MAANDAG 5 SEPTEMBER 1938
DE LE1DSCHE COURANT
DERDE BLAD-PAG. 11
Vernieling van het
Parthenon.
GRANATEN OP DE ACROPOLIS.
Wat een Turkenoorlog vernielde
door Cecile Signa.
Het klassieke Rome is door de eeuwen
herhaaldelijk aangevallen, vernield, be
schadigd. Uit de puinhóopen van de schut
terende tempels en paleizen zocht men de
kostbare materialen om er fraaie wonin
gen, villa's en stadswallen uit op te trek
ken. Uit de vernieling groeide weer iets
goeds. Vandaar, dat het oude Rome, zoo
vele malen het mikpunt van vijandelijke
aanvallen, in stand bleef, bleef leven, een
beroemde stad is gebleven, terwijl het
oudere Athene, het uitgangspunt van alle
klassiek, absoluut vergeten werd, ja zelfs
den meesten der humanisten onbekend
bleef.
„De stad Athene was de heerlijkstein
het gebied Attica. Van deze stad zijn nog
eenige sporen achtergebleven", zoo schreef
in 1493 een Fransch humanist in zijn we
reldkroniek. Inderdaad leefde toentertijd
nog alles, wat de grootte en den roem van
het oude Athene, tenminste ten opzichte
van architectonische schoonheid, de we
reld in had gezonden. Het uitgangspunt
van alle verheven schoonheid, van alle
kunst, van alle beschaving, van alle ar
chitectuur, het oude Athene, waarvan men
thans nog slechts kan lezen.
Dat Athene zoo snel aan den gezichts
kring van het Avondland onttrokken werd
en als het ware een deel van het Voor-
Oosten werd, het is de schuld der Turken-
heerschappij; wie er reizen wilde, had
noodig passen en aanbevelingen; de we
gen waren buiten de officieele reisroutes
meer dan slecht en bovendien uiterst ge
vaarlijk, en het voormalige Griekenland
werd geschuwd door den vreemdeling. Hoe
weinig Athene in het kader van het Otto-
maansch Rijk beteekende, is op te maken
uit het feit, dat daar een stadhouder re
sideerde, die in rang zeer laag stond en
die zich tot doel had gesteld zijn post zoo
spoedig mogelijk voor een betere te rui
len.... Hij gevoelde ook niet de minste
interesse zich aan de kunstschatten van
de Acropolis te vergrijpen, de marmerpla
ten b.v. als bouwsteenen voor een eigen
paleis te benutten. En zoo bleef de Acro
polis ook onder de heerschappij der Tur
ken wel behouden, doch in welk 'n droe
ven staat.
Als wij van Athene spreken, spreken
wij feitelijk van de Acropolis, want Athe
ne als stad was zelfs in den klassieken tijd
slechts een „aanhangsel'' van dit goden-
slot, dat vernield en weer opgebouwd kon
worden wellicht ook is het hieraan te
danken, dat de stad Athene niet geheel
en al vernield werd en thans nog in het
leven is. Wellicht had men in den loop
der eeuwen toch altijd nog 'n zekere schuw
en achting voor dit heiligdom. Dat geldt
feitelijk ook voor de Turken, die niet,
zooals veelal wordt gedacht/ de eigen
lijke vernielers van de Acropolis zijn. In
elk geval, de Acropolis bleef behouden,
in de vroege Middeleeuwen, in de latere
Middeleeuwen; zij werd eerst vernield bij
het begin van den z.g. nieuwen tijd, vóór
250 jaren, tegen het einde van September
van het jaar 1687. De marmerpracht werd
eerst tóen tot puin geslagen en van de
schoonheid van de trotsche acropolis bleef
een zielige herinnering over.
Alvorens wij de vernieling van het go-
denslot willen overzien, moeten wij te
ruggaan en de geschiedenis nagaan van
de Acropolis, waaraan onverbreekbaar
vastzit de geschiedenis van het beroemde
Parthenon. De maagdelijke dochter van
Zeus, Pallas Athene, werd de tempel van
Perikles gewijd, welke men van toen af
aan het „Parthenon" ofwel „Maagden-
vertrek'' noemde. In dezen tempel stond
het uit goud en ivoor bestaande beeld van
Pallas Athene, door Phidias vervaardigd.
Dit beeld van de goddelijke jonkvrouw,
de beschermster van Athene, zag de Spar
tanen komen en gaan, de Macedoniërs, het
zag Sullah en zijn Romeinen, en zij allen,
rijk en arm, machtig en onaanzienlijk,
bogen de knie voor het beeld van Pallas
Athene.
Dit is zoo gebleven, tot de Oost-Romein-
sche Keizer Justinianus van het Parthe
non, hetwelk achthonderd jaar lang aan
den Atheeenschen cultus was gewijd ge
weest, een christelijke kerk liet maken.
Op de plaats, waar de Zeus' dochter Pallas
Athene had gestaan, kwam het beeld van
de Moeder Gods Maria. Bij de kerksplit-
sing viel ook Griekenland aan de Ortho
doxe Kerk, en inplaats van de Romein-
sche, werd de godsdienst volgens Griek-
schen ritus beleden. Het Partenon onder
ging van binnen een groote verandering.
Muurschilderingen in pompeuzen Byzan-
tijnschen stijl vormden het hoofddécor
van het interieur. Gedurende de Kruis
tochten kwamen de Latijnen naar Athe
ne. De Fransche ridder Artho de la Roche
stichtte zelfs een Hertogdom Athene, dat
later door de Florentijnen werd veroverd
en toentertijd werd naast het Parthnon
een kerktoren gebouwd, welke als „Fran
ken toren" een eeuw doorstond.
Toen kwamen, in 1456, onder Moham
med II, de Turken, de Frankentoren viel,
doch - een minaret kwam er voor in de
plaats en het Parthenon werd in een
moskee omgeschapen. Dat was ongeveer
alles, wat de Turken wijzigden zij be-
kalkten daar zij geen voorstellingen in
hun tempels dulden natuurlijk de kost
bare fresco's en muurschilderingen en
Athene had haar Doornroosjesslaap, waar
in zij verviel, rustig kunnen doorslapen,
indien
Ja, tot zij zou worden gewekt. Doch dat
dit ontwaken onder het gedonder van ge
schut, het gedreun van explosies en het
geschreeuw van krijgslieden zou geschie
den, dat had niemand kunnen en durven
vermoeden. Athene werd vergeten
slechts kunstvrienden en vrienden van de
antieke tijden kwamen naar de oude stad.
En het is hoofdzakelijk aan twee men
schen, een Franschman en een Engelsch-
man, te danken, dat het beeld van de
oude Acropolis, vereeuwigd vóór de ver
nieling, voor ons bewaard is gebleven.
Later, toen de rust lang was weergekeerd,
dacht Europa weer eens aan de oude we
reld, de bakermat van zooveel cultuur.
Toen dacht men ook aan het oude Vene
tië dat een gunstig steunpunt tegen de
Turken kon zijn. Venetië immers heeft
grootendeels den Middeleeuwschen strijd
tegen de Turksche invallers gevoerd, af
wisselend met geluk en tegenspoed. Doch
toen in de tweede helft van de 17e eeuw
de Turksche heerschappij in het Donau-
bekken zegevierde en het Osmaansche
Rijk tot verval overging, dacht ook Vene
tië er aan zijn heerschappij ter zee in het
Oostelijke Midelandsche Zeebekken in
eere te herstellen. Een aanleiding tot den
oorlog was spoedig gevonden. Venetië
zond een oorlogschip en troepen soldaten
naar het Oosten. Onder hen bevonden
zich ook eenige duizenden Hannoveranen
onder leiding van den avonturier Graaf
Königsmarck, die verscheidene plaatsen
van Griekenland als post bezetten en ten
slotte Athene omsingelden, terwijl de oor
logsvloot de haven blokkeerde. De Tur
ken hadden de Acropolis in vroeger
eeuwen natuurlijk vesting en steunpunt
voor de geheele stad tot middelpunt
hunner verdedigingsposten gemaakt. En
zij hadden nog iets anders gedaan. Zij
haden hun kruidvoorraden in de moskee,
het oude Parthenon, opgestapeld, als het
ware „onder Allah's bescherming". En in
deze moskee vloog op een dag, dien be-
ruchten dag op het laatst van de Septem
bermaand 1687, een kanonkogel, met het
gevolg, dat het kruit ontplofte en het Par
thenon in de lucht vloog.
En alsof de vernieling van het beroem
de heiligdom der Acropolis het signaal
geweest was, onmiddellijk hierop ontvie
len den Turken hoe langer hoe meer eens
buit gemaakte kostbaarheden. De strijd
lust scheen bij de Turken verdwenen.
Niemand bekommerde zich nog langer om
de verdediging. Niemand deed iets, om
het snelle verval tegen te gaan. In 1802
en 1803 nam Lord Elgin de nog in goeden
staat zijnde resten der sculpturen en re-
liefs, vooral het groot aantal bewaard ge
bleven gevelstukken van het Parthenon,
met fijne reliefs, mee naar Engeland,
waar zij thans nog te vinden zijn in het
beroemde „British Museum".
Wat thans nog behouden is van het een
maal zoo beroemde Parthenon, is in hoofd
zaak te danken aan de Duitsche weten
schap. Zij immers bracht de geschiedenis
van het vroegere, glorierijke Athene naar
voren. Zij verzamelde de kostbare gege
vens en bracht ze bijeen in belangrijke
boekwerken, uitgegeven door veraan-
staande Duitsche geleerden. Wat de heden-
daagsche schooljeugd thans nog over het
oude Athene en haar kostbare bouwwer
ken leert, is waardig te worden geweten,
doch als men haar leert, dat de Turken
het schoone Parthenon der Acropolis ver
nielden, dan is dat een vergissing, die
dient te worden hersteld.
VANWAAR ZIJN DE AARDBEIEN
AFKOMSTIG?
Reeds in de oudheid bekend.
De Grieken en Romeinen hebben deze
heerlijke vrucht reeds gekend, ofschoon
zij ze niet kweekten. De in Zuid-Spanje
wonende Moren gaven meer bekendheid
aan deze vruchten en kweekten ze in de
tuinen van Granada en Cordova. Al heel
spoedig waren deze aardbeien zoo gezocht,
dat zij door de dichters van het hof der
kunstlievende Omajaden bezongen werden.
Van hier kwamen de vruchten over
Frankrijk naar de omringende landen, van
waar zij reeds sedert 1570 burgerrecht heb
ben verkregen. Verder ging hun weg over
de landen der Muzelmannen naar het Oos
ten. x
De uit Canada komende „virginische"
aardbeien deden de eerste soort groote
concurrentie aan en omstreeks de zeven
tiende eeuw werden zij in Engeland inge
voerd en vandaar naar- het vasteland.
Beide soorten beheerschten in den be
ginne de markt, totdat omstreeks de acht
tiende eeuw de uit Chili ingevoerde „reu
zen" aardbeien de overwinning op de bei
de eerste soorten behaalden en men na
dien verschillende soorten is gaan kwee
ken, o.a. ananasaardbei, secunda's, Breda-
sche, Beverwijksche aardbeien enz., soor
ten, die bij groot en klein in den smaak
vallen.
Hoe heerlijk deze vrucht ook is, op wel
ke manier ze ook toebereid wordt, toch
moeten sommige volwassenen of kinderen
ervoor waken niet te veel te gebruiken,
daar dit vaak huiduitslag veroorzaakt bij
hen, die er gevoelig voor zijn.
De Engelsche taal heeft
de wereld veroverd 1
Voor 191.000.000 is zij de
moedertaal 1
EN TOCH NIET MEER DAN EEN
AMERIKAANSCH DIALECT?
door PHIL THOMPSON.
In het jaar 1582 schreef een Engelsch
staatsman: „Onze taal is weinig verbreid;
men spreekt haar slechts op ons kleine
eiland en nog niet eens in alle doelen daar-
ven!" Heden ten dage hoort men het
Engelsch over geheel de wereld spreken.
Het Engelsch wordt gesproken door even
veel menschen als het Duitsch en het Rus
sisch tezamen. En dit zijn de twee talen,
welke, na het Engelsch, het meest ver
breid zijn!
Voor 191.000.000 is zij
de moedertaal.
De buitengewone verbreiding van En
gelsch wordt natuurlijk in de eerste plaats
verklaard door het groote aantal Engelsch
sprekende volkeren. Enkele cijfers zijn vol
doende om dit eenigszins in beeld te bren
gen:
In Engeland zijn 42.000.000 inwoners, in
de Vereenigde Staten van Amerika
112.000.000, in Canada 6.000.000, in Austra
lië 6.000.000, in Ierland 3.000.000, in Zuid-
Afrika 2.000.000 en 3.000.000 in andere
Britsche koloniën. Dus bij elkaar 174.000.000
menschen, voor wie Engelsch de moeder
taal is!
Als men bij dit groot getal dat derge
nen optelt, die weliswaar niet van An
gelsaksische oorsprong zijn, maar in lan
den met overwegend Engelsche of Ame-
rikaansche bevolking wonen, komt men
tot nog hoogere cijfers. In het dagelijksch
zakenleven spreken Engelsch: 13.000.000
niet-Engelschen in de Vereenigde Staten,
1.000.000 in Canada, 1.000.000 in Engeland
en Ierland en 2.000.000 in de Dominions.
191.000.000 menschen gebruik dus door na
tuurlijke omstandigheden het Engelsch!
van alle brieven worden
in 't Engelsch geschreven!
Ontelbaar is overigens het aantal men
schen, dat volkomen de Anglo-Amerikaan-
sche landen vreemd is, maar het Engelsch
uit zakelijke of zuiver cultureele overwegin
gen hebben- geleerd.- Het onderricht in de
Engelsche taal in is verschillende landen
verplicht, zooals in Duitschland, Argentinië,
Turkije, Denemarken, Estland en Japan.
Drie kwart van alle internationale cor
respondentie wordt in het Engelsch ge
voerd. In meer dan de helft van alle
gedrukte couranten ter wereld wordt het
Engelsch gebruikt. Vaak vindt men het
als neventaai buiten talen, welke van het
Spaansch afkomstig zijn, b.v. in Mexico,
in Guatemala en in San Salvador. Ook Ja-
pansche en Chineesche bladen gebruiken
als aanvulling Engelsche artikelen. En in
Zuid-Afrika verschijnen sommige bladen
en tijdschriften voor 50 percent in het Afri-
kaansch (Nederlandsch) en voor 50 per
cent in het Engelsch.
Hoe wordt de groote verbreiding van de
Engelsche taal veroorzaakt? De handel, het
kolonisatiewerk en de ontdekkingsreizen
van het Angelsaksische volk kunnen dit
moderne phenomeen niet afdoende ver
klaren. Zelfs in den tijd, dat het Romein-
sche Ryk zich bijna over de geheele toen
bekende wereld uitstrekte, heeft men iets
dergelijks niet beleefd. Men moet twee fac
toren in rekening brengen, waaraan
meestal weinig aandacht wordt besteed:
Ten eerste: De Engelschen zelf leeren
geen vreemde talen, waardoor zij anderen
'dwingen hun taal te gebruiken, willen zij
met hen in connectie komen.
Ten tweede: Het Engelsch bezit een een
voudige grammatica en tegelijk is het rijk
aan woorden en zinvol.
Geen Europeesche taal bezit zooveel
woorden met één of twee lettergrepen als
de Engelsche. De bekende taalkundige,
Otto Jespersen, heeft voor kort dan ook
heel goed gezegd, dat „geen andere taal zoo
mannelijk is, zonder eenige versierselen,
die niet anders dan on-zakelijk aandoen'.
En ondanks alles een
Amerikaansch dialect!
Door de buitengewoon groote verbrei
ding van het Engelsch rijst evenwel een
probleem: Zal het juist door deze verbrei
ding niet zijn overgeleverd aan misvor
ming? Het antwoord hierop moet waar
schijnlijk bevestigend luiden. Maar zou men
zich eigenlijk hierover ongerust maken? De
opvatting, volgens welke men erbij wint
als men een idioom in zijn nauwe omlijs
ting perst, is slechts den paedagogen en
academici dierbaar! En dat is zeker de
meest conservatieve categorie van be
schaafde menschen, die op aarde te vin
den is!
Voor het overige is het reeds veel te laat
om de Engelsche taal zoo zuiver als vroe
ger te houden. De „Amerikanismen" zijn er
zoover in doorgedrongen, dat men zonder
overdrijving kan zeggen, dat Engelsch een
Amerikaansch dialect is geworden. De ver
overing der wereld door de Engelsche taal
is in waarheid evenzeer een Amerikaansche
dan een Engelsche!
Gevaarlijke nachtvogels
VLIEGTUIGEN WORDEN AAN ALLE
GRENZEN GESMOKKELD!
Vergif aan boord!
door Richard Murney.
Steeds meer verhindert men de oude
wijzen, waarop vroeger overal in de wereld
sterke dranken, bedwelmende giften en an
dere ongeoorloofde artikelen over de gren
zen werden gebracht. Doch naarmate land
en waterwegen voor de smokkelaars on
veiliger werden, nam de beteekenis van het
vliegtuig toe, want daarmede kan meri de
hindernissen op den beganen grond bijna
zonder moeite overwinnen. Dit geschiedt
niet alleen aan de Canadeesche grenzen,
maar ook aan de grenzen van Mexico, Cuba
en Bahama-Eilanden en vanuit schepen,
die als steunpunten dienen en liggen on den
Atlantischen Oceaan en de stille Zuidzee.
Deze smokkeltrusts zijn voor het grootst
gedeelte zeer modern georganiseerd, hebben
een praktisch onbegrensd bedrijfskapitaal,
de beste politieke betrekkingen en invloe
den. Hieronder eenige feiten uit het gebied
van de vliegtuigsmokkelarij:
Drie immigranten in den mist.
Een broeierig-warme avond hangt in het
gebied van de Canadeesche Noordgrens. Er
zit onweer in de lucht. Een Fokker-machine,
komende uit het Noorden, vliegt in rechte
iijn Zuidwaarts, op een hoogte van pl. vier
duizend meter, met gereguleerden motor, in
den donkeren, wolkigen nacht, zonder
eenige verlichting. Dc piloot probeert een
blik in de diepte te werpen. Daar beneden
is een heel zwak lichtschijnsel, een aantal
nietige lichtpunten, zichtbaar: een der
hoofdkwartieren van den grensbewakings-
dienst, met douanebeambten voor accijn
zen en immigranten en met patrouilles, die
de Vereenigde Staten op dezen weg naar
Noord-Dakota moeten beschermen tegen
een illegaal overschrijden van de grens.
Voor den piloot is dat hoopje lichtjes daar
beneden waarlijk |een bedreiging, maar
een welkom oriënteeringsmiddel.
Nog twee uur en hij kan zijn toestel op
een oude farm in Indiana aan den grond
zetten, meer dan 200 km. over de grens
der Staten, in een streek, waar geen rond
speurend ambtenaar zich meer interesseert
voor den inhoud van zijn „kist"; waar
slechts zyn donkergekleurde lastgever is,
die deze farm als begin- en eindpunt van
al dergelijke ondernemingen gebruikt.
In de nauwe bagageruimte vóór in de
neus van het vliegtuig liggen, op elkaar ge
perst, drie menschelijke pakketten, van de
zelfde nationaliteit als de ,,Boss", en deze
drie collies sidderen op het oogenblik van
angst. Als zij voorspoedig geland zyn, zal
hun landsman hun zaak ter hand nemen,
hen betrekkingen verschaffen om een jaar
lang veertig procent van hun salaris op
te strijken! Het is op die manier duister
zaken doen, doch in elk geval is een der
gelijke onderneming winstgevend!
Daar komt plotseling een ondoordring
bare mist opzetten; de piloot is niet langer
meer in staat zich te oriënteeren en is ge-
cwongen zoo dich bij de grens te vliegen,
dat er groot gevaar bestaat te worden ge
zien. Er is geen andere uitweg; er moet een
poging tot landing worden gedaan. Er is
groote kans, dat de grenspatrouille de
machine ontdekt en nieuwsgierig wordt
naar den inhoud. Daarom laadt de piloot
zijn smokkelwaren uit. En den volgenden
morgen treft een tolbeambte drie koude,
hongerige hoopjes mensch aan, die, na een
lang kruisverhoor, voor de waarheid uit
komen.
Het Fokker-toestel is natuurlijk reeds
lang ontkomen. De immigranten worden
tot eenige weken strafgevangenis veroor
deeld en dan gedeporteerd. Maar op een
goeden dag komen ze, met meer geluk, toch
op Amerikaanschen grond!
Vergif aan boord!
Een vliegende smokkelaar in bedwel
mende vergiften, die eveneens des nachts
uit Canada kwam, was, wegens een ver
stopte olieleiding, eveneens gedwongen te
dalen. Hij wierp eerst een parachute-licht-
kogel uit, die als een reusachtige schijn
werper, een vierkanten mijl van het land
verlichtte en een veilig landingsterrein
zichtbaar maakte, maar ongelukkigerwijze
geraakte daardoor de mooiste hooischuur
van den staat Maine in brand. Door de
vlammen waren de buren komen opdagen,
die natuurlijk hun buurman in zijn eischen
tot schadevergoeding ondersteunden. De
piloot, zeggende, dat hij een luchtpost ver
voerde, bood den boer een chèque aan,
doch de wantrouwende landman weigerde
het papiertje aan te nemen en zeide baar
geld te willen zien. Tenslotte nam de pi
loot den farmer terzijde: „Je zegt, dat ik
je voor het hooi 200 dollars schuldig ben,
maar als je niet op mijn voorstel ingaat, zul
je niets krijger}. Ik heb geen post aan boord,
maar vergif, begrepen? Als die lui hier weg
zijn, zal ik je zooveel geven, dat je ver
lies rijkelijk gedekt is. Maar als je er één
woord op rept, pikt de regeering de stof in
en het vliegtuig erbij; en ik ga achter slot.
Wat wil je?"
De boer, niet langzaam van begrip, ging
op het voorstel in en den volgenden mor
gen kon de „luchtpostman" zijn machine
repareeren en tenslotte doorvliegen.
Smokkelgieren met bedwelmen
de stoffen.
Een piloot, dien men dicht bij de Noord-
De herfst in aantocht
„Hoe zeere vallen ze af
„de zieke zomerblaren;
„Hoe zinken ze, altemaal
„die eer zoo groene waren...."
Herfst dient zich aan. De officieele begin
datum van den herfst is 21 September.
Maar elk jaar opnieuw hopen we, dat de
natuur ons 'n beetje genadig is en ze den
zomer nog niet zoo gauw zal komen halen.
Soms wil de zomer zelf niet scheiden. Ze
blijft, denkt afscheid te nemen, weifelt,
komt nog even terug, totdatze radicaal
door 'n flinken herfststorm en 'n paar stort
regens op de vlucht wordt gejaagd!
De tijd van den herfst komt meestal on
gemerkt. De dagen begonnen te korten.
Weldra worden dag en nacht even lang.
Dan komt het officieele bericht in de pers:
„Klokken hedennacht een uur terugzetten".
Dit feit brengt ons nog een stapje dichter
bij den winter. En als we 'n blik in de tui-
nenwerpen, wel.er prijkt nog veel
schoons, maar 't doet ons denken aan een
vergane glorie! De sterke najaarsbloemen
kunnen wel tegen 'n stootje. Ze laten zich
niet ontmoedigen door den nijdigen wind,
die aan de blaadjes schudt. De begonia's
steken hun kelkjes uitdagend in de lucht
en de levenslustige goudsbloemen doen in
dapperheid niet voor hen onder. Toch zal
het niet lang meer duren, of ook zij moeten
het veld ruimen.
Leeger is de moestuin. Zelfs de boonstok
ken zijn opgeruimd en de andijvie, die met
haar rosetten den grauwen bbdem mas
keerde, is opgebonden tot een prozaïisch
bundeltje! De appels ploffen neer en hier
en daar gluurt nog een sterke pruim tus-
schen het reeds vallen gebladerte. Het vee
verlangt naar de stallen en het duurt niet
lang meer alvorens de boeren hun beesten
binnenhalen, om ze 'n warmen stal en droog
hooi te geven.
Hoe heel anders zagen onze voorouders
de herfst naderen! In de dagen, dat de wan
delaar nog niet werd „weggeblazen" door
claxons op de geasfalteerde straatwegen,
had men nog tijd te mijmeren over den na
derenden wintertijd. Daartoe zijn wij ook
nog wel in staat, doch de stadsparken zijn
op mooie dagen zoo gevuld, dat er van een
stille overpeinzing meestal weinig komt.
Herfst beteekent voor de meesten onzer
slechts: klok-terugzetten, lange avonden,
schouwburgopening bijwonen, regenjas la
ten stoomen en schoorsteen doen vegen.
Vraag eens aan iemand, of hij u iets kan
vertellen over de z.g. „lammeliedjes-avon-
den" en zijn poëzie. Dit is nog slechts een
vage herinnering voor enkelen, maar aan
de meesten zijn die avonden absoluut on
bekend. Hier en daar, op een stil dorp, in
een afgelegen buurtschap is er wellicht nog
iets bewaard gebleven van die eenmaal zoo
beroemde „lammeliedj es-avonden", doch
verder is er niets meer van overgebleven.
„Lammeliedjes-avond" is een verbastering
„lampbegietersavond", den avond van den
dag, waarop de morgenarbeid weer voor
het eerst bij kunstlicht moest worden aan
gevangen. Op zulk 'n morgen was oppas
sen de boodschap. Niemand in het huis,
heer, meesteres, meid of knecht, mocht zich
verslapen. Was eenieder op tijd aan zijn
werk begonnen, dan werd des avonds „dè
lamp begoten", dit wil zeggen: het eerste
morgenwerk bij lamplicht gaf des avonds
aanleiding tot een gezellig feestje en een
vroolijk feestmaal. Dit feestmaal werd al
tijd in tiemen kring gevierd. In Duitsch
land kwamen er gebraden ganzen op tafel.
In Gelderland vierde de saliemelk met be
schuitjes hoogtij. In Limburg bakten de
boerinnen „spintweggen", fijne broodjes
van wit meel. In Roermond bliezen de bak
kers, wanneer de broodjes gaar waren, op
hun beroemde lampeglazen. Zulke „lamme
liedj esa vonden" vormden den inzet van het
donkere jaargetij. De werkplaatsen werden
versierd, de jeugd vormden troepen, droeg
kleurige lampions en zongen eentonig:
„t Is vanavond lammeliedjesavond
„Falderalderiere, falderalderare".
Maar van dat alles is weinig of niets
overgebleven. Evenals het moderne, jach
tende leven zooveel lieve tradities verdoe
zelde, zoo ook werden de vroolijke „Lam
meliedj esavonden" verdrongen, wijl zij niet
langer meer pasten bij den modernen
mensch.
westgrens met twee groote pakketten mor
phine en heroïne had gesnapt, zeide, om
zich te verantwoorden: „Een man, Smith
genaamd, heeft mij aangenomen. Hij zond
mij het requ voor twee stukken bagage, die
op het station van Vancouver lagen. Ik zou
ze naar Spokane brengen; daar zou hij me
opwachten en verder meevliegen naar Den
ver. Ik was van meening, dat de pakken
kleedingstukken inhielden!"
Hiermee redde de piloot zich eruit, hoe
wel er geen Mr. Smith zich kwam aanmel
den, om zijn bagage af te halen. Vele van
deze smokkelgieren gaan des winters naar
Florida en leveren daar bedwelmende gif
ten van de Bahama-eilanden, Nassau en
Eemini. Wanneer de zaken goed gaan,
durft men veel riskeeren.
WASSCHEN VAN KANT.
Echte Brusselsohe kant schudt men het
best in een karaf, gedeeltelijk gevuld met
goede vlokkenzeep heen en weer, om ze
volkomen schoon te krijgen, zonder dat
ze ook maar het minst te lijden heeft; daar
na enkele malen lauw spoelwater in de ka
raf doen en weer schudden om alle zeep
resten te verwijderen. Laatste spoelwater
opgeloste suiker toevoegen en vervol
gens tusschen doeken gedeeltelijk droog
laten worden. Vochtig strijken op den ver
keerden kant of opspelden.