Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
CORRESPONDENTIE
Ann ie Oosterhout, Leiden.
Die vier meisjes, die naar Heilo geweest
zijn, hebben zeker van die bedevaart heel
wat te vertellen gehad. En vertel me nu
ook eens wat van de groote vacantie. Vijf
weken vrij is toch een heede tijd, zou ik
meenen. Wat zul je een pret gehad heb
ben! Dat het jongste zusje erg verwend
wordt, is regel. Dag Annie! Groet je ouders
je drie zusjes en broertje van me! De hand
voor jou!
Geertrui Geuken, Leiden.
Op het aannemingsfeest en op het feest
van het H. Hart, had je je hart kunnen op
halen. Die kleine bewaarschoolkindertjes
had ik eens willen zien meeloopen. Het
verkeersexamen valt altijd mee. En hoe is
de tentoonstelling afgeloopen? Dag Geer
trui! Ik hoor nog een wat van je! De hand
voor U allen. Daag!
Mien Otgaar, Leiden. Ik maak
je mijn compliment over het verslag naar
„Heilo"! Ik kan me zoo echt voorstellen,
hoe dat reisje is afgeloopen. Jammer, dat
ihet regende, toen het huiswaarts ging. Voor
dat examen zijn jullie allen zeker ge
slaagd. Het is een goed idéé van de Juf
frouw geweest, om ook de meisjes dat exa
men te laten doen. Het verkeer wordt
voortdurend drukker en het gevaar grooter
Dag Mien! Ik zie het volgend briefje gaar
ne tegemoet.
Cor Bakker, Leiden. Je moet
dat kenninkje als aandenken aan Heilo,
maar goed bewaren. Hebben jullie bij het
„aannemen" goed gezongen' Het is waar,
het briefje Was klein, maar de inhoud was
niet slecht. En dat is hoofdzaak. Het vol
gend schrijven wordt langer, zeg je, en
hier reken ik dan ook op. Dag Cor! Groet
alle klasgenooten van me en_ bijzonder
Juffrouw Beenakker!
Gretha Schinkenboom, War
mond. Zoo, vind jij een briefje schrij
ven zoo moeilijk Gretha en toch heb ik
met veel belangstelling jouw brief gele
zen en vond dat je het zeer goed deed.
Het doet me plezier te hooren, dat je mijn
verhaal zoo mooi vindt, ja zelfs schitterend.
Mien van Stijn moet mij ook eens schrij
ven. Dat is een uitstekende oefening. En
tnu hoop ik jullie beidjes en ook je zusje
van 14 jaar op den a.s. wedstrijd weer te
zien. Dat Gretha! Veel groeten aan Rie
en Mien en aan je ouders! Voor jou spe
ciaal de vijf!
Hein Welling, Leiden. Wat een
ondeugende broertjes om je af te leiden,
als je een mooien, langen brief wilt schrij
ven aan mij. In de Paaschvacantie heb je
niet veel meegemaakt, maar nu in de
groote vacantie des te meer, is wel? En dat
geeft me hoop, van jou nog eens een lan
ger epistel te ontvangen. Is het opschrift
voor het „lange verhaal" al gevonden?
Laat vader eens meedenken en anders je
zusje, die zoo'n mooi popje gekregen had.
Dag Hein! Wil je vader en moeder van me
goeden dag zeggen en ook de zusjes en
broertjes?
Jacques Driessen, Lei de n.
Ja Jacques, ik ken je onderwijzers zeer
goed. Maak de heeren v. d. Ploeg en Zand
vliet maar eens mijn groeten. Niet meer
ziek worden, ventje en vooral niet zóó
ernstig, als jij dit was. Vertel mij nu ook
eens van de „horde" en van het kampee
ren. Dat is interessant! Misschien, dat het
zelfs geschikt is, om in de krant te zetten,
is je broer voor het M. U. L. O. be-
slaagd? Ik geloof wel, dat jij in staat bent
een mooi verhaaltje te schrijven. Probeer
eens! Mag ik die gedichten van broer
eens zien? Dag Jacques! Wederkeerig veel
groeten aan Vader en Moeder, broer en
zusjes!
Riet Paalvast, Leiden. Zie je
nu wel, waar het kinderkrantje al goed
voor is! Ja, ja, ik zou je heusc-h nog ver
der brengen dan 't spoor. En is het versje
op Tantes feest goed gelukt? Ik wed van
wel. En nu tot den volgenden wedstrijd.
Maar ook veel hartelijke groeten aan Va
der en Moeder, broertjes en zusjes! De
hand voor jou!
Marietje v. d. Meer, Hoogmade.
Aan je wensch is voldaan, Marietje;
jouw verjaardag is genoteerd den 28en
Juni en van Ko op 8 Sept., zooals je zien
zult of gezien zult hebben. Ik zie jullie
beidjes toch zeker ook onder de velen, die
mee zullen dingen aan den wedstrijd, is
wel? Dag Marietje! Groet ook je ouders
van me en de zusjes en broertje.
Hierbij zullen we het laten.
Voor vandaag is de Correspondentie lang
genoeg.
Wie een brief schrijft, kan op een ant
woord rekenen.
Met de hand voor U allen,
Oom W i m.
Wie zijn jarig?
Van 9 tot en met 15 September.
Op 9 September:
Tilly Lagerberg, Wasstraat 13.
Tinie Slats, Vinkelaan 35, Noordwijk B.
Henkje Roose, Meidoornstr. 2.
Op 10 September:
Piet v. d. Zwet, Akervoordel. 1, Voorhout.
Corrie Kleijn, Anna Paulownastr. 12a.
Kees van Dijk, H.'woude D 209.
Eef Stipdonk, Vliet 41.
Op 11 September:
Marietje van Sonderen, Hoogewoerd 88a.
Bep. v. d. Meer, B 360 Z. E. R'veen.
Martien Romijn, Kan.str. 35a, Lisse.
Kobus van Tol, Langeraar A 41.
Ferdinand Berbée, Schelpenkade 36.
Leny v. Steijn, „Maria Hoeven", N'hout.
Op 12 September:
Kees van Hoorn, Hoefstraat 14.
Jourt Hoekstra, O. Wetering A 125.
Jan L'Ortije, Jan v. Goyenkade 10.
Kees van Schie, Hoofdstr. 61, Voorhout.
Corrie Bekkerin, Genestetstr. 89a.
Marie Overdijk, Waardgr. 165.
Kees Streefland, de Genestetstraat 49.
Op 13 September:
Leo v. d. Veer, Atjehstraat 5a.
Olga Bouwman, Rapenburg 113.
Frans Welling, Nieuwe Rijn 58.
Op 14 September:
Antoon Paalvast, Prins Hendrikstraat 19.
Mientje de Roo, Schoolstraat 6.
Annie Voordouw, H. Rijndijk F 117, Zoe-
terwoude.
Corrie Lek, Schilk, Ter Aar C 152
Johanna Alkemade, Morsstraat 58,
Doortje en Piet Krol, Haarl.str. 46.
Marietje Bernadette Semp, Rijpwetering
140 D.
Op 15 September:
Jansje Loomans, H'woude D 244.
Marie de Boer( Hansestraat 87.
Bertha Verhart, Rozensteinstr. 62.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, of bij het verlaten der
school van deze lijstt wil afgevoerd wor
den, schrijve me minstens 14 dagen vóór
den verjaardag. Ook schrijve men bij ver
andering van woonplaats, straat of huis
nummer, of als in naam of voornaam een
fout is ingeslopen.
U vraagt
1. Hoe komt men aan het woord „excur
sie"?
2. En aan 't woord „graduaal?"
3. Ik las van de koran voor de Turken?
Wat is „Koran".
4. Wat verstaat men onder „Kremlin"?
5. Is de kolonel hooger in rang dan ka
pitein of omgekeerd?
6. Ik las van een man dat ie melancho
liek was? Wat was ie dan?
Wij antwoorden
1. Dat is Latijn beteekent: uitstapje,
reisje; ook geleerde uitweiding en ook
strooptocht.
2. Graduale is ook Latijn en beteekent
het Mis-boek in de Kath. Kerk.
3. Koran is Arabisch en wil zeggen de H.
Schrift der Mahomedanen; het godsdienst
wetboek der Turken.
4. Kremlin of Kreml is Russisch en zoo
heet het keizerlijk paleis in Moskou.
5. Neen, neen! Kolonel is drie graden
hooger dan kapitein.
6. Dat is Grieksch! Melancholie is
zwaarmoedigheid, zwartgalligheid.
Een melancholicus is iemand, die
aan zwaarmoedigheid lijdt, iemand, die
zwaar beurt; in alles het slechtste ziet;
iemand, die een droefgeestige aard heeft.
EEN RIJMPJE OVER
POESJE-MOLLIE.
door Antje Keizer.
Ons Jaap je heeft een poes gekregen
En is er erg mee in z'n schik.
't Is ook zoo'n echt lief klein diertje
Ze is zwart met wit, en mollig dik.
Mollie hebben wij haar genoemd,
Vind je dat geen leuke naam.
En 't liefste dat, dat beestje doet
Is zitten in de zon voor 't raam.
Maar 't is een speelsche poeseding.
Dus denken we aan 't gordijn,
Want zeg ik, Japie, denk daar aan,
Een raam en zonder gordijn is vast
niet fijn,
Op de grond speelt ze ook wel
En op de divan zit ze graag,
Maar kom je bij haar in de buurt
Dan krijgt ze weer zoo'n vlaag.
Japie heeft de grootste lol,
En zingt soms van de pret.
Maar weet je, wat die Japie wil?
Hij wil poesje mee naar bed.
Maar dat vind ik wel wat erg,
En zeg: „niks hoor, dat zal niet gaan.
Ga jij maar gauw naar je mandje toe,
Dan komt morgen, nieuwe pret weer aan!
De kleine heilige.
door Tante Marie.
Lieve kleine Heilige
Van 't Goddelijk Kindekijn,
Wil ons Uw zegen schenken
En Uwe voorspraak zijn.
Gij, die in Uw leven steeds
Aan 't Jezuskindje dacht,
Laat ons steeds ook zoo wezen,
Zoo vredig, vroom en zacht!
Smeek God voor ons op aarde
Zijn groote goedheid af,
En red ons bij ons sterven
Voor 't leed der eeuw'ge straf!
Zoo juub'len wij en zingen
En smeeken keer op keer:
„Theresia, zend rozen
Op deze aarde neer"!
„Zend rozen van genaden,
Van deugden en van vrêe,
Van eenvoud en van liefde
En neem de doornen mee!"
DE VOGELS
door Anton Rods.
XI.
We zijn vandaag al aan de zevende orde
toe. En volgens de indeeling, die wij ge
bruiken, beteekent dit, dat we samen gaan
spreken over de valkvogels.
Tot deze orde behooren vogels met kor
te, gebogen snavel; de bovensnavel valt
over den benedensnavel heen, zoodat hij
bij een op- en neergaande beweging de
werking van een schaar heeft. De pooten
zijn krachtig en de teenen zijn gewapend
met angstig-scherpe klauwen. Hun zintui
gen zijn buitengewoon goed ontwikkeld.
Op grooten afstand kunnen zij hun prooi
beloeren, er zijn weinig geluiden, die hun
entgaan, en ook hun tastzintuig is uiter
mate gevoelig.
We onderscheiden in deze orde de fa
milie der Valken, de familie der Gieren
en die der Condors. Alle drie zijn ze weer
onderverdeeld in verschillende soorten.
Zoo rekent men tot de Valken bijvoor
beeld: de boomvalk, de buizerd, de blau
we en de aschgrauwe kuikendief, de Sper
wer en de Torenvalk.
Ik heb, naar ik meen, een van de eerste
malen al eens over de Valken gesproken,
maar dat zal, hoop ik, geen bezwaar zijn,
om er nog zoo heel in het algemeen iets
over te vertellen.
Jullie weet natuurlijk allemaal, dat de
Valk een „beroeps-roofvogel" is. Als hij
een begeerenswaardige prooi ontdekt,
hangt hij even stil in de lucht (men zegt,
dat hij dan staat te „bidden") waarna hij
onverwacht bliksemsnel omlaag schiet
door zijn vleugeels plat langs het lichaam
te leggen. Vlak bij hun aanstaande buit
spreiden ze de vleugels weer uit om den
stoot te breken. De scherpe snavel scheurt
Jen schedel of den borst van het slachtoffer
open en het baart geen verwondering, dat
dit spoedig bezweken is.
Vooral in de middeleeuwen gebruikte
men den Valk voor de jacht. In de eerste
plaats moest men er natuurlijk voor zorg
dragen, dat men een voldoende aantal val
ken gevangen had. Dit gebeurde als ze tij
dens den trek naar het Noorden kwamen
vliegen. Men verschalkte ze bijvoorbeeld
met een lokduif dicht bij een net. De ge
vangen Valk kreeg dan een kap over den
kop, zoodat alleen de bek was vrijgelaten.
Op den linkerhand van den valkenier zit
tend werd hij dan meegedragen en ge
leidelijk leerde men het dier om uit de
hand te eten aan te nemen en een of andere
prooi te verschalken. Hij werd dan beloond
met een lekker hapje. Het is licht te be
grijpen, dat het maanden en maanden kon
duren, voor men hem voldoende had afge
richt.
De valkenjacht is een heel oud gebruik.
We weten uit oude boeken, dat reeds ze
venhonderd jaar vóór Christus dergelijke
jachten plaats grepen in Azië. Het is niet
onwaarschijnlijk, dat de wilde onbeschaaf
de volksstammen, die een paar eeuwen la
ter vanuit Azië ons werelddeel binnen
drongen ook dit jachtgebruik hebben mee
gebracht.
In den tijd der Kruistochten was zij al
gemeen in zwang. Maar vooral onder den
Franschen Koning Lodewijk XIII was de
valkenjacht een zéér geliefde verpoozing.
Later werd zij meer verwaarloosd en vond
zij bijna alleen in Engeland en in het Oos
ten van Europa gewoon doorgang. Koning
Lodewijk Napoleon richtte op het Loo we
derom een valkerij op, want de Neder-
landsche valkeniers waren beroemd om
hun handigheid valken te vangen en voor
de jacht af te richten. Toen ons land van
Frankrijk werd losgemaakt verhuisde ook
de valkerij. Later, toen Nederland al jaren
een zelfstandig koninkrijk was, werd de
valkenjacht opnieuw leven ingeblazen,
maar het was niet van langen duur, want
in 1853 verdween ze vrijwel voor goed.
Maar met dat al zie ik, dat onze tijd
weer verstreken is. Misschien is er de vol
gende maal nog wel even gelegenheid
om het een en ander te vertellen over an
dere leden van de orde der valkvogels.
Zullen we he't daar maar op houden?
Wordt vervolgd).
GESNAPT
door Dora Kniest.
't Gebeurde in Amsterdam.
Op de hoek van 'n afgelegen straat stond
'n troepje netjes uitziende jongens schijn
baar vroolijk met elkaar te praten. Doch
als je iets dichterbij zou komen, zou je al
gauw in de gaten hebben, dat ze niet veel
goeds in de zin hadden. Eén was er echter
bij die stil en afgetrokken van de anderen
voor zich uit stond te staren. Op 't bleeke
gezicht lag 'n droeve uitdrukking. Als 't
dan ook aan hem gelegen had, dan was hij
er allang tusschen uit geweest. Uit dit
clubje, dat voor doel had elke niets ver
moedende juffrouw uit 'n kraam of winkel
om de tuin te leiden door b.v. met z'n
tweeën een winkeltje binnen te gaan. Eén
van hen bestelde dan 'n kleinigheidje 'n
doosje sigaretten, laten we maar eens zeggen
en terwijl de juffrouw zich dan omdraaide
gapte de tweede gauw 'n stuk of 3 choco
lade reepen weg of 'n paar doosjes sigaret
ten iets wat 't dichtst bij de hand lag. De
eerst haalde dan -onderwijl z'n portemon-
naie voor de dag en betaalde het gekochte.
Maar eenmaal buiten de winkel holde ze
naar 't een of ander slopje en aten of rook
ten daar het gestolene op.
Nu waren ze weer aan 't uitvechten
waar of ze vanavond hun slag zouden
slaan. De baas van 't troepje ('n magere
sluwe jongen van 'n jaar of 17) was nu aan
't woord en sprak op gedempte toon na
eerst scherp rondgekeken te hebben of
niemand hen beluisterde. „Ik heb 'n reuze
plan jongens, maar op één voorwaarde, dat
we alles samen deelen, dus dat is afgespro
ken jongens?'' en met 'n sluwe blik keek
hij eerst 't troepje rond, dat instemmend
knikte. „Nou dan luisteren. Op de hoek
van de Pieterssteeg woont 'n oude vrouw
je weet wel wie ik bedoel, en nou
heb ik toevallig gehooid dat ze pas 'n
voorraad snoepgoed besteld had en dat
Manus Schrier je weet wel, dat mannetje,
dat altijd met 'n handkarretje de stad
doorrijdt het vanavond komt brengen om
7 uur. Hij is 65 jaar, dus 't zal ons wel niet
zoo moeilijk vallen om hem te overtuigen
dat wij door vrouw"van der Laan gestuurd
zijn om hem 'n handje te helpen en terwijl
één van ons hem dan aan de praat houdt
gaan 3 jongens er met 't karretje vandoor
dat ze natuurlijk niet naar die oude vrouw
brengen maar naar de St. Jorissteeg waar
de rest van de 9 dan zullen staan. Dan
laadde jullie alles af en de 3 jongens die 't
karretje gebracht hebben brengen 't ook
weer terug en zeggen dat de vrouw nog
niet alles kon betalen maar een gedeelte
en dat betalen wij dan samen met elkan
der want, dat moeten wij er voor over
hebben. Nou hoe vinden jullie het.
Allen begonnen luid te joelen op een
na de reeds genoemde jongen die Jacob
van der Laan heette. Hij zag bleek tot om
de lippen. „Dat nooit", riep hij moedig.
„Hoe kunnen jullie dat doen?".
Verwonderd staarden allen den spreker
aan. „Is ons volgzaam baasje veranderd",
sprak een van hen smalend, „mot je soms
pastoor worden?" Een luid gelach beant
woordde deze ongepaste aardigheid. Wit
van woede riep 't kleine ventje uit: „Jul
lie kunnen zeggen wat je wil, maar ik doe
nooit meer mee, het is de laatste keer ge
weest. Bonjour! „Bij ja joh, jij hoort hier
toch niet thuis, jij hoort in de kerk thuis
om kruisjes te gaan zitten maken." Hoe
wel deze spot hem diep griefde, liep hij
vastbesloten door. „O wee, als je ons ver
raadt, dan loopt het niet goed met je af,
versta je." riep één van hen hem nog na.
„Dat zul je af moeten wachten mannetje,"
dacht hij grimmig. Al denkende was hij de
straatweg genaderd en na een goed kwar
tiertje flink doorgeloopen te hebben, bel
de hij aan bij een groot burgerhuis. Een
dienstmeisje deed open en toen zij zag
wie het was, sprak zij vermanend: „Ze
zitten al tien minuten op je te wachten."
„Niks aan te doen, Mina", sprak hij met
een zwak glimlachje.
Wat leek 't hier toch veranderd, nu zijn
lief moedertje was heengegaan. Nog klon
ken hem haar laatste woorden in de ooren:
„Jacob, wil je je moeder nog voor het
laatst een dienst bewijzen?" en toen hij
zwak geknikt had, had zij fluisterend ge
zegd, „laat dan die kameraden los Jacob!"
En met een diepe zucht was zij ingesla
pen om niet meer te ontwaken. Manmoe
dig schudde hij deze gedachten van zich
af en liep de eetkamer binnen, waar zijn
vader diep inelkaar gedoken op 'n stoel
zat en op dit oogenblik besefte hij, wat
hij misdaan had en voor zijn vader op de
knieën vallend vertelde hij snikkend,
waar hij de lange avonden en Woensdag
middagen sleet en ook wat er die middag
was voorgevallen. Toen hij eindigde keken
zij elkander diep in de oogen en beiden
begrepen dat zij elkanders leed moesten
verzachten. Wat er verder gebeurde kunnen
jullie nu zelf wel raden. Een voor een wer
den de jongens dien avond gesnapt. „De
baas" was woedend, „daar komt hij toch
zoo niet van af", had hij gezegd. Of 't waar
is? Dat zegt ons 't verhaaltje niet.
tot
door Oom Wim.
XXVII.
Dat begrijp ik niet goed, baas.
Neen, je begrijpt het niet. Maar
straks zal je alles duidelijk zijn. En nu ver
telt de boer precies, hoe zich in den nacht
alles had toegedragen; hoe die zes gauw
dieven geknipt werden en nu achter slot
en grendel zaten; hoe de twee veldwach
ters nog hadden moeten bakkeleien daar
buiten met de twee snuiters die op wacht
stonden; hoe beteuterd die vier kerels wa
ren, toen een donderend „handen op" hun
toegeroepen werd en alle zes kerels als
lammeren, met gebonden handen en voe
ten op de kar geworpen werden en naar
het gemeentehuis gevoerd werden. Dit
alles vertelt de boer en Jan heeft geen
ooren genoeg om te luisteren naar dit zeer
interessante verhaal, waarin hij zonder
het te weten, ten zeerste betrokken was
geweest."
En dat avontuur hebben wij vannacht
beleefd en aan jou, mijn vriend, hebben
we meer te danken, dan we zeggen kun
nen.
Aan mij? En ik ben vannacht niet
bier geweest? Wat zoudt U aan mij te dan
ken hebben? Ik deed mijn plicht, meer
niets. En dat is geen dank waard.
Goed en mooi gesproken, vriendje!
Je goeie hart legt je die woorden in den
mond. Maar hierover zullen we het later
hebbenSuccessievelijk waren de
knechts en de meid binnengekomen en zet
ten zich om de tafel, waarop voor deze
gelegenheid speciaal brood geplaatst was
en een schotel met platen ham, zooals dat
alleen op de hooge dagen van Paschen,
Pinksteren en Kerstmis gebruikelijk was.
Allen keken naar Jan, die naast de baas
aan zijn tafel had moeten plaats nemen;
een onderscheiding, die het overig perso
neel, dat van alles op de hoogte was ge
bracht, wel billijken kon.
En nu allen goed toegetast. Het kan
lijden vandaag, hé vrouw!
Ja man, vandaag is het feest; feest op
tafel; feest in 't hart; feest overal! En aan
wien zijn wij dat schuldig? Aan ons Jantje,
dat hier naast ons zit en hier blijven zal,
zoolang hij ons knechtje wezen wil. Zon
der hem, was misschien de baas dood en
ik en Jans van angst gestorven en mis
schien moord en doodslag gevolgd. Maar
nu is alles goed afgeloopen, dank zij ons
herdertje, die die kerels verstond in hun
taal en ons allen redde doro zijn beleid en
verstand.
Leve onze jonge herder, roept de
baas na dit woord van zijn wederhelft en
allen zeggen spontaan tot het davert door
de key ken: Hiep, hiep, hiep! Hoera!
En nu mannen vooruit! Ieder doe wat
hij wil, maar late het werk het werk. Ik
heb met dit baasje en hier wees hij op
Jan nog een woordje apart te zeggen.
De knechts lieten zich dit geen twee
keer zeggen en zouden dien dag ieder voor
zich en elk op zijn wijs doorbrengen. De
idee van niet-werken was al een feest op
zich.
Kom Jan, ga nog eens even met me
mee. Ik heb je nog het een en ander te
vragen en te zeggen voor je naar huis
gaat. Vertel me eens vent, aldus de baas,
toen ze in het opkamertje alleen waren
en beiden in een gemakkelijken stoel had
den plaats genomen; heb je Fransch en
Duitsch geleerd, dat je die twee Zigeuners
in hun taal verstond.
Ja baas! Ik heb Fransch en Duitsch
nu reeds twee jaar geleerd en ik leer nog
steeds.
Zoo, dat is flink van je. Maar wan
neer en hoe leer je dat?
Ik leer de woorden en regels in het
veld bij de schapen. Ik vond het zonde van
den tijd om niets te doen. Daarom heb ik
door eigen studie en door de lessen en de
leiding, die ik kreeg van mijn ouden mees
ter, het zoover gebracht.
En wat is dan eigenlijk je plan?
Mijn plan is boekhouder op een kan
oor te worden en correspondent in de drie
vreemde talen.
Stom van verbazing heeft de boer Jan
aangehoord. Hoorde ie wel: correspon
dent in de drie vreemde talen. Jongen nog
toe, wie had dat nu ooit gedacht en dat
van zijn knechtje."
Maar jongen, welke talen zijn dat
dan?
Wel Fransch. Duitsch en Engelsch.
Met Fransch en Duitsch ben ik al aardig
op weg. maar met Engelsch zit ik erg ver
legen. De meester kent die taal niet vol
doende zegt ie, om mij voort te helpen.
Maar boekhouden dan? Dat is toch
zeker iets anders?
Ja, dat is iets anders, maar daar ben
ik al zoo goed als klaar mee, wil zeggen
voor enkelvoudig boekhouden. Voor het
schriftelijk ben ik geslaagd en voor ma
chine-schrijven ook al. Nu hoop ik dat de
rest ook wel lukken zal.
(Wordt vervolgd)