MINISTER COLIJN TE KAMPEN. Wie is mijn man? De eerste van de serie baggermolens, welke voor Rusland hier te lande gebouwd wordt, heeft op den Nieuwen Waterweg proefgevaren en proefgebaggerd Rust na een ste vige wandeling. Vierdaagsche sfeer in de omge ving van Nijmegen Houd er den moed maar in. De 77-jarige De Wind in vroolijk gezel schap van de dames der Rotterdamsche Burgerwacht tijdens de vierdaagsche afstandsmarschen y r den overweg. De wandeling wordt even onderbroken tijdens de „vierdaagsche", om den trein te laten passeeren Als van ouds is^de stemming onder de deelnemers en deelneemsters aan de „vierdaagsche steeds patent. Zelfs in de rustpoos ontbreekt de vroolijk- heid niet Te Kampen is Woensdag een driedaagsche reünie aangevan gen van oud-volontairs van het Instructie Bataljon. De reunis- ten op weg naar de Nieuwe Kerk. Op de eerste rij v.l.n.r.: burgemeester Oldenhof, minister-president dr. H. Colijn en de commandant van het veldleger, baron van Voorst tot Voorst De beklimmers van den Eiger-wand. Vorg (links) en-Eckmaier op het balcon van hun pension te Grindelwald tijdens de verwelkoming door de inwoners FEUILLETON door OTFRID VON HANSTEIN. (Nadruk verboden). 10) - Van het Fransche schip wierp men een touw over. Ook hier verdrongen zich de passagiers aan de verschansing. „Naar het tusschendek met hem". Robert was rood van schaamte en woe de, hoorde het hoonend lachen om hem heen en schreeuwde den officier aan den valreep toe: „Ik zweer. „Wacht even met zweren tot je voor het gerecht staat". Hij werd in een kleine hut opgesloten aan handen en voeten geboeid. Hij had er geen vermoeden van wat er met hem ge beurd was begreep slechts, dat hy het slachtoffer van een persoonsverwisseling moest zijn. Hij meende gehoord te heb ben, dat een vrouwenstem riep toen hij het dek van het Fransche schip betrad „Benjamin Huxley!" Hij hoopte maar, dat elk oogenblik de deur zou geopend worden en de consul zou binnenkomen om hem te redden. Hij begreep nog niet, dat hij in den val zat. Ondertusschen voer het Fransche schip op volle kracht noordwaarts. Het was avond. De villa de Praca de Rio de Janeira was helder verlicht. Irace- ma nu in avondtoilet, stond naast haar oom, om de gasten te ontvangen. Oom had zich den eeheelen dac niet meer laten zien. Hij deed nu erg druk, was zichtbaar ner veus. Ook Iracema voelde zich voortdurend onbehagelijker, ofschoon zij met vreugde verschillende dames begroette, die zij als jong meisje gekend had. Men zette zich aan tafel. Over Robert werd niet gesproken. Zij was langzamer hand gaan geloven, dat wat oom van haar verloving gezegd, als een grap bedoeld was. Ze voelde zich heelemaal niet gerust toen' Figueira tegen zijn glas tikte. „Lieve vrienden, wanneer ik u heden verzocht hebt met mij de blijde terugkomst van mijn lieve nicht zooals ik haar wel noemen mag Iracema Severing te vie ren, dan is dat toch niet alleen ter eere van het weerzien, dat ik u heb uitgenoodigd. Ik wilde u vragen om u gelijktijdig met ons er over te verheugen, dat mijn hoogver eerde compagnon senjor Emmerich Seve ring zoo goed als genezen is". „Bravo! Bravo!" „Maar ik heb u nog wat mede te deelen! Een gelukkig feit, waarover ik mij zoo verheug, dat ik het niet langer onder mij kan houden". Iracema voelde, dat aller oogen 2%ch op haar richtten en werd vuurrood. Mijne lieve Iracema kwam niet alleen terug. Voor enkele dagen trouwde zij - om een hartewensch van haar vader te vervullen in Londen haar neef Robert Se vering, toekomstig firmant van de firma Severing en Figueira". Iracema had wel in den grond willen zinken. Zelfs haar huwelijk was al bekend en werd toegejuicht! „Over enkele minuten zal Robert Seve ring de jonge echtgenoot, voor u staan. Dat zal de grootste verrassing van den avond zijn. De heer Robert Severing is u allen be kend, wordt door u gewaardeerd en hoog geacht al hebt gij hem ook tot nu toe onder een anderen naam, een naam, dien hij tijdens der. oorlog moest aannemen, gekend". Groot gejuich en het klinken der glazen weerklonk. Iracema, in volslagen niet-be- grijpen, kon geen woord zeggen, sidderde onwillekeurig over al haar leden, „Senjor Robert Severing!" De oeciende riep het luid in de zaal. Al len stonden op. Iracema, de handen op het hart gedrukt staarde strak naar de deur. Een groote man kwam binnen, donker van haar, zeer elegant gekleed, het type van een Zuid-Amerikaan. Figueira ging hem tegemoet. Je komt op 't juiste oogenblik, beste Robert. Ik heb net je huwelijk met Iracema bekend gemaakt. Daar staat je vrouwtje!" Iracema staarde hem aan. meenend haar verstand te zullen verliezen, haar handen tot afkeer uitgestrekt. „Welkom mijn. De man trad op haar toe, blijkbaar met de bedoeling haar in zijn armen te sluiten Iracema deinsde een paar schreden achter uit. Opeens gilde zij: „Wat wil je van mij Joe Jenkins? Raak me niet aan Joe Jenkins!" De gasten verschrokken, Figueira lachte gemaakt, Jenkins wilde Iracema's hand grijpen maar ze rukte zich los, vluchtte als een wilde de zaal uit, holde de trap op, stoof haar kamer binnen, en sloot de deur achter zich. Toen zonk-zij bezwijmd op de grond. „Wat wat is..*..?" „Verontschuldig mij, lieve mevrouw..." Figueira probeerde te-lachen. „Dat komt ervan, als men een hysteri sche jonge vrouw verrassen wil!" Terwijl dr. Costa, een oude geneesheer uiteenzette, dat het wel meer voorkwam, dat pas getrouwde vrouwtjes onder den invloed van physchische spanningen gees telijke afwijkingen vertoonden, waardoor zij opeens een afschuw van hun echtge noot hebben, trachtte Figueira de gasten gerust te stellen en de jonge man, die zich Robert Severing noemde, dronk haastig het eene glas champagne na het andere. Een oogenblik stonden Figueira en de jonge echtgenoot bij elkaar. „Heb ik je niet gezegd?" fluisterde Figu eira hem in 't ooi", „dat je plan je reinste waanzin was? en zeker hadden wij het niet in gezeldschap mogen wagen!" De ander lachte. „Is het soms mijn schuld, dat mijn vrouw aan hysterische waanvoorstelllen lijdt zooals Costa zoo juist opmerkte?' „Je wil?" „Doodeenvoudig zoo noodig bewijzen dat ik Robert Severing ben, Iracema in Londen getrouwd heb. Maar voor nu ge noeg wij moeten ons met onze gasten bezighouden nu mijn vrouw ons in den steek laat". VIERDE HOOFDSTUK. Het was vier weken na dien wonderlijken avond te Lissabon. De „Sierra Vantana" was in de haven van Funchal binnen geloopen. De heete Juligloed blakerde de kust van Madeira; lichte nevels hingen over het ge bergte. Kleine bootjes roeiden naar het groote schip toe, waarin lachend en roe pend mannen en jongens in zwembroekjes zaten, die naar munten wilden duiken, wel ke zij verwachtten, dat de passagiers op hun geschreeuw van „a la mer! a la mer!" wel in zee zouden werpen. Voor de groote eetzaal stonden de pas sagiers van tafel zouden komen, terwijl de stewards de bagage reeds naar de angszij liggende motorbooten brachten. Een ener gieke slanke man, met een tamelijk donke re huidskleur en met levendige, harde oogen ging, de diensten van de hotelpor tiers weigerend, de valreep af, en zette zijn koffertje, dat hij zelf gedragen had, naast zich neer. Er gingen niet veel vreemden voor een langer verblijf aan wal. Al te weinig toe risten weten hoe héérlijk ook de zomer te Madeira in het gebergte is. Daarentegen stroomden de passagiers naar den tandradspoorweg aan het strand om een kort uitstapje naar boven te ma ken. Met de vlugge stap van een man, die ter plaatse bekend is, spoedde de eenzame passagier zich door de korte platanen- allé, die van den aanlegsteiger leidt naar de Constituicao, het centrum van het ver keer in Funchal en wenkte daar aangeko men een auto. Het was drukkend-heet in de straten, waar de muilezels met hangen de koppen stonden aangespannen voor de grote sleden, die er als bedsteden uit zagen. Voor zoolang als de mailboot op de reede lag, was de stad uit haar middag- dommel ontwaakt en het groote plein vol menschen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5