Van Schaapherder Fabrieksdirecteur CORRESPONDENTIE Ann ie Oosterhout, Leiden. Die vier meisjes, die naar Heilo geweest zijn, hebben zeker van die bedevaart heel wat te vertellen gehad. En vertel me nu ook eens wat van de groote vacantie. Vijf weken vrij is toch een heede tijd, zou ik meenen. Wat zul je een pret gehad heb ben! Dat het jongste zusje erg verwend wordt, is regel. Dag Annie! Groet je ouders je drie zusjes en broertje van me! De hand voor jou! Geertrui Geuken, Leiden. Op het aannemingsfeest en op het feest van het H. Hart, had je je hart kunnen op halen. Die kleine bewaarschoolkindertjes had ik eens willen zien meeloopen. Het verkeersexamen valt altijd mee. En hoe is de tentoonstelling afgeloopen? Dag Geer trui! Ik hoor nog een wat van je! De hand voor U allen. Daag! Mien Otgaar, Leiden. Ik maak je mijn compliment over het verslag naar „Heilo"! Ik kan me zoo echt voorstellen, hoe dat reisje is afgeloopen. Jammer, dat ihet regende, toen het huiswaarts ging. Voor dat examen zijn jullie allen zeker ge slaagd. Het is een goed idéé van de Juf frouw geweest, om ook de meisjes dat exa men te laten doen. Het verkeer wordt voortdurend drukker en het gevaar grooter Dag Mien! Ik zie het volgend briefje gaar ne tegemoet. Cor Bakker, Leiden. Je moet dat kenninkje als aandenken aan Heilo, maar goed bewaren. Hebben jullie bij het „aannemen" goed gezongen' Het is waar, het briefje Was klein, maar de inhoud was niet slecht. En dat is hoofdzaak. Het vol gend schrijven wordt langer, zeg je, en hier reken ik dan ook op. Dag Cor! Groet alle klasgenooten van me en_ bijzonder Juffrouw Beenakker! Gretha Schinkenboom, War mond. Zoo, vind jij een briefje schrij ven zoo moeilijk Gretha en toch heb ik met veel belangstelling jouw brief gele zen en vond dat je het zeer goed deed. Het doet me plezier te hooren, dat je mijn verhaal zoo mooi vindt, ja zelfs schitterend. Mien van Stijn moet mij ook eens schrij ven. Dat is een uitstekende oefening. En tnu hoop ik jullie beidjes en ook je zusje van 14 jaar op den a.s. wedstrijd weer te zien. Dat Gretha! Veel groeten aan Rie en Mien en aan je ouders! Voor jou spe ciaal de vijf! Hein Welling, Leiden. Wat een ondeugende broertjes om je af te leiden, als je een mooien, langen brief wilt schrij ven aan mij. In de Paaschvacantie heb je niet veel meegemaakt, maar nu in de groote vacantie des te meer, is wel? En dat geeft me hoop, van jou nog eens een lan ger epistel te ontvangen. Is het opschrift voor het „lange verhaal" al gevonden? Laat vader eens meedenken en anders je zusje, die zoo'n mooi popje gekregen had. Dag Hein! Wil je vader en moeder van me goeden dag zeggen en ook de zusjes en broertjes? Jacques Driessen, Lei de n. Ja Jacques, ik ken je onderwijzers zeer goed. Maak de heeren v. d. Ploeg en Zand vliet maar eens mijn groeten. Niet meer ziek worden, ventje en vooral niet zóó ernstig, als jij dit was. Vertel mij nu ook eens van de „horde" en van het kampee ren. Dat is interessant! Misschien, dat het zelfs geschikt is, om in de krant te zetten, is je broer voor het M. U. L. O. be- slaagd? Ik geloof wel, dat jij in staat bent een mooi verhaaltje te schrijven. Probeer eens! Mag ik die gedichten van broer eens zien? Dag Jacques! Wederkeerig veel groeten aan Vader en Moeder, broer en zusjes! Riet Paalvast, Leiden. Zie je nu wel, waar het kinderkrantje al goed voor is! Ja, ja, ik zou je heusc-h nog ver der brengen dan 't spoor. En is het versje op Tantes feest goed gelukt? Ik wed van wel. En nu tot den volgenden wedstrijd. Maar ook veel hartelijke groeten aan Va der en Moeder, broertjes en zusjes! De hand voor jou! Marietje v. d. Meer, Hoogmade. Aan je wensch is voldaan, Marietje; jouw verjaardag is genoteerd den 28en Juni en van Ko op 8 Sept., zooals je zien zult of gezien zult hebben. Ik zie jullie beidjes toch zeker ook onder de velen, die mee zullen dingen aan den wedstrijd, is wel? Dag Marietje! Groet ook je ouders van me en de zusjes en broertje. Hierbij zullen we het laten. Voor vandaag is de Correspondentie lang genoeg. Wie een brief schrijft, kan op een ant woord rekenen. Met de hand voor U allen, Oom W i m. Wie zijn jarig? Van 9 tot en met 15 September. Op 9 September: Tilly Lagerberg, Wasstraat 13. Tinie Slats, Vinkelaan 35, Noordwijk B. Henkje Roose, Meidoornstr. 2. Op 10 September: Piet v. d. Zwet, Akervoordel. 1, Voorhout. Corrie Kleijn, Anna Paulownastr. 12a. Kees van Dijk, H.'woude D 209. Eef Stipdonk, Vliet 41. Op 11 September: Marietje van Sonderen, Hoogewoerd 88a. Bep. v. d. Meer, B 360 Z. E. R'veen. Martien Romijn, Kan.str. 35a, Lisse. Kobus van Tol, Langeraar A 41. Ferdinand Berbée, Schelpenkade 36. Leny v. Steijn, „Maria Hoeven", N'hout. Op 12 September: Kees van Hoorn, Hoefstraat 14. Jourt Hoekstra, O. Wetering A 125. Jan L'Ortije, Jan v. Goyenkade 10. Kees van Schie, Hoofdstr. 61, Voorhout. Corrie Bekkerin, Genestetstr. 89a. Marie Overdijk, Waardgr. 165. Kees Streefland, de Genestetstraat 49. Op 13 September: Leo v. d. Veer, Atjehstraat 5a. Olga Bouwman, Rapenburg 113. Frans Welling, Nieuwe Rijn 58. Op 14 September: Antoon Paalvast, Prins Hendrikstraat 19. Mientje de Roo, Schoolstraat 6. Annie Voordouw, H. Rijndijk F 117, Zoe- terwoude. Corrie Lek, Schilk, Ter Aar C 152 Johanna Alkemade, Morsstraat 58, Doortje en Piet Krol, Haarl.str. 46. Marietje Bernadette Semp, Rijpwetering 140 D. Op 15 September: Jansje Loomans, H'woude D 244. Marie de Boer( Hansestraat 87. Bertha Verhart, Rozensteinstr. 62. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, of bij het verlaten der school van deze lijstt wil afgevoerd wor den, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Ook schrijve men bij ver andering van woonplaats, straat of huis nummer, of als in naam of voornaam een fout is ingeslopen. U vraagt 1. Hoe komt men aan het woord „excur sie"? 2. En aan 't woord „graduaal?" 3. Ik las van de koran voor de Turken? Wat is „Koran". 4. Wat verstaat men onder „Kremlin"? 5. Is de kolonel hooger in rang dan ka pitein of omgekeerd? 6. Ik las van een man dat ie melancho liek was? Wat was ie dan? Wij antwoorden 1. Dat is Latijn beteekent: uitstapje, reisje; ook geleerde uitweiding en ook strooptocht. 2. Graduale is ook Latijn en beteekent het Mis-boek in de Kath. Kerk. 3. Koran is Arabisch en wil zeggen de H. Schrift der Mahomedanen; het godsdienst wetboek der Turken. 4. Kremlin of Kreml is Russisch en zoo heet het keizerlijk paleis in Moskou. 5. Neen, neen! Kolonel is drie graden hooger dan kapitein. 6. Dat is Grieksch! Melancholie is zwaarmoedigheid, zwartgalligheid. Een melancholicus is iemand, die aan zwaarmoedigheid lijdt, iemand, die zwaar beurt; in alles het slechtste ziet; iemand, die een droefgeestige aard heeft. EEN RIJMPJE OVER POESJE-MOLLIE. door Antje Keizer. Ons Jaap je heeft een poes gekregen En is er erg mee in z'n schik. 't Is ook zoo'n echt lief klein diertje Ze is zwart met wit, en mollig dik. Mollie hebben wij haar genoemd, Vind je dat geen leuke naam. En 't liefste dat, dat beestje doet Is zitten in de zon voor 't raam. Maar 't is een speelsche poeseding. Dus denken we aan 't gordijn, Want zeg ik, Japie, denk daar aan, Een raam en zonder gordijn is vast niet fijn, Op de grond speelt ze ook wel En op de divan zit ze graag, Maar kom je bij haar in de buurt Dan krijgt ze weer zoo'n vlaag. Japie heeft de grootste lol, En zingt soms van de pret. Maar weet je, wat die Japie wil? Hij wil poesje mee naar bed. Maar dat vind ik wel wat erg, En zeg: „niks hoor, dat zal niet gaan. Ga jij maar gauw naar je mandje toe, Dan komt morgen, nieuwe pret weer aan! De kleine heilige. door Tante Marie. Lieve kleine Heilige Van 't Goddelijk Kindekijn, Wil ons Uw zegen schenken En Uwe voorspraak zijn. Gij, die in Uw leven steeds Aan 't Jezuskindje dacht, Laat ons steeds ook zoo wezen, Zoo vredig, vroom en zacht! Smeek God voor ons op aarde Zijn groote goedheid af, En red ons bij ons sterven Voor 't leed der eeuw'ge straf! Zoo juub'len wij en zingen En smeeken keer op keer: „Theresia, zend rozen Op deze aarde neer"! „Zend rozen van genaden, Van deugden en van vrêe, Van eenvoud en van liefde En neem de doornen mee!" DE VOGELS door Anton Rods. XI. We zijn vandaag al aan de zevende orde toe. En volgens de indeeling, die wij ge bruiken, beteekent dit, dat we samen gaan spreken over de valkvogels. Tot deze orde behooren vogels met kor te, gebogen snavel; de bovensnavel valt over den benedensnavel heen, zoodat hij bij een op- en neergaande beweging de werking van een schaar heeft. De pooten zijn krachtig en de teenen zijn gewapend met angstig-scherpe klauwen. Hun zintui gen zijn buitengewoon goed ontwikkeld. Op grooten afstand kunnen zij hun prooi beloeren, er zijn weinig geluiden, die hun entgaan, en ook hun tastzintuig is uiter mate gevoelig. We onderscheiden in deze orde de fa milie der Valken, de familie der Gieren en die der Condors. Alle drie zijn ze weer onderverdeeld in verschillende soorten. Zoo rekent men tot de Valken bijvoor beeld: de boomvalk, de buizerd, de blau we en de aschgrauwe kuikendief, de Sper wer en de Torenvalk. Ik heb, naar ik meen, een van de eerste malen al eens over de Valken gesproken, maar dat zal, hoop ik, geen bezwaar zijn, om er nog zoo heel in het algemeen iets over te vertellen. Jullie weet natuurlijk allemaal, dat de Valk een „beroeps-roofvogel" is. Als hij een begeerenswaardige prooi ontdekt, hangt hij even stil in de lucht (men zegt, dat hij dan staat te „bidden") waarna hij onverwacht bliksemsnel omlaag schiet door zijn vleugeels plat langs het lichaam te leggen. Vlak bij hun aanstaande buit spreiden ze de vleugels weer uit om den stoot te breken. De scherpe snavel scheurt Jen schedel of den borst van het slachtoffer open en het baart geen verwondering, dat dit spoedig bezweken is. Vooral in de middeleeuwen gebruikte men den Valk voor de jacht. In de eerste plaats moest men er natuurlijk voor zorg dragen, dat men een voldoende aantal val ken gevangen had. Dit gebeurde als ze tij dens den trek naar het Noorden kwamen vliegen. Men verschalkte ze bijvoorbeeld met een lokduif dicht bij een net. De ge vangen Valk kreeg dan een kap over den kop, zoodat alleen de bek was vrijgelaten. Op den linkerhand van den valkenier zit tend werd hij dan meegedragen en ge leidelijk leerde men het dier om uit de hand te eten aan te nemen en een of andere prooi te verschalken. Hij werd dan beloond met een lekker hapje. Het is licht te be grijpen, dat het maanden en maanden kon duren, voor men hem voldoende had afge richt. De valkenjacht is een heel oud gebruik. We weten uit oude boeken, dat reeds ze venhonderd jaar vóór Christus dergelijke jachten plaats grepen in Azië. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de wilde onbeschaaf de volksstammen, die een paar eeuwen la ter vanuit Azië ons werelddeel binnen drongen ook dit jachtgebruik hebben mee gebracht. In den tijd der Kruistochten was zij al gemeen in zwang. Maar vooral onder den Franschen Koning Lodewijk XIII was de valkenjacht een zéér geliefde verpoozing. Later werd zij meer verwaarloosd en vond zij bijna alleen in Engeland en in het Oos ten van Europa gewoon doorgang. Koning Lodewijk Napoleon richtte op het Loo we derom een valkerij op, want de Neder- landsche valkeniers waren beroemd om hun handigheid valken te vangen en voor de jacht af te richten. Toen ons land van Frankrijk werd losgemaakt verhuisde ook de valkerij. Later, toen Nederland al jaren een zelfstandig koninkrijk was, werd de valkenjacht opnieuw leven ingeblazen, maar het was niet van langen duur, want in 1853 verdween ze vrijwel voor goed. Maar met dat al zie ik, dat onze tijd weer verstreken is. Misschien is er de vol gende maal nog wel even gelegenheid om het een en ander te vertellen over an dere leden van de orde der valkvogels. Zullen we he't daar maar op houden? Wordt vervolgd). GESNAPT door Dora Kniest. 't Gebeurde in Amsterdam. Op de hoek van 'n afgelegen straat stond 'n troepje netjes uitziende jongens schijn baar vroolijk met elkaar te praten. Doch als je iets dichterbij zou komen, zou je al gauw in de gaten hebben, dat ze niet veel goeds in de zin hadden. Eén was er echter bij die stil en afgetrokken van de anderen voor zich uit stond te staren. Op 't bleeke gezicht lag 'n droeve uitdrukking. Als 't dan ook aan hem gelegen had, dan was hij er allang tusschen uit geweest. Uit dit clubje, dat voor doel had elke niets ver moedende juffrouw uit 'n kraam of winkel om de tuin te leiden door b.v. met z'n tweeën een winkeltje binnen te gaan. Eén van hen bestelde dan 'n kleinigheidje 'n doosje sigaretten, laten we maar eens zeggen en terwijl de juffrouw zich dan omdraaide gapte de tweede gauw 'n stuk of 3 choco lade reepen weg of 'n paar doosjes sigaret ten iets wat 't dichtst bij de hand lag. De eerst haalde dan -onderwijl z'n portemon- naie voor de dag en betaalde het gekochte. Maar eenmaal buiten de winkel holde ze naar 't een of ander slopje en aten of rook ten daar het gestolene op. Nu waren ze weer aan 't uitvechten waar of ze vanavond hun slag zouden slaan. De baas van 't troepje ('n magere sluwe jongen van 'n jaar of 17) was nu aan 't woord en sprak op gedempte toon na eerst scherp rondgekeken te hebben of niemand hen beluisterde. „Ik heb 'n reuze plan jongens, maar op één voorwaarde, dat we alles samen deelen, dus dat is afgespro ken jongens?'' en met 'n sluwe blik keek hij eerst 't troepje rond, dat instemmend knikte. „Nou dan luisteren. Op de hoek van de Pieterssteeg woont 'n oude vrouw je weet wel wie ik bedoel, en nou heb ik toevallig gehooid dat ze pas 'n voorraad snoepgoed besteld had en dat Manus Schrier je weet wel, dat mannetje, dat altijd met 'n handkarretje de stad doorrijdt het vanavond komt brengen om 7 uur. Hij is 65 jaar, dus 't zal ons wel niet zoo moeilijk vallen om hem te overtuigen dat wij door vrouw"van der Laan gestuurd zijn om hem 'n handje te helpen en terwijl één van ons hem dan aan de praat houdt gaan 3 jongens er met 't karretje vandoor dat ze natuurlijk niet naar die oude vrouw brengen maar naar de St. Jorissteeg waar de rest van de 9 dan zullen staan. Dan laadde jullie alles af en de 3 jongens die 't karretje gebracht hebben brengen 't ook weer terug en zeggen dat de vrouw nog niet alles kon betalen maar een gedeelte en dat betalen wij dan samen met elkan der want, dat moeten wij er voor over hebben. Nou hoe vinden jullie het. Allen begonnen luid te joelen op een na de reeds genoemde jongen die Jacob van der Laan heette. Hij zag bleek tot om de lippen. „Dat nooit", riep hij moedig. „Hoe kunnen jullie dat doen?". Verwonderd staarden allen den spreker aan. „Is ons volgzaam baasje veranderd", sprak een van hen smalend, „mot je soms pastoor worden?" Een luid gelach beant woordde deze ongepaste aardigheid. Wit van woede riep 't kleine ventje uit: „Jul lie kunnen zeggen wat je wil, maar ik doe nooit meer mee, het is de laatste keer ge weest. Bonjour! „Bij ja joh, jij hoort hier toch niet thuis, jij hoort in de kerk thuis om kruisjes te gaan zitten maken." Hoe wel deze spot hem diep griefde, liep hij vastbesloten door. „O wee, als je ons ver raadt, dan loopt het niet goed met je af, versta je." riep één van hen hem nog na. „Dat zul je af moeten wachten mannetje," dacht hij grimmig. Al denkende was hij de straatweg genaderd en na een goed kwar tiertje flink doorgeloopen te hebben, bel de hij aan bij een groot burgerhuis. Een dienstmeisje deed open en toen zij zag wie het was, sprak zij vermanend: „Ze zitten al tien minuten op je te wachten." „Niks aan te doen, Mina", sprak hij met een zwak glimlachje. Wat leek 't hier toch veranderd, nu zijn lief moedertje was heengegaan. Nog klon ken hem haar laatste woorden in de ooren: „Jacob, wil je je moeder nog voor het laatst een dienst bewijzen?" en toen hij zwak geknikt had, had zij fluisterend ge zegd, „laat dan die kameraden los Jacob!" En met een diepe zucht was zij ingesla pen om niet meer te ontwaken. Manmoe dig schudde hij deze gedachten van zich af en liep de eetkamer binnen, waar zijn vader diep inelkaar gedoken op 'n stoel zat en op dit oogenblik besefte hij, wat hij misdaan had en voor zijn vader op de knieën vallend vertelde hij snikkend, waar hij de lange avonden en Woensdag middagen sleet en ook wat er die middag was voorgevallen. Toen hij eindigde keken zij elkander diep in de oogen en beiden begrepen dat zij elkanders leed moesten verzachten. Wat er verder gebeurde kunnen jullie nu zelf wel raden. Een voor een wer den de jongens dien avond gesnapt. „De baas" was woedend, „daar komt hij toch zoo niet van af", had hij gezegd. Of 't waar is? Dat zegt ons 't verhaaltje niet. tot door Oom Wim. XXVII. Dat begrijp ik niet goed, baas. Neen, je begrijpt het niet. Maar straks zal je alles duidelijk zijn. En nu ver telt de boer precies, hoe zich in den nacht alles had toegedragen; hoe die zes gauw dieven geknipt werden en nu achter slot en grendel zaten; hoe de twee veldwach ters nog hadden moeten bakkeleien daar buiten met de twee snuiters die op wacht stonden; hoe beteuterd die vier kerels wa ren, toen een donderend „handen op" hun toegeroepen werd en alle zes kerels als lammeren, met gebonden handen en voe ten op de kar geworpen werden en naar het gemeentehuis gevoerd werden. Dit alles vertelt de boer en Jan heeft geen ooren genoeg om te luisteren naar dit zeer interessante verhaal, waarin hij zonder het te weten, ten zeerste betrokken was geweest." En dat avontuur hebben wij vannacht beleefd en aan jou, mijn vriend, hebben we meer te danken, dan we zeggen kun nen. Aan mij? En ik ben vannacht niet bier geweest? Wat zoudt U aan mij te dan ken hebben? Ik deed mijn plicht, meer niets. En dat is geen dank waard. Goed en mooi gesproken, vriendje! Je goeie hart legt je die woorden in den mond. Maar hierover zullen we het later hebbenSuccessievelijk waren de knechts en de meid binnengekomen en zet ten zich om de tafel, waarop voor deze gelegenheid speciaal brood geplaatst was en een schotel met platen ham, zooals dat alleen op de hooge dagen van Paschen, Pinksteren en Kerstmis gebruikelijk was. Allen keken naar Jan, die naast de baas aan zijn tafel had moeten plaats nemen; een onderscheiding, die het overig perso neel, dat van alles op de hoogte was ge bracht, wel billijken kon. En nu allen goed toegetast. Het kan lijden vandaag, hé vrouw! Ja man, vandaag is het feest; feest op tafel; feest in 't hart; feest overal! En aan wien zijn wij dat schuldig? Aan ons Jantje, dat hier naast ons zit en hier blijven zal, zoolang hij ons knechtje wezen wil. Zon der hem, was misschien de baas dood en ik en Jans van angst gestorven en mis schien moord en doodslag gevolgd. Maar nu is alles goed afgeloopen, dank zij ons herdertje, die die kerels verstond in hun taal en ons allen redde doro zijn beleid en verstand. Leve onze jonge herder, roept de baas na dit woord van zijn wederhelft en allen zeggen spontaan tot het davert door de key ken: Hiep, hiep, hiep! Hoera! En nu mannen vooruit! Ieder doe wat hij wil, maar late het werk het werk. Ik heb met dit baasje en hier wees hij op Jan nog een woordje apart te zeggen. De knechts lieten zich dit geen twee keer zeggen en zouden dien dag ieder voor zich en elk op zijn wijs doorbrengen. De idee van niet-werken was al een feest op zich. Kom Jan, ga nog eens even met me mee. Ik heb je nog het een en ander te vragen en te zeggen voor je naar huis gaat. Vertel me eens vent, aldus de baas, toen ze in het opkamertje alleen waren en beiden in een gemakkelijken stoel had den plaats genomen; heb je Fransch en Duitsch geleerd, dat je die twee Zigeuners in hun taal verstond. Ja baas! Ik heb Fransch en Duitsch nu reeds twee jaar geleerd en ik leer nog steeds. Zoo, dat is flink van je. Maar wan neer en hoe leer je dat? Ik leer de woorden en regels in het veld bij de schapen. Ik vond het zonde van den tijd om niets te doen. Daarom heb ik door eigen studie en door de lessen en de leiding, die ik kreeg van mijn ouden mees ter, het zoover gebracht. En wat is dan eigenlijk je plan? Mijn plan is boekhouder op een kan oor te worden en correspondent in de drie vreemde talen. Stom van verbazing heeft de boer Jan aangehoord. Hoorde ie wel: correspon dent in de drie vreemde talen. Jongen nog toe, wie had dat nu ooit gedacht en dat van zijn knechtje." Maar jongen, welke talen zijn dat dan? Wel Fransch. Duitsch en Engelsch. Met Fransch en Duitsch ben ik al aardig op weg. maar met Engelsch zit ik erg ver legen. De meester kent die taal niet vol doende zegt ie, om mij voort te helpen. Maar boekhouden dan? Dat is toch zeker iets anders? Ja, dat is iets anders, maar daar ben ik al zoo goed als klaar mee, wil zeggen voor enkelvoudig boekhouden. Voor het schriftelijk ben ik geslaagd en voor ma chine-schrijven ook al. Nu hoop ik dat de rest ook wel lukken zal. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 7