Van Schaapherder Fabrieksdirecteur CORRESPONDENTIE Nellie v. d. Hoorn, Langeaar. Ja, ik dacht het half en half, dat de versjes van jou waren. Maar, omdat ik er geen raam onder vond, liet ik ze zóó plaatsen. Je ziet, alles komt terecht en al maalt ons molentje langzaam, het maalt zeker. Graag had ik jouw leuke brief in zijn ge heel willen plaatsen, maar ik heb op 't oogenblik te veel copy. Zeker Nellie, mag je blijven meedoen. Graag zelf! Jouw aar dige briefjes en versjes lees ik met genoe gen. Dag Nellie! Ik wensch je veel succes Jn je latere leven. Groet ook je ouders van me! Voor jou de hand en tot ziens! Henk van Rijn, Kooipark 6 Ik wil jou in de kinderkrant zetten, maar wanneer zullen we het feest van je ge boorte vieren? Schrijf me dien datum en de zaak is in orde. Dag Henk! Eddy Guley, Kooipark 3 Ik heb die veranderingen aangebracht. Ik hoop dat jullie veel plezier in de Kooy zult beleven. Dag Eddy! Dag Jannie! Groe ten aan alle huisgenooten. Tinie Bakker, Leiden. Had ik 18 Mei jouw verjaardag vergeten? Ik heb de lijst nagezien en ik vond op dien datum iemand, die heet zooals jij maar geboekt staat te wonen te R,veen, Zuidhoek B 410. Hoe zit dat nou? Hebben wij in R'veen ook een Tinie Bakker? Zoo niet, dan is de plaats verkeerd "ingeboekt. Dag Tinie! Nu is jouw naam wel op 18 Mei in orde! Kijk maar eens! Jootje Ver bij, Sassenheim. Zoo Jootje, is dit de tweede keer, dat je een briefje scrijft.En dit is dan ook zeker de tweede keer van mij, dat ik jou een antwoord stuur. Je weet wel, we vergeten niemand. Dat prijsje voor het beste opstel, was toen je neusje voorbijgegaan, maar nu zal het anders zijn, naar ik hoop. Ja Nichtje, op de U.L.O. wordt al heel wat gevraagd. Blijf maar goed leeren, dan zul je vast slagen. De ingezonden rebussen ral ik nog eens bewaren. Dag Jootje! Groe ten thuis! Liesje Gerse. Wassenaar. Hoe ik het blokschrift vind? Wat zal ik zeggen? Men moet er aan wennen het is vi'eemd op 't oog. Hier leeren ze geen blok schrift .Jij schrijft het vrijwel! Ik hoop dat de namen zoo in orde zijn. De fout kwam zeker door het schrift. Dag Liesje! Dag Nelly! Groeten thuis! DoraKniest, Oegstgeest. Jouw brief was waard in z'n geheel te plaatsen, maarik moet rekening houden met onze toegemeten ruimte. Jammer van Pas toor Perquin! Heel Nederland heeft hem geëerd en voor hem gebeden. Ja Dora, de vacantietijd is mooi! Ik ben zes weken uit geweest en genoten van „de natuur en van Gods fraaie schepping". Van roeien houd ik niet, omdat ik riet zwemmen kan. Is de Congregatie al uit geweest9 Jammer, dat het zangkoortje bankroet is? Is geen kans meer om zoo wat op te richten? Dien mid dag van 't Kindsheidfeest zul je niet licht vergeten. Dag Dora! Groet alle huisgenoo ten van me. De hand en beste groeten voor jou! J a n s v. d. Akker, Z' woude. Ik kijk niet naar 't schrift, Janje; ik zie alleen naar den inhoud en die is in jouw brief wel in orde. En dat is hoofdzaak! Die grapjes van Zuster Dionysia had ik ook eens willen hooren! Geen wonder, dat op die manier de tijd omvliegt en de school uit is, eer je het weet. Wat 'n reuze feest hebben jullie gevierd is wel? Daar hoor ik zeker wel eens meer van! Dag Jansje! Ik zal broer niet vergeten. Groet vader en moeder, de vijf broertjes en de zusjes van me De hand voor jouw. G o n ny B e y. Leiden. Inderdaad, jij verstaat, de kunst een gezellig briefje tp^schrijven. Weet wel, dat is een kunst spart. Nu is een brief schrijven wel iets anders dan op de salonboot „Juliana" een reisje van Leiden naar Amsterdam te ma ker. zooals jij droomde, maar toch blijft dit een uitstekende stijloefening. Ik geloof graag dat ie het hondje van mevrouw ver troetelt. Nu zul je ook niet veel op het balcon kunnen zitten. Ja, wandelen is ge zond en aangenaam en bovendien een lust als het schattig „Pekingneesje" naast de dames meetippelt. En nu wensch ik je almaar weer het beste. De hand voor jouw en moeke en zusje! Hierbij zullen we het voor vandaag weer laten. Ik wensch jullie allen nog prettige dagen. De vacantie schiet al op! De school wacht u weldra weer. OOM WIM DE ITALIAANSCHE HOND door Anton Roels Joop was stil geworden, sinds zijn eenige broer Jan niet meer thuis was. Ze hadden dan ook samen heel wat prettige mid dagen beleefd. Jan wist in de bosschen in de omgeving altijd de mooiste plekken te vinden; hij had altijd ópen oog voor de mooie dingen van de natuur en hij was op zijn tijd zóó verbazend grappig, dat Joop soms den heelen middag schik kon heb ben over één mop van zijn ouderen broer. Maar nu was Jan vertrokken en het leek soms wel, of het huis uitgestorven was. Joop had geen zin alleen erop uit te trek ken en meestal zat hij stil in een hoekje bij het raam wat te lezen of zijn huiswerk te maken. En Jan kon niet vaak naar huis komen, want hij zat heelemaal* in Italië. Geregeld kwamen er opgetogen brieven en Joop ge noot, als hij las wat zijn broer allemaal te zien kreeg. Hij was al in Rome geweest, had den Paus en Mussolini gezien; hij had bij Napels de Vesuvius zien rooken; hij had den scheeven toren van Pisa gezien, die een beetje bouwvallig is geworden, kortom: iedere brief bracht een opge togen verhaal over het prachtige land, daar ver in het Zuiden. Op een keer zat bij een langen brief over de stad van de gondels, Venetië, ook een apart briefje voor Joop ingesloten. Haastig las Joop het voor: Beste Joop, Over enkele dagen zend ik je van hier een^ Italiaansche hond. Het is een pracht exemplaar, hoor! Ik heb hem hier in Milaan op de kop getikt. Al het andere nieuws heb ik al aan Vader en Moeder verteld. Houd je dus maar goed. Vele hartelijke groeten van je broer JAN Vader keek Moeder aan en Moeder Vader Wat moesten ze nou op een bovenhuis met een hond doen? Dat gaf immers niets dan last? Maar Joop was geweldig in zijn sas. Ach kom nou, toe nou, vleide hij, daar kan toch wel wat op gevonden worden? Wat zal het gezellig zijn zoo'n mooi beest altijd bij je te hebben! Honden zijn zoo trouw! Hij kan mooi op het huis passen, als we allemaal weg zijn! Met al zijn talenten had hij Vader en Moeder ervan trachten te overtuigen, dat een hond heusch niet zoo veel last bracht, als zijn Ouders wel dachten. En zoowaar, het lukte hem! Moeder bezweek het eerst en toen vond Vader het natuurlijk ook goed. Buurman vond goed, dat het hok in zijn tuintje kwam te staan. Buurman hield zelfs veel van een hond en het kostte bij hem weinig moeite. Maar nu kwam nog een andere moeilijk heid. Wat voor een hond zou Jan wel stu ren? Hij had heelemaal niet geschreven of het een jonge of een oudere, een kleine of groote hond was; en dat moesten ze toch Wie zijn jarig? Van 26 Augustus tot en met 1 September. Op 26 Aug.: Lina Verhagen, Stompw.weg. 72, Stompwijk Jean Volders, Siboel Sigenstraat 24. Simon van Noort, Voorhout. Cornelis Scholten, Burgem. Vernèdepark 25, Voorschoten. Joop Kager, Doelenstraat 9. Op 27 Aug.: Jopie van Santen, Oostvlietweg 37, Stomp wijk. Cor en Cornelia van Leeuwen, 3e Poellaan 35, Lisse. Bas van Baarsen, St. Jacobsgracht. An toon Pollmann, Hoogstraat 3. August Bolting, Berkhuistr. 1, Wassenaar. Op 28 Aug.: Rietje van Gerven, Sumatrastraat 48a. Jan Leune, R'veen 172. Antje Meyer, Zonnev.straat 12. Betsie Parlevliet, Tuinp. 39, Wassenaar. Flip Lek, Langeraar 29. Op 29 Aug.: Sjaan Hop, Rijnzichtstraat 71. Henk Fontein, Zonneveldstr. 18. Leon Driessen, Oude Singel 238. Bep Kortmann, Kortst.weg 46. Alphen. Janna Wijnands, Langeveld 28a, Noordwij- kerhout. Op 30 Aug.: Catharina van Dam, Ooststr. 7. Jootje van Eijk, A 39, Langeraar. Arie Wijnands, Langeveld 28d, Noordwij- kerhout. Op 31 Aug.: Hendrik Harmsen, 2e Haverstraat 71. Jacob Zandvliet, Duinz.slr. 36, Oegstgeest. Frans Broexman, Meidoornstraat 42. Bernard de Roo, Schoolstraat 6. Wim van Mil, Garenmarkt 6. Op 1 Sept.: Jo van Dijk, O. E. weg 24, Bergenschenhoek. weten met het oog op het hok. Het zou maar last geven, als ze alles nog in orde moesten maken als het beest al was aan gekomen! Joop werd mismoedig onder al die te leurstellingen. Eerst had hij met moeite toestemming gekregen en nu leek alles weer in duigen te zullen vallen, want Va der sprak er al weer over, dat zoo'n hond niets dan narigheid bracht. Maar buurman timmerde van een groote kist voorloopig een stevig hok; het was wel niet zoo mooi afgewerkt maar de nieuwe bewoner moest maar niet al te kieskeurig zijn. Maar op een avond, toen Joop zijn huis werk aan het maken was en wanhopig werd, omdat de sommen maar weer uit wilden komen, werd opeens gebeld. Hij sprong op, want.... je kon niet weten en anders kwam om dezen tijd nooit iemand aan de deur. Enhij trok de deur openeen man keek om den hoek: „Een doos jonge heer!' Joop rende naar beneden, hij rukte den man het pakket bijna uit de handen en holde zoo vlug als hij kon met de doos op zijn schouders weer de trap op. Boven gekomen, bekeek hij eerst eens van alle kanten het pak. Vreemd toch, dat er geen openingen inzaten, hoe moest het arme dier nou adem halen? Als hij maar niet dood was! Wat dom nou van Jan! Daar had hij zeker niet aangedacht! Het was stellig een jong dier, want de doos woog zoo licht! „Hij -is er' riep Joop zenuwachtig. Vader en Moeder kwamen nieuwsgierig toeloo- pen. Joop zette de doos op tafel. Hij peu terde aan de touwtjes. „Niet zoo zenuw achtig jongen!" zei Vader", hier heb je een mes, snijd die touwen dan maar door!" Weldra was de doos open. Eerst kwamen proppen papier, toen houtwol„Een rare manier om een hond in te pakken" zei Vader ongelovig", dat dier zal wel de laatste adem uitgeblazen hebben! Stel je er maar niet te veel van voor jongen!" Joop vorderde niet vlug, want in zijn ge dachten zag hij al het zielige lijf van den hond, de pooten uitgestrekt, de tong uit de openbekMaar opeens zag hij iets groens:... groen fluweel!! Toen een veer! „Een hoedt" riep Moeder -verbaasd en waarachtig, daar lag een keurige groen- fluweelen hoed in de doos, met een mooie veer opzij. Verschrikt staarde Joop naar zijn cadeau. „Hoe kan dat nou?" zei hij en zijn lippen trilden zenuwachtig en hij had moeite niet te huilen. „Ik snap er niks van", zei Vader „en Jan heeft toch duidelijk geschreven dat hij een hond zou sturen?" „Waar is de brief", vroeg nu Moeder en ze vond hem al op het buffet. „Maar jongen! Hoe kom je erbij daar staat heelemaal niet hond, daar staat hoed! Je hebt die e voor een n aange zien!" Vader moest lachen, maar Joop was boos. Hij was niks met zijn cadeau in zijn schik, maar Vader en Moeder waren ach teraf blij, dat ze van alle narigheid ver lost bleven, want ze moesten niets van een hond hebben! Marietje van der Burg, Veurscheweg 159, Voorschoten. Rika Borst, Hoogmade B 270. Suze Koet, Joubertstraat 20a. Piet v. d. Plas, Pickéstraat 5, Noordwijk. Cokkie Bos, Rijndijk A 396, H'woude. Nelly Werkhoven, v. d. Berg v. Heemst. - weg 1, Voorhout. Jeannette Frisje, Schelpenkade 60. Casper Smidt, Munnikenstraat 75. Greet van Kempen, Garenmarkt 30. Agatha Boersma, Boommarkt 1. Tonia Kortekaas, 's Grav.weg 40, N'hout. Ik feliciteer de jarigen. Wie in deze lijst wil opgenomen, of van deze lijst bij het verlaten der school wil af gevoerd worden, schrijve we minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Zoo ook wie in naam of straat een fout ontdekt of ver andert van woonplaats. Oom WIM. U vraagt 1. Wat bet. de micro-kosmos? 2. Wie was de arme Paus? 3. Is Portugal katholiek? 4. Wat is een „tunica"? Wij antwoorden 1. De kleine wereld. 2. Pius X. Hij is arm geweest als jongen; als kapelaan; als pastoor; als bisschop; als patriarch, en als Paus, maar hij was rijk aan deugden, een ware Heilige. 3. Er zijn er in naam een kleine 7 mil- lioen, maar ik zeg in naam. Het godsdien stig leven is er allerdroevigst. En geen won der. Er zijn te weinig priesters en „slechts 10 van de menschen kunnen lezen en schrijven", schrijft de Patriarch van Lissa bon. 4. Dit is latijn en bet. een oud romeinsch kleedingstuk. In onze kerk is 't het klee- dingstuk dat de priesters dragen onde rhet bovenkleed aan 't altaar. OP REIS door Oom Wim Wie verre reizen doet, die kan ook veel verhalen; Verhalen veel, van alles wat men zag, En wat men hoorde in vreemde, verre plaatsen, Van menschen, rijk of arm, met veel of geen gezag. „Toch anders, hoor eens zijn de talen en de zeden, Gebruiken en gewoonten", zoo zegt gij Maar toch zijn allen, menschen, moet ge weten En kinderen van één Vader, zooals wij. Gaat eens ter kerke mee en thuis zult gij u voelen, Al zijt gij nog zoovele uren weg. Daar hoort men bidden, zingen juist als hier te lande En offert eender ook de priester, zeg! De mensch is elders ook naar Godesbeeld geschapen, Noch kleur, noch maat verandert zijne ziel. Dit geeft mij stof te denken, waar ik toeven zal of weze En breng ik dank den Heer, waar ik, ook kniel? Wie verre reizen doet, die kan ook veel verhalen. Verhalen veel, van broeders uit dat land. Verhoor dan Heer, tot Wien wij ons thans richten: Vereenig hen door Jezus' liefdeband. NAAR BUITEN XII. ZESDE HOOFDSTUK Kermis. Jacob begon nu langzamerhand meer zijn ongelijk in te zien; en hoe meer hij zich met Lily ging bemoeien, hoe meer hij van het meisje ging houden. Hij bedacht toen ook allerlei om haar pleizier te doen. Zoo had hij ook ai eenige keeren, als het een warme Zondagmiddag was en hij niets te doen had op de boerderij, aan zijn moeder verlof gevraagd om met Mien en Lily te gaan roeien. Moeder had graag toestemming gegeven en Lily vond het heerlijk op het water. Fijn vond ze het om met haar hand door het heldere water te glijden; zoo ver rukkelijk koel was dat! Het meisje genood van het buitenleven, dat nu in waren zin „buiten leven" was. Im mers men gebruikte de maaltijden zelfs op het erf, waar onder een eeuwenoude kas tanjeboom een heerlijk plekje was inge richt om daar aan de groote tafel te kun nen zitten. Ook de heerlijke zomeravonden bracht men daar door; met naai- en stop werk, dat altijd volop aanwezig was, hiel den moeder en de meisjes zich ledig. Lily was daar ook al flink bedreven in gewor den en ze hield van het werk. Op den dag speelde of wandelde ze veel met Eefje; maar de kleine kleuter ging na 'het avond eten naar bed. Ze was 'smorgens ook al zoo vroeg weer uit haar bedje. En trouwens de heele familie ging 's avonds bijtijds ter ruste, want de dag begon ook al vroeg op de boerderij. De boomgaard stelde niet teleur en al heel wat fruit had men daar geplukt en Lily profiteerde daar volop van. c Wat was ze ook graag in den grooten moestuin; iederen morgen ging ze daar een kijkje nemen. Ze zag de groenten groeien en vond het de moeite waard om te zien hoe van stekje of plantje de groente te voorschijn kwam, die ze in den Haag wel op de groentenkar zag liggen, maar hoe het groeide, neen, dat had ze nog nooit gezien! En dan de bloementuin! Neen, maar, zeldzaam mooie bloemen! En zoo heerlijk als het daar geurde! Al menig mooi bou- quetje had ze ook bij elkaar mogen schik ken! En daar had ze slag van! En nu was het al Augustus geworden; de tijd, die ze nog op de boerderij mocht door brengen, begon al korter te worden! Ja, Tante Stan ce had gezegd dat ze niet meer naar huis zou willen komen; nu Tante had wel een beetje gelijk gehad! Ze vond het jammer dat de tijd zoo gauw voorbij ging en dat ze r.u binnenkort afscheid moest nemen van die plekjes en vooral van de menschen, die haar zoo lief geworden waren. En dat Jacob het naar vond dat ze weer gauw naar huis zou gaan, kon ze ook aan den jongen merken. Jacob had zelfs al eens ge vraagd of ze niet altijd op een boerderij zou willen blijven wonen! Bijvoorbeeld als ze over eenige jaren zelf een nestje zou gaan bouwen, zou ze dan bezwaar hebben om voorgoed op een boerderij te wonen? „Malle jongen" had ze geantwoord. Maar tochheel diep in haar hartje was iets ontwaakt. Ja, kon ze maar altijd buiten blijven wonen! Toch, ze verlangde wel weer naar huis ook! Wie zou dat ook niet? Nu zou het de volgende week kermis zijn op het dorp; de kinderen waren er al vol van! Frits en Coen mochten dan ook een paar dagen op de boerderij komen! „Natuurlijk gaan de jongens dan met ons mee" vond Arie. (Wordt vervolgd). lot door Oom WIM. XXV. Onnoodig te zeggen, dat niemand meer aan slapen dacht, ook niet toen de heele bende goed en wel gebonden op de kar lag, en weggereden werd naar het ge meentehuis, waaronder ze voorloopig vrij logies zouden vinden tot er door den rech ter uitspraak gedaan zou zijn. Sidderend van angst zit de vrouw des huizes naast Jansje, en schudt meewarig het hoofd over zoo'n slechte menschen, die eigenlijk in het dorp niet moesten los gelaten worden, meende ze. De knechts komen niet uitgevraagd en begrijpen maar niet, waarom de boer hun niets gezegd heeft. Dan hadden ook zij kunnen helpen en die bende zou het er allesbehalve goed hebben afgebracht als ze in hun handen gevallen waren. De boer had gelachen en toen allen het hunne gezegd hadden, had ook hij een woordje er bij gevoegd en gevraagd, raan wien ze nu eigenlijk te danken hadden, dat alles zóó goed was afgeloopen. Daar wist niemand een antwoord op te geven. Men raadde en noemde namen van men schen als: burgemeester of veldwachter of die iets vernomen konden hebben van hun voornemen om hier in te breken, maar nie mand had in de verste verte aan Jan ge dacht; Jan,, de kleine herder, die geen vlieg zou kwaad doen, laat staan in staat zijn een aanslag en een inbraak verijdelen. Neen, aan Jan dacht niemand! Kom, zei de boer en zette zich flink in postuur en met iets uitdagends in houding en blik, kom, ik zal het jullie zeggen en dan gaan we voor de uren, die ons restten eer de dag aanbreekt, slapen. Dat hebben we allemaal te danken aan Jan, onzen herder; aan Jan en Jan alleen! En nu naar bed! Morgen zullen jullie er meer van hooren. Nacht samen! Wel te rusten, is het antwoord van de vertrekkenden. Maar of nog wel geslapen werd, dan om en om gewoeld door de vele emoties van het gebeurde, is een andere vraag. Jansje zal vast den slaap niet vatten; en evenmin de boer en zijn vrouw, die nu reeds in kleuren en geuren verneemt, hoe zich al les toegedragen heeft en na eiken zin van haar man, herhaalt: „een flinke jongen toch!", een kraan van een vent, man!", een knaap waar iets in zit", en „wij hebben ons niet in hem vergist", en meer nog van die vleiende woorden, die, ware hij er bij ge weest, hem meer zonden getroffen hebben, om de warmte, waarmee ze gesproken werden, dan uit eigen overtuiging van dap perheid en voortreffelijkheid van daad. Inderdaad, hij had niet aan zichzelf ge dacht, toen hij zijn baas alles meedeelde. Nou maar Jan, dat is een mooie ge schiedenis, die je me daar vertelt. Je baas zal dit wel weten te waardeeren en wij zul len er ook ons voordeel meedoen. Ik deed mijn plicht moeder en meer niet. Wat is het goed, dat ik wat Fransch en Duitsch geleerd heb. Ware dit niet het geval geweest, dan had ik den boer niet gewaarschuwd en zou hij zijn maatregelen niet hebben kunnen nemen. Maar met dat al, zal ik toch benieuwd zijn, morgen vroeg te hooren, of ze gekomen zijn, ja da neen! Dat zal mij ook benieuwen. Maar wij zullen voor we naar bed gaan, ook alles goed sluiten en vooral zorgen, dat de knip pen onder en boven goed op de deur zitten. Om het slot geven die menschen niet. Ze hebben „loopers", zooals ze dat noemen, d.w.z. veel sleutels aan éikaar en hiermee kunnen ze zoowaar alle gewone sloten open maken. Kom, ik ga al alvast sluiten en zien of alles behoorlijk dicht is Moeder blikt haar zoon na met een blik, waaruit liefde straalt en moederweelde beide. Ze vindt het fijn, dat de kennis der talen haar zoon reeds in staat stelde mis schien een bende ontmaskerd te hebben. En het zal haar benieuwen, hoe de boer de houding van zijn „herdertje" waardeeren zal, herhaalt ze bij zichzelf. Zij is op dat moment trotsch op haar zoon en vindt hem een „kraan", een echt aardje naar zijn vaartje. Ziezoo moeder, ze zullen knap zijn als ze hier binnen komen. Doch wat vreezen wij: hier is niets te halen en daarbij: is het hun gewoonte niet bij kleine menschen in te breken. Ze slaan liever hun slag in het groot zou het niet moeder? Ja Jan! dat is waar! Maar al zouden ze niets van waarde vinden, ik zou toch niet graag hebben, dat wij bezoek kregen. Je zoudt van schrik en angst al meer dan ge noeg hebben. Maar kom, ga nog een beetje werken. Ik heb daar nog een paar kousen te stoppen en een paar lekkkere, wollen sokken onderhanden voor jou en die zou ik graag af hebben, eer de koude dagen weer naderen, en je zorgen moet voor war me voeten als het weer nat en guur gaat worden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 14