hier. Dat dit de
gedachte van het heele volk is, bleek wel
uit het geweldig enthousiasme, waarmee
men zes weken geleden het Engelsche ko
ningspaar ontvangen heeft. Dat was een
ontvangst, niet door de officieele personen
alleen, maar inderdaad en van harte, door
het geheele volk.
Overigens hebben de Franschen maar
liefst, dat men niet over de denatalité be
gint. Ze pronken graag met de „esprit
frangais"; de „denatalité" is het zwakke
punt, waarvoor ze geen uitweg weten. Fei
telijk komt het hierop neer, dat het volk
slecht is opgevoed. Het liberalisme cum
suis heeft onder de menschen een geest ge
propageerd van „ieder voor zich" en „après
moi le déluge". Slechts de offerzin van het
waarachtige Christendom zal in staat zijn,
dit mooie volk van z'n ondergang te red
den. Gelukkig is er ook op ditN terrein
winst te boeken. Vooral de jocisten doen
hier prachtig werk.
Over de jocisten nog 'n aardig gegeven.
Dezer dagen wandelde ik met den vriende
lijken pastoor van Levallois door de straat,
toen we ergens tegen 'n muur 'n aanplak
biljet vonden, met de hand geschilderd, dat
'n vurige opwekking bevatte aan de arbei
ders. om het als broeders eens te zijn. Toen
ik den pastoor vroeg, waarvan dat afkom
stig was, antwoordde hij: het kan evengoed
van de jocisten als van de communisten
zijn: die geven elkaar in hun methoden
niets toe. De pastoor heeft me het gebouw
van de jeugd-vereenigingen laten zien. Dat
ziet er respectabel uit: 'n flinke tooneel-
zaal, 'n aantal vertrekken voor de verschil
lende vereenigingen, de scouts, de J.O.C.
(Jeunesse ouvrière chretienne), de J.E.C.
(Jeunesse étudiante chrétienne), de J.O.F.
(Jeunesse ouvrière féminine). Het is in
teressant te zien, hoe fleurig de jonge men
schen zelf hun clublokalen hebben opge
sierd. Dat is werkelijk een openbaring.
Men beseft dan, dat het jeugdwerk hier
bruischt van leven. De parochie hier heeft
ook een eigen meisjesschool, met 260 en
een jongensschool met 300 leerlingen. Die
moeten hier heelemaal door de parochie
zelf betaald worden. En ze maken maar
een heel bescheiden indruk, ais men de ge
meentescholen ermee vergelijkt, die mede
met het -geld der Katholieke burgers ge
bouwd werden.
Zondag 28 Augustus.
Vanmorgen ben ik naar het Musée du
Louvre gegaan, het groote nationale mu
seum van Frankrijk. Het was niet de eer
ste maal: ik wilde echter enkele dingen
nog 'ns rustig bekijken. Men zou er overi
gens dagen kunnen zoek brengen. Ik heb
nog lang niet alles gezien, laat staan
bekeken. Er is overweldigend veel
moois. Bij de Egyptische afdeeling ben ik
eerst het prachtige beeldje van den zitten-
den schrijver nog eens gaan bewonderen.
Op het eerste gezicht een heel „gewoon"
beeldje, maar hoe meer je er naar kijkt,
hoe mooier het wordt, vol spanning, met
nobele, vloeiende vormen en een voorname
musculatuur. Om vandaar bij de schilde-
rijenafdeeling te komen, moet men nage
noeg de heele Grieksche en Romeinsche
'den-verzameling doorloopen. Ik betwij
fel of zelfs het Vaticaansch museum in Ro
me het bij deze rijkdom aan kunstschatten
kan halen, hoewel dat toch veel ouder is
en veel dichter bij de bron der oude kunst
zelve lag. Vooral in de schilderijen-afdee-
lingen heb ik rondgedwaald. De kleine,
maar kostbare verzameling Italiaansche pri
mitieven (enkele origineele Fra Angelico's,
b.v. de hemelsch-lichte Kroningen van Ma
ria, Simone Martini, Cimabue, Giotto, Gen-
tele da Fabriano, Filippo Lippi, Botticelli
enz.). Dan de Italiaansche renaissance,
waar je ieder oogenblik weer voor een
hieuw, kostbaar kunstwerk staat, en die be
kroond wordt door het wonderbare portret
van Mona Lisa door Leonardo da Vinei.
Bijna alle groote namen der Italiaansche
renaissance vindt men hier terug, het is
eenvoudig ondoenlijk te gaan opsommen.
Daarachter komen de Spanjaarden, o.a. een
serie Murillo's, el Greco, Velasquez, Zur-
baran, enz. Dan de Vlamingen en de Hollan
ders. In een enkele zaal hangen veertien
Rembrandts bij elkaar (er zijn er nog ver
schillende andere), o.a. de tooverachtig-
mooie „Barmhartige Samaritaan". Toover-
achtig mooi! Rembrandt is altijd de toove-
naar van het licht, maar wat hij hier ge
maakt heeft, is in staat, iemand buiten
zichzelf van bewondering te brengen. Het
stelt voor, hoe de barmhartige Samaritaan
met behulp van iemand anders de arme uit
geschudde van den weg naar Jericho den
herberg binnen draagt. De herbergier staat
voor de deur, enkele menschen zitten voor
'n raam. Het is vallende avond, een ge
heimzinnige gouden schemering. Het er
gert me, als ik zie hoe talloozen er achte
loos voorbij loopen. Bij Rubens, 'n zaal
verder, blijven ze wel staan. Zeker Rubens
is grootsch, kolossaal, iemand, die schijn
baar spelend 'n geweldig aantal respecta
bele doeken heeft gevuld met een en al
zwier en pracht, maar mijns bescheiden in
ziens kan men toch zijn werk niet naast dat
van Rembrandt plaatsen. Het is grootsch,
het is geniaal, maar het is niet zoo diep,
men voelt weinig behoefte, zich af te vra
gen, welke „ziel" zich achter dit werk ver
bergt. Er is trouwens werk in overvloed
hier van Rubens en wie hier ooit gaat kij
ken, mag zeker niet verzuimen, naast het
grootere werk van den Vlaamschen heros
ook een aantal kleinere schilderijtjes te
gaan bewonderen, die in een der zijkamer
tjes, die langs den Rubens-zaal zijn aan
gebracht, te vinden zijn. In die zijkamer
tjes (zaaltjes is bijna te veel gezegd) vindt
men ook nog heel veel ander moois, Duit-
sche en Vlaamsche primitieven, o.a. de
weergalooos mooie Lieve Vrouw met den
kanselier Rolin van Jan van Eyck.
Verderop zijn een aantal Franschen uit
de 19e eeuw ondergebracht. Corot, Milles,
Delacroix, Ingres, enz. (Er is ook een groo
te zaal met 19de eeuwsche Franschen, waar
hun grootere stukken bij elkaar hangen).
Het is 'n weelde, er rond te dwalen.
Beneden vindt men het beeldhouwwerk
uit de Middeleeuwen en de renaissance.
Ook hier 'n overstelpende overvloed, men
moest minstens 'n week lang dagelijks te
rugkomen om de verzameling werkelijk te
leeren kennen. Er zijn prachtige dingen
uit de Italiaansche vroeg-renaissance's, gla
zuren b.v. van de Delia Robbia's enz. De
kroon van deze afdeeling wordt wel ge
vormd door de geboeide slaven van Michel
Angelo.
Van het Louvre ben ik naar de Boule
vard Pereire gegaan, naar het Maison du
Bon Pasteur. Dat is 'n hotel-pension, door
paters bestuurd, dat uitsluitend ten dienste
staat der geestelijkheid. Het is er zeer goed
koop en men heeft er het groote voordeel,
dan men steeds „entre soi" is en niet naar
'n heidensch hotel hoeft te gaan. Ik ga er
zoo nu en dan eens eten, 'n prettige gele
genheid om kennissen te ontmoeten en in
contact te komen met heel de Fransche
clergé. Ik heb er eens 'n Braziliaansche
bisschop ontmoet, die de Kruisheeren van
Para do Belèm kende, een Amerikaansche
priester bleek zeer bevriend met de Kruis
heeren van Hastings in Nebraska. Er zijn
ook vaak Spaansche priesters, die uit hun
vaderland moesten vluchten. Een van hen
vertelde me eens, hoe hij in Barcelona tien
maanden verborgen had gezeten en toen
vermomd naar de Franschen grens was
gegaan, te voet, zes dagen loopen door de
Pyreneeën heen. Ik kreeg z'n adres in Bar
celona, voor het geval, dat hij er nog 'ns
terug zou keeren, wa't hij toch wel hoopte.
Maar hij drukte me op het hart, het niet
te verliezen. Als de rooden het vinden,
pater, zei hij, zullen ze m'n ouders, die
daar nog wonen, vermoorden, omdat ze een
tijdlang een priester verborgen hebben. Hij
zei me ook nog dit: „Mon père, u kunt
overal, waar ze het weten willen, zeggen,
(het is de volle waarheid): „II suffisait
d'etre prêtre pour être tué" (het was vol
doende priester te zijn, om gedood te wor
den!). Hij heeft me ook enkele kranten
gegeven uit het gebied der nationalisten.
Bijna iederen dag (het was in den tijd van
het groote offensief naar de zeekust), be
vatten die kranten overlijdens-advertenties
van soldaten die (het stond er letterlijk)
„hun leven gaven voor God en het vadex--
land", of van priesters of leden der Ka
tholieke Actie, die stierven „martirizardo
por los marxistas", „gemarteld door de
marxisten". Het merkwaardigste was, dat
hij heelemaal geen vriend van Franco is.
Hij was Catalaan en vond het zeer jammer
dat de „caudillo" het statuut van Catalonië
heeft opgeheven. Maar hij zag toch voor
de toekomst van Spanje het eenigste heil
in een overwinning van Franco. Het leek
hem de eenige mogelijkheid, die momenteel
het land van de anarchistische waanzin
kan redden.
Ook ditmaal had ik in het maison du Bon
Pasteur een aangename ontmoeting: een
Nederlandsche Carmeliet (de tweede bin
nen enkele weken) arriveerde daar juist,
en werd naast mij aan tafel gezet, 's Mid
dags heb ik hem wat wegwijs gemaakt in
Parijs, 's avonds zijn we naar Bellevue ge
gaan, waar het gastvrije huis van Pieter
van der Meer de Walcheren ligt. Daar had
den we de bijzondere eer, den beroemden
Franschen philosoof Jaques Maritain met
z'n vrouw te ontmoeten. Maritain, die ik
v/el van portretten kende, is grijs gewor
den, hij schijnt den laatsten tijd ontzettend
hard te werken. Het vorig jaar heeft hij
een tournée door Zuid-Amerika gehouden,
twee maanden lang in die tropische landen
conferenties gegeven, die hij bijna allen
daar ter plaatse vervaardigd had. Het
schijnt fabelachtig, wat hij aan werk ver
zetten kan. Het was een belangwekkende
avond, waar vooral de politiek (de drei
gende kwestie met Tsjecho-Slowakije) ter
sprake is gekomen. Men is hier alles-be-
halve gerust. Het is ook wel iets abnor
maals, dat Duitschland, volgens berichten
i de Fransche bladen, gedurende 12 weken
manoeuvres houdt, met anderhalf millioen
menschen, die per dag 200 millioen francs
kosten (10 millioen gulden). „De Duit
schers, aldus redeneert men hier in Frank
rijk, zouden wel stapelgek zijn, als ze daar
niet iets anders mee voor hadden".
Donderdag 1 September.
Dezer dagen viel me een brochure in han
den van Frangois Veuillot, een bekende fi
guur uit de Katholieke actie, over „La
Rocque en zijn partij". Ze heeft me een
heel nieuwen kijk op het geval La Roquqe
gegeven. Indertijd heeft men uit de be
richten omtrent het proces La Rocqque den
indruk gekregen, dat La Rocque eigenlijk
zijn eer verspeeld heeft, door gelden uit
een geheim fonds aan te nemen en dit lat.er
openlijk te loochenen. Volgens Veuillot zijn
deze beschuldigingen echter allerminst be
wezen. Er was maar één getuige, die men
tegen La Rocque kon aanvoeren, dat was
Tardieu. Het gaat er nu maar om, wie van
de twee men het meest vertrouwen wil.
Teekenend is b.v., dat Laval, naar wie Poz-
zo di Borgo, de aanklager van La Rocque
indertijd verwezen had, zich nooit heeft
willen uitspreken. De tegenstanders van La
Rocque leggen dit uit als een geste ten
voordeele van Le Rocque: Laval zou hem
niet in ongelegenheid hebben willen bren
gen. Men kan het, zegt Veuillot, veeleer
omgekeerd uitleggen. Het getuigenis van
Laval zou bezwarend geweest zijn voor
Tardieu. Laval heeft Tardieu met wien hij
goede relaties had (met La Rocque had hij
die nooit) niet in verlegenheid willen bren
gen. Veuillot wijst op verschillende tegen
spraken in de verklaringen van Tardieu
zelf. Merkwaardig is, dat juist in de dagen
van het proces, de partij van La Rocque
dagelijks met duizenden leden toenam, die
vol bewondering waren om de nobele hou
ding van den kolonel.
Men moet zich daarbij in de partij van
La Rocque (de P.S.F., parti social frangais)
niet vergissen. In Holland heeft men haar
vaak als een soort dictatoriale partij be
schouwd. Dit is echter allerminst de opzet:
de partij wil langs de legale, democratische
weg haar doel, de verzoening en nieuwe
opbouw van het Fransche volk, bereiken.
Op het oogenblik. zou ze al 3 millioen leden
tellen.
La Rocque is zelf een voorbeeldig Katho
liek, een christen van levende overtuiging.
Het is een man, die alle gaven heeft om te
leiden. Toch heeft hij b.v. toen de P.S.F.
hem voor zijn leven tot voorzitter van de
partij wilde kiezen, dit geweigerd. „Ik wil
slechts zoolang voorzitter zijn, sprak hij,
als ik nuttig kan zijn".
Een aardig verhaal, om den mensoh La
Rocque te teekenen. Het was onder den
oorlog, de kolonel diende toen onder
Lyautey in Afrika. In de lente van 1916
wilden Bedoeienen uit de omgeving van
Sidi-Psou-Abbed tegen het Fransche re
giem in opstand komen. De streek stond
onder controle van kolonel La Rocque. De
kolonel vernam, dat men wapens verzamel
de en dat de opstand ieder oogenblik kon
uitbreken. Hij had maar weinig troepen ter
beschikking. Wat doet hij? Ongewapend
rijdt hij te paard naar Sidi-Bou-Abbed,
doet of hij de oorlogsvoorbereidselen niet
ziet en roepf de kadi's bijeen. „Ik had u al
lang beloofd eens op bezoek te komen, zegt
de Franschman, het kwam er maar niet
van: maar nu eindelijk kom ik m'n belofte
vervullen. Graag zou ik bij de oudste van
u overnachten. Hij blijft eerst bij de kadi's
eten, weet met z'n groote welsprekendheid
allen bezig te houden over de belangen van
de kolonie en wat er voor de ontginning
enz. gedaan wordt. Daarna gaat hij slapen
in de tent van de oudste kadi, op het uur
zelf, waarop de opstand moest uitbreken.
Toen hij den volgenden morgen de tent ver
liet, waren alle oorlogs-voorbereidselen
verdwenen. Het „vertrouwen in de men
schen" had gezegevierd. Het is een der
voornaamste wapenen van La Rocque in
zijn politieken strijd.
Zaterdag 3 September.
Vandaag vieren de Zustertjes hier 'n heel
bijzonder feest, Notre Dame de Consolation,
Onze Lieve Vrouw van troost. Onder de H.
Mis hebben ze gezongen: het altaar was rijk
versierd. Dit feest moeten ze krachtens een
bijzondere belofte, met groote plechtigheid
vieren. Dat dateert uit den tijd van de se
cularisatie (1901). De toenmalige algemee-
ne overste beloofde, dat men in alle hui
zen dit feest bijzonder zou vieren en ook
voortdurend een lamp zou branden bij O.
L. Vrouw, als de huizen der Congregatie
gespaard mochten blijven. O. L. Vrouw
heeft het gebed der Zustertjes goed ver
hoord. Alleen in Lyon zijn indertijd 3 hui
zen verloren gegaan, men kwam ze met
een politie-macht van 200 man overrom
pelen („Als tegen moordenaars en dieven
zijt ge uitgegaan"!), overigens zijn de hui
zen der Zusters gespaard gebleven. Niet
overal ging dat zonder slag of stoot, in Ne-
vers b.v. hebben verschillende Zustertjes
in de gevangenis gezeten. Het mooiste is,
dat het behoud der huizen aan de arbei
ders zelf te danken was. 's Nachts kwamen
de arbeiders met een heele groep naar het
Zusterhuis, legden stroo in de vestibule en
bleven daar slapen, om iedere overrompe
ling te verhinderen. Hier in Levallois leeft
nog 'n arbeider, een Elzasser, die daaraan
indertijd heeft meegeholpen. Een vriende
lijke zestiger, die nog zeer kwiek is. hij
wordt meestal als „le monsieur a la bicy-
clette", „de mijnheer op de fiets" aange
duid. Hetzelfde deden de arbeiders in alle
huizen, de Zusters zorgde ondertusschen
ervoor hun „état civil" (burgerlijke stand)
verborgen te houden, zoodat de staat niets
tegen hen kon ondernemen. Ondertusschen
gingen er van alle kanten petities naar de
regeering, die wel een oogenblik verplicht
was, de oogen te sluiten voor het overtre
den der antireligieuze wetten. Zoo heeft
de Liefde het van het sectarisme gewonnen.
En de Liefde gaat steeds voort, hier naar
alle kanten overwinningen te boeken. Aan
den rand van Parijs ligt een breede strook
onbebouwd terrein. Vroeger lagen daar de
vestingwerken van de stad Parijs: mea
heeft ze na de wereldoorlog afgebroken,
omdat ze in een modernen oorlog meer
kwaad dan goed doen. Deze strook grond
is nog lang niet overal bebouwd: hier In
Levallois is er 'n reeks afzichtelijke keeten
neergezet, van het meest uiteenloopend»
materiaal (planken, oude carbid- of ben
zinebussen enz), waar nu een heele be
volking van geëmigreerde Spanjaarden een
onderkomen heeft gezocht. Doodarme men
schen, die vanzelf veel zieken hebben. Ze
komen dan aanstonds bij de „petites soeurs"
aankloppen, die oogenblikkelijk klaar zijn
om te helpen. „Het zijn goede menschen",
zeggen de Zustertjes. Er wonen hier ook
veel Italianen, vooral chauffeurs. Ook dat
zijn over het algemeen zeer vriendelijke,
nette menschen, die graag door onze Zus
tertjes geholpen worden. Hoe populair de
Zustertjes hier zijn, moge nog blijken uit
het volgende feit. Het gebeurt zeer vaak,
dat een politieagent hier zes, zeven auto'*
laat wachten, om een „petitie soeur" de
gelegenheid te geven, over te steken. En,
zoo zei me het Zustertje, we zijn er ge
woonlijk verlegen onder. Maar, zoo voegde
ze erbij, „ces bons gens-la" meenen het
goed en dat is de hoofdzaak.
En hiermee, dierbare lezers, zet ik een
punt achter mijn Parijsche krabbeltjes. Er
zou nog veel te „krabbelen" zijn, en ik heb
eigenlijk spijt, dat ik er niet eerder mea
begonnen ben, maar thans heb ik geen tijd
meer en ik moet bovendien een beetje me
delijden met den armen zetter hebben, die
dit gekrabbel moest ontcijferen. (Een
schrijf-machine kon ik moeilijk meene
men en de goede Zustertjes hier hebben
het hoogstens tot een naai-machine ge
bracht). (De „arme zetter" is wel aan erge*
dingen gewoon! Ook ons spijt het, dat dr. v.
Rooyen niet eerder is begonnen met zijn
interessante „dagblad-krabbels". Intusschen
danken wij hem zeer voor deze „brieven".
Red. L. Crt.). Als deze laatste bladen u on
der oogen zullen komen, zal het nog maar
enkele dagen zijn, eer ik in het lieve va
derland terugkeer. Ik verzeker u, ik verlang
er weer naar, ik zal met vreugdede schoo
ne polders van Zoeterwoude begroeten.
De Zustertjes hier zeggen me voortdurend:
„Mon père, zorg toch, dat uw werk niet
klaar komt, dan kunt u het volgend jaar
weer terugkomen". En ja, als het van mjj
zou afhangen, ikgeloof, dat ik het zou
doen. Want ik kan niet verhinderen, dat
er 'n stuk van m'n hart bij de „bons gens"
van Levallois-Perrèt blijft liggen.
Dr. HENRI VAN ROOIJEN,
Kruisheer.
Gouden Bruiloft te Lisse
Het echtpaar Cornelis v. d. Meer en Kla-
ziena v. d. Meerde Groot, wonende op
den Stationsweg alhier, hoopt op Zondag
2 October a.s. den dag te herdenken, dat
het voor 50 jaar in den echt zijn verbonden.
Het nog krasse bruidspaar, dat morgen 11
September, de bruidsdagen ingaat, is resp.
74 en 73 jaar oud en mogen zich nog in een
goede gezondheid verheugen.
Het zal hun zeker op dien dag niet aan
blijken van belangstelling ontbreken.
De eerepromotie van H. M. de Koningin aan de Amsterdamsche Universiteit tot doctor In de economische wetenschappen. Het
oogenblik, waarop de doctorsbul aan do jubileerende vorstin overhandigd wordt. - Naast H. M. de Koningin onderscheidt men
H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard