Dit is geschied in Oostenrijk DE VAL VAN DOLLFUSS Herinnering uit de Juli-dagen van 1934 ZATERDAG 30 JULI 1938 HE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 13 Verwarring, intriges, aanslagen Maandag 25 Juli j.l. heeft men den vierden verjaardag van het uitbreken van den Juli-Putsch in Weenen herdacht. In het reeds imeer geciteerde boek van het Hon- gaarsche journalistenpaar Juhasz worden deze spannende en onheil volle dagen in Oostenrijk door mevr. Sari Juhasz suggestief weer gegeven. Het voorspel. Deze weken (n.l. van Juli 1934) braoh- ten wij onze vacantie door in Neuwaldegg, in een klein, aan den boschrand gelegen pension, een kwartier buiten Weenen. Mijn journalistieke werkzaamheden beperkten zich tot de kleine, onbelangrijke dagelijk- sche verslagjes van den komkommertijd. Mijn man was in Saarbrücken, waar het leven begon te zwellen. Op den avond van 24 Juli reed ik, van de redactie komend, met een collega per taxi naar huis. De straten waren reeds uitgestorven en wü reden wellicht vlugger dan was toege staan, toen bij het gebouw van het Lan- desgericht de chauffeur, plotseling remde. Een kleine groep menschen kwam uit de deur van het groote gebouw; zij droegen een doodkist. Mijn collega tikte op de ver- tindingsruit en riep den chauffeur toe: „Rijd zoo snel mogelijk, ik wil niet in een opstootje terecht komen". In deze doodkist lag het stoffelijk over schot van den 20 minuten te voren terecht- gestelden Jozef Gerl, het eerste slachtoffer van het op 18 Juli bij plakkaat afgekon digde standrecht. In zijn woning waren geweren en patronen gevonden eh sinds ren week stond op deze zonde.de doodstraf. De socialist Gerl werd tegelijkertijd als n. artelaar der socialisten en der nationaal- secialisten geboekt. Volgens sommigen was zijn laatste woord onder de galg: „Freund- fiehaft", volgens anderen „Heil Hitier". Toen de rechter na de uitspraak tot dezen een oogenblik wankelenden beklaagde spottend opmerkte: „Nu is u niet meer zoo dapper", riep Gerl door de volle zittings zaal: „Ik zal het helaas niet beleven, maar mijn makkers zullen zien, hoe moedig u, mijnheer de president, zich zult verdedi gen voor het revolutie-gerechtshof." Eén ding is zeker: op den morgen van den negendianden vond het dienstmeisje onder de deur der woning van Dollfuss in de Stallburggasse, een briefje: „Vier en twintig uur na de eerste standrechtelijke terechtstelling zult u niet meer in het land der ley enden zijn". De telefoon rinkelt.... De voormiddag van 25 Juli ging nog voorbij met zwemmen en zonnebaden. Maar toen ik om half twaalf hongerig de kleine tuinpoort van het pensioen binnen ging, kwam mijn bejaarde hospita mij op gewonden tegemoet: „Al twee keer heeft de redactie uit Weenen u opgebeld. Of u onmiddellijk wilt opbellen, zij zeggen, dat het zeer dringend is" Mijn collega zei door de telefoon slechts dit- „Sari, trek je grijze jurk met korte mouwen aan. Zoo mogelijk schoenen met lage hakken, neem een war men mantel mee en een tandenborstel. Ik denk dat je niet zoo spoedig in Neuwal degg terug zult zijn. Rintelen heeft de re geering gevormd. Óver een half uur ont moeten we elkaar in de perskamer van het politiebureau" Voor het politiebureau op den Schotten- ring stonden twaalf agenten op wacht, vreemde menschen, die mij naar mijn legi- timatiekaart vroegen en deze nauwkeurig onderzochten, vooidat zij mij doorlieten. In de perskamer op de eerste étage heersch- te een onbeschrijfelijke opwinding. Het schrijfbureau van den dienstdoenden in specteur was bij het raam geschoven. Boven op het bureau tusschen de telefoon en den inktkokter stonden twee machine geweren met den loop op straat gericht. Het raam was open, maar de machinege weren werden door een gordijn aan het oog onttrokken Engelsche, Fransche, Ame- rikaansche, ïtaliaansche, Tsjechische en Poolsche journalisten begroetten mij in een Babelsche wirwar van talen. Politie-inspec- tturs met bezorgde gezichten poogden hen gerust te stellen. Zij verkeerden in ang stige onzekerheid en met heesche stem telden zij iedere minuut de kanselarij op, die reeds sinds anderhalf uur geen antwoord gaf. Uit de wirwar van inlichtingen kwam ik te weten, dat om één uur nationaal- socialistische troepen het gebouw van den radio-omroep hadden bezet en den omroe per met revolvers hadden gedwongen, den hem voorgehouden tekst, welke het aftre den van Dollfuus inhield en de regeerings- vorming door Rintelen, om te roepen. Wij vlogen de trappen af en met de eer ste de beste tax: joegen wij naar de Ravag. Op de Karntnersrasse was alle orde al ver dwenen, voor de winkels had men de rol luiken neergelaten en politie-auto's vlogen met loeiende sirenes naar het in gevaar verkeerende gebouw. De Ravag-studio lag ir de smalle JThannesgasse, welke reeds was afgesloten, en het cordon opende zich slechts na volledige legitimatie. De opge wonden menigte maakte het politiecordon r og dichter: vrouwen en mannen, die elkaar bij de polsen vasthielden, versperden den weg, opdat geen der aanslagplegers in de Ravag zou kunnen ontvluchten. DOLLFUSS In tusschen vernamen wij, dat de zes van tcp tot teen gewapende mannen, die de studio waren binnengedrongen, den om roeper en een 23-jarigen acteur, die op dat oogenblik juio. gedichten zou voordragen, hadden doodgeschoten. De verontwaar diging der massa kende geen grenzen. Het was half drie, toen de politie de geboeide Hakenkruisers, die bijna niet meer op hun beenen konden staan, buiten brachten. De menschen sloegen en schopten hen, waar zij hen maar konden raken. Snel gingen wij nu naar het paleis der kanselarij. De Ballhaosplatz was leeg. Blind en doof stond daar dat prachtige barok paleis met neergelaten rolluiken en voor de gesloten poort stonden twee hooge Heim- wehr-officieren. Ik stak het plein over en in vertwijfeling sloeg ik een roffel op de deuren. Een dei officieren greep mijn arm: „Mijn God, wat doet u hier? Maak dat u wegkomt! Over een half uur ondernemen wij een gasaanval op het paleis!" Ik schreeuwde: „Leeft de kanselier nog? Alleen dat wil ik weten!" De officier haal de zijn schouders op: „Dat weet helaas nie mand. Maar ik ben bang, dat het reeds te laat is". Verwarring. Slechts langzamerhand kwamen de bij zonderheden van de putsch los. 144 gewa pende mannen hadden bij verrassing de kanselarij bezet, waarin 240 ambtenaren, 30 soldaten en ongeveer evenveel politie agenten en detectives dienst deden. Den 144 putschisten werd door het tweemaal zoo sterke personeel geen tegenstand ge boden. De politie en de soldaten werden ontwapend en met de ambtenaren op de binnenplaats bijeen gedreven. Enkele van hen, waaronder ook Hornbostel, werden mishandeld. Een deel der ambtenaren, samen beschikkend over 67 revolvers, ge bruikte de revolvers niet, maar ontving de Hakenkruisers met Heil Hitler-geroep. De soldaten en de politie boden evenmin tegen stand. Plotseling stopte er op het plein een taxi waaruit een opgewonden oudere heer sprong en wel dr. Funder, de hoofdredac teur van de Reichspost. „Wat is er eigen lijk gebeurd?" riep hij tot de samenge stroomde journalisten. „Weet u dat niet?" antwoordde een Duit- sche persfotograaf. „Dollfuss is gevangen genomen en Rin telen heeft de regeering gevormd". Fun- aer verbleekte, maar verloor zijn tegen woordigheid van geest niet. Hij sprong weer in zijn taxi en riep tot den chauffeur: „Hotel Imperial". Funder en zijn chef van de afdeeling advertenties, een gepensionneerde Hon- gaarsche kapitein van athletische gestalte, vlogen de trappen van het hotel op, regel recht naar de kamer van Rintelen. Rinte len stond juist op 't punt, naar de Johan- nesgasse te gaan om daar een radio-rede te houden tot de bevolking van Oostenrijk. Zij pakten Rintelen bij zijn kraag, droegen hem met het grootste gemak naar beneden en duwden hem in de voor het hotel wach tende auto. Zij brachten hem naar het mi nisterie van oorlog, dat in handen der re- geeringsgetrouwe troepen was. Wij haastten ons terug naar het politiebureau, waar wij door de radio boorden, dat ook in de pro vincie relletjes plaats hadden. Tot zes uur zaten wij hier in volslagen onzekerheid, totdat een agent doodsbleek terugkwam van dt telefoon: „Nummer 10 is dood", stot terde hij. Dollfuss vermoord! Dollfuss was dus vermoord. Op het poli tiebureau had ieder lid der regeering een nummer en wü wisten allen, dat de kan selier nummer 10 was. Ik rende naar het telegraafbureau om dit bericht aan hoofdredacteur Saly te telegra- feeren. Toen de beambte het bericht gelezen had, sloeg hij zijn handen ineen en er kwam geen woord over zijn lippen. Daarna zeide hij: „Het spijt mij, maar ik kan dit tele gram niet aannemen. U moet nadere orders afwachten". De stad stond op stelten, sirenes loeiden, leger en politie vlogen in alle richtingen. Om half zeven werden telefoon, radio, tele graaf en postverkeer gesloten. Oostenrijk was van de wereld afgesloten. De journa listen stonden verslagen, zij wisten dat be halve hun bestaan nu ook hun leven op het spel stond. De algeheele staat van beleg was afgekondigd en zij wisten, dat één on doordacht woord him het hoofd kon kos ten. Telefoneeren over de grens. En wat het voornaamste was, men kon de krant toch niet zonder bericht laten. Er zat niet anders op, dan voor enkele oogenblik- ken het land te verlaten en van het eerste telefoonstation oVer de grens de redactie op te bellen. Met drie Tsjechische journa listen huurde ik een auto. Met een vaart van 90 k.m. reden wij naar Pozsony (Bra tislava). Toen wij aan de grens kwamen, bleek, dat ik geen Tsjechisch visum had. Daar mijn collega's Tsjechische staatsbur gers waren, besloten zij op hun eerewoord te garandeeren, dat ik te middernacht het Tsjecho-Slowakisch gebied weer zou ver laten. Aan de grens stonden al minstens vijf en twintig auto's vol opgewonden en druk ge- sticuleerende Oostenrijksche vluchtelingen; mannen en huilende vrouwen met kinderen en bagage. Aan den Tsjechischen kant stond in het duister al een rij wagens. De menschen haastten zich naar hun Oosten rijksche familieleden, van wie zij dachten, dat zij in gevaar verkeerden. Onze auto reed de grens over, maar wij moesten een schriftelijke belofte geven, dat wij des nachts zouden terugkeeren. Van Weenen tot Pozsony had ik aan één stuk op mijn portable zitten schrijven. Het was reeds laat in den avond, toen wij in Pozsony aankwamen. Men zette mij op den hoek van een straat af en riep mij toe, te zorgen, om kwart voor elf in hotel Carl ton te zijn. Toen de menschen bemerkten, dat ik uit een wagen met een Oostenrijk sche nummerplaat was gestapt, omringden zij mij en bestormden mij met duizend vra gen. Ik vroeg hun, mij naar de redactie van een Hongaarsch blad te brengen, zoo dat ik vandaar Budapest kon opbellen. Dezsö Saly kon zijn ooren niet gelooven toen hij mijn stem hoorde. Ik gaf mijn verslag door en toen ik klaar was met te lefoneeren, was in de aangrenzende kamer reeds een vorstelijk avondmaal voor mij bereid. Ik vroeg den hoofdredacteur van dat blad in Pozsony, wat ik hem voor dat interlocaal gesprek schuldig was, waarop hij in zijn zak tastte en mij glimlachend 500 Tsjechische kronen overreikte: „Dat ben ik u schuldig voor het artikel", zei hij, „dat mijn stenograaf intusschen heeft op genomen". De hall van Carlton was propvol, toen ik binnentrad. Wij vertrokken onmiddellijk om tijdig de grens te kunnen bereiken, 's Nachts ongeveer 1 uur werden wij, reeds diep in Oostenrijksch gebied, met onzen wa gen aangehouden. Twee soldaten belichtten onze gezichten met zaklantaarns, en door zochten al onze papieren. Toen zij hoorden, dat wij journalisten waren, zeiden zij slechts: „Dollfuss is vermoord. Wat zal er nu met ons gebeuren? Als er maar geen oorlog komt". Daarna kon onze auto slechts langzaam vooruit komen. Wij kwamen terecht tus schen een formatie van de Heimwehr, wij reden tusschen kanonnen, tanks en mar- cheerende troepen me stormhelmen naar Weenen. Op dezen weg werden door het venster van de auto, één en twintig keer geladen geweren op ons gericht. Mevr. Dollfuss arriveert. 's Morgens om half vier kwamen wij bij het hoofdbureau van politie aan. Dood vermoeid wandelden wij naar de perska mer, en hoorden dat een uur te voren Oos tenrijk weer met ae wereld verbonden was. Men deelde ons mede, dat Rintelen, die in het ministerie van oorlog was opgeslo ten, een poging tot zelfmoord had ge daan, maar dat hij niet aan zijn verwon dingen was gestorven. Wij vernamen ook, dat Starhemberg, met zijn vliegtuig uit Lido komend, was „verdwaald" en ge noodzaakt was, naar Venetië terug te kee- ren. Waarschijnlijk achtte hij het beter, in veiligheid af te wachten, hoe de strijd zou verloopen. Dien nacht ging geen enkele journalist naar bed. 's Morgens om half acht herinnerde ik mij, dat mevrouw Doll fuss, die met haar kinderen met vacantie in Riccione vertoefde, over enkele uren zou aankomen. Ik belde Rome op en binnen een kwartier wist ik, dat Mussolini zijn eigen vliegtuig ter beschikking van me vrouw Dollfuss had gesteld. Ik telefoneer de Aspern, de Weensche luchthaven, en men deelde mij mede, dat kort voor de aankomst van mevrouw Doll fuss 'n machine zou vertrekken naar Parijs Het was mij duidelijk, dat ik slechts op het vliegveld zou kunnen komen indien ik als gewone passagier zou informeeren naar een vlucht naar Parijs. Het plan lukte en ik stond daar alleen in de hitte op een Juli morgen onder een onwaarschijnlijk blau wen hemel met angstig hart en een zwaar hoofd te wachten tot de zilveren vleugels van het vliegtuig in de lucht verschenen. Het heele personeel van het vliegveld wachtte daar op de groene weide met de hoeden in de hand en met roodgehuilde oogen, tot de machine op den grond was uitgerold en mevrouw Dollfuss in licht bruin zomercostuum zonder hoed en met een zakdoek in haar hand, uitstapte. Op haar gelaat, vertrokken van smart, kwam telkens een zenuwachtige trekking. Een voorname vrouw uit Mussolini's omgeving begeleidde haar gearmd en beide vrouwen liepen langzaam van het vliegtuig naar de auto. Mevrouw Dollfuss bleef na iederen stap vermoejd staan. Dezen dag belde ik meer dan tienmaal de „Uj Nemzedék" op. Om half twaalf ging ik naar het gebouw der vice-kanselarij in de Herrengasse voor een onderhoud met Fey. Terwijl ik in de antichambre van de ontvangzaal wachtte, stormde een hoog geplaatst officier binnen met een bebloed verband om het hoofd, hinkend en vol stof en vuil. De deur van Fey's kamer ging on middellijk open en Fey's secretaris snelde hem tegemoet. De majoor meldde met van opwinding bevende stem, dat hij per vliegmachine van de Pyhrnpas kwam, waar de nazi's zeventig van zijn mannen hadden doodgeschoten, die boven in de ber gen waren en dat het onmogelijk was, hen te benaderen. ,Alsik niet spoedig versterking krijgt, schieten zij al mijn soldaten neer". Intusschen liet Fey mij roepen. Hij stond achter zijn geweldig schrijfbureau, bleek en in een eenvoudige uniform. „Ik zie met het grootste vertrouwen", zoo zeide hij, „in dit beslissende uur de zending en den ar beid van den nieuwen gezant von Papen tegemoet. Van hem,'den diplomaat, die zoo vele stórmen heeft doorstaan, verwacht ik de oplossing uit deze onontwarbare proble men". De rol van Fey bij den moord op Doll fuss is tot op heden onopgehelder geble ven. Men zeide, dat twee uur vóór de putsch een detective hem vertrouwelijk van de komende gebeurtenissen op de hoog te had gebracht, iaar dat de vice-kanselier niet eens de moeite had genomen, de poor ten te laten sluiten. Hij was de eenige, die zich op de bezette kanselarij vrij- koft be wegen. Schoot Fey op Dollfuss? Kreisler, de ambtenaar van het gerechts hof, die tijdens het terechtstaan der putschisten aanwezig was en van alle ac ties had kennis genomen, beweerde, dat Fey eigenhandig Dollfuss had neergescho ten. In ieder geval is het een feit, dat de van den moord op den kanselier beschul digde en dan ook terechtgestelde Planetta slechts één schot heeft afgevuurd en dat in het lijk twee schotwonden werden ge vonden, afkomstig uit twee verschillende revolvers. Het doodelijke tweede schot was niet van Planetta's revolver afkomstig. De politie vond den kogel uit de revolver van Planetta, terwijl de andere verdwenen is en nimmer meer te voorschijn kwam. Eveneens opvallend is, dat Planetta, die het meest van de voorbereiding tot de sa menzwering en de draden er van afwist, het eerst werd opgehangen, waardoor de andere beschuldigden niet konden verzoe ken, met hem te worden geconfronteerd. In den loop der zittingen tegen de putschis ten sneed de president bij het noemen van den naam van Fey den getuigen steeds het woord af. De verdedigers van de leiders der putschisten Planetta en Holsweber, werden na de, zitting onmiddellijk gearres teerd, daar zij op een zekeren samenhang hadden gewezen. Aan de bladen werd streng verboden, de rede der verdedigers op te nemen, slechts de acte der beschuldi ging van den officier van justitie mocht worden afgedrukt. In het nieuwe kabinet verloor Fey zijn vice-kanselierschap en langzamerhand verdween hij van het po litiek tooneel. In den loop van den dag deed ik mijn best, zooveel inlichtingen te verzamelen als ik maar kon en eerst in den loop van den avond was ik in de gelegenheid, het opgebaarde stoffelijk overschot van Doll fuss te gaan zien. Schokkend en voor im mer onvergetelijk blijft dit beeld: de toe- stroomende honderdduizenden, die geen oogenblik mochten blijven staan, maar slechts met een traan afscheid mochten nemen. Na acht uur was het iedereen, behalve soldaten en journalisten, streng verboden, zich op straat vertoonen. Koffiehuizen, restaurants en amusements-gelegenheden waren om zeven uur gesloten. Op twee twee plaatsen in re stad bestond er na dien tijd gelegenheid om te eten: in de kleine blauwe Chineesche salon van „Imperial" en in restaurant „Freyung" tegenover de toen malige Heimwehr-kazerne. In den avond van den volgenden dag brachten de familieleden der officieren beddegoed naar het koffiehuis en in de biljart- en speelzalen sliepen de soldaten en de journalisten op geïmproviseerde slaapplaatsen na deze zenuwsloopende da gen om de beurt een uur. In het Freyung-restaurant speelden zich soms heftige scènes af, tusschen de Heim- wehr-officieren heerschte geen eensge zindheid. Eens was ik er getuige van, dat een jonge luitenant, wiens ondergeschikte zich niet haastte, een bevel op te volgen, zijn weerspanninge wapenmakker met een revolver bedreigde. De buitengewone correspondenten der wereldbladen waren in deze dagen hier sa mengestroomd en de berichtendienst was in enkele uren opgericht. De winkels van importsigaretten en -sigaren maakten goe de zaken, Gold-Flake en Lucky Strike wer den bij duizenden verkocht. Het grootste tumult was rond de tafel van Knickerboc ker, die met zijn tomaat-roode haren altijd daar was, waar de toestand het meest ver ward scheen. Aan slapen dacht niemand en het was reeds de 27ste, toen ik weer voor het eerst in een bed sliep Planetta's vrouw. Ik bracht een bezoek aan de vrouw van den moordenaar van den kanselier, Planet ta, den avond vóór de, terechtstelling, te Dornbach, een buitenwijk van Weenen. De deur van een met planten begroeid huis met groene luiken ging voor mij open, een dikke vrouw met roodgehuilde oogen bracht mij in de kamer. Zij vertelde, dat haar man, die chauffeur was, een week ge leden na een hevige ruzie was weggegaan met de mededeeling, dat hij voorloopig niet zou terugkomen.. „Mijn familie heeft de krant voor mij verstopt en mijn radio bui- tén gebruik gesteld. Ik bemerkte eerst wat er gaande was, toen de ^buren mij niet meer groetten en hun kinderen verboden, met mijn kinderen te spelen". Hysterisch snikkend wierp zij zich op den divan. „Dat is allemaal gekomen, om dat zij mijn man wegens nazi-sympathieën uit het leger hebben verwijderd. Zij hebben hem zijn oorlogsmedailles ont nomen en toen heeft hij gezegd, dat hij dit zou wreken op den kanselier". Zij vroeg mij, samen een telegram te zenden aan mevrouw Dollfuss, opdat haar man door tusschenkomst der ongelukkige weduwe zou worden begenadigd. Ik stelde het te legram op, dat natuurlijk zonder resultaat bleef. Dezen nacht, die vol van gruwzaamheid en vertwijfeling was, vol van de schrikbeel den van den onvermijdelijken dood. bleef ik bij haar. Tot aan dè ochtendschemering toe hield zij mijn hand vast, totwat het bericht kwam, dat Planetta was terechtge steld. De moeder van Dollfuss. Met Mr. Panton, den correspondent van de „Daily Express", die mij in zijn redac tie had opgenomen, ging ik naar Kirnberg, naar de moeder van Dollfuss, een bedroef de oude boerenvrouw met een zwarten hoofddoek om. Wij troffen haar in de kleine dorpskerk, waar zij sinds den dood van haar zoon bijna voortdurend vertoef de. „Hier kan ik hem het duidelijkst voor oogen zien", zeide zij, schreiend in haar zakdoek, „hier liep hij rond als misdienaar toen hij klein was. De gelegenheid om als misdienaar den pastoor te dienen, liet hij nooit voorbijgaan, voor alle schatten der wereld niet. Wij dachten, dat hij priester zou worden. Helaas, God heeft een groot man van hem gemaakt. Ook toen hij kan selier was, bezocht hij mij, als hij maar even tijd had. Als zijn plicht hem naar het bui tenland riep, beschreef zijn vliegmachine drie, vier cirkels boven ons huis en zoo groette hij ons. Hier was hij het liefst in den kring der speelkameraden uit zijn kin derjaren. De eene is politieagent, de andere kruidenier". De regeering had den putschisten, indien zij capituleerden, vrijen aftocht uit de kanselarij beloofd, maar ondanks deze be lofte deed zij hun een proces aan en liet hen terechtstellen. Naar zij later zeide, geschiedde dit, omdat de vrije aftocht al leen was beloofd, indien Dollfuss gespaard was gebleven. Maar in werkelijkheid wis ten de ministers, toen zij dezen vrijen af tocht beloofden, reeds, dat Dollfuss dood was. De gevangen genomen nazi's werden der Marokkaanschme kazerne gewekt door waar hun in naam der regeering nogmaals s' affeloosheid werd beloofd, indien zij medededeelden, wie Dollfuss had neerge schoten. Planetta meldde zich als de dader aan om zijn kameraden te redden. De vrije aftocht werd echter niet gegeven. Den daaropvolgenden nacht werd de omgeving der Marokkaansche kazerne gewekat door mitrailleurvuur. Het grootste deel der put schisten werd na een rechtszitting langs den kortsten weg terecht gesteld. Van de 144 putschisten kwamen er slechts 17 voor het gerechtshof. Tusschen de terechtgestelden waren ook 9 politie-agenten, die er geen besef van hadden gehad, deel uit te maken van een illegale actie, daar zij een door commis saris Steinhausl onderteekenden oproep hadden ontvangen met het bevel, aan deze actie deel te nemen. Niets vermoedend volgden zij dit bevel op en nog op de bank der beschuldigden konden zij nauwelijks vermoeden, dat zij hiervoor met den dood zouden worden gestraft. Bijna tot het laatste oogenblik was ik by hen en ik kan zeggen, dat zij meer verwon derd waren, dan dat zij schrokken bij het hooren van het doodvonnis. Eén terechtge stelde agent was twee maanden tevoren ge huwd en een andere zou de geboorte van zijn kind niet meer beleven. In de Juli- revolutie lieten de slachtoffers van Steyr en Karinthië meegerekend 1700 menschen het leven. IN DOLLFUSS' GLORIEDAGEN. Een groote demonstratie vóór Dollfuss.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 13