ONDER ZWARE VERDENKING
Amsterdam overtrof zich zelf in geestdrift tijdens de huldiging van H. M. de Koningin op den Dam bij Haar komst in de hoofdstad.
cordon der afzetting verbroken werd
Het enthousiasme was zoo groot, dat het
Op het Leidscheplein. Een snapshot tijdens den
grandiosen intocht van de jubileerende vorstin in
de hoofdstad
De calèche arriveert voor het paleis op den Dam.
Staande neemt H. M. de Koningin de toejuichingen
der menigte in ontvangst
Staande in de open calèche dankt H. M. de Koningin voor de toejuichingen der menigte
voor het Haarlemmermeerstation
i -
FEUILLETON
ROMAN VAN HUGO BETTAUER
(Nadruk verboden)
11)
Meneer Hartwig lachte luid en vroolijk
niet alleen zijn mond lachte, maar ook zijn
blauwe, kinderlijk onschuldige oogen ach
ter het lorgnet. Meneer Krause lachte min
der spontaan, zelfs ietwat geforceerd mee.
Meneer Recker, ik meen u toch al eens
eerder te hebben gezien, sprak Hartwig tot
zijn bezoeker.
Ja, u komt me ook bekend voor, was
het antwoord van Krause, hebben we
gisteren niet elk met een huilend kind op
den arm in de Elzasserstraat tegenover el
kaar gestaan?
Juist, dat was het! En de beide man
nen lachten en kwamen zoo het best over
him eerste verlegenheid heen.
Uw boek heeft me zoo geboeid, me
neer Hartwig, dat ik het aan één stuk door
gelezen en daardoor m'n lunch vergeten
heb. De dwingende logica, waarmee u het
moeilijkste van alle problemen, het huwe-
lijksvraagstuk, oplost, de moed, waarmee
u de hand legt op wonden, die iedereen
pijn verorzaken en die iedereen loochent,
de voortreffelijke milieubeschrijving, de
zuivere mooie stijl alle achting! Ik heb
me er alleen sterk over verwonderd, dat
niet een van de grootste Duitsche uitge
vers beslag op dit werk heeft gelegd.
Om Hartwig's lippen kwam 'n harde
trek.
Beslag heeft gelegd! Die is goed! Een
jaar lang is het manuscript van den eenen
uitgever naar den anderen gegaan. Het
werd me met onverschillige phrasen gere
tourneerd. Geloof maar niet, dat een van
de met werk overladen lektoren zich zelfs
maar de moeite getroost heeft om het door
te bladeren. Ten slotte leerde ik door een
toeval de gebroeders Merker in Brunswijk
kennen, die daar een kleine uitgeversmaat
schappij hebben. En daar beiden het in hun
huwelijk niet bijster getroffen hadden, in
teresseerden ze zich levendig voor mijn ro
man en namen hem. Maar zij hadden niet
genoeg geld om de geweldige druk- en pa-
pierkostèn alleen te dragen. Ik moest de
rest van m'n vaders erfdeel opofferen om
m'n werk in een allermiserabelste uitvoe
ring te kunnen laten verschijnen. En nu
ligt het sinds een jaar onbeweeglijk bij den
boekhandel. Ik geloof niet, dat er van de
vijfduizend gedrukte exemplaren al drie
honderd zijn verkocht. Wie geeft er ook
trouwens voor een boek in een dergelijke
uitvoering en nog wel van een totaal onbe
kenden auteur een naar verhouding vrij
groot bedrag uit?
Krause knikte. Pech, geweldige pech!
Want de roman is een meesterwerk, dat
staat als een paal boven water. Spelen uw
eigen ervaringen er wellicht ook een rol
in, als m'n vraag niet te onbescheiden is?
Hartwigs gelaat nam een harde en af
wijzende uitdrukking aan.
De eeuwige strijd bij ons thuis, mis
lukte huwelijken van m'n vrienden* dat is
voor mij genoeg ervaring.
Dus dan zal u wel tot de eeuwige
vrijgezellen behooren?
Ik? Warempel niet. Ik wou, dat ik zoo
spoedig mogelijk maar als u mijn boek
goedgelezen hebt, moet u toch weten, dat
ik geen vijand ben van het huwelijk op
zichzelf, maar allen van het huwelijk zoo
als het geworden is!
Juffrouw Frölich heef me van een too-
neelstuk verteld, dat u geschreven hebt.
Hartwig bloosde tot over de ooren.
Heeft dat goeie kind daar ook over
gesproken? Als het u interesseert wil ik er
u wel een afschrift van geven. Het origi
neel ligt op het oogenblik in het Kleist
Theater.
De vierde directie, wie ik het heb toe
gezonden. Natuurlijk zal de directenr van
't Kleist Theater, de heer Hohlbaum, het
net zoo min lezen als die anderen. Vier"
maanden lang heeft het stuk in 't Volks
theater gelgen; toen ik begon aan te drin
gen en er persoonlijk heenging was de di
recteur een en al lof over mijn werk en be
loofde hij het beslist in twee of drie jaar
te zullen laten opvoeren. Nu bleek, zooals
ik direct bemerkte, de man het stuk nog
in 't geheel niet gelezen te hebben en had
hij een heel ander op het oog. Als ik ge
noeg geld had, dan zou ik het stuk „Drie
menschen" heet het op eigen kosten er
gens in een goeden schouwburg in de pro
vincie laten opvoeren. Nou, misschien ge
beurt dat nog wel eens!
Krause begon te twijfelen, wist niet wat
hij er van denken moest. Medelijden, sym
pathie, afschuw maakten zich van hem
meester. Een motief tot de niets ontziende
daad vijf menschen van het leven te beroo-
ven? Eergierigheid, zucht om zich te la
ten gelden, drang om zich tot eiken prijs
een naam te verwerven? En toch zoo
ging het niet! Hier was geen sentimentali
teit op haar plaats.
En nu aanpakken!
Meneer Hartwig, in een van uw feuil
letons, nog sterker echter in uw voortref-
felijken roman wijst u op vermetele ge
dachten. Tot eiken prijs, ook als 't moet
over lijken. Is dat niet zuiver persoonlijk
gedacht? U lijkt me een mensch, in staat,
om, eenmaal in gevaar, te gronde te gaan.
Zoudt u in staat zijn uit die denkbeelden
ae consequenties te aanvaarden? Laten we
b.v. eens zeggen, menschen te dooden,
waardelooze, belachelijk overbodige men
schen, wanneer hun dood u materieel voor
deel bracht?
Een koppige, hulpelooze trek kwam er op
zijn knap, open gezicht; z'n oogen flik
kerden onrustig achter de brilleglazen.
Ik begrijp niet goed wat u bedoelt,
bracht hij er stootend en kuchend uit.
Begrijpt u mij niet, meneer Hart
wig? Welnu, ik bedoel of u zich werkelijk
het recht, het hoogei, zedelijke recht toe
kent, vijf of misschien nog meer arme,
domme vrouwen te dooden, om uw drama
ii> de provincie te kunnen laten opvoe
ren?
Hartwig sprong op, omklemde de leuning
van den stoel, staarde Krause aan en
heesch kwam het uit zijn keel: Wat moet
wie bent u wat beteekent
Dat beteekent dat ik u moet arreStee-
ren, meneer Hartwig, niettegenstaande uw
roman mij toch heusch uitstekend beval
len is en ik werkelijk niet precies weet of
uw drama ten slotte niet van meer betee-
kenis is dan de vijf meisjes, die u naar zich
toegelokt, vermoord en beroofd hebt!
Doodsche stilte! Twee, mannen stonden
tegenover elkaar en keken elkaar strak in
de oogen. Hartwig richtte zijn ietwat in
eengedoken gestalte hoog op.
Doe uw plicht maar, ik zal kalm met
u meegaan, meneer, meneer
Neen, niet Recker, maar inspecteur
Krause! Deze kleine comedie was me zelf
niet sympathiek maar helaas noodzakelijk.
En nu verzoek ik u uw hoed te nemen en
voor mij uit te loopen.
Hartwig aarzelde, staarde gedachtenloos
voor zich uit.
Vertel u mij eens, ik mag toch in het
huis van bewaring voor m'n eigen onder
houd zorgen en m'n eigen kleeren dra
gen?
Jawel, meneer Hartwig, dat moogt u.
Tot uw veroordeeling bent u gentleman en
om zoo te zeggen een gewone staatsburger
in een cel. Ik zou u willen adviseeren maar
direct een tasch met de noodzakelijkste
dingen mee te nemen. Wij zullen natuur
lijk van een taxi gebruik maken.
Terwijl Hartwig zwijgend een kleinen
handkoffer pakte, gingen de gedachten van
Krause enkele jaren terug. O, wat be
greep hij dezen angst goed, dien angst voor
het gevangenispak het gedwongen bad,
erwtensoep en bruine boonen. Niet het ar
rest, de gevangenis, de lichamelijke arbeid,
het eerverlies zijn immers het vreeselijkste
maar de vilten schoenen aan de voeten,
het grove, veel te groote hemd, het jij en
jou van de bewakers, het blikken bord met
den gedeukten lepel, de latrine.
Op voorzichtige vragen, die Krause hem
in den auto stelde gag Hartwig geen ant
woord. Vast kneep hij de lippen opeen, als
of hij ze nooit meer wilde openen. Slechts
op het laatste mome t, toen zij de Alexan-
dwerplatz reeds naderden, zeide hij heesch.
(Wordt vervolgd).