MAANDAG 5 SEPTEMBER 1938 DE LE1DSCHE COURANT DERDE BLAD-PAG. 11 Vernieling van het Parthenon. GRANATEN OP DE ACROPOLIS. Wat een Turkenoorlog vernielde door Cecile Signa. Het klassieke Rome is door de eeuwen herhaaldelijk aangevallen, vernield, be schadigd. Uit de puinhóopen van de schut terende tempels en paleizen zocht men de kostbare materialen om er fraaie wonin gen, villa's en stadswallen uit op te trek ken. Uit de vernieling groeide weer iets goeds. Vandaar, dat het oude Rome, zoo vele malen het mikpunt van vijandelijke aanvallen, in stand bleef, bleef leven, een beroemde stad is gebleven, terwijl het oudere Athene, het uitgangspunt van alle klassiek, absoluut vergeten werd, ja zelfs den meesten der humanisten onbekend bleef. „De stad Athene was de heerlijkstein het gebied Attica. Van deze stad zijn nog eenige sporen achtergebleven", zoo schreef in 1493 een Fransch humanist in zijn we reldkroniek. Inderdaad leefde toentertijd nog alles, wat de grootte en den roem van het oude Athene, tenminste ten opzichte van architectonische schoonheid, de we reld in had gezonden. Het uitgangspunt van alle verheven schoonheid, van alle kunst, van alle beschaving, van alle ar chitectuur, het oude Athene, waarvan men thans nog slechts kan lezen. Dat Athene zoo snel aan den gezichts kring van het Avondland onttrokken werd en als het ware een deel van het Voor- Oosten werd, het is de schuld der Turken- heerschappij; wie er reizen wilde, had noodig passen en aanbevelingen; de we gen waren buiten de officieele reisroutes meer dan slecht en bovendien uiterst ge vaarlijk, en het voormalige Griekenland werd geschuwd door den vreemdeling. Hoe weinig Athene in het kader van het Otto- maansch Rijk beteekende, is op te maken uit het feit, dat daar een stadhouder re sideerde, die in rang zeer laag stond en die zich tot doel had gesteld zijn post zoo spoedig mogelijk voor een betere te rui len.... Hij gevoelde ook niet de minste interesse zich aan de kunstschatten van de Acropolis te vergrijpen, de marmerpla ten b.v. als bouwsteenen voor een eigen paleis te benutten. En zoo bleef de Acro polis ook onder de heerschappij der Tur ken wel behouden, doch in welk 'n droe ven staat. Als wij van Athene spreken, spreken wij feitelijk van de Acropolis, want Athe ne als stad was zelfs in den klassieken tijd slechts een „aanhangsel'' van dit goden- slot, dat vernield en weer opgebouwd kon worden wellicht ook is het hieraan te danken, dat de stad Athene niet geheel en al vernield werd en thans nog in het leven is. Wellicht had men in den loop der eeuwen toch altijd nog 'n zekere schuw en achting voor dit heiligdom. Dat geldt feitelijk ook voor de Turken, die niet, zooals veelal wordt gedacht/ de eigen lijke vernielers van de Acropolis zijn. In elk geval, de Acropolis bleef behouden, in de vroege Middeleeuwen, in de latere Middeleeuwen; zij werd eerst vernield bij het begin van den z.g. nieuwen tijd, vóór 250 jaren, tegen het einde van September van het jaar 1687. De marmerpracht werd eerst tóen tot puin geslagen en van de schoonheid van de trotsche acropolis bleef een zielige herinnering over. Alvorens wij de vernieling van het go- denslot willen overzien, moeten wij te ruggaan en de geschiedenis nagaan van de Acropolis, waaraan onverbreekbaar vastzit de geschiedenis van het beroemde Parthenon. De maagdelijke dochter van Zeus, Pallas Athene, werd de tempel van Perikles gewijd, welke men van toen af aan het „Parthenon" ofwel „Maagden- vertrek'' noemde. In dezen tempel stond het uit goud en ivoor bestaande beeld van Pallas Athene, door Phidias vervaardigd. Dit beeld van de goddelijke jonkvrouw, de beschermster van Athene, zag de Spar tanen komen en gaan, de Macedoniërs, het zag Sullah en zijn Romeinen, en zij allen, rijk en arm, machtig en onaanzienlijk, bogen de knie voor het beeld van Pallas Athene. Dit is zoo gebleven, tot de Oost-Romein- sche Keizer Justinianus van het Parthe non, hetwelk achthonderd jaar lang aan den Atheeenschen cultus was gewijd ge weest, een christelijke kerk liet maken. Op de plaats, waar de Zeus' dochter Pallas Athene had gestaan, kwam het beeld van de Moeder Gods Maria. Bij de kerksplit- sing viel ook Griekenland aan de Ortho doxe Kerk, en inplaats van de Romein- sche, werd de godsdienst volgens Griek- schen ritus beleden. Het Partenon onder ging van binnen een groote verandering. Muurschilderingen in pompeuzen Byzan- tijnschen stijl vormden het hoofddécor van het interieur. Gedurende de Kruis tochten kwamen de Latijnen naar Athe ne. De Fransche ridder Artho de la Roche stichtte zelfs een Hertogdom Athene, dat later door de Florentijnen werd veroverd en toentertijd werd naast het Parthnon een kerktoren gebouwd, welke als „Fran ken toren" een eeuw doorstond. Toen kwamen, in 1456, onder Moham med II, de Turken, de Frankentoren viel, doch - een minaret kwam er voor in de plaats en het Parthenon werd in een moskee omgeschapen. Dat was ongeveer alles, wat de Turken wijzigden zij be- kalkten daar zij geen voorstellingen in hun tempels dulden natuurlijk de kost bare fresco's en muurschilderingen en Athene had haar Doornroosjesslaap, waar in zij verviel, rustig kunnen doorslapen, indien Ja, tot zij zou worden gewekt. Doch dat dit ontwaken onder het gedonder van ge schut, het gedreun van explosies en het geschreeuw van krijgslieden zou geschie den, dat had niemand kunnen en durven vermoeden. Athene werd vergeten slechts kunstvrienden en vrienden van de antieke tijden kwamen naar de oude stad. En het is hoofdzakelijk aan twee men schen, een Franschman en een Engelsch- man, te danken, dat het beeld van de oude Acropolis, vereeuwigd vóór de ver nieling, voor ons bewaard is gebleven. Later, toen de rust lang was weergekeerd, dacht Europa weer eens aan de oude we reld, de bakermat van zooveel cultuur. Toen dacht men ook aan het oude Vene tië dat een gunstig steunpunt tegen de Turken kon zijn. Venetië immers heeft grootendeels den Middeleeuwschen strijd tegen de Turksche invallers gevoerd, af wisselend met geluk en tegenspoed. Doch toen in de tweede helft van de 17e eeuw de Turksche heerschappij in het Donau- bekken zegevierde en het Osmaansche Rijk tot verval overging, dacht ook Vene tië er aan zijn heerschappij ter zee in het Oostelijke Midelandsche Zeebekken in eere te herstellen. Een aanleiding tot den oorlog was spoedig gevonden. Venetië zond een oorlogschip en troepen soldaten naar het Oosten. Onder hen bevonden zich ook eenige duizenden Hannoveranen onder leiding van den avonturier Graaf Königsmarck, die verscheidene plaatsen van Griekenland als post bezetten en ten slotte Athene omsingelden, terwijl de oor logsvloot de haven blokkeerde. De Tur ken hadden de Acropolis in vroeger eeuwen natuurlijk vesting en steunpunt voor de geheele stad tot middelpunt hunner verdedigingsposten gemaakt. En zij hadden nog iets anders gedaan. Zij haden hun kruidvoorraden in de moskee, het oude Parthenon, opgestapeld, als het ware „onder Allah's bescherming". En in deze moskee vloog op een dag, dien be- ruchten dag op het laatst van de Septem bermaand 1687, een kanonkogel, met het gevolg, dat het kruit ontplofte en het Par thenon in de lucht vloog. En alsof de vernieling van het beroem de heiligdom der Acropolis het signaal geweest was, onmiddellijk hierop ontvie len den Turken hoe langer hoe meer eens buit gemaakte kostbaarheden. De strijd lust scheen bij de Turken verdwenen. Niemand bekommerde zich nog langer om de verdediging. Niemand deed iets, om het snelle verval tegen te gaan. In 1802 en 1803 nam Lord Elgin de nog in goeden staat zijnde resten der sculpturen en re- liefs, vooral het groot aantal bewaard ge bleven gevelstukken van het Parthenon, met fijne reliefs, mee naar Engeland, waar zij thans nog te vinden zijn in het beroemde „British Museum". Wat thans nog behouden is van het een maal zoo beroemde Parthenon, is in hoofd zaak te danken aan de Duitsche weten schap. Zij immers bracht de geschiedenis van het vroegere, glorierijke Athene naar voren. Zij verzamelde de kostbare gege vens en bracht ze bijeen in belangrijke boekwerken, uitgegeven door veraan- staande Duitsche geleerden. Wat de heden- daagsche schooljeugd thans nog over het oude Athene en haar kostbare bouwwer ken leert, is waardig te worden geweten, doch als men haar leert, dat de Turken het schoone Parthenon der Acropolis ver nielden, dan is dat een vergissing, die dient te worden hersteld. VANWAAR ZIJN DE AARDBEIEN AFKOMSTIG? Reeds in de oudheid bekend. De Grieken en Romeinen hebben deze heerlijke vrucht reeds gekend, ofschoon zij ze niet kweekten. De in Zuid-Spanje wonende Moren gaven meer bekendheid aan deze vruchten en kweekten ze in de tuinen van Granada en Cordova. Al heel spoedig waren deze aardbeien zoo gezocht, dat zij door de dichters van het hof der kunstlievende Omajaden bezongen werden. Van hier kwamen de vruchten over Frankrijk naar de omringende landen, van waar zij reeds sedert 1570 burgerrecht heb ben verkregen. Verder ging hun weg over de landen der Muzelmannen naar het Oos ten. x De uit Canada komende „virginische" aardbeien deden de eerste soort groote concurrentie aan en omstreeks de zeven tiende eeuw werden zij in Engeland inge voerd en vandaar naar- het vasteland. Beide soorten beheerschten in den be ginne de markt, totdat omstreeks de acht tiende eeuw de uit Chili ingevoerde „reu zen" aardbeien de overwinning op de bei de eerste soorten behaalden en men na dien verschillende soorten is gaan kwee ken, o.a. ananasaardbei, secunda's, Breda- sche, Beverwijksche aardbeien enz., soor ten, die bij groot en klein in den smaak vallen. Hoe heerlijk deze vrucht ook is, op wel ke manier ze ook toebereid wordt, toch moeten sommige volwassenen of kinderen ervoor waken niet te veel te gebruiken, daar dit vaak huiduitslag veroorzaakt bij hen, die er gevoelig voor zijn. De Engelsche taal heeft de wereld veroverd 1 Voor 191.000.000 is zij de moedertaal 1 EN TOCH NIET MEER DAN EEN AMERIKAANSCH DIALECT? door PHIL THOMPSON. In het jaar 1582 schreef een Engelsch staatsman: „Onze taal is weinig verbreid; men spreekt haar slechts op ons kleine eiland en nog niet eens in alle doelen daar- ven!" Heden ten dage hoort men het Engelsch over geheel de wereld spreken. Het Engelsch wordt gesproken door even veel menschen als het Duitsch en het Rus sisch tezamen. En dit zijn de twee talen, welke, na het Engelsch, het meest ver breid zijn! Voor 191.000.000 is zij de moedertaal. De buitengewone verbreiding van En gelsch wordt natuurlijk in de eerste plaats verklaard door het groote aantal Engelsch sprekende volkeren. Enkele cijfers zijn vol doende om dit eenigszins in beeld te bren gen: In Engeland zijn 42.000.000 inwoners, in de Vereenigde Staten van Amerika 112.000.000, in Canada 6.000.000, in Austra lië 6.000.000, in Ierland 3.000.000, in Zuid- Afrika 2.000.000 en 3.000.000 in andere Britsche koloniën. Dus bij elkaar 174.000.000 menschen, voor wie Engelsch de moeder taal is! Als men bij dit groot getal dat derge nen optelt, die weliswaar niet van An gelsaksische oorsprong zijn, maar in lan den met overwegend Engelsche of Ame- rikaansche bevolking wonen, komt men tot nog hoogere cijfers. In het dagelijksch zakenleven spreken Engelsch: 13.000.000 niet-Engelschen in de Vereenigde Staten, 1.000.000 in Canada, 1.000.000 in Engeland en Ierland en 2.000.000 in de Dominions. 191.000.000 menschen gebruik dus door na tuurlijke omstandigheden het Engelsch! van alle brieven worden in 't Engelsch geschreven! Ontelbaar is overigens het aantal men schen, dat volkomen de Anglo-Amerikaan- sche landen vreemd is, maar het Engelsch uit zakelijke of zuiver cultureele overwegin gen hebben- geleerd.- Het onderricht in de Engelsche taal in is verschillende landen verplicht, zooals in Duitschland, Argentinië, Turkije, Denemarken, Estland en Japan. Drie kwart van alle internationale cor respondentie wordt in het Engelsch ge voerd. In meer dan de helft van alle gedrukte couranten ter wereld wordt het Engelsch gebruikt. Vaak vindt men het als neventaai buiten talen, welke van het Spaansch afkomstig zijn, b.v. in Mexico, in Guatemala en in San Salvador. Ook Ja- pansche en Chineesche bladen gebruiken als aanvulling Engelsche artikelen. En in Zuid-Afrika verschijnen sommige bladen en tijdschriften voor 50 percent in het Afri- kaansch (Nederlandsch) en voor 50 per cent in het Engelsch. Hoe wordt de groote verbreiding van de Engelsche taal veroorzaakt? De handel, het kolonisatiewerk en de ontdekkingsreizen van het Angelsaksische volk kunnen dit moderne phenomeen niet afdoende ver klaren. Zelfs in den tijd, dat het Romein- sche Ryk zich bijna over de geheele toen bekende wereld uitstrekte, heeft men iets dergelijks niet beleefd. Men moet twee fac toren in rekening brengen, waaraan meestal weinig aandacht wordt besteed: Ten eerste: De Engelschen zelf leeren geen vreemde talen, waardoor zij anderen 'dwingen hun taal te gebruiken, willen zij met hen in connectie komen. Ten tweede: Het Engelsch bezit een een voudige grammatica en tegelijk is het rijk aan woorden en zinvol. Geen Europeesche taal bezit zooveel woorden met één of twee lettergrepen als de Engelsche. De bekende taalkundige, Otto Jespersen, heeft voor kort dan ook heel goed gezegd, dat „geen andere taal zoo mannelijk is, zonder eenige versierselen, die niet anders dan on-zakelijk aandoen'. En ondanks alles een Amerikaansch dialect! Door de buitengewoon groote verbrei ding van het Engelsch rijst evenwel een probleem: Zal het juist door deze verbrei ding niet zijn overgeleverd aan misvor ming? Het antwoord hierop moet waar schijnlijk bevestigend luiden. Maar zou men zich eigenlijk hierover ongerust maken? De opvatting, volgens welke men erbij wint als men een idioom in zijn nauwe omlijs ting perst, is slechts den paedagogen en academici dierbaar! En dat is zeker de meest conservatieve categorie van be schaafde menschen, die op aarde te vin den is! Voor het overige is het reeds veel te laat om de Engelsche taal zoo zuiver als vroe ger te houden. De „Amerikanismen" zijn er zoover in doorgedrongen, dat men zonder overdrijving kan zeggen, dat Engelsch een Amerikaansch dialect is geworden. De ver overing der wereld door de Engelsche taal is in waarheid evenzeer een Amerikaansche dan een Engelsche! Gevaarlijke nachtvogels VLIEGTUIGEN WORDEN AAN ALLE GRENZEN GESMOKKELD! Vergif aan boord! door Richard Murney. Steeds meer verhindert men de oude wijzen, waarop vroeger overal in de wereld sterke dranken, bedwelmende giften en an dere ongeoorloofde artikelen over de gren zen werden gebracht. Doch naarmate land en waterwegen voor de smokkelaars on veiliger werden, nam de beteekenis van het vliegtuig toe, want daarmede kan meri de hindernissen op den beganen grond bijna zonder moeite overwinnen. Dit geschiedt niet alleen aan de Canadeesche grenzen, maar ook aan de grenzen van Mexico, Cuba en Bahama-Eilanden en vanuit schepen, die als steunpunten dienen en liggen on den Atlantischen Oceaan en de stille Zuidzee. Deze smokkeltrusts zijn voor het grootst gedeelte zeer modern georganiseerd, hebben een praktisch onbegrensd bedrijfskapitaal, de beste politieke betrekkingen en invloe den. Hieronder eenige feiten uit het gebied van de vliegtuigsmokkelarij: Drie immigranten in den mist. Een broeierig-warme avond hangt in het gebied van de Canadeesche Noordgrens. Er zit onweer in de lucht. Een Fokker-machine, komende uit het Noorden, vliegt in rechte iijn Zuidwaarts, op een hoogte van pl. vier duizend meter, met gereguleerden motor, in den donkeren, wolkigen nacht, zonder eenige verlichting. Dc piloot probeert een blik in de diepte te werpen. Daar beneden is een heel zwak lichtschijnsel, een aantal nietige lichtpunten, zichtbaar: een der hoofdkwartieren van den grensbewakings- dienst, met douanebeambten voor accijn zen en immigranten en met patrouilles, die de Vereenigde Staten op dezen weg naar Noord-Dakota moeten beschermen tegen een illegaal overschrijden van de grens. Voor den piloot is dat hoopje lichtjes daar beneden waarlijk |een bedreiging, maar een welkom oriënteeringsmiddel. Nog twee uur en hij kan zijn toestel op een oude farm in Indiana aan den grond zetten, meer dan 200 km. over de grens der Staten, in een streek, waar geen rond speurend ambtenaar zich meer interesseert voor den inhoud van zijn „kist"; waar slechts zyn donkergekleurde lastgever is, die deze farm als begin- en eindpunt van al dergelijke ondernemingen gebruikt. In de nauwe bagageruimte vóór in de neus van het vliegtuig liggen, op elkaar ge perst, drie menschelijke pakketten, van de zelfde nationaliteit als de ,,Boss", en deze drie collies sidderen op het oogenblik van angst. Als zij voorspoedig geland zyn, zal hun landsman hun zaak ter hand nemen, hen betrekkingen verschaffen om een jaar lang veertig procent van hun salaris op te strijken! Het is op die manier duister zaken doen, doch in elk geval is een der gelijke onderneming winstgevend! Daar komt plotseling een ondoordring bare mist opzetten; de piloot is niet langer meer in staat zich te oriënteeren en is ge- cwongen zoo dich bij de grens te vliegen, dat er groot gevaar bestaat te worden ge zien. Er is geen andere uitweg; er moet een poging tot landing worden gedaan. Er is groote kans, dat de grenspatrouille de machine ontdekt en nieuwsgierig wordt naar den inhoud. Daarom laadt de piloot zijn smokkelwaren uit. En den volgenden morgen treft een tolbeambte drie koude, hongerige hoopjes mensch aan, die, na een lang kruisverhoor, voor de waarheid uit komen. Het Fokker-toestel is natuurlijk reeds lang ontkomen. De immigranten worden tot eenige weken strafgevangenis veroor deeld en dan gedeporteerd. Maar op een goeden dag komen ze, met meer geluk, toch op Amerikaanschen grond! Vergif aan boord! Een vliegende smokkelaar in bedwel mende vergiften, die eveneens des nachts uit Canada kwam, was, wegens een ver stopte olieleiding, eveneens gedwongen te dalen. Hij wierp eerst een parachute-licht- kogel uit, die als een reusachtige schijn werper, een vierkanten mijl van het land verlichtte en een veilig landingsterrein zichtbaar maakte, maar ongelukkigerwijze geraakte daardoor de mooiste hooischuur van den staat Maine in brand. Door de vlammen waren de buren komen opdagen, die natuurlijk hun buurman in zijn eischen tot schadevergoeding ondersteunden. De piloot, zeggende, dat hij een luchtpost ver voerde, bood den boer een chèque aan, doch de wantrouwende landman weigerde het papiertje aan te nemen en zeide baar geld te willen zien. Tenslotte nam de pi loot den farmer terzijde: „Je zegt, dat ik je voor het hooi 200 dollars schuldig ben, maar als je niet op mijn voorstel ingaat, zul je niets krijger}. Ik heb geen post aan boord, maar vergif, begrepen? Als die lui hier weg zijn, zal ik je zooveel geven, dat je ver lies rijkelijk gedekt is. Maar als je er één woord op rept, pikt de regeering de stof in en het vliegtuig erbij; en ik ga achter slot. Wat wil je?" De boer, niet langzaam van begrip, ging op het voorstel in en den volgenden mor gen kon de „luchtpostman" zijn machine repareeren en tenslotte doorvliegen. Smokkelgieren met bedwelmen de stoffen. Een piloot, dien men dicht bij de Noord- De herfst in aantocht „Hoe zeere vallen ze af „de zieke zomerblaren; „Hoe zinken ze, altemaal „die eer zoo groene waren...." Herfst dient zich aan. De officieele begin datum van den herfst is 21 September. Maar elk jaar opnieuw hopen we, dat de natuur ons 'n beetje genadig is en ze den zomer nog niet zoo gauw zal komen halen. Soms wil de zomer zelf niet scheiden. Ze blijft, denkt afscheid te nemen, weifelt, komt nog even terug, totdatze radicaal door 'n flinken herfststorm en 'n paar stort regens op de vlucht wordt gejaagd! De tijd van den herfst komt meestal on gemerkt. De dagen begonnen te korten. Weldra worden dag en nacht even lang. Dan komt het officieele bericht in de pers: „Klokken hedennacht een uur terugzetten". Dit feit brengt ons nog een stapje dichter bij den winter. En als we 'n blik in de tui- nenwerpen, wel.er prijkt nog veel schoons, maar 't doet ons denken aan een vergane glorie! De sterke najaarsbloemen kunnen wel tegen 'n stootje. Ze laten zich niet ontmoedigen door den nijdigen wind, die aan de blaadjes schudt. De begonia's steken hun kelkjes uitdagend in de lucht en de levenslustige goudsbloemen doen in dapperheid niet voor hen onder. Toch zal het niet lang meer duren, of ook zij moeten het veld ruimen. Leeger is de moestuin. Zelfs de boonstok ken zijn opgeruimd en de andijvie, die met haar rosetten den grauwen bbdem mas keerde, is opgebonden tot een prozaïisch bundeltje! De appels ploffen neer en hier en daar gluurt nog een sterke pruim tus- schen het reeds vallen gebladerte. Het vee verlangt naar de stallen en het duurt niet lang meer alvorens de boeren hun beesten binnenhalen, om ze 'n warmen stal en droog hooi te geven. Hoe heel anders zagen onze voorouders de herfst naderen! In de dagen, dat de wan delaar nog niet werd „weggeblazen" door claxons op de geasfalteerde straatwegen, had men nog tijd te mijmeren over den na derenden wintertijd. Daartoe zijn wij ook nog wel in staat, doch de stadsparken zijn op mooie dagen zoo gevuld, dat er van een stille overpeinzing meestal weinig komt. Herfst beteekent voor de meesten onzer slechts: klok-terugzetten, lange avonden, schouwburgopening bijwonen, regenjas la ten stoomen en schoorsteen doen vegen. Vraag eens aan iemand, of hij u iets kan vertellen over de z.g. „lammeliedjes-avon- den" en zijn poëzie. Dit is nog slechts een vage herinnering voor enkelen, maar aan de meesten zijn die avonden absoluut on bekend. Hier en daar, op een stil dorp, in een afgelegen buurtschap is er wellicht nog iets bewaard gebleven van die eenmaal zoo beroemde „lammeliedj es-avonden", doch verder is er niets meer van overgebleven. „Lammeliedjes-avond" is een verbastering „lampbegietersavond", den avond van den dag, waarop de morgenarbeid weer voor het eerst bij kunstlicht moest worden aan gevangen. Op zulk 'n morgen was oppas sen de boodschap. Niemand in het huis, heer, meesteres, meid of knecht, mocht zich verslapen. Was eenieder op tijd aan zijn werk begonnen, dan werd des avonds „dè lamp begoten", dit wil zeggen: het eerste morgenwerk bij lamplicht gaf des avonds aanleiding tot een gezellig feestje en een vroolijk feestmaal. Dit feestmaal werd al tijd in tiemen kring gevierd. In Duitsch land kwamen er gebraden ganzen op tafel. In Gelderland vierde de saliemelk met be schuitjes hoogtij. In Limburg bakten de boerinnen „spintweggen", fijne broodjes van wit meel. In Roermond bliezen de bak kers, wanneer de broodjes gaar waren, op hun beroemde lampeglazen. Zulke „lamme liedj esa vonden" vormden den inzet van het donkere jaargetij. De werkplaatsen werden versierd, de jeugd vormden troepen, droeg kleurige lampions en zongen eentonig: „t Is vanavond lammeliedjesavond „Falderalderiere, falderalderare". Maar van dat alles is weinig of niets overgebleven. Evenals het moderne, jach tende leven zooveel lieve tradities verdoe zelde, zoo ook werden de vroolijke „Lam meliedj esavonden" verdrongen, wijl zij niet langer meer pasten bij den modernen mensch. westgrens met twee groote pakketten mor phine en heroïne had gesnapt, zeide, om zich te verantwoorden: „Een man, Smith genaamd, heeft mij aangenomen. Hij zond mij het requ voor twee stukken bagage, die op het station van Vancouver lagen. Ik zou ze naar Spokane brengen; daar zou hij me opwachten en verder meevliegen naar Den ver. Ik was van meening, dat de pakken kleedingstukken inhielden!" Hiermee redde de piloot zich eruit, hoe wel er geen Mr. Smith zich kwam aanmel den, om zijn bagage af te halen. Vele van deze smokkelgieren gaan des winters naar Florida en leveren daar bedwelmende gif ten van de Bahama-eilanden, Nassau en Eemini. Wanneer de zaken goed gaan, durft men veel riskeeren. WASSCHEN VAN KANT. Echte Brusselsohe kant schudt men het best in een karaf, gedeeltelijk gevuld met goede vlokkenzeep heen en weer, om ze volkomen schoon te krijgen, zonder dat ze ook maar het minst te lijden heeft; daar na enkele malen lauw spoelwater in de ka raf doen en weer schudden om alle zeep resten te verwijderen. Laatste spoelwater opgeloste suiker toevoegen en vervol gens tusschen doeken gedeeltelijk droog laten worden. Vochtig strijken op den ver keerden kant of opspelden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11