Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
CORRESPONDENTIE
Sisca Homan, Sassenheim.
Zoo Sisca, zit je nu al in de 4de klas. Knap
kind! Zeker heb ik de kleine Prinses hoo-
ren huilen! Wat is de uitvinding van de
radio toch iets geweldigs. Wie zou dat
ooit gedacht hebben! Wat is God toch goed
en wijs om zoo alles te bestieren. Blijf
moe maar goed helpen, als het werk af is!
Dag Sisca! Veel groetjes thuis! Hoor ik
nog eens wat?
Piet Homan, Sassenheim. 16
Mei jarig; 18 Mei de eerste H. Communie
doen! Wat 'n feesten achter elkaar! Jam
mer dat het zoo regende; vooral voor de
bruidjes is een regenbuitje dubbel jam
mer. Heerlijk te hooren, dat jullie ons
krantje zoo mooi vindt! Dat hoor ik trou
wens uit alle plaatsen, waar ons blad ge
lezen wordt. Zoekplaatjes zijn zoo gemak
kelijk niet te vinden! Dat die kleine puk
graag in zoo'n wagentje zit, geloof ik wel.
Dag Piet! Groet pa en moe en de heele
kinderschaar.
Mien van Westerop, Noor d-
wij k. Omdat je dat nu zoo vriendelijk
gevraagd hebt, heb ik aan je verzoek vol
daan en zul je op die bewuste dagen alle
namen vermeld zien staan en ben ik in
den geest bij u. Zie maar eens goed toe!
Dag Mien! Groeten thuis, vooral aan Moe!
Riekie Homan, Sassenheim.
Neen maar, een meisje pas van de fröbel
school, die zoo'n brief kan schrijven ver
dient minstens een 10 voor zoo'n werk. Die
bloemen in den tuin zijn niet om zoo maar
af te „ritsen", die moeten in een vaasje of
daar blijven tot „versiering". Ik verwacht0
dien langen brief en het verhaaltje of
versje. Maar daar zou ik maar een paar
jaartjes mee wachten of.... Sisca of Piet
of Pa en Moe, moesten zoo'n beetje „bij
springen". Dag Riekie! Voor u allen de
'hand.
Jopie Keizer, Zutphen. Voor
een jongetje van zes jaar heb jij zeer mooi
en zeer goed geschreven. Ik kan het best
lezen en ik zie wel, dat je goed leeren
kunt. Straks lees je ons heele krantje en
zal ik ook dan af en toe (al is het dan ook
met vaders hulp) een mooi versje of ver
haaltje krijgen. Jammer dat het zoo dik
wijls onweert, hé. En nu tot later! Vader
krijgt een lange brief van me! Groet moe
dertje van me, ook haar brief wordt be
antwoord.
Cornelia Heemskerk, Lisse.
Zoo Cornelia, denk jij al van school te
gaan? Je kunt dan toch wel nog in de lijst,
als je dat nu zoo graag wil hebben. Het zal
nog wel wat duren eer die bengel van een
jongen mee mag doen. En vind je het ver
volgverhaal zoo mooi! Je moet het uit
knippen en trouw blijven lezen. Hoor ik
ook nog eens, hoe je de groote vacantie
doorbrengt. Dag Cornelia! Groeten thuis!
Martien v. d. Akker, Z'woude.
„Visschen en varen", welke Hollandsche
jongen zou daar niet van houden! En daar
om kan ik me ook zoo ecljt voorstellen, dat
je zoo met je vrienden geweldig veel ple
zier hebt gehad. Ik zal vader en moeder
eens komen opzoeken en zeggen, hoe Mar
tien al weet, hoe 'n briefje moet gemaakt
worden en hoor ik nu ook eens hoe je de
groote vacantie doorbrengt.. Dag Martien!
Groet vader en moeder van me! De groeten
aan Tante heb ik overgebracht. De hand
voor U allen!
Gerard Albers, Leiden. Dat
zou me ook lijken, zoo met de „Kruisvaart"
in Noordwijkerhout te gaan kampeeren. En
dan zoo alles zelf doen, tot koken toe! Jon
gen, dat zal gesmaakt hebben! Het „vos-
senspel" heb ik nooit meegedaan. Ik ge
loof niet, dat het spel „vlag veroveren" in
teressanter was. En toen je goed en wel om
half elf uur thuis was, zal vader, en moe
der ook blij geweest zijn, je terug te zien.
Dag Neefje! De hand voor alle huisgenoo-
ten.
Jopie Driessen, Oegstgeest.
Nog nooit meegedaan, zeg je. Hoe komt dat
nu? Nu 't ijs gebroken is, zul je zeker ook
met de a.s. grooten wedstrijd meedoen, is
wel? Ik geloof graag, dat je vader zoo
mist, daarom moet je dubel veel van moe
der en haar nooit verdriet aandoen. Ik ben
blij te hooren, dat jullie om ons krantje
vechten! En dat jullie mijn verhaal zoo
„heerlijk" vindt, vind ik n. t. uit jouw
mond graag te hooren. Dag Jopie! Groet
moedertje van me en ook de broertjes.
Anny Welling, Leiden. Als de
correspondentie voor vandaag niet zoolang
was uitgevallen, liet ik jouw briefje in zijn
geheel plaatsen, waard is ie het. Neen, ik
spaarde geen postzegels vroeger, en toch is
het een zeer „leerzaam werk". De wed
strijd komt. Nog even geduld! Denk er om,
wat ik je beloofd heb, als ik een prijs win.
Nu je dezen dag geen prijs gewonnen hebt,
zullen we maar rekenen op een volgenden
keer. Dag Annie! Groet vader en moeder
van me. Voor U allen de vijf!
Hierbij zullen we het laten.
De Correspondentie is lang genoeg.
Tot de volgende week.
Oom Wim.
Ik wensch alle Neefjes en Nichtjes, die
trouw ons Hoekje lezen en even trouw met
Wie zijn Jarig?
Van 22 Juli tot en met 28 Juli.
Op 22 Juli:
Dora de Boer. Lindestr. 40.
Antje Sloos, St. Agn 7.
Annie Berendsen, Rijndijkstr. 83.
Toos Dusseldorp B 295, Hoogmade.
OP 23 Juli:
Alfons Meiman, Wasstr. 3.
Bertus v. d. Hc.m, Z.woude, H Rijnd. F 69
Treesje van Leeuwen, Julianastr. 19.
Corrie v. d. Peet, Schoolstr- 22, oorschoten
Wim Vermeultn, A 61, Langer rar.
Op 24 Juli;
Maria den Haan, Langeraar, Pulmot.
Lena Zonneveld, Hoogmade 362.
Henk Trommelen, 3 Oct. 59.
Johan Bakker. B 347 R'veen.
Arie v. d. Voort.Z. weg 1.
Paul en Paula Wijdeveld, Korevaarsstr. 51
Gerard v. d. '/corn, Hoogmade Kooyp.
Bep v. d. Weijdcn, Haverzaklaan 9.
Op 25 Juli:
Beppie Wijdeveld, Korevaarsstr 51
Elisabeth Riet.reijer, Katw.str. 24
Noordwijk (b.)
Corrie Mooyman C 112 Z'woude W. E.
Piet Schamper, Hugo de Grootste 17.
Koos v. d. Voorden, Jan v. Houtkade 28
Frans Hooger-'orst, Ter Aar, Papaveer.
Bernard Kieuwe, Doezastr.
Mientje Hilversum, dr. v. Noor:*tr 49
Leidschendam.
Pietje den Hjr.n, Langeraar, Pulmot
.Annie Boosje, Hooge Rijndijk 164a.
Anton Winssen, Dorpstr. 143, Warmond.
Gerard en Ot'o Havik, Dr. v. Noortstr.5,
Leidschendam.
Op 26 Juli:
Co van Klink. R veen 114 B.
Otto en Gerard Havik, Stompw.weg 71.
Stomp wijk
Walter Stol, Rijndijkstr. 38.
Adri v. Bennet om, Rijndijk 364 H'woude.
Op 27 Juli:
Greetje Gulei, Oude Singel 244a.
Jo Bakker, Celcbesstr. 21.
Theresia v. Diest, Sophiastr. 35.
Jaap Annard, Haverzaklaan 1.
Op 28 Juli:
Catrientje Krol, Haarl.str. 46.
Petrus van Dijk, Middelw. 5 Woubrugge.
Theo Ruygrok d. Werve Hoogmade.
Coba v. Haarlem, Residastr. 37
Maart je v. d. Hulst, Oud-Ade (Zevenh.).
Leni de Groen, Toussaintk. 13.
Nelly Huyts, Gude vest 199a.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie in deze lijst wil opgenomen worden
of bij het verlaten der school afgevoerd,
schrijven minstens 14 dagen voor den ver
jaardag. Zoo ook bij verandering van woon
plaats, straat of huisnummer.
OOM WIM.
U vraagt?
1. Hoe heet Paus Pius XI met zijn fami
lienaam?
2. Wat is „ijker"?
3. Wat zijn „exotische planten"?
4. Waardoor verandert de kameleon van
kleur?
5. Is een karabijn ook een geweer?
6. Waarvan is klatergoud gemaakt?
Wij antwoorden
1. De Paus heet: Archilles Ratti; geko
zen 6 Februari 1922.
2. IJken is op maten, gewichten een
merkteeken zetten. Dat teeken (ijk) zegt
dan of het gewicht of de maat in orde is.
Zoo spreekt men ook van ijkkantoor, ijk
meester, ijk wezen.
3. Planten uit heete luchtstreek afkom
stig. exotisch is uitheemsch.
4. De gewone kleur is als de hagedis
sen zijn groen, maar kan onder invloed
van schrik, van temperatuur, van honger
en dorst enz., blauw, grijs, bruin en nog
anders van kleur worden. Het is op het oog
een vies dier, met uitpuilende oogen, grijp-
staart; hooge dunne pooten en heeft een
lange, kleverige tong, die snel kan worden
uitgestoken om insecten te bemachtigen.
5. Ja, maar korter, daardoor gemakkelij
ker mee te nemen. In Ned. Indië heeft de
artillerie, cavalerie, genie, wielrijders en
rijksveldwacht geen geweer maar karabij
nen.
6. Van koper en zink. Het gelijkt op
goud; wordt echter na korten tijd zwart.
ons meewerken een prettige vacantie met
mooi weer en buitengewoon veel pleizier.
Leve de vacantie!
Oom Wim.
Voor het eerst naar school
door Tante Marie.
Franske, Moeders oudste en lieveling
Gaat naar school den eersten dag,
Vol verwachting klopt zijn hartje,
Om zijn mondje speelt geen lach.
Gaarne was hij thuis gebleven,
Had met moeke liefst gespeeld,
Maar dan zou hij toch ten laatste
Hebben zich heel erg verveeld.
Leeren moet ie, leeren zal hij
Wil hij worden, 'n flinke man...,
Zoo gaat hij dan ook met moeder
Naar de school: daar komt ie an!
Zie hem nu eens schuchter kijken,
Naar die vreemde jongens al,
Had hij nu zijn paatje bij zich,
'k Wed hij vreesde niemendal.
Negen uur! Hij krijgt zijn plaatsje,
Vooraan in de eerste rij,
Ziet ons Franske en naar 't schijnt al
Ie ie thuis: hij kijkt heel blij.
Streng toch is de Juffrouw vast niet,
Want ze lacht en spreekt wat fijn!
En ze teekent, oh zoo aardig,
Mooie popjes, groot en klein!
Toch is Franske best tevreden,
Als het klokje slaat twaalf uur.
Altijd leeren zou niets geven,
En vervelen op den duur.
Mooi! daar staat Mama te wachten,
Aan 't bordes, vlak voor de deur.
Maatje heeft haar woord gehouden,
Stelt haar zoontje niet te leur.
„Wel mijn jongen, wel mijn ventje
„Heb je 't goed in school gehad?
„Was de Juffrouw ook tevreden,
„Over jou, mijn kleine schat?
Tevreden was zij vast en zeker,
Want ik kreeg geen tik of straf.
Maar gehad? dat heb ik heel niet:
Want geen koekje kon er af.
Koek noch thee, noch melk noch taartjes
Werd ons kinderen gebracht.
Zij kreeg wel een kopje koffie,
Met 'n koekje naar ik dacht.
Maatje lachte en de dame,
Die met haar te praten stond,
Vond dit antwoord wis ook grappig,
En ik zeg dit na terstond.
Franske heeft nu wel begrepen,
Wat zijn moeke zeggen wou;
En zijn antwoord zou nu wezen?
Toe, wie zegt 't mij eens gauw?
VERANDERING VAN
TEMPERATUUR
door
E-ora Kniest.
n.
De meisjes wisten niet wat ze hoorden,
dat was toch ongehoord, een echte be-
leediging en net kon ze dat nu op het eer
ste gezicht zeggen, aan je neus kan je
toch niet zien, boe je karakter is? De groot
ste helft deelde de meening van Corrie,
maar zooals he altijd gaat, een paar wil
den natuurlijk een goede indruk maken,
want ze was in die mooie villa komen wo
nen, dus ze zou wel rijk zijn. Jat vonden
ze wel wat, zoon rijk vriendinnetje te heb
ben. Maar dat je daar niet naar moet reke
nen, alleen naar de kern die er in zit, dat
zouden ze toca wel gauw ondervinden.
Haar vader nad een groote zaak, in de
stad, maar vom rust na z'n da gtaak, had
het buitenleven hem gelokt en zoo doende
was ze op het dorp aangeland. En zij, het
eenigste kind, werd nog al veel toegege
ven, zoodat haar wil de boventoon gaf.
Vader en Moeder lachten om haar koppig
heid, en om het weer goed te maken, kreeg
ze iets wat ze hebben wilde, zoo was het
meisje geworden, een die dacht alleen al
les in handen te hebben. Nu ze een maand
;n het dorp op school was, en nog maar
steeds op de derde plaats in de klas svmd,
kon ze het niet langer uitstaan. Dac ze de
beste was, zou ze laten zien; maar hoe?
Een paar dagen had ze al loopen denken,
hoe dat het beste zou gaan, maar nu had
ze de oplossing gevonden. AU ze weer
achtergesteld werd bij schoonschrijven zou
ze zich wreken. Vooral op die Anr.ie Mees,
die was niet tm uit te staan. Da lessen
DE VOGELS
door
Anton Roels.
VII.
Hallo jongelui! Daar zijn we weer! We
gaan vandaag verder met onze praatjes over
de vogels. Je ziet, ik schrijf: „praatjes".
Waar wij ons mee ophouden, willen we
liiet betitelen met de weidsche benaming
„lessen". We babbelen maar wat onder el-
keer en al doende leert men toch!
We zijn vandaag aan de Koekoekvogels
toe en wat ligt méér voor de hand, als we
een soort uit deze familie moeten kiezen,
dan dat we het over de koekoek hebben?
De koekoek is een klimvogel. De snavel,
die meestal korter is dan de kop, is aan
het uiteinde een weinig gekromd en loopt
uit in een op een haak lijkende punt De
buitenste teen van de voet is een zooge
naamde keerteen, omdat deze naar voTen
tan worden gedraaid. De staart is lang en
breed.
De koekoek maakt zich géén nest. Ze
draagt haar eitjes naar het nest van een
zangvogel, bijvoorbeeld van een kwikstaart
of leeuwerik en ze draagt er zorg voor, dat
deze eitjes ongeveer overeenkomen met die
yan de vogels, aan wie het nest behoort. De
jonge koekoek gedraagt zich niet erg dank
baar jegens de vogels, wier nest hij mocht
cieelen. Hij draait zich zoolang in het nest,
tot hij voelt, dat het jonge vreemde vogel
tje op het ei op zijn rug ligt tusschen vleu
gels en kop. Hij heeft dan zóóveel kracht
in zijn pootjes, dat hij het vogeljte of het
ei handig buiten het nest weet te wippen.
Zijn de andere jongen echter al te groot
dan verzint de brutale koekoek een ar.der
list. Hij neemt zóóveel voedsel aan van de
pleegouders, dat de anderen te kort komen
en hij is zelfs somtijds zóó veeleischend,
dat de pleegouders bezwijken onder de
groote inspanning, die zij zich ten behoeve
van den lastigen indringer getroosten. Het
is dan ook waarlijk geen wonder, dat e^n
troep zangvogels vaak op luide wijzo van
hun afkeuring jegens de handelingen van
den indringerigen koekoek blijk geven en
hem onder getier en geschreeuw achter
volgen.
Wij kennen in Europa slechts één soort
koekoek. De voornaamste kleur van zijn
veertjes is donkergrijs, de staart heeft wit
te stippen. Hel onderlijf is donkergrijs en
gedeeltelijk helder aschgrauw van kleur.
De koekoek bewoont onze streken van
April tot Juli; daarna trekt hij naar landen,
waar hij zich behaaglijker voelt.
Het mannetje maakt een geluid, waar
aan deze diertje hun naam te denken heb
ben. Het wijfje roept evenwel ongeveer:
„Wik-wik-wik".
Aan de koexoek hebben we ook een paar
aardige uitdrukkingen te danken.
Als iemand tegen je zegt: „loop naar de
koekoek!" dan is dit zeker geen vriende
lijkheid, want het betekent: loop naar de
maan, naar de pomp of naar den
duivel.
Ook zegt men wel eens: „Dat haal je de
koekoek", wat zooveel beduidt als „dat
wil ik warempel wel gelooven!"
De meest bekende zegswijze is wel: „Al
tijd koekoek één zang". Dit beteekent: Al
tijd het zelfde, er is géén afwisseling.
En deze laatste uitdrukking nerhaal ik
nog eens, want ze komt me goed van pas.
Altijd koekoek één zang! Als sti>.ts luidt
ons afscheidswoord: Tot de volgende maal!
(Wordt vervolgd.)
waren weer geëindigd, en het verloop was
weer zooals ze gedacht had, zij achterge
steld bij die lorphumrnels, nu moest de
verandering maar komen. Onder de mid
dag was ze vroeg naar school gekomen,
de kans kon ze nu nemen, van haar klas
nog niemand op de speelplaats, eerst zien
of de gang oox veilig Was, ja hoor, er was
niemand te bekennen, zie je wel dat ze
altijd geholpe.i werd.
Het lokaal ging ze binnen, en lie' de deur
op een kier staan, dan kon ze gauw weg
komen. Die vervloekte schriften lagen open
op de lessenaar, en die van Anr.ie lag bo
venop, het ko met mooier. Ze nam de inkt
pot, liet er een paar druppels ui:loopen, en
over het heele blad uitvloeien, lag het onder
en nu naar de gang, daar hing Corrie's
witte schort, daar nam ze een punt van
en doopte het in de inkt, want als ze het
erop gooide zou ze op de groni morsen,
verhing het schort zoo dat er aan de bui-
lenkant niets tt zien was, bracht de inkt
pot weer op de plaats, en ging met een on
schuldig gezicht de speelplaats op.
De schooltijd was gekomen, als altijd
werden mantel en mutsen opgehangen, en
schorten aangetrokken. Nel maakte zoo
vlug mogelijk het lokaal binnen te komen,
dan was ze te.minste niet bij di-i paniek
die Corrie zou maken aanwezig. Corrie
schrok natuur'^jk hevig. Hoe kon die vlek
er nu opgekomen zijn?
(Wordt vervolg)d
tot
XX.
Meen u dat moeder, of lacht u er om?
Neen, neen, ik meen wat ik zeg. Spits
is trouw en goed en bewijst, dat ie veel
van je houdt en voor die trouw en die lief
de verdient ie jouw kameraadschap en
vriendelijke omgang en.als je wat lek
kers hebt een deel voor hem.
Zoo dacht ik er ook over en heb hem
de helft gegeven van al mijn brood.
Goed gedaan Jan! Een goede daad
eischt, ook al is het de daad van een hond,
waardeering en erkentelijkheid en beloo
ning. Ken je .het versje nog van v. Lennip,
dat je verleden jaar zoo mooi wist voor te
dragen en in school zoo goed geleerd had.
Laat eens kijken, ik geloof dat ik het
nog ken
,,'t Goede zaad gaat stellig nooit verloren,
„Strooi uit met volle hand!
„Mag hij, die oogsten zal
„Des zaaiers naam niet hooren,
„Het brengt zegen aan voor beter
vaderland".
Juist Jan, dat is dat versje, dat ons
allen tot richtsnoer moet dienen in ons
leven, dat vooral een bovenal van ons
vraagt: wel te doen en te denken, dat „wie
weldoet, wel ontmoet". De dankbaarheid
en hartelijkheid van het stomme dier is
soms grooter dan van menigeen, die met
verstand begaagd is. Hoe het ook zij, ik
ben blij voor ons beiden, dat het gulden
tje te recht is. Daar zal ik je nu eens een
lekkere, dikke borstrok voor koopen, dan
deert je de kou niet en spot mijn jongen
met het ruwe herst- en winterweer.
Moeder, daar geef ik allerminst om.
Een jongen van Jan de Wit, trekt zich van
het weer niets aan; neemt het zooals het
komt en vindt het beneden zich een kou
kleum te zijn.
Maar nu ga ik aan den slag.
Eer het Zaterdag-avond is, moet ik nog
heel wat woordjes onder de pet hebben
en nog een vijftal thema's ingeschreven, en
wel zoo, dat mijn ouwe vriend geen vijf
foutjes ontdekken zal.
Oh neen, moeder! Wat Jan kent, kent ie
goed.
Dat zegt de meester ook en die weet het.
Ik bewonder hem. Waar hij die wijsheid
allemaal vandaan haalt, weet ik niet. Daar
zit heel wat geleerdheid in dat kale bolle
tje, nou maarnog meer als het ver
stand samen van de boer en de boerin en
de knechts en de meiden en het vee erbij.
Denkt u ook niet moeder? Moeder lacht en
zegt: „ja jongen, dat denk ik ook; doch
met praten krijg jij de thema's niet af noch
de woordjes geleerd. Zou je niet eens be
ginnen?"
Ik moet allang begonnen zijn, maar
het schijnt, dat ik vandaag niet beginnen
kan, Dat komt zeker door het verloren
schaap, dat weer bij zijn herder is terug
gekeerd.
Nu moet moeder toch heusch lachen. Ze
vindt die vergelijking zoo grappig, dat ze
Jan aanziet met iets in haar blik van: „jon
gen nog toe, waar haal je dat toch alle
maal vandaan voor een jochie van dertien
jaar."
Maar nu ga ik werken. Ik ben uitgepraat.
Nu hoort u in twee uur geen stom woord
meer van me! Wedden? Moeder gaat naar
de keuken en laat haar Jan tot rust ko
men. Zij kent haar zoon, zooals een moe
der alleen haar kind kent.
Als ze dan ook een kwartier later in het
voorkamertje komt, vindt ze Jan ernstig
en breed-uit temidden van zijn boeken en
schriften zitten en niets leidt meer zijn
aandacht af. Jan leert; leert met ernst
en nauwgezetheid.
Twee jaar zijn verloopen.
In dien tijd heeft Jan heel wat geleerd.
In Fransch en Duitsch heeft ie het voor
zijn doen, al ver gebracht. Machineschrij-
ven heeft ie zoetjes-aan er tusschen door
geleerd en tot groote tevredenheid van
meester heeft ie het schriftelijk examen in
gewoon boekhouden zeer goed gemaakt
en zal, als het mondeling een beetje mee
loopt, voor dit vak alvast slagen.
Op de boerderij gaat alles zijn gewone
gang.
Jan heeft ieder jaar een gulden per
week een opslag gekregen en Hij zelf is en
blijft het vroolijke, vriendelijke en be
hulpzame herdertje, dat nooit iets te veel
is; dat nooit iets te mopperen heeft, maar
steeds met een lach bereidt is te helpen,
waar men zijn hulp mocht noodig hebben.
Voor zijn leeftijd is ie geweldig uit de klui
ten gegroeid. „Waar groei je naar toe",
heeft moeder al zoo dikwijls gezegd en
Jan, de goeierd, heeft dan altijd geant
woord: „naar boven! moeder! Of dacht u
soms, dat ik met de kop omlaag groeide als
de treurwilg in buurmans tuin. Neen hoor!
ik ben geen treurwilg en die zal ik niet
worden ook. Onze oudste knecht Teunis
zou zeggen; oh zoo koos, lus je nog peul
tjes" en ik zeg:
„Moeder en ik zijn er twee,
(Wordt vervolgd).