HET KAMP VOLKSWEERBAARHEID
Wie is mijn man?
Een barricade in de Rue Royale te Parijs, als onderdeel der
massale herstellingswerken van het plaveisel der Fransche
hoofdstad
De eerste toebereidselen voor de feestverlichting van de hoofdstad bij he
aanstaand regeeringsjubileum van H. M. de Koningin. - Voor het Centraa
Station worden schijnwerpers gemonteerd
verband met het 85-jarig bestaan van de Groote Franeker Kaatspartij
n de Permanente Commissie hadden Woensdag feestelijkheden en wed-
ijden plaats, waarbij ook van Belgische zijde groote belangstelling bestond.
Een snapshot tijdens de „jaarlijksche kaatspartij in het Friesche spel"
FEUILLETON
OTFRID VON HANSTEIN.
(Nadruk verboden).
10)
„Fraulein Severing, ik ben de eigenaar
van Quinta Esperanca. Wij ontvingen het
telegram, waarin Senhor Figueira uw komst
meldde. Ik heb mij veroorloofd u af te ha
len om u naar Poisada te Sao Antonio da
Cerra te brengen, waar uw vader is?"
„Vanavond iets beter maar het was
hoog tijd, dat u kwam."
Ze voeren naar den wal en voor het ho
tel Golden Gate stond de auto te wachten.
Iracema zat alleen achter in de auto. Te
vergeefs hadden haar oogen Robert ge
zocht die was nergens te zien. Zij tracht
te zichzelf gerust te stellen. Hij zou wel bij
vader zijn. De heer van het pension was
voor in de auto naast den chauffeur gaan
zitten. Het was een sprookjesachtige rit en
tegelijk had hij iets huiveringswekkends.
Zilver maanlicht straalde op de naakte
klippen en de schuimende branding er om
heen.
Soms leek het, alsof de eenzame auto in
de rotswanden verdween dan weer gleed
ze langs een, in de rotsen uitgehouwen
weg langs de kust. Alles lag in slaap
de laatste huizen van Funchal, de kleine
visschersdorpjes, 't stadje Santa Curz. Re
gelmatig zoemde de motor en straalden
de lichtbundels der koplampen voor haar
uit. Als in trance maakte Iracema dezen
rit. Uren verliepen. Ze bereikten het woud
en onder het dichte geboomte steeg de weg
langzaam. Ze werd angstig te moede. Het
was, alsof de onbekende, aan wien zij zich
lichtzinnig had toevertrouwd, haar de wil
dernis invoerde.
Soms klonk een kreet van een nachtvo
gel of er kwaakte iets in de takken van
het geboomte. Onbeweeglijk zaten de bei
de mannen voor haar, en om haar hing
de duisternis van het woud bij nacht.
Haar hart bonsde, angst voor een onbe
kend gevaar drukte haar.
Drie uren gingen voorbij, totdat er ein
delijk een licht opdaagde. Tusschen een
paar donkere hutten door, schenen verlich
te vensters van een groot steenen gebouw
en de auto reed de tuin van het Poisada
binnen.
Ook nu nog in den nacht, was het ver
rukkelijk zoel en in de bomen zongen de
nachtegalen. Een deur stond open, en
daarachter zag men de verlichte hal, waar
in een elegante dame, met licht grijzend
haar blijkbaar den laten gast stond op te
wachten. Ze leek in niets op een pension
houdster maar verraade door houding en
voorkomen, dat ze een vrouw van stand
en beschaving moest zjjn. Met beide han
den open trad zij Ira tegemoet en zei
met warmte:
„Welkom juffrouw Severing, ik heb u
verwacht. Ik ben juffrouw Turner."
Iracema voelde zich direct tot deze sym
pathieke verschijning aangetrokken, greep
hare handen, en vroeg:
„Hoe gaat het met mijn vader?"
Toen trok juffrouw Turner in een
plotselinge opwelling het jonge meisje in
haar armen en zei met ontroerde stem:
„Arm kindje, je bent een uur te laat!"
„Is hij dood?"
Juffrouw Turner had haar arm om het
meisje heen geslagen en leidde haar naar
een bank, waar zij naast haar ging zitten.
„Het is een wonder, dat hij nog zoo lang
geleefd heeft, gun hem de eeuwige rust."
Den volgenden morgen.
Iracema had niet kunnen slapen. Juf
frouw Turner had haar gezelschap gehou
den. Haar fijngevoelig, moederlijk optre
den had Ira buitengewoon goed gedaan.
Rustig en tevreden lag de notslapene
met gevouwen handen op zijn bed. te mid-
der der bloemen die juffrouw Turner had
laten aandragen. Er was geen trek op zijn
gelaat, die zou doen vermoeden, dat eenige
ziele-angst zijn laatste uren verbitterd had.
„Was hij zijn laatste uren alleen?"
„Zijn neef was eergisteren bij hem."
Iracema dacht er niet aan, dat Robert
pas gisteren aan had kunnen komen. Het
was een heele opluchting voor haar, dit
te kunnen hooren. Zij vroeg:
„Robert Severing?"
„Juist, zoo werd hij door wijlen uw va
der aan mij voorgesteld."
„Waar is hij nu?"
„Hij is naar Lissabon afgereisd."
Weer ademde Iracema op. Dat was dus
de reden, waarom Robert niet aan dë boot
was, om haar af te halen.
Weer enkele uren later. Elk oogenblik
kon de auto komen, met de kist, waarin
men den onslapene zou vervoeren.
Gedurende al dien tijd werd Iracema
naast de smart over het verlies van haar
vader, ook nog gekweld door den vreese-
lijken twijfel, aangaande haar eigen toe
komst. Ze stond nu geheel alleen, en was
uitsluitend op zichzelf aangewezen. Haar
vader was dood, het echtpaar Hosband in
Amerika. Wat tusschen de beide personen
die alle twee beweerden Robert Severing
te zijn nu in Lissabon voorviel, kon zij
zelfs niet vermoeden. Haar hart snakte
naar iemand, om zich uit te kunnen spre
ken. Naar een oprecht en eerlijk hart, dat
zou zij kunnen vertrouwen, en telkens weer
dacht zij dan aan juffrouw Turner, die met
groote fijngevoeligheid en tact haar alles
uit handen nam, waarvoor oogenblikke-
lyk moest worden gezorgd.
,.U boezemt mij vertrouwen in. U is mij
zoo moederlijk tegemoet getreden, mag
ik mij eens bij uit uitspreken?"
„Ik hoop, dat ik zal kunnen helpen!"
De schrandere vrouw had al bemerkt,
dat er nog iets anders zijn moest, dan en
kel maar smart over den dood van haar
vader, dat het jonge meisje bezwaarde.
„Niet waar, dat is toch de heer. die mijn
vader bezocht heeft?"
Juffrouw Turner bekeek de foto, en
schudde het hoofd.
„Neen, die zag er eel anders uit. Hij was
groot en donker; ik had hem eerder voor
een Braziliaan dan voor een Duitschers
gehouden."
Ze barstte in tranen uit, en juffrouw Tur
ner sloeg haar arm om haar schouder.
„Vertrouw maar op mij. Ik zou zoo gaar
ne helpen. Ik voel, lat een of ander groot
verdriet aan uw hart knaagt. Het doet zoo
goed, zich eens heelemaal te kunnen uit
spreken."
„Dat wil ik en ook, dat ik u kan ver
trouwen."
Ze begon langzaam haar verhaal, eerst
aarzelend en door snikken onderbroken,
dan meer samenhangend. Ze vertelde haar
eerste kennismaking met Robert in het hos
pitaal, daarna van de tennismatch te New-
York, van wat in Londen was gebeurd en
ten slotte wat zij zoo juist in Lissabon had
moeten meemaken.
Juffrouw Turner hoorde haar stilzwijgend
aan, onderwijl voortdurend kijkend naar de
foto.
„Dat is zeer zeker een uiterst moeilijk ge
val. Het is duidelijk, dat een van beiden
een bedrieger moet zijn. Ga ik met mijn ge
voel te rade, dan zou ik zeggen, dat de
blonde jongeman hier op de foto eer
der de neef van uw vader, die vroeger ook
blond moet zijn geweest, zal zijn dan de
ander dien ik eerst voor een Braziliaan
hield. Ook de kennismaking in het hospi
taal en de ontmoeting te New York spre
ken in zijn voordeel ook de open eerlijk
heid, waarmede hij over zijn armoede
sprak. Anderzijds is het onloochenbaar, dat
uw vader er volkomen van overtuigd was,
dat de man, die u Jenkins noemt en die
ook bij zijn eerste verblijf hier onder dien
naam zich aanmeldde, uw neef Robert Se
vering is. 't Is ook zeker, dat uw vader aan
'n echtverbintenis tusschen hem en u ge
dacht heeft, want hij stelde hem aan mij
voor als zijn neef, zijn compagnon en zijn
toekomstigen schoonzoon. Verder is het op
vallend, dat de ander in wien u de echte
Robert Severing ziet en waarvan u zegt,
dat hij met de Royal-Mail hier had moeten
aankomen, niet aangekomen is. Buiten Jen
kins is hier toch niemand anders geweest en
mijn manager zei mij, dat van de Engelsche
boot geen enkel ander passagier blijvend
debarkeerde. Het lijkt dus wel, alsof die
heer er de voorkeur aan heeft gegeven het
schip niet te verlaten en naar Zuid-Afrika
is doorgevaren."
(Wordt vervolgd).