Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
CORRESPONDENTIE
Nellie v. d. Hoorn, Langeaar.
Ja, ik dacht het half en half, dat de versjes
van jou waren. Maar, omdat ik er geen
raam onder vond, liet ik ze zóó plaatsen.
Je ziet, alles komt terecht en al maalt
ons molentje langzaam, het maalt zeker.
Graag had ik jouw leuke brief in zijn ge
heel willen plaatsen, maar ik heb op 't
oogenblik te veel copy. Zeker Nellie, mag
je blijven meedoen. Graag zelf! Jouw aar
dige briefjes en versjes lees ik met genoe
gen. Dag Nellie! Ik wensch je veel succes
Jn je latere leven. Groet ook je ouders
van me! Voor jou de hand en tot
ziens!
Henk van Rijn, Kooipark 6
Ik wil jou in de kinderkrant zetten, maar
wanneer zullen we het feest van je ge
boorte vieren? Schrijf me dien datum en
de zaak is in orde. Dag Henk!
Eddy Guley, Kooipark 3 Ik
heb die veranderingen aangebracht. Ik
hoop dat jullie veel plezier in de Kooy
zult beleven. Dag Eddy! Dag Jannie! Groe
ten aan alle huisgenooten.
Tinie Bakker, Leiden. Had ik
18 Mei jouw verjaardag vergeten? Ik heb
de lijst nagezien en ik vond op dien datum
iemand, die heet zooals jij maar geboekt
staat te wonen te R,veen, Zuidhoek B 410.
Hoe zit dat nou? Hebben wij in R'veen ook
een Tinie Bakker? Zoo niet, dan is de
plaats verkeerd "ingeboekt. Dag Tinie! Nu
is jouw naam wel op 18 Mei in orde! Kijk
maar eens!
Jootje Ver bij, Sassenheim.
Zoo Jootje, is dit de tweede keer, dat je
een briefje scrijft.En dit is dan ook zeker
de tweede keer van mij, dat ik jou een
antwoord stuur. Je weet wel, we vergeten
niemand. Dat prijsje voor het beste opstel,
was toen je neusje voorbijgegaan, maar
nu zal het anders zijn, naar ik hoop. Ja
Nichtje, op de U.L.O. wordt al heel wat
gevraagd. Blijf maar goed leeren, dan zul
je vast slagen. De ingezonden rebussen
ral ik nog eens bewaren. Dag Jootje! Groe
ten thuis!
Liesje Gerse. Wassenaar.
Hoe ik het blokschrift vind? Wat zal ik
zeggen? Men moet er aan wennen het is
vi'eemd op 't oog. Hier leeren ze geen blok
schrift .Jij schrijft het vrijwel! Ik hoop dat
de namen zoo in orde zijn. De fout kwam
zeker door het schrift. Dag Liesje! Dag
Nelly! Groeten thuis!
DoraKniest, Oegstgeest. Jouw
brief was waard in z'n geheel te plaatsen,
maarik moet rekening houden met
onze toegemeten ruimte. Jammer van Pas
toor Perquin! Heel Nederland heeft hem
geëerd en voor hem gebeden. Ja Dora, de
vacantietijd is mooi! Ik ben zes weken uit
geweest en genoten van „de natuur en van
Gods fraaie schepping". Van roeien houd
ik niet, omdat ik riet zwemmen kan. Is de
Congregatie al uit geweest9 Jammer, dat
het zangkoortje bankroet is? Is geen kans
meer om zoo wat op te richten? Dien mid
dag van 't Kindsheidfeest zul je niet licht
vergeten. Dag Dora! Groet alle huisgenoo
ten van me. De hand en beste groeten voor
jou!
J a n s v. d. Akker, Z' woude. Ik
kijk niet naar 't schrift, Janje; ik zie alleen
naar den inhoud en die is in jouw brief
wel in orde. En dat is hoofdzaak! Die
grapjes van Zuster Dionysia had ik ook
eens willen hooren! Geen wonder, dat op
die manier de tijd omvliegt en de school
uit is, eer je het weet. Wat 'n reuze feest
hebben jullie gevierd is wel? Daar hoor ik
zeker wel eens meer van! Dag Jansje! Ik
zal broer niet vergeten. Groet vader en
moeder, de vijf broertjes en de zusjes van
me De hand voor jouw.
G o n ny B e y. Leiden. Inderdaad,
jij verstaat, de kunst een gezellig briefje
tp^schrijven. Weet wel, dat is een kunst
spart. Nu is een brief schrijven wel iets
anders dan op de salonboot „Juliana" een
reisje van Leiden naar Amsterdam te ma
ker. zooals jij droomde, maar toch blijft
dit een uitstekende stijloefening. Ik geloof
graag dat ie het hondje van mevrouw ver
troetelt. Nu zul je ook niet veel op het
balcon kunnen zitten. Ja, wandelen is ge
zond en aangenaam en bovendien een
lust als het schattig „Pekingneesje" naast
de dames meetippelt. En nu wensch ik je
almaar weer het beste. De hand voor jouw
en moeke en zusje!
Hierbij zullen we het voor vandaag weer
laten. Ik wensch jullie allen nog prettige
dagen. De vacantie schiet al op! De school
wacht u weldra weer.
OOM WIM
DE ITALIAANSCHE HOND
door Anton Roels
Joop was stil geworden, sinds zijn eenige
broer Jan niet meer thuis was. Ze hadden
dan ook samen heel wat prettige mid
dagen beleefd. Jan wist in de bosschen in
de omgeving altijd de mooiste plekken te
vinden; hij had altijd ópen oog voor de
mooie dingen van de natuur en hij was op
zijn tijd zóó verbazend grappig, dat Joop
soms den heelen middag schik kon heb
ben over één mop van zijn ouderen broer.
Maar nu was Jan vertrokken en het leek
soms wel, of het huis uitgestorven was.
Joop had geen zin alleen erop uit te trek
ken en meestal zat hij stil in een hoekje
bij het raam wat te lezen of zijn huiswerk
te maken.
En Jan kon niet vaak naar huis komen,
want hij zat heelemaal* in Italië. Geregeld
kwamen er opgetogen brieven en Joop ge
noot, als hij las wat zijn broer allemaal te
zien kreeg. Hij was al in Rome geweest,
had den Paus en Mussolini gezien; hij had
bij Napels de Vesuvius zien rooken; hij
had den scheeven toren van Pisa gezien,
die een beetje bouwvallig is geworden,
kortom: iedere brief bracht een opge
togen verhaal over het prachtige land,
daar ver in het Zuiden.
Op een keer zat bij een langen brief over
de stad van de gondels, Venetië, ook een
apart briefje voor Joop ingesloten. Haastig
las Joop het voor:
Beste Joop,
Over enkele dagen zend ik je van hier
een^ Italiaansche hond. Het is een pracht
exemplaar, hoor! Ik heb hem hier in
Milaan op de kop getikt. Al het andere
nieuws heb ik al aan Vader en Moeder
verteld.
Houd je dus maar goed. Vele hartelijke
groeten van je broer
JAN
Vader keek Moeder aan en Moeder Vader
Wat moesten ze nou op een bovenhuis met
een hond doen? Dat gaf immers niets dan
last? Maar Joop was geweldig in zijn sas.
Ach kom nou, toe nou, vleide hij, daar
kan toch wel wat op gevonden worden?
Wat zal het gezellig zijn zoo'n mooi beest
altijd bij je te hebben! Honden zijn zoo
trouw! Hij kan mooi op het huis passen, als
we allemaal weg zijn!
Met al zijn talenten had hij Vader en
Moeder ervan trachten te overtuigen, dat
een hond heusch niet zoo veel last bracht,
als zijn Ouders wel dachten. En zoowaar,
het lukte hem! Moeder bezweek het eerst
en toen vond Vader het natuurlijk ook
goed.
Buurman vond goed, dat het hok in zijn
tuintje kwam te staan. Buurman hield
zelfs veel van een hond en het kostte bij
hem weinig moeite.
Maar nu kwam nog een andere moeilijk
heid. Wat voor een hond zou Jan wel stu
ren? Hij had heelemaal niet geschreven of
het een jonge of een oudere, een kleine of
groote hond was; en dat moesten ze toch
Wie zijn jarig?
Van 26 Augustus tot en met 1 September.
Op 26 Aug.:
Lina Verhagen, Stompw.weg. 72, Stompwijk
Jean Volders, Siboel Sigenstraat 24.
Simon van Noort, Voorhout.
Cornelis Scholten, Burgem. Vernèdepark 25,
Voorschoten.
Joop Kager, Doelenstraat 9.
Op 27 Aug.:
Jopie van Santen, Oostvlietweg 37, Stomp
wijk.
Cor en Cornelia van Leeuwen, 3e Poellaan
35, Lisse.
Bas van Baarsen, St. Jacobsgracht.
An toon Pollmann, Hoogstraat 3.
August Bolting, Berkhuistr. 1, Wassenaar.
Op 28 Aug.:
Rietje van Gerven, Sumatrastraat 48a.
Jan Leune, R'veen 172.
Antje Meyer, Zonnev.straat 12.
Betsie Parlevliet, Tuinp. 39, Wassenaar.
Flip Lek, Langeraar 29.
Op 29 Aug.:
Sjaan Hop, Rijnzichtstraat 71.
Henk Fontein, Zonneveldstr. 18.
Leon Driessen, Oude Singel 238.
Bep Kortmann, Kortst.weg 46. Alphen.
Janna Wijnands, Langeveld 28a, Noordwij-
kerhout.
Op 30 Aug.:
Catharina van Dam, Ooststr. 7.
Jootje van Eijk, A 39, Langeraar.
Arie Wijnands, Langeveld 28d, Noordwij-
kerhout.
Op 31 Aug.:
Hendrik Harmsen, 2e Haverstraat 71.
Jacob Zandvliet, Duinz.slr. 36, Oegstgeest.
Frans Broexman, Meidoornstraat 42.
Bernard de Roo, Schoolstraat 6.
Wim van Mil, Garenmarkt 6.
Op 1 Sept.:
Jo van Dijk, O. E. weg 24, Bergenschenhoek.
weten met het oog op het hok. Het zou
maar last geven, als ze alles nog in orde
moesten maken als het beest al was aan
gekomen!
Joop werd mismoedig onder al die te
leurstellingen. Eerst had hij met moeite
toestemming gekregen en nu leek alles
weer in duigen te zullen vallen, want Va
der sprak er al weer over, dat zoo'n hond
niets dan narigheid bracht. Maar buurman
timmerde van een groote kist voorloopig
een stevig hok; het was wel niet zoo mooi
afgewerkt maar de nieuwe bewoner moest
maar niet al te kieskeurig zijn.
Maar op een avond, toen Joop zijn huis
werk aan het maken was en wanhopig
werd, omdat de sommen maar weer uit
wilden komen, werd opeens gebeld. Hij
sprong op, want.... je kon niet weten en
anders kwam om dezen tijd nooit iemand
aan de deur.
Enhij trok de deur openeen
man keek om den hoek: „Een doos jonge
heer!' Joop rende naar beneden, hij rukte
den man het pakket bijna uit de handen
en holde zoo vlug als hij kon met de doos
op zijn schouders weer de trap op. Boven
gekomen, bekeek hij eerst eens van alle
kanten het pak. Vreemd toch, dat er geen
openingen inzaten, hoe moest het arme
dier nou adem halen? Als hij maar niet
dood was! Wat dom nou van Jan! Daar
had hij zeker niet aangedacht! Het was
stellig een jong dier, want de doos woog
zoo licht!
„Hij -is er' riep Joop zenuwachtig. Vader
en Moeder kwamen nieuwsgierig toeloo-
pen. Joop zette de doos op tafel. Hij peu
terde aan de touwtjes. „Niet zoo zenuw
achtig jongen!" zei Vader", hier heb je een
mes, snijd die touwen dan maar door!"
Weldra was de doos open. Eerst kwamen
proppen papier, toen houtwol„Een
rare manier om een hond in te pakken"
zei Vader ongelovig", dat dier zal wel de
laatste adem uitgeblazen hebben! Stel je
er maar niet te veel van voor jongen!"
Joop vorderde niet vlug, want in zijn ge
dachten zag hij al het zielige lijf van den
hond, de pooten uitgestrekt, de tong uit de
openbekMaar opeens zag hij iets
groens:... groen fluweel!! Toen een veer!
„Een hoedt" riep Moeder -verbaasd en
waarachtig, daar lag een keurige groen-
fluweelen hoed in de doos, met een mooie
veer opzij. Verschrikt staarde Joop naar
zijn cadeau. „Hoe kan dat nou?" zei hij en
zijn lippen trilden zenuwachtig en hij had
moeite niet te huilen.
„Ik snap er niks van", zei Vader „en Jan
heeft toch duidelijk geschreven dat hij
een hond zou sturen?" „Waar is de brief",
vroeg nu Moeder en ze vond hem al op
het buffet. „Maar jongen! Hoe kom je erbij
daar staat heelemaal niet hond, daar staat
hoed! Je hebt die e voor een n aange
zien!" Vader moest lachen, maar Joop was
boos. Hij was niks met zijn cadeau in zijn
schik, maar Vader en Moeder waren ach
teraf blij, dat ze van alle narigheid ver
lost bleven, want ze moesten niets van een
hond hebben!
Marietje van der Burg, Veurscheweg 159,
Voorschoten.
Rika Borst, Hoogmade B 270.
Suze Koet, Joubertstraat 20a.
Piet v. d. Plas, Pickéstraat 5, Noordwijk.
Cokkie Bos, Rijndijk A 396, H'woude.
Nelly Werkhoven, v. d. Berg v. Heemst. -
weg 1, Voorhout.
Jeannette Frisje, Schelpenkade 60.
Casper Smidt, Munnikenstraat 75.
Greet van Kempen, Garenmarkt 30.
Agatha Boersma, Boommarkt 1.
Tonia Kortekaas, 's Grav.weg 40, N'hout.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie in deze lijst wil opgenomen, of van
deze lijst bij het verlaten der school wil af
gevoerd worden, schrijve we minstens 14
dagen vóór den verjaardag. Zoo ook wie
in naam of straat een fout ontdekt of ver
andert van woonplaats.
Oom WIM.
U vraagt
1. Wat bet. de micro-kosmos?
2. Wie was de arme Paus?
3. Is Portugal katholiek?
4. Wat is een „tunica"?
Wij antwoorden
1. De kleine wereld.
2. Pius X. Hij is arm geweest als jongen;
als kapelaan; als pastoor; als bisschop; als
patriarch, en als Paus, maar hij was rijk
aan deugden, een ware Heilige.
3. Er zijn er in naam een kleine 7 mil-
lioen, maar ik zeg in naam. Het godsdien
stig leven is er allerdroevigst. En geen won
der. Er zijn te weinig priesters en „slechts
10 van de menschen kunnen lezen en
schrijven", schrijft de Patriarch van Lissa
bon.
4. Dit is latijn en bet. een oud romeinsch
kleedingstuk. In onze kerk is 't het klee-
dingstuk dat de priesters dragen onde rhet
bovenkleed aan 't altaar.
OP REIS
door Oom Wim
Wie verre reizen doet, die kan ook veel
verhalen;
Verhalen veel, van alles wat men zag,
En wat men hoorde in vreemde, verre
plaatsen,
Van menschen, rijk of arm, met veel of
geen gezag.
„Toch anders, hoor eens zijn de talen en
de zeden,
Gebruiken en gewoonten", zoo zegt gij
Maar toch zijn allen, menschen, moet ge
weten
En kinderen van één Vader, zooals wij.
Gaat eens ter kerke mee en thuis zult gij
u voelen,
Al zijt gij nog zoovele uren weg.
Daar hoort men bidden, zingen juist als
hier te lande
En offert eender ook de priester, zeg!
De mensch is elders ook naar Godesbeeld
geschapen,
Noch kleur, noch maat verandert zijne
ziel.
Dit geeft mij stof te denken, waar ik
toeven zal of weze
En breng ik dank den Heer, waar ik,
ook kniel?
Wie verre reizen doet, die kan ook veel
verhalen.
Verhalen veel, van broeders uit dat land.
Verhoor dan Heer, tot Wien wij ons
thans richten:
Vereenig hen door Jezus' liefdeband.
NAAR BUITEN
XII.
ZESDE HOOFDSTUK
Kermis.
Jacob begon nu langzamerhand meer zijn
ongelijk in te zien; en hoe meer hij zich
met Lily ging bemoeien, hoe meer hij van
het meisje ging houden. Hij bedacht toen
ook allerlei om haar pleizier te doen. Zoo
had hij ook ai eenige keeren, als het een
warme Zondagmiddag was en hij niets te
doen had op de boerderij, aan zijn moeder
verlof gevraagd om met Mien en Lily te
gaan roeien. Moeder had graag toestemming
gegeven en Lily vond het heerlijk op het
water. Fijn vond ze het om met haar hand
door het heldere water te glijden; zoo ver
rukkelijk koel was dat!
Het meisje genood van het buitenleven,
dat nu in waren zin „buiten leven" was. Im
mers men gebruikte de maaltijden zelfs op
het erf, waar onder een eeuwenoude kas
tanjeboom een heerlijk plekje was inge
richt om daar aan de groote tafel te kun
nen zitten. Ook de heerlijke zomeravonden
bracht men daar door; met naai- en stop
werk, dat altijd volop aanwezig was, hiel
den moeder en de meisjes zich ledig. Lily
was daar ook al flink bedreven in gewor
den en ze hield van het werk. Op den dag
speelde of wandelde ze veel met Eefje;
maar de kleine kleuter ging na 'het avond
eten naar bed. Ze was 'smorgens ook al zoo
vroeg weer uit haar bedje. En trouwens de
heele familie ging 's avonds bijtijds ter
ruste, want de dag begon ook al vroeg op
de boerderij.
De boomgaard stelde niet teleur en al
heel wat fruit had men daar geplukt en
Lily profiteerde daar volop van. c
Wat was ze ook graag in den grooten
moestuin; iederen morgen ging ze daar een
kijkje nemen. Ze zag de groenten groeien
en vond het de moeite waard om te zien
hoe van stekje of plantje de groente te
voorschijn kwam, die ze in den Haag wel
op de groentenkar zag liggen, maar hoe
het groeide, neen, dat had ze nog nooit
gezien!
En dan de bloementuin! Neen, maar,
zeldzaam mooie bloemen! En zoo heerlijk
als het daar geurde! Al menig mooi bou-
quetje had ze ook bij elkaar mogen schik
ken! En daar had ze slag van! En nu was
het al Augustus geworden; de tijd, die ze
nog op de boerderij mocht door brengen,
begon al korter te worden! Ja, Tante Stan
ce had gezegd dat ze niet meer naar huis
zou willen komen; nu Tante had wel een
beetje gelijk gehad! Ze vond het jammer
dat de tijd zoo gauw voorbij ging en dat ze
r.u binnenkort afscheid moest nemen van
die plekjes en vooral van de menschen,
die haar zoo lief geworden waren. En dat
Jacob het naar vond dat ze weer gauw
naar huis zou gaan, kon ze ook aan den
jongen merken. Jacob had zelfs al eens ge
vraagd of ze niet altijd op een boerderij
zou willen blijven wonen! Bijvoorbeeld als
ze over eenige jaren zelf een nestje zou
gaan bouwen, zou ze dan bezwaar hebben
om voorgoed op een boerderij te wonen?
„Malle jongen" had ze geantwoord. Maar
tochheel diep in haar hartje was iets
ontwaakt. Ja, kon ze maar altijd buiten
blijven wonen! Toch, ze verlangde wel weer
naar huis ook! Wie zou dat ook niet?
Nu zou het de volgende week kermis
zijn op het dorp; de kinderen waren er al
vol van! Frits en Coen mochten dan ook
een paar dagen op de boerderij komen!
„Natuurlijk gaan de jongens dan met ons
mee" vond Arie.
(Wordt vervolgd).
lot
door Oom WIM.
XXV.
Onnoodig te zeggen, dat niemand meer
aan slapen dacht, ook niet toen de heele
bende goed en wel gebonden op de
kar lag, en weggereden werd naar het ge
meentehuis, waaronder ze voorloopig vrij
logies zouden vinden tot er door den rech
ter uitspraak gedaan zou zijn.
Sidderend van angst zit de vrouw des
huizes naast Jansje, en schudt meewarig
het hoofd over zoo'n slechte menschen,
die eigenlijk in het dorp niet moesten los
gelaten worden, meende ze.
De knechts komen niet uitgevraagd en
begrijpen maar niet, waarom de boer hun
niets gezegd heeft. Dan hadden ook zij
kunnen helpen en die bende zou het er
allesbehalve goed hebben afgebracht als
ze in hun handen gevallen waren.
De boer had gelachen en toen allen het
hunne gezegd hadden, had ook hij een
woordje er bij gevoegd en gevraagd, raan
wien ze nu eigenlijk te danken hadden,
dat alles zóó goed was afgeloopen.
Daar wist niemand een antwoord op te
geven.
Men raadde en noemde namen van men
schen als: burgemeester of veldwachter of
die iets vernomen konden hebben van hun
voornemen om hier in te breken, maar nie
mand had in de verste verte aan Jan ge
dacht; Jan,, de kleine herder, die geen vlieg
zou kwaad doen, laat staan in staat zijn een
aanslag en een inbraak verijdelen.
Neen, aan Jan dacht niemand!
Kom, zei de boer en zette zich flink in
postuur en met iets uitdagends in houding
en blik, kom, ik zal het jullie zeggen en dan
gaan we voor de uren, die ons restten eer
de dag aanbreekt, slapen.
Dat hebben we allemaal te danken aan
Jan, onzen herder; aan Jan en Jan alleen!
En nu naar bed! Morgen zullen jullie er
meer van hooren.
Nacht samen!
Wel te rusten, is het antwoord van de
vertrekkenden.
Maar of nog wel geslapen werd, dan om
en om gewoeld door de vele emoties van
het gebeurde, is een andere vraag.
Jansje zal vast den slaap niet vatten; en
evenmin de boer en zijn vrouw, die nu reeds
in kleuren en geuren verneemt, hoe zich al
les toegedragen heeft en na eiken zin van
haar man, herhaalt: „een flinke jongen
toch!", een kraan van een vent, man!", een
knaap waar iets in zit", en „wij hebben ons
niet in hem vergist", en meer nog van die
vleiende woorden, die, ware hij er bij ge
weest, hem meer zonden getroffen hebben,
om de warmte, waarmee ze gesproken
werden, dan uit eigen overtuiging van dap
perheid en voortreffelijkheid van daad.
Inderdaad, hij had niet aan zichzelf ge
dacht, toen hij zijn baas alles meedeelde.
Nou maar Jan, dat is een mooie ge
schiedenis, die je me daar vertelt. Je baas
zal dit wel weten te waardeeren en wij zul
len er ook ons voordeel meedoen.
Ik deed mijn plicht moeder en meer
niet. Wat is het goed, dat ik wat Fransch
en Duitsch geleerd heb. Ware dit niet het
geval geweest, dan had ik den boer niet
gewaarschuwd en zou hij zijn maatregelen
niet hebben kunnen nemen. Maar met dat
al, zal ik toch benieuwd zijn, morgen vroeg
te hooren, of ze gekomen zijn, ja da neen!
Dat zal mij ook benieuwen. Maar wij
zullen voor we naar bed gaan, ook alles
goed sluiten en vooral zorgen, dat de knip
pen onder en boven goed op de deur zitten.
Om het slot geven die menschen niet.
Ze hebben „loopers", zooals ze dat noemen,
d.w.z. veel sleutels aan éikaar en hiermee
kunnen ze zoowaar alle gewone sloten open
maken. Kom, ik ga al alvast sluiten en
zien of alles behoorlijk dicht is
Moeder blikt haar zoon na met een blik,
waaruit liefde straalt en moederweelde
beide. Ze vindt het fijn, dat de kennis der
talen haar zoon reeds in staat stelde mis
schien een bende ontmaskerd te hebben. En
het zal haar benieuwen, hoe de boer de
houding van zijn „herdertje" waardeeren
zal, herhaalt ze bij zichzelf. Zij is op dat
moment trotsch op haar zoon en vindt hem
een „kraan", een echt aardje naar zijn
vaartje.
Ziezoo moeder, ze zullen knap zijn als
ze hier binnen komen. Doch wat vreezen
wij: hier is niets te halen en daarbij: is het
hun gewoonte niet bij kleine menschen in
te breken. Ze slaan liever hun slag in het
groot zou het niet moeder?
Ja Jan! dat is waar! Maar al zouden
ze niets van waarde vinden, ik zou toch niet
graag hebben, dat wij bezoek kregen. Je
zoudt van schrik en angst al meer dan ge
noeg hebben. Maar kom, ga nog een beetje
werken. Ik heb daar nog een paar kousen
te stoppen en een paar lekkkere, wollen
sokken onderhanden voor jou en die zou
ik graag af hebben, eer de koude dagen
weer naderen, en je zorgen moet voor war
me voeten als het weer nat en guur gaat
worden.
(Wordt vervolgd).