JEUGDLUCHTVAARTDAG Wie is mijn man? 3)e Êeicbefie (Bou/^ant Een stuk ^geschut In actie gedurende den aanval van de .blauwen tijdens de manoeuvres van het Fransche leger in het Alpengebied De ..ongestuurde vier" van ..Laga", die uitgezonden wordt naar de Europeesche roeikampioenschappen te Milaan. V.v.n.a.de heeren H. van Nes (slag), P. H. Godefroy, H. Herklots en B. van Wijk (boeg) Na dé opening van den zetel der stichting „Nationaal Centrum" op huize „Schoonoord" te Zeist, werd voor de genoodigden een oud-Hollandsche boerendans in nationaal costuum uitgevoerd Belangstelling voor de luchtvaarttentoonstelling bij het theehuis Soesterdal tijdens den nationaien jeugdluchtvaartdag, welke Vrijdag te Soesterberg gehouden werd De roem van het Westland. Druiven eten op de kweekerijen zelf behoort thans weer tot de jaarlijks weer- keerende attracties van een bezoek aan dit internationaal bekende centrum van de druivencultuur Kap. luit. ter zee H. J. Bueninck is met ingang van 17 Aug. a.s. benoemd tot commandant van Hr. Ms. „Java" FEUILLETON door OTFRID VON HANSTEIN. (Nadruk verboden). 24) ACHTSTE HOOFDSTUK. Een Fransch schip voer langs de kust van Madeira. Het was een kruiser der Fran sche Marine, die een oefeningsreis naar Zuid-Amerika maakte en tevens een aan tal passagiers aan boord had. Maar geen vroolijke toeristen de mannen, die op het voorschip bij elkaar hokten, of over de railing geleund in het water staarden, wa ren een honderdtal strafgevangenen. Ze waren allen gekleed in gevangeniskleeding, en soldaten, wier geweren met scherp ge laden waren, zagen onafgebroken, nauw lettend op hen toe. De kruiscer bracht een aantal veroordeel den uit de gevangenis van Toulon over naar de strafkolonie Guyana. De meesten hadden bleeke gezichten, waarop de ver twijfeling te lezen stond. Het waren allen, zonder uitzondering bandieten, die heel wat op him geweten hadden. Moorden, en andere ernstige misdaden tegen het leven en den eigendom. Geheel alleen zat Robert Severing, die nu Benjamen Huxley geworden was. Hij zag er bleek en ellendig uit. Hij zei haast nooit een woord. Met wien had hij ook moe ten spreken? Afwisselend had hij wel in Duitschland en Amerika geleefd, maar het Fransch was hij zeer slecht machtig. Hij begreep altijd nog niet, hoe alles zoo met hem had kunnen gebeuren. Die plotselinge arrestatie tijdens zijn overgaan van de Engelsche op de Fransche boot. Waarom had hij de oude pas, op naam van Benjamin Huxley al niet lang ver scheurd en verbrand? Waarom had hij hem uit gevoelsoverwe ging als oorlogssouvenir bewaard en bij zich gehouden? Wat kon hij er aan doen, dat indertijd nog niet van enken misdadiger vingeraf drukken werden genomen, waardoor an ders zijn onschuld zal zou kunnen worden bewezen. Wat kon hij er aan doen, dat een Belgische kogel precies door zijn kuit was gegaan, als Benjamin Huxley eens door de politie gewond was? Natuurlijk had de foto op de pas wel eenige gelijkenis met hem. Anders had hij dien pas ook nooit gekocht, om er mee te kunnen vluchten. Die Eliza Merrem! Door haar uitroep toen men hem aan boord van het Fransche schip bracht, had zij ook het hare tot zijn veroordeeling bij gedragen. Dan was er nog die Gould, die vent met dat misdadigersgezicht, die men als kroongetuige uit Amerika had laten ko men, die men een vrijgeleide had gegeven en die zich als medeplichtige aan den bank overval bekend had gemaakt. Die had glashard gezworen, dat hij in hem Benjamin Huxley herkend had. Dien had het genoegen gedaan met hem gecon fronteerd te worden en den overval, waar van hij voor het eerst van zijn leven hoor de in alle onderdeelen te beschrijven en hem toe te roepen: „Benjamin, ontkennen heeft toch werkelijk geen zin meer. Je bent geknipt en je doet het verstandigste maar te bekennen en om clementie te vragen. Zoo erg zullen ze het dan wel niet met je maken daar je later niets meer schijnt te hebben uitgehaald." Het was een afschuwelijke comedie ge weest. Die kerel was zeker een bijzonder geslepen schurk de rechter knikte hem oog nog welwillend toe, omdat hij zoo schijnheilig deed. Hij zelf werd echter als een verstokte misdadiger die ook nu nog niet bekennen wilde, zonder eenig medelijden veroor deeld. Vanzelfsprekend hij kon den rech ter er nog niet eens een verwijt van ma ken. De pas getuigde tegen hem. De kroonge tuige leek geloofwaardig. Hijzelf kon zich niet verdedigen en de hem door het ge recht toegevoegde verdediger was zoo vast van zijn schuld overtuigd, dat hij zich nau welijks de moeite gaf, om zijn vertwijfelde beweringen te controleeren. Hij zat op een opgeschoten tros bij de railing. Na het vonnis was hij ook lichamelijk gebroken en voelde hij zich ziek. Tien jaar Guayana! Dat was zooveel als de dood. Zijn levenswil was gebroken sedert het oogéhblik, dat hij zich machteloos voelde. Langzaam stoomden zij een groot eiland voorbij. Hij had den naam er van niet ge vraagd, maar de anderen hooren zeggen: „Madeira!" Ze voeren er niet zoo dicht langs, dat hij stad en haven duidelijk zien kon. Toch kromp zijn hart ineen. Daar woonde Irace- ma's vader! Daar was zij misschien ook, wachtend on ziin komst! Hij had er geen vermoeden van, of dat korte bericht, hetwelk hij haar gezonden had op den dag, dat hij op transport ge steld werd, in haar handen was gekomen. Zou zij aan zijn onschuld gelooven of zou zij denken, dat hij een schurk was? Het kwam er ook eigenlijk niets op aan ze waren toch voor elkaar verloren. Een bitter weemoedig lachje speelde om zijn mond. Er waren nu eenmaal menschen, die voor het geluk geboren werden en anderen voor het ongeluk. Even had hij gedacht, dat hij het geluk ontmoet had, toen zijn vriend Thomson hem te Southampton kwam afhalen. Die had het goed bedoeld, en toch juist zijn ongeluk bewerkt. Wanneer hij toen rustig naar Duitschland was doorgevaren, was er niets gebeurd. Thomson? Aan hem had hij zich als een stroohalm vastgegrepen. Maar die was niet te vinden geweest. Alles was voorbij voorbij! Weer waren veertien dagen verloopen. Het was ongeveer dezelfde dag, dat Irace- ma, eveneens geestelijk gebroken, bij juf frouw Turner terugkwam. De Fransche kruiser naderde de haven van Cayenne. De hitte der tropen hing sinds lang over zee, maar nu kreeg ze ook nog iets broeikasachtigs. Voor hem lagen de haven en de stad. In de zee voruitge- schoven forten met gapende kanonnen. Daarachter de grauwe stad. Boven haar een grauwen hemel, waar uit een lauwen regen neergoot. Een at mosfeer, die het denken onmogelijk maakte en alle energie verlamde. Weer twee dagen later. Iets verschrikkelijks had hij over zich heen moeten laten gaan Op nieuw was zijn vonnis hem voorgele zen en daarna had men hem zijn naam ontnomen dien naam, Benjamin Hux ley, die zijn verderf geworden was, en nu was hij niets meer dan een nummer. Gevangene No. 607. De gezonden onder zijn lotgenooten wa ren op het vaste land in verschillende werk kampen ondergebracht. Hij was te ziek, om eenigen arbeid te kunnen verrichten. De arts, die hem onderzocht had, haalde de schouders op. Hij werd naar het eiland ge bracht. Een klein eilandje, welks klippen door de branding omspoeld werden. Hier stonden barakken, waar de zieke gedeporteerden in ondergebracht werden. Honderd en meer in een barak. Vuil en walgelijk waren die verblijven; 't wemelde er van het ongedierte. Met schuwe blikken van afkeer zag Robert de oude gevangenen met hun etterende wonden, gevolg van de beten der zandvlooien. Ze keken telkens weer naar den nieuwe ling, die veteranen, wier levensgeschiede nis hij niet kende. Klein was het land. Een moerasgsig woud zond wolken van malaria-muskieten uit. Toch leefde in al die zieke gedeporteer den één gedachte, die hun kracht schonk, hun bestaan voort te slepen, de vlucht. Een dwaze gedachte. Hoevelen hadden niet na eindelooze moeite een klein vlotje weten te bouwen en waren alleen of ge tweeën daarmee in zee gestoken. Om krank zinnig van dorst te sterven, door de haaien te worden verslonden, of door een schip opgepikt en na uitlevering weer terugge bracht. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 16