DINSDAG 30 AUGUSTUS 1938 DE LEIDSCHE COURANT PAG. 6 DE OFFICEELE OPENING Hedenmorgen te 10 uur heeft in den foyer der Stadsgehoorzaal in tegenwoordigheid van vele genoodigden de officieele opening der tentoonstelling plaats gehad. Daarbij waren o.m. aanwezig het voltal lige college van B. en W. dezer gemeente alsmede de gemeentesecretaris, mr. dr. C. E. van Strijen en de echtgenoote van Lei- Hen's burgemeester, verschillende leden van 't eerecomité, vertegenwoordigers van het Departement Leiden der Mij. voor Handel eii Nijverheid, van de Leidsche Vereeni- ging van Industrieelen, leden van den ge meenteraad en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland, patroons en werknemers van de verschillende vakbon den, directies en besturen der vaknijver heidsscholen, hoofden van takken van ge meentedienst, standhouders enz. Openingswoord van den tentoonstellingsvoorzitter. Toen allen hun plaatsen hadden inge nomen, werd het eerst het woord gevoerd door den voorzitter der Tentoonstellings commissie, den heer D. L. Lindman. Deze heette de aanwezigen welkom en wees er op, dat het initiatief tot het hou den van deze tentoonstelling is uitgegaan van de gemeentelijke commissie „Meer- werk-actie". De aanleiding hiertoe was het volgende: eenerzijds treft men te dezer ste de een groote groep werklooze, valide ar beiders; anderzijds werken vele industrieën op onvoldoende capaciteit en zien we ver der vele gebouwen, waaronder voor Leiden belangrijke monumenten in verval raken. Zonder het ingewikkelde en moeilijke werkloosheidsprobleem te trachten hier mede op te lossen, heeft men nuchter re- deneerend en het vraagstuk lokaal be ziend gezegd: „hier ligt een arbeidsveld. Wanneer w-ij het trachten te ontginnen zal het nimmer de maatregelen tot opheffing van de groote werkloosheid in den weg staan, integendeel zelfs. De commissie heeft deswege gezocht naar een stimulans voor het meerdere verbruik van het Leidsche product en tot het doen uitvoeren van nieu we-, restauratie- en herstellingswerken door Leidsche vakpatroons. De tentoonstel ling „Leyds Goedt" is een tentoonstelling van de Leidsche industrie, de verschillen de vakgroepen, de vakopleiding en alle in stanties welke de opbouw, bloei en groei van Leiden nastreven-. Bij de besprekin gen met en de rondgangen door de ver schillende bedrijven, bleek meer en meer, dat het Leidsche product en de toegepaste werkmethoden in het algemeen op een hoog peil staan. Deze ervaring heeft de ten toonstelling een breeder aanzicht en een ruimer aspect gegeven, dan aanvankelijk in de bedoeling lag. Verder bleek, dat de wensch voor vervaardiging van kwaliteits producten, niet is een wensch van heden ten dage, doch reeds lang berust op een eeuwenoude Leidsche traditie. Heeft Lei den door de Universiteit, de Medische kring, de Sterrewacht, de Musea en het stadssohoon een „klinkende" naam, ook ver buiten onze stads- en landsgrenzen, de Leidsche industrie kan zich daarnaast be roepen op een roemrijk verleden. En het mag wellicht een wonder heeten, dat de tradities voor vervaardiging van een goed product ook door de huidige industrieën nog steeds in eere wordt gehouden. Wan neer ik hier spreek van kwaliteitsproduc ten, wil ik geenszins zinspelen op een ge lijkschakeling tusschen de producten on derling; ik bedoel er alleen mede, dat kwaliteit de fundeering van de alles omvattende Leidsche industriegroep is, boven welke fundeering elke industrie voor zich, met zijn kwaliteitstoppen staat. Het comité heeft gemeend deze traditie, naast het zooeven genoemde doel, uit haar sluimer te moeten wakker schudden en dat het doen hooren van de juichkreten het beste kunnen plaats hebben in de feest- Vveek, waarin te Leiden de jubel opstijgt ter eere van het 40-jarig Regeeringsjubi- leum van onze beminde en geëerbiedigde Vorstin. Op deze tentoonstelling zijn saam- gezonden de oude traditie met de demon stratie van het tot stand komen van het huidige „Leyds Goedt", Tot slot dankte spr. allen, die tot het welslagen van deze tentoonsteling hebben bijgedragen, in het bijzonder den burge meester van Leiden, mr. A. v. d. Sande Bakhuyzen, de Kamer van Koophandel voor Rijnland en de Leidsche vereeniging van Industrieelen en den aannemer van de tentoonstelling, don heer Ph. v. d. Drift, oen heer Kemperman, die de emblemen teekende en dep heer Doove, die voor de stoffeering zorg droeg en dit alles in slechts tien dagen tijds. Hierna gaf spr. het woord aan den bur gemeester. Rede burgemeester van Leiden. Wie tot het publiek wil spreken moet he den ten dage vroeg ten bedde uitstappen en welbespraakt zijn. Hij moet. de gave bezit ten iets nieuws te brengen of althans den indruk weten te wekken, dat hij nieuws brengt. Onze geheele samenleving ,die in het tee- ken staat van overbevolking en hooge ta riefmuren, gepaard met of wellicht veroor zaakt door een economische crisis van onge kende hevigheid en langen duur, leidt er toe, dat men reclame maakt, dat men aan dacht op zichzelf vestigt, kortom zich roert. In politiek, in handel en nijverheid, in so ciaal werk, in reis-, vervoer- en hotelwezen in kunst en muziek, zelfs wel in weten- scha is het een dringen en dringen, om in de voorste rijen te komen, althans om niet achter te blijven. Want wee degene, die ongeacht voorbij geloopen wordt. Hij telt niet meer mee en moet dan maar zien hoe hij zich door 't leven slaat, iets verdient, iets presteert. In de geheele samenleving is drang, ja zelfs kan men zeggen, dat er opdringerig heid links en rechts valt waar te nemen. Men kan het bejammeren, men kan het optimistisch bezien en zeggen, dat zoo de vooruitgang gediend wordt, maar men moet het feit constateeren niet alleen, men moet het aanvaarden, omdat 't zoo vanzelfspre kend en begrijpelijk is in de omstandighe den van heden. Nu zoudt ge na deze woorden kunnen meenen, dat ik zoek naar een vergoelijken van een gemeenschappelijk door de Leid sche vakbeoefenaren, door de Leidsche pro ducenten ondernomen reclame-campagne; dat ik voor deze beweging een soort excuus vil vinden en dat ter rechtvaardiging aan prijzen. Ge zoudt 't mis hebben en ge zoudt toonen de ware bedoeling van deze tentoonstelling niet begrepen te hebben. Ik begon juist zóó om een eventueel postvat tende opvatting, dat wij hier met reclame te maken hebben, als onjuist te brandmer ken. Deze tentoonstelling is een daad van gezonden burgerzin, zij heeft natuurlijk wel de strekking bekendheid te geven aan en aandacht te vestigen op Leidsche produc ten, maar zij is voor alles als leering be doeld en daarop ingesteld, daarop opge bouwd. Het bijeenbrengen en vertoonen van een collectie als deze, was en is ten allen tijde aanbevelenswaardig en had veeleer in den loop der jaren meerdere malen moeten plaats hebben. Wij danken het de heugelij ke gebeurtenis, die wij dëzer dagen vieren, dat thans eenige mannen op de goede ge dachte daartoe gekomen zijn en zij, pein zende wat hunne bijdrage tot de feestelijke herdenking zoude zijn, begrepen hebben, dat in het programma van feestelijkheden deze tentoonstelling zeer goed zou passen. Daarbij passen doet zij naar mijne overtui ging ten volle. Zij levert toch een zoo volle dig mogelijk beeld van wat Leiden in de af geloopen 40 jaren aan vooruitgang kan aanwijzen. En vooruitgang is er geweest op de meest ingrijpende en alles omvattende schaal. Op zichzelf zou dat reeds leerrijk zijn voor de stedelijke bevolking en haar be stuur, maar zij doet meer, want zij is expli- catief, zij leert iets over de wording der Leidsche producten, de methoden zijner vakpatroons, het kunnen van zijn arbei ders. Nog verder gaat zij, doordat zij be oogt zoowel aan de scheppenden als de ver- bruikenden en verkoopenden er op te wij zen, dat Leiden het wil zoeken in kwaliteit en dat wel in beste kwaliteit. Zij roept door haar embleem de herinnering wakker aan het streven van onze voorvaderen, die er varen hadden, dat zij de markten konden winnen, maar ook alleen konden behouden, door op de kwaliteit hun volle aandacht ge vestigd te houden en dat „Leidsch" en „Goed" synonymen moeten zijn. De band tusschen Leiden en kwaliteit is er niet een van gisteren alleen. Hij is het ook nog~ van vandaag. Leidsche dekens, Leidsche sajet, Leidsch laken, Leidsche baggermolens en kettingen zijn nog kwali ficaties van voortreffelijkheid. Ik herinner mij nog immer, hoe Sir Ernest Shackleton de bekende poolonderzoeker, mij eens zei, dat hij op zijn tochten nooit anders dan Leidsche conserven duldde. Het is dus niet zoo, dat er eens een ten toonstelling noodig is om de kwaliteit van onze producten te gaan opheffen uit een staat van verval. Het is voor vele Leidsche producten een hernieuwde belijdenis van goed van samen stelling te willen zijn en voor andere om zich onder die zelfde reputatie te komen scharen. De meesten uwer weten, dat de be doeling van de organisatoren dezer uit stalling ook nog verder reikt, dat hun voor oogen staat, dat het eypische embleem, dat zij zich kozen, zal blijven leven, niet in de herinnering, maar als een doorwerken de factor in al het werk dat te Leiden ge daan wordt en worden zal. Men wil dat embleem verheffen en instellen tot een waarborg, die aan ieder kooper of gebrui ker vertrouwen inboezemen zal. De ge dachte heeft veel aantrekkelijks en het Ge- meeentebestuur wil gaarne zijnerzijds bij de verdere uitwerking daarvan behulp zaam zijn en deze actie schragen!" De uitwerking daarvan is niet gemakke lijk en vol van klippen is de weg, dien men begaan zal, maar mocht het slagen, dan is ook door deze tentoonstelling een mooie en doeltreffende bijdrage geleverd aan het goede doel om de Leidsche industrie en de Leidsche vakkunde te bevorderen en groot te maken. Het is niet alleen een Leidsch belang maar wel degelijk ook tevens Lei- dens bijdrage aan 's lands welvaart onder Wilhelmina's regeering! Ik wil dus gaarne in deze tentoonstelling zien twee dingen. Ten eerste een 'leerrijke vertooning van het Leidsche kunnen, zoo als zich dat bij het 40-jarig jubileum van onze Koningin openbaart, en ten tweede een belofte voor de toekomst, waarin wel bewust gestreefd zal worden naar het op voeren en hooghouden van den voortref- feüjken roep van Leyds Goedt. En wanneer ik nu nog een woord van groote waardeering geuit heb voor allen, die door groote toewijding en ijver ge wrocht hebben wat wij straks zullen gaan bewonderen en in ons opnemen, dan zou ik deze tentoonstelling geopend kunnen ver klaren, v/are het niet, dat deze opening te vens de feesten ter herdenking van het ju bileum van onze Koningin, waarvan Zij een onderdeel is, in onze stad inluidt en het daarom mij door u, hoop ik, vergund wordt daarover nog iets te zeggen. Een eensgezind volk van een klein maar goed land juicht en jubelt heden ter eere van een Vorstin, die het 40 moeilijke jaren diende en leidde, diende met onvergete lijke trouw en verstand; leidde met een liefde en barmhartigheid zonder weerga in goede en vooral in de helaas te talrijke hoogst moeilijke rampspoedige jaren. Zoo één van de vier Oranjes, die Nederland als Koning of Koningin regeerden, het hechtst het koningschap in de overtuiging van ons volk heeft doen wortelen als de juiste en zegenrijkste regeeringsvorm, dan is dat Wilhelmina, wier vlekkeloos leven van de eerste jeugd af gewijd is geweest aan de naleving van een eed gezworen tegenover en te midden van Haar Volk op 6 Septem ber 1898. „Ik zweer aan het Nederlandsche Volk, „dat Ik de Grondwet steeds zal onderhou den en handhaven. „Ik zweer, dat Ik de onafhankelijkheid „en het grondgebied van den Staat met al „Mijn vermogen zal verdedigen en bewa- „ren; dat Ik de algemeene en bijzondere „vrijheid en de rechten van alle Mijne on derdanen zal beschermen, en tot instand houding en bevordering van de algemeene „en bijzondere welvaart alle middelen zal „aanwenden, welke de wetten te Mijner „beschikking stellen, zooals een goed Ko- „ning schuldig is te doen. „Zoo waarlijk helpe Mij God almachtig". Wie zou ook maar een spoor van twijfel bij zich kunnen voelen opkomen of onze Vorstin is deze eed nagekomen, ten volle niet alleen, maar zóó, dat Zij oneindig meer gegeven heeft dan gevraagd mocht worden, door de groote liefde en overgave des harte als die van een moeder voor haar kinderen, waarmede Zij die uitoefening van Hare plichten gepaard deed gaan. Een zuivere liefde voor een Volk, als, mij dunkt, ter wereld alleen Oranjes gevoeld hebben. Niet ij del was Haar belijdenis in die dagen, dat ook Zij het gevoelt, dat Oranje nooit ge noeg voor Nederland kan doen. Die zoo sterk sprekende en zoo diep ge voelde band van Nederland en Oranje is gesmeed in de 16e en 17e eeuw, vooral toen ons land in wording was en na zich losge maakt te hebben van een monarchalen re geeringsvorm, die, hadden wij hem kunnen blijven handhaven, ons land gewis veel grooter en machtiger gemaakt zou hebben. Groote brokken grondgebied met belang rijke ons na verwante bevolkingen werden toen vererfd, vergeven, gewonnen en weer verloren als waren het zoovele roerende goederen en gewis ware onder een machtig vorst daaruit ten slotte een veel grooter rijk ontstaan dan onze 80-jarige oorlog smeed de. Wij hebben die ons vreemde souverei- niteit, die Vader Willem zoo lang getrouw bleef en die op gebiedsuitbreiding bij voortduring bedacht was, niet kunnen blij ven dragen, wij hebben die mogelijke grootheid van gebied niet verworven, om dat het gegaan zou zijn ten koste van ons hoogste goed, onze vrijheid, geestelijk en politiek. De strijd die daardoor en daarvoor ons werd opgedrongen is dank der trouwe zorg der Oranjevorsten doorstaan en ten slotte geëindigd in den terugkeer tot de monar chie, maar nu onder dat vorstenhuis, dat zich die Souvereiniteit had waardig ge maakt. Dezelfde gevoelens die ons den strijd tegen Spanje, Frankrijk en anderen deden voeren ter wille van onze onafhankelijk heid, hebben ons 'n die 17e en 18e eeuw een regeeringsvorm gegeven, die innerlijke positieve kracht ontbeerde en den naam van een republiek niet eens verdiende, een regeeringsvorm, die alleen dan weer blij vend krachtig wer-1, dan weer eensgezind heid toonde, wanneer een Oranje leiding kreeg. Toen dan ook uit den heksenketel, waar in Napoleons 'heerschappij het vasteland van Europa gestort had, het koninkrijk der Nederlanden onder souvereiniteit toen na tuurlijk van een Oranje ontstond, werd daarmede een tijdvak van onze geschiede nis afgesloten, waarin ons land weliswaar tot grooten bloei gekomen, maar ook in diep verval was geraakt. Deze merkwaardig-3 revolutie die in 1813 roo algemeen aan/a?.rd werd, is yan onbe rekenbare 'beteekenis geweest, doordat zij voor het eerst de mogelijkheid schiep om Nederland, hoe klein dan ook, en zijn be volking tot een eenheid te doen worden. Lie eenheid die nu dezer dagen zoo merk baar is en zoo luisterrijk middenpunt voor alle oogen vertoont, danken wij aan het be- jL-id van ons Vorstenhuis, dat, zoo ergens, daarvoor moest en nok kon zorgen. Het koninklijk centrale gezag moest ech ter nog in het geheele gebied doordringen en zich verankeren en wanneer wij nu eens nagaan of dit geschied is, of inderdaad Noord, Zuid, Oost en West zich deel ge voelen van een eenheid en mogen dat af meten naar de liefde en vereering, die het staatshoofd wordt toegedragen van Delf zijl tot Maastricht van Den Helder tot in Zeeuwsch Vlaanderen, dan moeten wij vaststellen, dat het bovenal onze tegen woordige Koningin is geweest die van het Nederlandsche Vo.k vroeger verdeeld in evenveel eigenzinnige, kunstmatig samen hangende republieken, een krachtig en riachtig eensgezin 1 volk gemaakt heeft. Ook voor deze Or an je vorstin zou Marnix -an St. Aldegonde gedicht hebben: Die vroom begncert te leven Bidt Godt, nacht ende dach Dat Hij mij craeht wil gheven Dat ick U helpen mag. Haar volk diener., steunen en leiden, dat is in drie woorder het 40-jarig bestuur van Koningin Wilhelmina. En zoo een van d* Oranjevorsten de lief de van het volk tot dat Huis heeft verste vigd en geve God voor alle tijden, be vestigd, dan is dat ongetwijfeld Zij onder wier zegenrijk bestuur wij ons rustig en veilig gevoelen. Moge Zij in die ulgemeene waardeering en vereering van Haar Volk eenige beloo ning gevoelen voor ae groote en vele gaven die Zij ons Volk schonk. Hierna was het woerd aan den voorzitter aer Kamer van K-jophandel, den heer D. ten Cate Brouwer, die als volgt sprak: Rede voorzitter Kamer van Koophandel. Ieder die het goed meent met de toe komst van de stad Leiden, moet zich over de totstandkoming van deze Tentoonstelling van harte verheugen en met groote dank baarheid vervuld zijn jegens diegenen, die, voor geen moeilijkheid terugdeinzend, hun kostbaren tijd, hun kennis, hun energie gaven aan de voorbereiding ervan. Zij, die in hun leven wel eens aan een derge lijke actie hebben medegewekt, weten bij ervaring welk een enorme arbeid aan de voorbereiding van een tentoonstelling als deze, is verbonden. Het doel, het Leidsche Industrieëele product, in de consumptie wederom de plaats te doen innemen, die het kwalitatief verdient, teneinde daardoor de algemeene welvaart van de stad Leiden te verhoogen, is. Wie zal het tegenspreken, wel zeer prijzenswaardig; de organisato ren toonden hier burgerzin van de beste soort. Aan het bestuur, in het bijzonder aan de heeren Landman en ir Fehmers, be tuig ik hierbij namens de Kamer mijn har- telijken dank. Gezien de strekking van deze tentoonstel ling, zou het naar buiten, op z'n zachtst uit gedrukt verwondering hebben gewekt, wan neer de Rijnlandsche Kamer van Koop handel aan deze tentoonsteling niet haar daadwerkelijken en moreelen steun zou hebben gegeven. Wanneer er een officieele instantie is, die elke poging om tot een beterert. gang van zaken in het bedrijfs leven te komen, van harte toejuicht en steunt, is het wel de Kamer van Koophan del. Ik bedoel hiermede geenszins dat de waardeering van het Stadsbestuur in deze bij de Kamer zou achterstaan. De rede van den burgemeester spreekt in dit opzicht duidelijke taal. Zelfs geloof ik niet, dat alle collega's van mij in Nederland, wan neer het geldt de behartiging van de be langen van handel en industrie, bij voor baat zoozeer verzekerd zijn van den steun van het bestuur van de Gemeente, waar <de zetel van de Kamer is gevestigd, als ik. Het Gemeentebestuur van Leiden is er van doordrongen, dat de toekomst van de stand en de welvaart van de burgerij on verbrekelijk verbonden zijn met een goe den gang van zaken in het bedrijfsleven. De actie van de Kamer, ten doel hebbend de aandacht te vestigen op het district Rijn land als een bijzonder geschikte streek voor vestiging van nieuwe industrieën op grond eerstens van de natuurlijke voordeelen, die dit district biedt door hare ligging in het dichtst bevolkte centrum van Nederland, tweedens door hare uitstekende verbin dingen te water en te land naar alle richtin gen van ons Vaderland, werd dan ook, het zal niemand verwonderen, op krachtdadige wijze gesteund door het college van burge meester en wethouders van Leiden. Inderdaad is het district der Kamer een Ideaal vestigingsgebied voor nieuwe indu strieën. Wanneer men uit het middelpunt van het district Rijnland een cirkel trekt met een straal van 40 K.M., en wat is tegen woordig een afstand van 40 K.M., met mo derne verkeersmiddelen, dan omvat deze cirkel een gebied, inhoudende circa twee en een half millioen inwoners. Door de Kamer is op deze tentoonstelling die bij zonder gunstige ligging op aanschouwelijke wijze voorgesteld. Prachtig centraal gele gen, in een dicht net van uitstekende wegen te water en te land, dit moet de conclusie zijn waartoe iedere aandachtige beschou wer komt. De Kamer is er voorts trotsch op, dat in geen enkele gemeente van haar district de industrie zwaarder belast wordt dan hoog noodig is. Een zakelijke bedrijfsbelas ting wordt nergens geheven. In dit opzicht zijn wij er beter aan toe dan industrieën in Delft, Dordrecht, Zwolle, Haarlem, Schie dam, om rpaar eenige plaatsen te noemen, waar deze belasting wel wordt geheven. In dustrieën, welke zich in Leiden vestigen, behoeven een dergelijke belasting niet te vreezen, evenmin zijn andere belastingen hier hooger dan elders. Leiden is altijd geweest en moet dat ook blijven, een belangrijke industrie-stad. Ruim 100 jaar geleden bezat Leiden, blij kens een beschrijving van de stad, uitgege ven door de fa. Gebr. v. d. Hoek alhier, nog 6 lakenfabrieken, 26 dekenfabrieken, 12 - vachtenblooters, 4 fabrikanten van greinen, 15 sajetf abrieken, 12 wollengarenfabrieken, 6 böezelfabrieken, 3 fabrieken van vlagge- doek, 7 ververijen, 7 leerlooiers, enz, enz. Leiden moge veel up and downs gekend hebben, maar haar bestemming als indus trieplaats heeft zij nooit verloren. Zoo moge dan deze tentoonstelling er toe bijdragen, dat Leiden weer terugkeert in de rij van de belangrijkste industrieplaatsen in ons land. Het spreekt vanzelf, mijnheer de voorzit ter, dat de Kamer van Koophandel van harte hoopt, dat deze tentoonstelling moge slagen. Moge slagen voorloopig vooral in dezen zin, dat het uitstekende product, dat te Leiden gemaakt wordt, een ruimeren af zet zal vinden binnen en buiten 's lands grenzen. De toestand, waarin de industrie te Leiden verkeert, is niet zoo gunstig. Wan neer wij, mijnheer de voorzitter, objectief zien en dus niet .den, wat wij gaarne zou den willen ziep, dan moeten wij erkennen, dat de industrie, een paar uitzonderingen daargelaten, nog geen reden geeft tot te vredenheid. Van meerdere Leidsche producten van uitstekende kwaliteit, is in den loop der laatste jaren de afzet in ons land en in het buitenland, teruggeloopen. De concurrentie met producten van mindere kwaliteit, is moeilijk te weerstaan. Het lijkt alsof door den minder gunstigen economischen toe stand in ons land, het goedkoopere, kwali tatief mindere, in de consumptie blijvend ce plaats zal gaan innemen van het betere. Ik wanhoop er echter niet aan, dat uitein delijk het betere product toch weer de voor keur zal krijgen. Voorts is het een feit, dat voor verschil lende producten een totaal ongemotiveerde voorliefde voor het buitenlandsch fabri kaat bestaat, welke schadelijke voorliefde Steunt Luchtverdedigingsfondsl Postgiro Den Haag 387177 ten name van de werkgelegenheid hier in belangrijke mate belemmert. Wanneer wij even eensgezind als conse quent nationaal handelen, als wij nationaal denken, dan zou de werkloosheid in ons land in één slag met vele procenten dalen, zouden meerdere tientallen fabrieksschoor- steenen opnieuw gaan rooken. De smaak en de wensch van het groote publiek moeten in nationalen zin worden omgebogen. De openbare meening dient in dit opzicht gemo biliseerd te worden. Gelukkig is er eenige verbetering te be speuren en juist daarom is deze tentoon stelling zoozeer nuttig en is de tijd, waar op ze plaats vindt, zoo juist gekozen. Hoeden we ons echter onze verwachtin gen te hoog te spannen. Zonder export ko men we er niet en deze export loopt, blij kens officieele cijfers, meer achteruit dan de teruggang van de in andere landen in getreden malaise wettigt. Deze omstandig heid kan, voor zoover nog vrije invoer mo gelijk is, twee oorzaken hebben. Of wij pas sen ons product niet voldoende aan, aan den smaak van het buitenland, óf wij zijn met onze producten nog te duur. Aan beide mogelijkheden dient dan ook ernstige aan dacht geschonken te worden. Wat de tweede mogelijkheid betreft, dient opgemerkt, dat men slechts van een te duur product kan spreken, wanneer men reëele vergelijkingscijfers heeft, maar zelfs wanneer deze vergelijking in het voordeel van den Nederlandschen fabrikant zou uit vallen, zou hij nog geenszins van een goede exportmogelijkheid verzekerd zijn, wan neer de buitenlandsche concurrent van zijn regeering een belangrijke exportpremie ontvangt. Daar staat onze fabrikant machte loos tegenover. Een in dit opzicht meer actieve handels politiek zal, indien deze mogelijk mocht zijn binnen het kader van de handelspoli tieke maatregelen, die de Regeering ter beschikking staan, onze industrie kunnen helpen. Ik geef toe, dat men in dit opzicht met het formuleeren van wenschen zeer voor zichtig moet zijn, want over één ding, mijn heer de voorzitter, dienen wij het eens te zijn en wel, dat de positie van ons land uit handelspolitiek oogpunt zeer moeilijk is. De bevordering van onzen export van land en tuinbouwproducten eenerzijds( de be scherming van eigen markt voor onze in- dustrieele producten anderzijds, dwingen onze onderhandelaars tot een politiek van geven en nemen, een politiek dus, die deze onderhandelaars er toe brengen möet, beurt om beurt twee diametraal tegenover elkaar liggende standpunten te verdedigen. Dat is, mijnheer de voorzitter, het groote pro bleem: de onoverbrugbare moeilijkheid in een tijd als deze waarin autarkie hoogtij viert, van landen, waarin de beteekenis van land- en tuinbouw eenerzijds en de belang rijkheid van de industrie anderzijds, gelijk waardige of bijna gelijkwaardige exponen ten zijn voor de existentie van den Staat. Doch welke moeilijkheden wij door de eco nomische structuur van ons land ook te overwinnen zullen hebben, wij gevoelen allen, meer nog wellicht dan in tijden van voorspoed, dat wij zonen zijn van een land, dat door zijn beteekenis in het groote we reldbestel, door zijn rijke historie en niet in het minst door 'de schoone lei van zijn handelspolitiek verleden, zich bij eiken Staat voorzien van de beste geloofsbrieven kan aandienen en op grond daarvan met recht een meestbegunstiging kan bepleiten. Daarbij gevoelen wij ons dankbare on-^ derdanen van een, Koningin, die dgor Haar wijs beleid het aanzien van ons zoo rijk historisch verleden heeft bevestigd en ver groot. Mijnheer de voorzitter, ik zal eindigen. Ik wensch u en uw medebestuurders gaarne toe, dat uw arbeid rijke vruchten zal ople veren. Omdat de arbeid uwer Commissie zoo geheel ligt binnen het. kader van het ar beidsveld van onze Kamer, verklaart zij gaarne, dat zij te allen tijde dit werk, in dien dit op eenigerlei wijze mocht worden voortgezet, met haar gezag zal schragen en hieraan daadwerkelijken steun zal ge ven, voor zoover dit in haar macht ligt. Voor het vervolg van dit verslag zie men het 1ste blad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 18